Wet van 6 maart 2019 tot wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met het opheffen van de rechtspersoonlijkheid van het fonds, uitbreiding van de taakuitoefening tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba alsmede verduidelijking van de regeling van uitkeringen door het Schadefonds en het vorderingsrecht van het slachtoffer jegens derden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rechtspersoonlijkheid van het Schadefonds Geweldsmisdrijven op te heffen teneinde beter aan te sluiten bij de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, de taakuitoefening van het Schadefonds uit te breiden tot Caribisch Nederland en de regeling van uitkeringen door het Schadefonds en het vorderingsrecht van het slachtoffer na uitkering te verduidelijken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goed vinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet schadefonds geweldsmisdrijven wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. «Justitie» wordt vervangen door «Justitie en Veiligheid».

2. De definitie van «de commissie» komt te luiden: «de commissie, bedoeld in artikel 8».

3. In de definitie van «de benadeelde» wordt «het fonds» vervangen door: «de commissie».

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Er is een Schadefonds Geweldsmisdrijven waaruit uitkeringen kunnen worden gedaan als bij of krachtens deze wet bepaald.

C

Artikel 3, eerste lid, aanhef, komt te luiden: «Uitkering kan worden gedaan»

D

In artikel 4, tweede lid, vervalt «Deze bedragen kunnen verschillen naar gelang van de aard van de schade».

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. Bij het doen van een uitkering wordt rekening gehouden met de schadevergoeding die het slachtoffer langs burgerrechtelijke weg kan verhalen of heeft verhaald en met overige vergoedingen van schade die als gevolg van het misdrijf aan het slachtoffer zijn of kunnen worden verstrekt.

  • 2. Een uitkering wordt verstrekt onder de voorwaarde dat de schade waarop de uitkering betrekking heeft niet op andere wijze is of wordt vergoed. Bij de verstrekking van de uitkering kan de voorwaarde worden gesteld dat het slachtoffer een vordering ter zake van de schade op derden aan de Staat overdraagt.

  • 3. Indien na uitkering de schade op andere wijze wordt of blijkt te zijn vergoed kan de door het slachtoffer verkregen vergoeding alsnog in mindering worden gebracht op het bedrag van de uitkering. De commissie kan het onverschuldigd betaalde terugvorderen.

  • 4. De uitkering komt niet in mindering op het recht op schadevergoeding van het slachtoffer jegens derden. Het slachtoffer betaalt de uitkering terug aan het fonds, voor zover de schade waarop de uitkering betrekking heeft op andere wijze is vergoed.

F

In artikel 7 wordt «het fonds» vervangen door «de commissie».

G

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de eerste volzin te luiden: «Op de aanvraag wordt beslist door een commissie.»

2. In het vierde lid wordt «waain» vervangen door «waarin».

H

In artikel 13, tweede lid, vervalt «op het fonds».

I

In artikel 18a wordt in het eerste lid «Nederland» vervangen door «het Europese deel van Nederland» wordt «het fonds» vervangen door «de commissie» en wordt in het tweede lid «Het fonds» vervangen door «De commissie».

J

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19

Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven betreffende het nemen van besluiten door de commissie ten aanzien van andere slachtoffers dan bedoeld in artikel 3 en artikel 20. Deze voorschriften zien op het kunnen verlenen van een uitkering aan natuurlijke personen die slachtoffer zijn geworden van een misdrijf of aan hun nabestaanden of naasten.

K

Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20

  • 1. Deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Uit het fonds kunnen overeenkomstig deze wet uitkeringen worden gedaan:

    • a. aan een ieder die in de openbare lichamen als gevolg van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen;

    • b. aan een ieder die ten gevolge van een aan boord van een Nederlands vaartuig of luchtvaartuig buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.

  • 2. Uitkering kan overeenkomstig artikel 3 worden gedaan aan de nabestaanden en naasten van een in het eerste lid bedoelde persoon, aan nabestaanden van een persoon die als gevolg van overtreding van artikel 320 van het Wetboek van Strafrecht BES is overleden, alsmede aan anderen dan hier bedoeld die de kosten van lijkbezorging hebben voldaan van een in het eerste lid bedoelde persoon, indien deze ten gevolge van het misdrijf is overleden.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf begrepen: de strafbare poging daartoe.

ARTIKEL II

In artikel 197 lid 2 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek vervalt onderdeel b, onder het vervallen van de dubbele punt en de letter a na het woord «subrogatie» en het vervangen na onderdeel a van de puntkomma door een punt.

ARTIKEL III

Artikel 20 is van toepassing indien het geweldsmisdrijf bedoeld in dit artikel is gepleegd op of na 1 januari 2017, tenzij het naasten betreft als bedoeld in artikel 20, tweede lid, in samenhang met artikel 3.

ARTIKEL IV

Indien en voor zover het naasten betreft als bedoeld in artikel 20, tweede lid, in samenhang met artikel 3, is artikel 20 van toepassing indien het geweldsmisdrijf is gepleegd op of na de datum van inwerkingtreding van de wet van 11 april 2018 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade mogelijk te maken en het verhaal daarvan alsmede het verhaal van verplaatste schade door derden in het strafproces te bevorderen (Staatsblad 2018, 132).

ARTIKEL V

Indien de wet van 11 april 2018 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade mogelijk te maken en het verhaal daarvan alsmede het verhaal van verplaatste schade door derden in het strafproces te bevorderen (Staatsblad 2018, 132) eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet of later in werking treedt dan deze wet, dan wordt in artikel 3, eerste lid, onder c, van de wet na «artikel 107, eerste lid onder b,» ingevoegd «van Boek 6».

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 6 maart 2019

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Uitgegeven de negentiende maart 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 041

Naar boven