Besluit van 8 november 2018 tot vaststelling van een eenmalige uitkering 2017 en 2018 en tot wijziging van enige besluiten in het kader van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst voor de sector Defensie over de periode 1 januari 2017 tot 1 oktober 2018

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 18 oktober 2018, nummer BS2018023663

Gelet op artikel 125, eerste lid, van de Ambtenarenwet alsmede artikel 12 van de Militaire ambtenarenwet 1931;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord advies van 24 oktober 2018, no.W07.18.0322/II

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 6 november 2018, nummer BS2018027540;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 TOEKENNING VAN EEN EENMALIGE UITKERING 2017 EN 2018 AAN HET DEFENSIEPERSONEEL

Artikel 1 Eenmalige uitkering 2017

  • 1. De volgende betrokkenen hebben aanspraak op een eenmalige uitkering 2017:

    • a. de militair aangesteld bij het beroepspersoneel met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal die op enig moment in het jaar 2017 in werkelijke dienst is geweest alsmede de ambtenaar die op enig moment in het jaar 2017 was aangesteld in burgerlijke openbare dienst om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger doorlopend werkzaam te zijn;

    • b. de militair aangesteld bij het reservepersoneel die op enig moment in het jaar 2017 met aanspraak op bezoldiging in werkelijke dienst is geweest;

    • c. de ambtenaar aangesteld in burgerlijke openbare dienst die op enig moment in het jaar 2017 in dienst was van het Ministerie van Defensie;

    • d. de gewezen militair met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal en de gewezen ambtenaar, die op enig moment in het jaar 2017 in het genot was van wachtgeld als bedoeld in artikel 18, zesde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie;

    • e. de gewezen militair met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal die op enig moment in het jaar 2017 een uitkering genoot op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen alsmede de gewezen ambtenaar die op enig moment in het jaar 2017 een uitkering genoot op grond van het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie;

    • f. de gewezen militair en de gewezen ambtenaar, die op enig moment in het jaar 2017 aanspraak had op een suppletie op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie.

  • 2. De eenmalige uitkering 2017 bedraagt:

    • a. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder a en b, 1% van de in het jaar 2017 genoten bezoldiging volgens hetgeen daaronder wordt verstaan in het Inkomstenbesluit militairen;

    • b. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder c, 1% van het in het jaar 2017 genoten salaris volgens hetgeen daaronder wordt verstaan in het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie;

    • c. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder d, 1% van het in het jaar 2017 genoten wachtgeld, na toepassing van de krachtens de in artikel 18, vijfde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie genoemde besluiten geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf;

    • d. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder e, 1% van de in het jaar 2017 genoten uitkering, na toepassing van de krachtens het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie, geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf;

    • e. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder f, 1% van de in het jaar 2017 genoten suppletie na toepassing van de krachtens de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.

  • 3. De eenmalige uitkering 2017 wordt niet gerekend tot de bezoldiging in de zin van het Inkomstenbesluit militairen noch maakt zij deel uit van de pensioengrondslag of het inkomen in de zin van de Uitkeringswet gewezen militairen dan wel de Kaderwet militaire pensioenen.

  • 4. De eenmalige uitkering 2017 maakt voor de ambtenaar aangesteld in burgerlijke openbare dienst, alsmede voor de gewezen ambtenaar, die aanspraak heeft op deze uitkering, deel uit van de pensioengrondslag.

Artikel 2 Eenmalige uitkering 2018

  • 1. De volgende betrokkenen hebben aanspraak op een eenmalige uitkering 2018:

    • a. de militair aangesteld bij het beroepspersoneel met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal die op enig moment in de maand januari 2018 in werkelijke dienst is geweest alsmede de ambtenaar die op enig moment in de maand januari 2018 was aangesteld in burgerlijke openbare dienst om bij de krijgsmacht als geestelijk verzorger doorlopend werkzaam te zijn;

    • b. de militair aangesteld bij het reservepersoneel die op enig moment in de maand januari 2018 met aanspraak op bezoldiging in werkelijke dienst is geweest;

    • c. de ambtenaar aangesteld in burgerlijke openbare dienst die op enig moment in de maand januari 2018 in dienst was van het Ministerie van Defensie;

    • d. de gewezen militair met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal en de gewezen ambtenaar, die op enig moment in de maand januari 2018 in het genot was van wachtgeld als bedoeld in artikel 18, zesde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie;

    • e. de gewezen militair met een lagere rang dan vice-admiraal of luitenant-generaal die op enig moment in de maand januari 2018 een uitkering genoot op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen alsmede de gewezen ambtenaar die op enig moment in de maand januari 2018 een uitkering genoot op grond van het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie;

    • f. de gewezen militair en de gewezen ambtenaar, die op enig moment in de maand januari 2018 aanspraak had op een suppletie op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie.

  • 2. De eenmalige uitkering 2018 bedraagt:

    • a. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder a en onder b, 0,5% van het twaalfvoud van de in de maand januari 2018 genoten bezoldiging volgens hetgeen daaronder wordt verstaan in het Inkomstenbesluit militairen;

    • b. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder c, 0,5% van het twaalfvoud van het in de maand januari 2018 genoten salaris volgens hetgeen daaronder wordt verstaan in het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie;

    • c. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder d, 0,5% van het twaalfvoud van het in de maand januari 2018 genoten wachtgeld, na toepassing van de krachtens de in artikel 18, vijfde lid, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie genoemde besluiten geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf;

    • d. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder e, 0,5% van het twaalfvoud van de in de maand januari 2018 genoten uitkering, na toepassing van de krachtens het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie, geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf;

    • e. voor de betrokkenen bedoeld in het eerste lid, onder f, 0,5% van het twaalfvoud van de in de maand januari 2018 genoten suppletie na toepassing van de krachtens de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie geldende vermindering wegens inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf.

  • 3. De eenmalige uitkering 2018 wordt niet gerekend tot de bezoldiging in de zin van het Inkomstenbesluit militairen noch maakt zij deel uit van de pensioengrondslag of het inkomen in de zin van de Uitkeringswet gewezen militairen dan wel de Kaderwet militaire pensioenen.

  • 4. De eenmalige uitkering 2018 maakt voor de ambtenaar aangesteld in burgerlijke openbare dienst, alsmede voor de gewezen ambtenaar, die aanspraak heeft op deze uitkering, deel uit van de pensioengrondslag.

HOOFDSTUK 2 WIJZIGINGEN MET INGANG VAN 1 JANUARI 2017

Artikel 3

Het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel v door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

w. pensioengerechtigde leeftijd:

tenzij in dit besluit anders wordt vermeld, de pensioengerechtigde leeftijd die voor de militair geldt op grond van artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet.

B

Artikel 39, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. wegens leeftijdsontslag op de datum gelegen vijf jaar vóórdat de militair de pensioengerechtigde leeftijd bereikt;

C

Artikel 39a komt te luiden:

Artikel 39a. Overgangsbepaling ontslagleeftijd
  • 1. In afwijking van artikel 39, tweede lid, onderdeel a, wordt op aanvraag leeftijdsontslag verleend aan de militair die vóór 1 januari 2002 voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel, bij het bereiken van de volgende ontslagleeftijd:

    • a. Voor de militair ingedeeld bij de Koninklijke marine zonder rang, of die een rang bekleedt lager dan luitenant ter zee der derde klasse, die de leeftijd van vijftig jaar bereikt:

      • 1°. in het jaar 2013: tweeënvijftig jaar en zes maanden;

      • 2°. in het jaar 2014: drieënvijftig jaar;

      • 3°. in het jaar 2015: drieënvijftig jaar en zes maanden;

      • 4°. in het jaar 2016: vierenvijftig jaar;

      • 5°. in het jaar 2017: vierenvijftig jaar en zes maanden;

      • 6°. in het jaar 2018 tot en met het jaar 2024: vijfenvijftig jaar.

    • b. Voor de militair ingedeeld bij de Koninklijke marine, die de rang bekleedt van luitenant ter zee der derde klasse, luitenant ter zee der tweede klasse of luitenant ter zee der tweede klasse oudste categorie, die de leeftijd van tweeënvijftig jaar bereikt:

      • 1°. in het jaar 2013: vierenvijftig jaar en zes maanden;

      • 2°. in het jaar 2014: vijfenvijftig jaar;

      • 3°. in het jaar 2015: vijfenvijftig jaar en zes maanden;

      • 4°. in het jaar 2016: zesenvijftig jaar;

      • 5°. in het jaar 2017: zesenvijftig jaar en zes maanden;

      • 6°. in het jaar 2018 tot en met het jaar 2026: zevenenvijftig jaar.

    • c. Voor de militair ingedeeld bij de Koninklijke marine die de rang bekleedt van luitenant ter zee der eerste klasse, of een hogere rang, die de leeftijd van vijfenvijftig jaar bereikt:

      • 1°. in het jaar 2014: zesenvijftig jaar en zes maanden;

      • 2°. in het jaar 2015: zevenenvijftig jaar;

      • 3°. in het jaar 2016: zevenenvijftig jaar en zes maanden;

      • 4°. in het jaar 2017: achtenvijftig jaar;

      • 5°. in het jaar 2018: achtenvijftig jaar en zes maanden;

      • 6°. in het jaar 2019: negenenvijftig jaar;

      • 7°. in het jaar 2020: negenenvijftig jaar en zes maanden.

    • d. Voor de militairen ingedeeld bij de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee, die de leeftijd van vijfenvijftig jaar bereiken:

      • 1°. in het jaar 2013: zevenenvijftig jaar en zes maanden;

      • 2°. in het jaar 2014: achtenvijftig jaar;

      • 3°. in het jaar 2015: achtenvijftig jaar en zes maanden;

      • 4°. in het jaar 2016: negenenvijftig jaar;

      • 5°. in het jaar 2017: negenenvijftig jaar en zes maanden.

  • 2. Aan de militair die vóór 1 januari 2017 is aangesteld en die de leeftijd van zestig jaar bereikt in het jaar 2023 tot en met het jaar 2029 en op wie het eerste of het vierde lid, niet van toepassing is, wordt in afwijking van artikel 39, tweede lid onder a, op aanvraag ontslag verleend bij het bereiken van de leeftijd van zestig jaar.

  • 3. Aan de militair ingedeeld bij de Koninklijke marine, zonder rang of die een rang bekleedt lager dan luitenant ter zee der eerste klasse, die vóór 1 januari 2017 was aangesteld bij het beroepspersoneel en die de leeftijd van zestig jaar bereikt in het jaar 2030 tot en met 2036 wordt in afwijking van artikel 39, tweede lid, onder a, op aanvraag ontslag verleend bij het bereiken van de leeftijd van zestig jaar.

  • 4. In afwijking van artikel 39, tweede lid, onderdeel a, wordt, onverminderd het eerste lid, aan de militair met de rang van kapitein ter zee, kolonel of een hogere rang en aan de militair met de rang van kapitein-luitenant ter zee, of luitenant-kolonel, die een universitaire master graad heeft behaald en als zodanig werkzaam is in het veld van diens academische deskundigheid, die de leeftijd van zestig jaar bereikt in het jaar 2023 tot en met 2029, op aanvraag ontslag verleend op een datum gelegen tussen de leeftijd van zestig en vijfenzestig jaar. Voor hen geldt een pensioenleeftijd van 65 jaar.

  • 5. Aan de militair, bedoeld in het eerste lid, voor wie de datum van het leeftijdsontslag, bedoeld in artikel 39, tweede lid, onder a, vier jaar of langer is gelegen na de voor hem op grond van het eerste lid geldende ontslagdatum, wordt op aanvraag ontslag verleend vier jaar na die ontslagdatum. Daarbij wordt uitgegaan van de ontslagdatum zoals die geldt op de datum van de aanvraag, ook al komt de militair naderhand te behoren tot een andere categorie, bedoeld in het eerste lid, onder a, b, c of d, of tot een van de categorieën bedoeld in artikel 39b, onder a of b.

  • 6. Bij ministeriële regeling wordt de datum vastgesteld waarop een aanvraag als bedoeld in dit artikel uiterlijk kan worden ingediend.

D

Artikel 39b komt te luiden:

Artikel 39b. Leeftijdsontslag voor militairen met de rang van kapitein ter zee, kolonel of een hogere rang en universitair geschoolde kapitein-luitenants ter zee en luitenant-kolonels

In afwijking van artikel 39, tweede lid, onderdeel a, wordt, onverminderd artikel 39a, eerste lid, leeftijdsontslag verleend met ingang van een individueel te bepalen datum gelegen tussen de datum waarop de militair nog vijf jaar is verwijderd van de pensioengerechtigde leeftijd en het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd:

  • a. aan een militair met de rang van kapitein ter zee, kolonel of een hogere rang;

  • b. met zijn instemming, aan een militair met de rang van kapitein-luitenant ter zee, of luitenant-kolonel die een universitaire master graad heeft behaald en als zodanig werkzaam is in het veld van zijn academische deskundigheid.

E

Artikel 39c komt te luiden:

Artikel 39c. Verlaging van de ontslagleeftijd wegens arbeid als militair onder bepaalde omstandigheden
  • 1. De voor een militair met toepassing van artikel 39, tweede lid onderdeel a, of artikel 39a, eerste tot en met vierde lid, vastgestelde datum van leeftijdsontslag wordt op aanvraag van deze militair vervroegd in verband met de buiten Nederland doorgebrachte inzet in het kader van een vredes- of humanitaire operatie, of het anderszins hebben verricht van arbeid onder omstandigheden waarbij de bepalingen van de Arbeidstijdenwet of van hoofdstuk 7 van dit besluit niet van toepassing waren.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vervroeging bedraagt ten hoogste:

    • a. één derde van de tijd die vanaf 1 januari 1990 tot en met 31 december 2007 in het kader van een vredes- of humanitaire operatie buiten Nederland is doorgebracht;

    • b. de helft van de tijd die vanaf 1 januari 2008 in het kader van een vredes- of humanitaire operatie buiten Nederland is doorgebracht; en

    • c. de helft van de tijd vanaf 1 januari 2017 waarbij de militair voor ten minste zeven aaneengesloten dagen arbeid heeft verricht onder omstandigheden waarbij de bepalingen van de Arbeidstijdenwet of van hoofdstuk 7 van dit besluit niet van toepassing waren.

  • 3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt door de militair ten minste achttien maanden vóór de door de militair beoogde datum van leeftijdsontslag bij het bevoegde gezag ingediend.

  • 4. Op militairen aan wie op aanvraag leeftijdsontslag wordt verleend als bedoeld in artikel 39a, is het tweede lid, onderdeel c, niet van toepassing. De verlaging van de ontslagleeftijd voor deze militairen bedraagt maximaal twee jaren terwijl de ontslagleeftijd niet lager kan zijn dan achtenvijftig jaar.

F

Na artikel 39c wordt een nieuw artikel 39d ingevoegd dat komt te luiden:

Artikel 39d
  • 1. Onze Minister kan op aanvraag van een militair van de artikelen 39a, 39b of 39c afwijken voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2. Bij ministeriële regeling wordt de datum vastgesteld waarop een aanvraag als bedoeld in dit artikel uiterlijk kan worden ingediend

Artikel 4

In artikel 5 van het Besluit personenchauffeurs defensie wordt «€ 149,59» vervangen door «€ 153,33».

Artikel 5

Het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 43, tweede lid, wordt «€ 158,03» vervangen door «€ 161,98».

B

In artikel 44a wordt «€ 131,58» vervangen door «€ 134,87».

C

De bijlagen A, B en C worden vervangen door de bijlagen A, B en C, opgenomen als bijlagen 1, 2 en 3 bij dit besluit.

Artikel 6

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A

De tabel in artikel 11b, derde lid, komt te luiden:

Bezoldiging

percentage

t/m

€ 3.075,27

9,3%

van

€ 3.075,28 t/m € 3.515,60

8,8%

van

€ 3.515,61 t/m € 4.120,85

7,7%

van

€ 4.120,86 t/m € 6.839,84

6,3%

vanaf

€ 6.839,85

4,6%

B

Na artikel 12a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12b. Behoudpremie
  • 1. Onder toepassing van artikel 53g van het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt aan de militair die behoort tot een bij ministeriële regeling vastgestelde categorie personeel, een premie ter stimulering van het behoud van de militair toegekend.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de hoogte en de wijze van toekenning van een behoudpremie.

C

Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. het minimumbedrag per maand van de vakantie-uitkering is voor de militair:

    • a. met salarisnummer 0: € 112,52;

    • b. met salarisnummer 1: € 128,59;

    • c. met salarisnummer 2: € 144,67;

    • d. met salarisnummer 3 of hoger: € 160,74.

D

De bijlagen A en B worden vervangen door de bijlagen A en B, opgenomen als bijlagen 4 en 5 bij dit besluit.

Artikel 7

Het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 komt de begripsomschrijving van «pensioengerechtigde leeftijd» te luiden:

pensioengerechtigde leeftijd:

de pensioengerechtigde leeftijd op grond van artikel 7a van de Algemene ouderdomswet.

B

Na artikel 18a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18b. Overgangsbepaling begripsomschrijving pensioengerechtigde leeftijd

In afwijking van artikel 1 wordt voor de ontslagen militair verstaan onder pensioengerechtigde leeftijd: de leeftijd van 65 jaar, indien aan de militair voor 1 januari 2017 ontslag is verleend, of de militair een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in artikel 39a, eerste tot en met vierde lid van het Algemeen militair ambtenarenreglement.

Artikel 8

Het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. pensioengerechtigde leeftijd:

de pensioengerechtigde leeftijd die voor de ambtenaar geldt op grond van artikel 7a van de Algemene ouderdomswet.

B

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt de zinsnede «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd».

2. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid, eindigen de pensioenen en verhogingen op grond van dit besluit uiterlijk op de dag waarop de rechthebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt indien aan de rechthebbende voor 1 januari 2017 ontslag is verleend of indien de rechthebbende een militair is die een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in artikel 39a, eerste tot en met vierde lid van het Algemeen militair ambtenarenreglement.

Artikel 9

Het Besluit bijzondere militaire pensioenen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

j. pensioengerechtigde leeftijd:

de pensioengerechtigde leeftijd die voor de ambtenaar geldt op grond van artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd».

2. Na het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking van het eerste lid, heeft de militair, bij wie een bepaalde mate van invaliditeit met dienstverband is vastgesteld recht op invaliditeitspensioen vanaf de dag waarop hij de leeftijd van 65 bereikt indien de militair voor 1 januari 2017 is ontslagen of de militair een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in artikel 39a, eerste tot en met vierde lid van het Algemeen militair ambtenarenreglement.

C

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel b, wordt «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd.

2. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het derde lid, onderdeel b, vervalt het recht op tijdelijk verhoogd partner- of wezenpensioen voor de nabestaanden van de militair met ingang van de dag waarop de militair aan wiens overlijden het recht op pensioen wordt ontleend de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt indien de militair voor 1 januari 2017 is overleden of de militair een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in artikel 39a, eerste tot en met vierde lid van het Algemeen militair ambtenarenreglement.

Artikel 10

De Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. pensioengerechtigde leeftijd:
  • 1e. voor de militair de leeftijd, die geldt op grond van artikel 7a van de Algemene ouderdomswet;

  • 2e. voor de ambtenaar de leeftijd bedoeld in artikel 122 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie.

B

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5
  • 1. Het recht op suppletie eindigt:

    • a. na ommekomst van de duur van de suppletie;

    • b. met ingang van de dag volgende op die waarop de betrokkene is overleden;

    • c. met ingang van de dag waarop de betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder c, eindigt het recht op suppletie met ingang van de dag waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt voor de militair aan wie voor 1 januari 2017 ontslag is verleend of die een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in artikel 39a, eerste tot en met vierde lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement.

HOOFDSTUK 3 WIJZIGINGEN MET INGANG VAN 1 JANUARI 2018

Artikel 11

Hoofdstuk 6a van het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:

1. De titel van het hoofdstuk komt te luiden:

Hoofdstuk 6a. Rechten en verplichtingen bij wijziging personeelsbestand

2. Na de titel van het hoofdstuk wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 1 Rechten en verplichtingen bij het vervallen dan wel het niet toewijzen van een functie

3. Na artikel 53f wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2 Samenstelling personeelsbestand
Artikel 53g. Voorzieningen ter regulering van de instroom, doorstroom en uitstroom
  • 1. Ten behoeve van het reguleren van de instroom, doorstroom en uitstroom worden door Onze Minister ten aanzien van een of meer militairen die behoren tot een bij ministeriële regeling vastgestelde categorie personeel, voorzieningen getroffen.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van het eerste lid.

Artikel 12

Het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 3, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. pensioengerechtigde leeftijd:

de pensioengerechtigde leeftijd die voor de ambtenaar geldt op grond van artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet, tenzij in dit besluit anders wordt bepaald.

B

Na artikel 30ba wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 30bb. Compensatie voor overwerk salarisschaal 11 en 12
  • 1. De commandant kent, in afwijking van artikel 30l, onder a, aan de ambtenaar met salarisschaal 11 of 12 een compensatie voor overwerk toe, indien de ambtenaar in opdracht van de commandant een of meerdere uren overwerk verricht.

  • 2. De compensatie voor overwerk bestaat uit roostervrije uren, gelijk aan het aantal uren overschrijding van het per dag vastgestelde aantal arbeidsuren.

  • 3. De commandant stelt de ambtenaar in de gelegenheid de compensatie op te nemen.

C

Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd».

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door de pensioengerechtigde leeftijd».

3. Na het veertiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 15. In afwijking van artikel 3, eerste lid, onderdeel e, wordt voor de gewezen ambtenaar aan wie voor 1 januari 2018 ontslag is verleend met recht op bezoldiging op grond van dit artikel, verstaan onder pensioengerechtigde leeftijd: de leeftijd van 65 jaar.

D

Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt de zinsnede «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd».

2. In het vijfde lid wordt de zinsnede «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd».

3. Na het zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 8. In afwijking van artikel 3, eerste lid, onderdeel e, wordt voor de gewezen ambtenaar aan wie voor 1 januari 2018 ontslag is verleend met recht op een uitkering op grond van dit artikel, verstaan onder pensioengerechtigde leeftijd: de leeftijd van 65 jaar.

E

In artikel 114, vierde lid, wordt de zinsnede «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd».

F

In artikel 122, eerste lid, wordt de zinsnede «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd».

Artikel 13

Het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 komt de begripsomschrijving van «pensioengerechtigde leeftijd» te luiden:

pensioengerechtigde leeftijd:

de leeftijd, die voor de ambtenaar of de militair geldt op grond van artikel 7a van de Algemene ouderdomswet.

B

Artikel 9, negende lid, komt te luiden:

  • 9. Dit artikel is mede van toepassing op degene aan wie op aanvraag ontslag wordt verleend op voorwaarde dat:

    • a. hij ten tijde van dat ontslag onder toepassing van het Sociaal Beleidskader tot een knelpuntcategorie behoort of herplaatsingskandidaat is;

    • b. artikel 53g van het Algemeen militair ambtenarenreglement van toepassing is.

C

Artikel 17b, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Degene aan wie ontslag op aanvraag wordt verleend en die ten tijde van dat ontslag een aaneengesloten diensttijd heeft van ten minste 24 jaar, kan op zijn verzoek in aanmerking komen voor een gegarandeerd maandelijks inkomen indien:

    • a. hij onder toepassing van het Sociaal Beleidskader behoort tot een knelpuntcategorie, remplaçant of externe herplaatsingskandidaat is;

    • b. artikel 53g van het Algemeen militair ambtenarenreglement van toepassing is.

D

Na artikel 18a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18b. Overgangsbepaling begripsomschrijving pensioengerechtigde leeftijd

In afwijking van artikel 1 wordt verstaan onder pensioengerechtigde leeftijd: de leeftijd van 65 jaar, voor de militair aan wie voor 1 januari 2017 ontslag is verleend, of die een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in artikel 39a, eerste tot en met vierde lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, alsmede voor de ambtenaar aan wie voor 1 januari 2018 ontslag is verleend.

Artikel 14

In artikel 5 van het Besluit personenchauffeurs defensie wordt «€ 153,33» vervangen door «€ 155,63».

Artikel 15

Het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na de begripsomschrijving pensioen een begripsomschrijving toegevoegd, luidende:

pensioengerechtigde leeftijd:

de pensioengerechtigde leeftijd die voor de betrokkene geldt op grond van artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet.

B

In artikel 4, derde lid wordt de zinsnede «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd»

C

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door «de pensioengerechtigde leeftijd».

2. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van artikel 1 wordt voor de betrokkene aan wie voor 1 januari 2018 ontslag is verleend, verstaan onder pensioengerechtigde leeftijd: de leeftijd van 65 jaar.

Artikel 16

Het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 43, tweede lid, wordt «€ 161,98» vervangen door «€ 164,41».

B

Artikel 44, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt «5,0%» vervangen door «6,4%».

2. De tweede volzin vervalt.

C

In artikel 44a wordt «€ 134,87» vervangen door «€ 136,89».

D

Artikel 49a vervalt.

E

De bijlagen A, B en C worden vervangen door de bijlagen A, B en C, opgenomen als bijlagen 6, 7 en 8 bij dit besluit.

Artikel 17

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10. Garantietoelage minimumloon
  • 1. De militair wiens salaris – in voorkomend geval verhoogd met een overbruggingstoelage – lager is dan het maandbedrag van het minimumloon als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, en 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, heeft aanspraak op een garantietoelage minimumloon ten bedrage van het verschil.

  • 2. In afwijking van het eerste lid heeft de militair tijdens initiële opleiding wiens salaris – in voorkomend geval verhoogd met een overbruggingstoelage – lager is dan het maandbedrag van het minimumloon als bedoeld in artikel 2 van het Besluit minimumjeugdloon, aanspraak op een garantietoelage minimumloon ten bedrage van het verschil.

B

De tabel in artikel 11b, derde lid, komt te luiden:

Bezoldiging

percentage

t/m

€ 3.121,40

9,3%

van

€ 3.121,41 t/m € 3.568,33

8,8%

van

€ 3.568,34 t/m € 4.182,66

7,7%

van

€ 4.182,67 t/m € 6.942,44

6,3%

vanaf

€ 6.942,45

4,6%

C

Na artikel 12 b (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12c. Stimuleringspremie
  • 1. Onder toepassing van artikel 53g van het Algemeen militair ambtenarenreglement komt de militair op aanvraag in aanmerking voor een stimuleringspremie indien op aanvraag eervol ontslag wordt verleend.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de hoogte en de wijze van toekenning van een stimuleringspremie.

D

Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. het minimumbedrag per maand van de vakantie-uitkering is voor de militair:

    • a. met salarisnummer 0: € 114,21;

    • b. met salarisnummer 1: € 130,52;

    • c. met salarisnummer 2: € 146,84;

    • d. met salarisnummer 3 of hoger: € 163,15.

E

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt «5,0%» vervangen door «6,4%».

2. De tweede volzin vervalt.

F

De bijlagen A en B worden vervangen door de bijlagen A en B, opgenomen als bijlagen 9 en 10 bij dit besluit.

Artikel 18

De Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onder m komt te luiden:

pensioengerechtigde leeftijd:

de pensioengerechtigde leeftijd die voor de betrokkene geldt op grond van artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet.

B

Artikel 5, tweede lid komt te luiden:

  • 2. In afwijking van artikel 5, onder c, eindigt het recht op suppletie met ingang van de dag waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt voor de militair aan wie voor 1 januari 2017 ontslag is verleend of die een aanvraag heeft ingediend als bedoeld in artikel 39a, eerste tot en met vierde lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement, alsmede voor de ambtenaar aan wie voor 1 januari 2018 ontslag is verleend.

HOOFDSTUK 4 OVERIGE WIJZIGINGEN

Artikel 19

Het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 16, eerste lid, wordt «de loopbaanbegeleider» vervangen door «de employabilitybegeleider».

B

Artikel 16a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Verbreding van de loopbaan

2. In het eerste en het tweede lid wordt «de loopbaanbegeleider» vervangen door «de employabilitybegeleider».

3. In het derde lid wordt de zinsnede «vergelijkbaar werkniveau» vervangen door «minimaal vergelijkbaar werkniveau».

4. Het vierde vervalt.

5. Onder vernummering van het vijfde lid in het vierde lid, komt het vierde lid (nieuw), te luiden:

  • 4. Wanneer de opleiding niet kan worden afgerond voordat ontslag plaatsvindt op grond van artikel 39, tweede lid, onder i, kan de opleiding na het ontslag worden afgerond met vergoeding van de daarmee samenhangende opleidingskosten.

6. Het zesde en het zevende lid vervallen.

7. Het achtste lid en het negende lid worden vernummerd tot het vijfde lid en het zesde lid.

C

Na artikel 16a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16bis Individuele opleidingsaanspraak
  • 1. De militair wordt op zijn aanvraag door Onze Minister aangewezen voor een opleiding indien de militair de beschikking heeft over een individuele opleidingsaanspraak. Over de periode van het volgen van de opleiding worden vooraf afspraken gemaakt tussen de militair, de commandant en de employabilitybegeleider.

  • 2. De kosten verbonden aan de opleiding worden vergoed tot bij ministeriële regeling vast te stellen maximum bedragen. De kosten kunnen tot vijf jaar voor de datum van het leeftijdsontslag worden vergoed met inachtneming van de hiervoor bedoelde maximum bedragen.

  • 3. Indien bij de eerste of tweede eerstvolgende functietoewijzing blijkt dat de gevolgde opleiding onderdeel uitmaakt van de functie-eisen, wordt het bedrag van de daarvoor vergoede opleidingskosten weer toegevoegd aan de bedragen, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Wanneer de opleiding dan wel de noodzakelijke voorbereiding daarop plaatsvindt tijdens de arbeidstijd van de militair, wordt hij door Onze Minister hiervoor vrijgesteld van arbeid. Indien zwaarwegende redenen van dienstbelang dit noodzakelijk maken, kan de vrijstelling van arbeid door Onze Minister tijdelijk worden opgeheven.

  • 5. Indien de opleiding niet kan worden afgerond voordat ontslag plaats vindt op grond van artikel 39, tweede lid onder i, kan de opleiding na het ontslag worden afgerond met vergoeding van de daarmee samenhangende opleidingskosten met inachtneming van de in het tweede lid bedoelde maximum bedragen.

  • 6. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ten aanzien van dit artikel.

D

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De functie wordt voor drie jaar toegewezen. De duur van de functievervulling kan met instemming van de militair worden verlengd tot een maximum van vijf jaar.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. In het laatste jaar van de functievervulling bedoeld in het tweede lid is de militair beschikbaar voor functietoewijzing.

3. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. In afwijking van het vierde en het zevende lid is een militair gedurende de gehele duur van de functievervulling beschikbaar voor een functietoewijzing indien er sprake is van een bevordering als bedoeld in de artikel 24.

E

In artikel 24, eerste lid, onder d, wordt «Hare Majesteit de Koningin» vervangen door «Zijne Majesteit de Koning».

F

In artikel 28a wordt «de loopbaanbegeleider» vervangen door «de employabilitybegeleider».

G

In artikel 31a wordt «organisatie-eenheid belast met de externe bemiddeling van defensiepersoneel» telkens vervangen door «employabilitybegeleider».

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met dien verstande dat:

  • 1. hoofdstuk 2 terugwerkt tot en met 1 januari 2017;

  • 2. hoofdstuk 3 terugwerkt tot en met 1 januari 2018.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 8 november 2018

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser

Uitgegeven de drieëntwintigste november 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Bijlage 1 behorende bij artikel 5 onder C

Bijlage A (IBBAD, artikel 8, tweede lid)

Bedragen met ingang van 1 januari 2017

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

B. Visser

Bijlage 2 behorende bij artikel 5 onder C

Bijlage B (IBBAD, artikel 13, zesde lid)

Maandsalaris burgertandartsen

Bedragen met ingang van 1 januari 2017

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

B. Visser

Bijlage 3 behorende bij artikel 5 onder C

Bijlage C (IBBAD, artikel 14, eerste lid)

Jaarsalaris burgertandartsen

Bedragen met ingang van 1 januari 2017

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

B. Visser

Bijlage 4 behorende bij artikel 6 onder D

Bijlage A (IBM, artikel 4)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke marine met ingang van 1 januari 2017

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

B. Visser

Bijlage 5 behorende bij artikel 6 onder D

Bijlage B (IBM, artikel 4)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee met ingang van 1 januari 2017

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

B. Visser

Bijlage 6 behorende bij artikel 12 onder E

Bijlage A (IBBAD, artikel 8, tweede lid)

Bedragen met ingang van 1 januari 2018

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

B. Visser

Bijlage 7 behorende bij artikel 12 onder E

Bijlage B (IBBAD, artikel 13, zesde lid)

Maandsalaris burgertandartsen

Bedragen met ingang van 1 januari 2018

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

B. Visser

Bijlage 8 behorende bij artikel 12 onder E

Bijlage C (IBBAD, artikel 14, eerste lid)

Jaarsalaris burgertandartsen

Bedragen met ingang van 1 januari 2018

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

B. Visser

Bijlage 9 behorende bij artikel 13 onder E

Bijlage A (IBM, artikel 4)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke marine met ingang van 1 januari 2018

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

B. Visser

Bijlage 10 behorende bij artikel 13 onder E

Bijlage B (IBM, artikel 4)

Salarisschalen voor de militairen van de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee met ingang van 1 januari 2018

Mij bekend,

De Staatssecretaris van Defensie,

B. Visser

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De Staatssecretaris van Defensie, drs. B. Visser, heeft op 24 november 2017 met de centrales van overheidspersoneel in de Sectorcommissie Defensie overeenstemming bereikt over een pakket maatregelen betreffende het arbeidsvoorwaardenbeleid voor de sector Defensie voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 oktober 2018. Het werken bij de krijgsmacht vereist dat het personeel zijn taken kan uitvoeren onder goede arbeidscondities. Dit arbeidsvoorwaardenakkoord draagt voor een deel bij aan de brede inspanningen om de defensieorganisatie weer op orde te brengen. Het werken bij de krijgsmacht vereist dat het personeel zich onder alle omstandigheden gesteund voelt bij het uitvoeren van zijn taken. Dit arbeidsvoorwaardenakkoord wil een significante stap zetten in de waardering voor het personeel en zo bijdragen aan het belangrijke werk van de defensieorganisatie. Met dit akkoord zijn afspraken gemaakt over een loonontwikkeling en wordt een aantal zaken opgepakt die de wervingskracht, de mogelijkheden voor talentontwikkeling, het perspectief op carrièremogelijkheden, het langer doorwerken en de ontwikkeling van een nieuw pensioenstelsel mogelijk maken. Een nader in te stellen begeleidingscommissie zal toezien op een uniforme toepassing van de afspraken uit het arbeidsvoorwaardenakkoord 2017–2018. Hieronder volgt een beknopte opsomming van de belangrijkste afgesproken maatregelen voor zover de maatregelen leiden tot wijzigingen van regelingen op het niveau van algemene maatregel van bestuur.

2. Het arbeidsvoorwaardenbeleid

Inkomensontwikkeling

Per 1 januari 2017 wordt het salaris verhoogd met 2,5% en per 1 januari 2018 met 1,5%. In het streven naar een op termijn volledige dertiende maand, wordt de eindejaarsuitkering verhoogd in 2018 met 0,2% tot 6,4% van het jaarsalaris. Deze salarisverhogingen werken door naar de ontslaguitkeringen (wachtgelden, uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag en uitkering gewezen militair) van het gewezen defensiepersoneel.

Daarnaast krijgen het defensiepersoneel, reservisten, gewezen militairen met een uitkering ingevolge de Uitkeringswet gewezen militairen, gewezen ambtenaren met een uitkering ingevolge het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag, en defensiepersoneel met een suppletie een eenmalige uitkering van 1,0% in 2017 en 0,5% in 2018.

De salarissen van de militairen met de rang van vice-admiraal, luitenant-generaal, luitenant-admiraal of generaal volgen de loonontwikkeling van de arbeidsvoorwaardenovereenkomst van de sector Rijk. Derhalve ontvangen zij niet de salarisverhogingen en eenmalige uitkeringen van de sector Defensie. In deze overeenkomst zijn de loonafspraken van de Sector Rijk voor deze categorie personeel meegenomen.

Omdat de data van ingang van de overeengekomen loonsverhogingen en verhoging eindejaarsuitkering liggen vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, werkt dit besluit voor de onderscheidenlijke loonsverhogingen en verhoging eindejaarsuitkering terug tot de genoemde data. Ten overvloede zij opgemerkt dat betaling reeds heeft plaatsgevonden.

Doorstroom en uitstroom

Vanaf 1 januari 2017 worden maatregelen getroffen ter bevordering van de instroom en doorstroom van het militair personeel. Voorts kan het militair personeel met ingang van 1 januari 2018 gebruik maken van andere voorzieningen bij (vrijwillig) vertrek indien zij behoren tot een jaarlijks vast te stellen categorie personeel. Daarnaast wordt de bezoldiging van militairen die niet meer deelnemen aan een initiële opleiding minimaal gelijkgesteld aan het wettelijk minimumloon Ook zijn bepalingen over de duur van de functievervulling aangepast om hiermee een betere afstemming en balans te vinden tussen de organisatiebehoefte en de wens van de militair. Tot slot wordt binnen Defensie een nieuwe, uniforme employabilityorganisatie ingericht. Deze organisatie heeft als doel het ondersteunen van de door- en uitstroom wensen en mogelijkheden van de medewerker. De focus ligt hierbij op het uitbouwen van de talenten van de defensiemedewerker voor een loopbaan binnen of op termijn buiten Defensie. De huidige opleidingsaanspraak ten behoeve van de talentontwikkeling wordt met 20% verhoogd en blijft beschikbaar tot 5 jaar voor leeftijdsontslag. Dit betekent dat ook FPS 3 militairen in aanmerking komen voor de opleidingsaanspraak.

Leeftijdsontslag

Vanwege het ophogen van de leeftijd in de Algemene Ouderdomswet (AOW) wordt met ingang van 1 januari 2017 voor militairen een nieuwe diensteinderegeling geïntroduceerd waarbij de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW geldt als pensioengerechtigde leeftijd en waarbij aan de militair in plaats van de voorheen geldende vaste ontslagleeftijd van 60 jaar, vijf jaar voor het bereiken van de voor de individuele militair geldende pensioengerechtigde leeftijd, leeftijdsontslag wordt verleend. Het overgangsbeleid dat bij de invoering van het Flexibel Personeelssysteem is vastgesteld betreffende ontslagleeftijden wordt hierbij gerespecteerd. De ontslagleeftijd van burgerambtenaren wordt met ingang van 1 januari 2018 gekoppeld aan de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW.

De centrales van overheidspersoneel hebben ingestemd met de wijzigingen in de desbetreffende besluiten.

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 en 2

Eerste lid

De eenmalige uitkering wordt toegekend aan het defensiepersoneel dat op enig moment in het jaar 2017 dan wel in de maand januari 2018 in werkelijke dienst is geweest, een ontslaguitkering genoot of aanspraak had op een suppletie.

Tweede lid

De eenmalige uitkering in het jaar 2017 wordt berekend over het in het jaar 2017 genoten bezoldiging (militairen), salaris (burgerpersoneel), uitkering dan wel suppletie. De eenmalige uitkering in het jaar 2018 wordt berekend over het twaalfvoud van het in de maand januari 2018 genoten bezoldiging (militairen), salaris (burgerpersoneel), uitkering dan wel suppletie.

Tweede lid onder a

De eenmalige uitkering wordt voor het militair personeel berekend over de in het jaar 2017 genoten bezoldiging. In het Inkomstenbesluit militairen (IBM) wordt onder bezoldiging verstaan: het salaris, in voorkomend geval vermeerderd met de overbruggingstoelage, bedoeld in artikel 9 van het IBM, en de garantietoelage minimumloon, bedoeld in artikel 10 van het IBM.

Tweede lid onder b

De eenmalige uitkering wordt voor het burgerpersoneel berekend over het in het jaar 2017 genoten salaris. In het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (IBBAD) wordt onder salaris verstaan: het bedrag, dat in de bijlage A van het IBBAD wordt gevonden in de voor de ambtenaar geldende salarisschaal en salarisnummer, in voorkomend geval verhoogd met de aanvulling op het salaris, bedoeld in artikel 4 van het Besluit personenchauffeurs Defensie, of het bedrag, dat wordt gevonden met toepassing van bijlage B van het IBBAD.

Derde en vierde lid

Voor de (gewezen) burgerambtenaren maakt deze uitkering deel uit van de pensioengrondslag, dit in tegenstelling tot de (gewezen) militairen. Dit vloeit voort uit het verschil in systematiek van de pensioenstelsels.

Artikel 3

Onderdeel A

Voor de militair geldt vanaf 1 januari 2017 als pensioengerechtigde leeftijd, de leeftijd die voor de individuele militair wordt gevonden door toepassing van artikel 7a van de AOW. Dit geschiedt in het kader van de invoering van de zogenaamde «nieuwe diensteinderegeling» (nDER). Voor bepaalde groepen van militairen, wordt de mogelijkheid geboden om tot een bij ministeriële regeling vast te stellen datum te opteren voor de oude diensteinderegeling; voor hen blijft de oude pensioenleeftijd van 65 jaar gelden.

Onderdeel B

De hoofdregel van de nieuwe diensteinderegeling is dat voor alle militairen de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW geldt als pensioengerechtigde leeftijd en dat aan de militair leeftijdsontslag wordt verleend op een datum vijf jaar voor het bereiken van die leeftijd. Met uitzondering van degenen voor wie een overgangsregeling geldt, gaan met ingang van 1 januari 2017 alle militairen vijf jaar voor hun pensioengerechtigde leeftijd met leeftijdsontslag.

Onderdeel C

Voor een aantal groepen militairen bestaat bij wijze van overgangsmaatregel de mogelijkheid om te opteren voor een eerder leeftijdsontslag dan vijf jaar vóór hun pensioengerechtigde leeftijd. Het gaat daarbij om de volgende categorieën:

Eerste lid

De ontslagleeftijd van militairen in zijn algemeenheid is per 1 januari 2002 verhoogd van vijfenvijftig jaar naar achtenvijftig jaar, waarbij een overgangsmaatregel gold voor personeel dat vóór 1 januari 2002 was aangesteld (Stb 2001, 511). Aansluitend is met ingang van 1 januari 2007 de ontslagleeftijd van militairen verhoogd van achtenvijftig jaar naar zestig jaar. Ook hier gold voor reeds in dienst zijnde personeel een geleidelijk overgangsregiem (Stb. 2007, 229).

De militairen die vóór 1 januari 2002 voor onbepaalde tijd waren aangesteld bij het beroepspersoneel vallen nog onder de overgangsregelingen voor de ophoging van de ontslagleeftijd als opgenomen in het oude artikel 39a. Voor zover deze bepalingen in 2017 nog niet waren uitgewerkt zijn deze gehandhaafd in het eerste lid, onderdeel a tot en met d. Ook aan deze militairen wordt namelijk in beginsel leeftijdsontslag verleend vijf jaar vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd; zij hebben echter het recht om te opteren voor een leeftijdsontslag op de leeftijd genoemd in onderdeel a tot en met d. Indien zij een dergelijke aanvraag indienen, wordt aan hen leeftijdsontslag verleend op die leeftijd, eventueel op aanvraag vervroegd als bedoeld in artikel 39c.

Tweede lid

Ter bevordering van een evenwichtige leeftijdssamenstelling van het personeelsbestand is het nodig een overgangsregime in te voeren voor de overgang van een ontslagleeftijd van zestig jaar naar een ontslagleeftijd van vijf jaar vóór de pensioengerechtigde leeftijd. Hiertoe wordt voor personeel geboren in de jaren van 1963 tot en met 1969 dat bij het inwerkingtreden van dit onderdeel van het besluit reeds bij het beroepspersoneel was aangesteld, als overgangsmaatregel de mogelijkheid geboden om op aanvraag met leeftijdsontslag te gaan op de leeftijd van zestig jaar. Hiervan zijn uitgezonderd degenen die onder het overgangsregiem van het eerste lid vallen en ook de militairen voor wie met toepassing van het vierde lid een individueel te bepalen ontslagdatum geldt. Voor de militairen die gebruik maken van deze keuzemogelijkheid blijft een pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar gelden. Zij kunnen daarnaast hun ontslagdatum vervroegen met toepassing van de «oude inverdien» regeling als opgenomen in artikel 39c, het tweede lid onder a en b.

Derde lid

Eenzelfde optie wordt geboden aan het marinepersoneel beneden de rang van luitenant-ter-zee der eerste klasse dat vóór 1 januari 2017 reeds was aangesteld bij het beroepspersoneel en in de jaren 2030 tot en met 2036 de leeftijd van 60 jaar bereikt. Ook hier gaat het om het reguleren van de uitstroom van personeel ter bevordering van een evenwichtige samenstelling van het personeelsbestand, zoals bedoeld in artikel 12quinquies van de Militaire ambtenarenwet 1931.

Vierde lid

Een redelijke toepassing van het beginsel van rechtszekerheid vergt dat ook voor het personeel bedoeld in dit lid een keuzemogelijkheid wordt geboden; dit geldt in het bijzonder voor de gevallen waarin een militair die gebruik wilde maken van de mogelijkheid te kiezen voor de oude diensteinderegeling door bevordering onder de werking van artikel 39b komt te vallen en dan niet deze keuzemogelijkheid zou hebben.

Vijfde lid

De militairen op wie het eerste lid van toepassing is, hebben ook nog een andere keuzemogelijkheid indien hun datum van leeftijdsontslag vier jaar of langer ligt dan de ontslagdatum op grond van het eerste lid. Aan hen wordt op aanvraag leeftijdsontslag verleend met ingang van de datum die vier jaar is gelegen ná bedoelde datum. Voor het bepalen van de categorie waartoe de militair behoort is de datum van aanvraag bepalend. De nieuwe datum ligt vast en kan niet via toepassing van de «inverdien» bepaling in artikel 39c worden aangepast en wijzigt evenmin indien door bevordering de militair tot een andere categorie komt te behoren. Voor deze militairen geldt de pensioengerechtigde leeftijd die wordt gevonden met toepassing van artikel 7a AOW.

Zesde lid

De mogelijkheid om een keuze te maken tussen de oude en nieuwe diensteinderegeling is in tijd beperkt gelet op uitvoeringseffecten bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds in relatie tot de afwijkende pensioendatum. Bij ministeriële regeling wordt de datum bekend gesteld waarop de keuze uiterlijk moet zijn gemaakt en een aanvraag om onder het oude regiem te vallen moet zijn ingediend.

Onderdeel D

Voor de militairen in de top van de organisatie geldt, dat rekening houdend met de behoeften van de organisatie voor het bevorderen van een evenwichtige samenstelling van het personeelsbestand en het sturen van de doorstroom alsmede de behoefte tot het behoud van deskundigheid enerzijds en anderzijds de wensen en belangen van het individu tot op heden een individueel moment wordt gekozen tussen de leeftijd van zestig en vijfenzestig jaar. De militair wordt bij een bevordering tot een rang als bedoeld in artikel 39b geïnformeerd over de gevolgen hiervan voor zijn leeftijdsontslag. Daar is derhalve geen sprake van een algemeen geldende ontslagleeftijd. Onder het nieuwe diensteindestelsel wordt deze «bracket» verschoven naar de periode liggende tussen de pensioengerechtigde leeftijd en vijf jaar daarvóór.

De aldus vastgestelde datum kan met toepassing van artikel 39c worden vervroegd.

Onderdeel E

Op aanvraag van de militair kan aan de militair eerder leeftijdsontslag worden verleend dan vijf jaar vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd vanwege het verricht hebben van arbeid in verband met inzet buiten Nederland in het kader van een vredes- of humanitaire operatie of anderszins onder omstandigheden waarbij de beschermende bepalingen van de Arbeidstijdenwet of van Hoofdstuk 7 van dit besluit niet van toepassing waren. Naast de perioden genoemd in artikel 39c, tweede lid, in de reeds voorheen bestaande onderdelen a of b betreffende inzet buiten Nederland in het kader van een vredes- of humanitaire operatie, wordt daaraan thans toegevoegd het hebben verricht van arbeid onder alle overige omstandigheden waarbij de Arbeidstijdenwet of Hoofdstuk 7 AMAR niet van toepassing waren. Hierbij is vereist, dat die arbeid is verricht onder genoemde omstandigheden voor een periode van ten minste zeven aaneengesloten dagen. De helft van de tijd telt dan mee als «inverdientijd» en kan, indien de militair een aanvraag daartoe indient, leiden tot vervroeging van de datum van leeftijdsontslag. Een dergelijke aanvraag moet anderhalf jaar voor de door de militair met toepassing van de «inverdientijd» beoogde ontslagdatum worden ingediend.

De mogelijkheid tot inverdienen blijft beperkt tot de onderdelen a en b van het tweede lid voor militairen voor wie op aanvraag als bedoeld in artikel 39a de «oude» diensteinderegeling van toepassing is. Tevens geldt voor hen ook de «oude» begrenzing van maximaal twee jaren inverdienen en niet eerder dan op achtenvijftigjarige leeftijd met leeftijdsontslag.

Militairen die gebruik maken van de keuzemogelijkheid bedoeld in artikel 39a, vijfde lid, de zogenaamde 4=4 mogelijkheid, waarbij de «nieuwe» ontslagdatum wordt vastgelegd, kunnen geen gebruik maken van een beroep op het «inverdienen».

Onderdeel F

Het geheel van de bepalingen met betrekking tot het vaststellen van de datum van het leeftijdsontslag van militairen is als gevolg van de elkaar op relatief korte termijn opvolgende grotere en kleinere wijzigingen en het respecteren van gewekte verwachtingen door het invoeren van overgangsrecht op overgangsrecht een tamelijk complexe materie geworden. Hierdoor is het mogelijk dat de toepassing van een samenstel van bepalingen voor individuele militairen een onbillijkheid van overwegende aard tot gevolg zou kunnen hebben, bijvoorbeeld voor militairen die kort voor 1 januari 2002 tijdelijk de dienst verlieten en relatief kort daarna weer terugkeerden; op hen is geen enkele bepaling van overgangsrecht van toepassing. Daarom wordt in het nieuwe artikel 39d aan de Minister de bevoegdheid gegeven om op aanvraag van een militair van de bepalingen met betrekking van het overgangsrecht af te wijken indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

De mogelijkheid om op deze «hardheidsclausule» een beroep te doen is in tijd beperkt gelet op uitvoeringseffecten bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds in relatie tot de afwijkende pensioendatum. Bij ministeriële regeling wordt de datum bekend gesteld waarop een aanvraag uiterlijk moet zijn ingediend. Tevens wordt in deze regeling de wijze van afdoening nader uitgewerkt.

Artikelen 4, 5 en 6 onderdelen A, C en D

De aanspraken op grond van deze artikelen houden gelijke tred met de salarisontwikkeling van de defensieambtenaren van 2,5% per 1 januari 2017 waarbij onderdeel D tevens gelijke tred houdt met de salarisontwikkeling van de defensieambtenaren van 2,5% per 1 januari 2017.

Artikel 6, onderdeel B, artikel 11, artikel 13 onderdelen B en C en artikel 17 onderdeel C

Om als organisatie goed te kunnen inspelen op een sterk veranderende omgeving is het sturen op de samenstelling van het defensiebrede personeelsbestand belangrijk. Immers, de defensieorganisatie is gebaat bij flexibiliteit in de omvang en opbouw van het defensiebrede personeelsbestand. Hiermee kan tevens een bijdrage worden geleverd aan de bevordering van evenwichtige personeelsopbouw. Met de nieuwe bepalingen in kan het militair personeel gebruik maken van voorzieningen indien zij behoren tot een jaarlijks vast te stellen categorie personeel. Momenteel kan de inzet van deze voorzieningen een bijdrage leveren aan het verkleinen van de kwalitatieve en kwantitatieve scheefgroei in de opbouw van het defensiebrede personeelsbestand die verdere doorstroommogelijkheden belemmert.

Per januari 2017 wordt een behoudpremie geïntroduceerd. De aanspraak op een behoudpremie wordt toegekend aan een militair die op enig moment in de periode vanaf vijf jaar vóór het bereiken van hun maximum looptijd in rang behoort tot een bij ministeriële regeling vastgestelde categorie personeel. Jaarlijks worden deze groepen na overleg met de Centrales van Overheidspersoneel vastgesteld. Andere voorzieningen die de minister kan treffen, is het per januari 2018 toekennen van een stimuleringspremie aan militairen bij vrijwillig vertrek. Met de opname van artikel 12c in het IBM is voor het treffen van deze voorziening onder de voorwaarden van artikel 53g van het AMAR, een rechtspositionele grondslag gecreëerd. Ook voor het treffen van voorzieningen als loonaanvulling en gegarandeerd maandelijks inkomen als bedoeld in het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie (BWWD), is met de opname van artikel 9, negende lid, onder b en artikel 17b, eerste lid, onder b in dat besluit, onder de voorwaarden van artikel 53g van het AMAR, een rechtspositionele grondslag gecreëerd.

Artikel 7

Onderdeel A

Onder de nieuwe diensteinderegeling geldt voor militairen de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW als pensioengerechtigde leeftijd. Dientengevolge geldt voor militairen die worden ontslagen en die tot de pensioengerechtigde leeftijd aanspraak hebben op een uitkering, op loonaanvulling of op een gegarandeerd maandelijks inkomen op grond van het BWWD, dat die aanspraak eindigt op het moment waarop de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW wordt bereikt.

Onderdeel B

Voor de gewezen militair aan wie voor 1 januari 2017 ontslag is verleend en die aanspraak heeft op een uitkering, op loonaanvulling of op een gegarandeerd maandelijks inkomen op grond van het BWWD, blijft die aanspraak uiterlijk gelden tot het moment waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt. Datzelfde geldt voor de militair die valt onder de oude diensteinderegeling en bij ontslag aanspraak heeft op een uitkering, op loonaanvulling of op een gegarandeerd maandelijks inkomen op grond van het BWWD. Vanaf de leeftijd van 65 jaar en tot het moment waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt, wordt aan die gewezen militair een tegemoetkoming AOW-hiaat verleend.

Artikel 8

Onderdeel A en B, eerste lid

Onder de nieuwe diensteinderegeling geldt voor militairen de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW als pensioengerechtigde leeftijd. Dientengevolge geldt voor de militairen die worden ontslagen en die tot de pensioengerechtigde leeftijd aanspraak hebben op pensioenen, verhogingen en toelagen op grond van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen, dat die aanspraak eindigt op het moment waarop de pensioengerechtigde leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW wordt bereikt. Daartoe wordt in de begripsbepalingen in artikel van het besluit het begrip «pensioengerechtigde leeftijd» ingevoegd, zijnde pensioengerechtigde leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW en wordt in artikel 16, eerste lid de zinsnede «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door de pensioengerechtigde leeftijd.

Onderdeel B, tweede lid

Voor de gewezen militair aan wie voor 1 januari 2017 ontslag is verleend en die aanspraak heeft op pensioenen en verhogingen op grond van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen, blijft die aanspraak uiterlijk gelden tot het moment waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt. Datzelfde geldt voor de militair die valt onder de oude diensteinderegeling en bij ontslag aanspraak heeft op pensioenen en verhogingen op grond van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen. Daartoe is in artikel 16 een nieuwe vierde lid ingevoegd dat regelt dat voor die gewezen militairen de pensioengerechtigde leeftijd gehandhaafd blijft op de leeftijd 65 jaar. Vanaf de leeftijd van 65 jaar en tot het moment waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt, wordt aan de gewezen militair met een arbeidsongeschiktheidspensioen of -verhoging een tegemoetkoming AOW-hiaat verleend.

Artikel 9

Onderdeel A en onderdeel B, eerste lid

Onder de nieuwe diensteinderegeling geldt voor militairen de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW als pensioengerechtigde leeftijd. Dientengevolge geldt voor de militairen die worden ontslagen en aanspraak hebben op het invaliditeitspensioen op grond van het Besluit bijzondere militaire pensioenen, dat die aanspraak gaat gelden vanaf het moment waarop de pensioengerechtigde leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW wordt bereikt. Daartoe wordt in de begripsbepalingen in artikel 1 van het besluit het begrip «pensioengerechtigde leeftijd» ingevoegd, zijnde pensioengerechtigde leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW en wordt in artikel 2, eerste lid de zinsnede «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door de pensioengerechtigde leeftijd.

Onderdeel B, tweede lid

Voor de gewezen militair aan wie voor 1 januari 2017 ontslag is verleend en aanspraak heeft op het invaliditeitspensioen op grond van het Besluit bijzondere militaire pensioenen, gaat die aanspraak in op de leeftijd van 65 jaar. Datzelfde geldt voor de militair die valt onder de oude diensteinderegeling en bij ontslag aanspraak heeft op het invaliditeitspensioen op grond van het Besluit bijzondere militaire pensioenen. Daartoe is in artikel 2 een nieuwe vijfde lid ingevoegd dat regelt dat voor die gewezen militairen de pensioengerechtigde leeftijd gehandhaafd blijft op de leeftijd 65 jaar.

Onderdeel C

Onder de nieuwe diensteinderegeling geldt voor militairen de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW als pensioengerechtigde leeftijd. Dientengevolge wordt artikel 7, derde lid, onder b gewijzigd waardoor het recht op het tijdelijk verhoogd partner- of wezenpensioen eindigt met ingang van de dag waarop de militair aan wiens overlijden het wordt ontleend de pensioengerechtigde leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW zou hebben bereikt.

In afwijking van artikel 7, derde lid, onder b, wordt een nieuw vierde lid ingevoegd waarin wordt bepaald dat het recht op tijdelijk verhoogd partner- of wezenpensioen voor de nabestaanden van de militair die voor 1 januari 2017 is overleden alsmede voor de nabestaanden van de overleden militair aan wie een leeftijdsontslag zou zijn verleend als bedoeld in artikel 39a, derde lid van het Algemeen militair ambtenarenreglement, vervalt met ingang van de dag waarop de militair aan wiens overlijden het wordt ontleend de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt.

Artikel 10

Onderdeel A en B, eerste lid

Onder de nieuwe diensteinderegeling geldt voor militairen de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW als pensioengerechtigde leeftijd. Dientengevolge geldt voor militairen die worden ontslagen en die tot de pensioengerechtigde leeftijd aanspraak hebben op suppletie op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie, dat die aanspraak eindigt op het moment waarop de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW wordt bereikt.

Onderdeel B, tweede lid

Voor de gewezen aan wie voor 1 januari 2017 ontslag is verleend en die aanspraak heeft op suppletie op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie, blijft die aanspraak uiterlijk gelden tot het moment waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt. Datzelfde geldt voor de militair die valt onder de oude diensteinderegeling en bij ontslag aanspraak heeft op suppletie op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie. Vanaf de leeftijd van 65 jaar en tot het moment waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt, wordt aan die gewezen militair een tegemoetkoming AOW-hiaat worden verleend.

Artikel 12

Onderdeel A, onderdeel C, eerste en tweede lid, onderdeel D, eerste en tweede lid en de onderdelen E en F

De ontslagleeftijd van burgerambtenaren wordt met ingang van 1 januari 2018 gekoppeld aan de AOW-leeftijd. Daartoe is in artikel 3 van het BARD een nieuwe bepaling «pensioengerechtigde leeftijd» opgenomen zijnde de pensioengerechtigde leeftijd die voor de ambtenaar geldt op grond van artikel 7a van de AOW en is in artikel 122 van het BARD de zinsnede «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door de pensioengerechtigde leeftijd. Voor ambtenaren die worden ontslagen en die tot de pensioengerechtigde leeftijd aanspraak hebben op bezoldiging op grond van artikel 62 of op een uitkering op grond van artikel 65 eindigt die aanspraak uiterlijk op het moment waarop de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW wordt bereikt. In artikel 62 en in artikel 65 van het BARD worden daarom de zinsneden «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door de pensioengerechtigde leeftijd.

Onderdeel B en artikel 16 onderdeel D

Artikel 49a IBBAD is vervallen en in gewijzigde vorm als artikel 30bb in het BARD opgenomen. Wanneer medewerkers in de schalen 11 en 12 te maken krijgen met overwerk, wordt dit vastgelegd in People Soft en gecompenseerd in tijd. De commandant draagt er zorg voor dat de medewerker in de gelegenheid wordt gesteld om de compensatie binnen een redelijke termijn op te nemen. Indien dit niet mogelijk is, blijven de gemaakte overuren behouden voor de medewerker.

Onderdeel C, derde lid en onderdeel D, derde lid

Voor de gewezen ambtenaar aan wie voor 1 januari 2018 ontslag is verleend en die aanspraak heeft op bezoldiging op grond van artikel 62 dan wel aanspraak heeft op een uitkering op grond van artikel 65, blijft die aanspraak gelden tot het moment waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt. Vanaf de leeftijd van 65 jaar en tot het moment waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt, wordt aan die gewezen ambtenaar een tegemoetkoming AOW-hiaat verleend.

Artikel 13

Onderdeel A

De ontslagleeftijd van burgerambtenaren wordt met ingang van 1 januari 2018 gekoppeld aan de pensioengerechtigde leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW. Dientengevolge geldt ook voor burgerambtenaren die worden ontslagen en die tot de pensioengerechtigde leeftijd aanspraak hebben op een uitkering, op loonaanvulling of op een gegarandeerd maandelijks inkomen op grond van het BWWD, dat die aanspraak eindigt op het moment waarop de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW wordt bereikt.

Onderdeel D

Voor de gewezen ambtenaar van Defensie aan wie voor 1 januari 2018 ontslag is verleend en die aanspraak heeft op een uitkering, op loonaanvulling of op een gegarandeerd maandelijks inkomen op grond van het BWWD, blijft die aanspraak uiterlijk gelden tot het moment waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt. Vanaf de leeftijd van 65 jaar en tot het moment waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt, wordt aan die gewezen ambtenaar van Defensie een tegemoetkoming AOW-hiaat verleend.

Artikel 14, artikel 16 onderdelen A en C en artikel 17 onderdelen B, D en F

De aanspraken op grond van deze artikelen houden gelijke tred met de salarisontwikkeling van de defensieambtenaren van 1,5% per 1 januari 2018.

Artikel 15

Onderdelen A, B en C, eerste lid

De ontslagleeftijd van burgerambtenaren wordt met ingang van 1 januari 2018 gekoppeld aan de pensioengerechtigde leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW. Voor ambtenaren die worden ontslagen en aanspraak hebben op een uitkering op grond van Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie, eindigt die aanspraak uiterlijk op het moment waarop de pensioengerechtigde leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW-wet wordt bereikt. Daartoe wordt in de begripsomschrijvingen in artikel 1 van het besluit het begrip «pensioengerechtigde leeftijd» ingevoegd, zijnde pensioengerechtigde leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW. Vervolgens worden in artikel 4, derde lid en in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, de zinsneden «de leeftijd van 65 jaar» vervangen door de pensioengerechtigde leeftijd.

Onderdeel C, tweede lid

Voor de gewezen ambtenaar aan wie voor 1 januari 2018 ontslag is verleend en die aanspraak heeft op een uitkering op grond van Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie, blijft die aanspraak gelden tot het moment waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt. Daartoe wordt een nieuw artikel 4d ingevoegd dat regelt dat voor die gewezen ambtenaar de pensioengerechtigde leeftijd gehandhaafd blijft op de leeftijd 65 jaar. Vanaf de leeftijd van 65 jaar en tot het moment waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt, wordt aan die gewezen ambtenaar een tegemoetkoming AOW-hiaat verleend.

Artikel 16 onderdeel B en artikel 17 onderdeel E

Vanaf 1 januari 2018 wordt de eindejaarsuitkering verhoogd naar 6,4% op jaarbasis.

Artikel 17 onderdeel A

Militairen in initiële opleiding hebben aanspraak op een garantietoelage ten bedrage van het verschil tot het minimumjeugdloon. Alle andere militairen hebben aanspraak op een garantietoelage ten bedrage van het verschil tot het minimumloon. De periode die de schoolverlatende sollicitant na aanstelling als militair, of als aspirant-militair, met een opwerkprogramma overbrugt tot aanvang van de initiële opleiding wordt voor de aanspraak op bezoldiging ook begrepen onder initiële opleiding. Indien de initiële opleiding door omstandigheden wordt onderbroken, ontvangt de militair gedurende de onderbreking de overbruggingstoelage minimumloon, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 18

Onderdeel A en B, eerste lid

De ontslagleeftijd van burgerambtenaren wordt met ingang van 1 januari 2018 gekoppeld aan de pensioengerechtigde leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW. Dientengevolge geldt ook voor burgerambtenaren die worden ontslagen en die tot de pensioengerechtigde leeftijd aanspraak hebben op suppletie op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie, dat die aanspraak eindigt op het moment waarop de leeftijd bedoeld in artikel 7a van de AOW wordt bereikt.

Onderdeel B, tweede lid

Voor de gewezen ambtenaar van Defensie aan wie voor 1 januari 2018 ontslag is verleend en die aanspraak heeft op suppletie op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie, blijft die aanspraak uiterlijk gelden tot het moment waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt. Vanaf de leeftijd van 65 jaar en tot het moment waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt, wordt in dat geval aan die gewezen ambtenaar van Defensie een tegemoetkoming AOW-hiaat verleend.

Artikel 19

Onderdelen A, B, C, F en G

In artikel 16bis van het Amar is een individuele opleidingsaanspraak opgenomen. De opleidingsaanspraak wordt verstrekt aan de militair in fase 2 dan wel fase 3 FPS. Deze vrij opneembare opleidingsvoorziening komt in de plaats van het bestaande artikel 16a, vierde lid, van het Amar. De beschikbare scholingsbedragen voor het volgen van een opleiding als bedoeld in artikel 16bis worden met ingang van 1 januari 2017 met 20% verhoogd. Mocht later blijken dat een opleiding die de militair op eigen initiatief heeft gevolgd, deel uitmaakt van een functie-eis van een volgende functie dan wordt het vergoede bedrag als het ware «teruggestort». Over de periode, faciliteiten en opleidingsmogelijkheden van het volgen van de opleiding worden vooraf bindende afspraken gemaakt tussen de militair, de commandant en de employabilitybegeleider.

Als gevolg van de inrichting van de nieuwe, uniforme employabilityorganisatie wordt de term loopbaanbegeleider in de artikelen 16, 16a en 28a van het Amar gewijzigd in employabilitybegeleider.

Onderdeel D

Met de wijziging in het tweede lid wordt de bestaande duur functievervulling van minimaal twee jaar en maximaal drie jaar gewijzigd in minimaal drie jaar (hetgeen zichtbaar wordt in de vacaturebank). Hiermee wordt een betere afstemming en balans gevonden tussen de organisatiebehoefte en de wens van de medewerker. De systematiek van het verlengen van de functieduur wordt niet gewijzigd en kan uitsluitend plaatsvinden met instemming van de militair tot een maximum van vijf jaar. Deze afwijking van de hoofdregel dient wel separaat te worden vastgelegd. In het kader van de rechtszekerheid is in het vierde lid de beschikbaarheidsperiode voor een andere functie strakker geformuleerd. Thans is de militair uitsluitend pas in het laatste jaar van zijn plaatsingsduur dan wel de verlengde plaatsingsduur beschikbaar voor een volgende functie. Om de verticale mobiliteit van de militair niet te belemmeren is in afwijking hiervan in het nieuwe achtste lid bepaald dat een militair gedurende de gehele plaatsingsduur in aanmerking kan komen voor plaatsing op een functie waaraan een hogere rang is verbonden. Het zevende lid is ongewijzigd gebleven en wordt gehanteerd voor met name startfuncties en specialistische functies. Bij ministeriele regeling worden deze functies en de hieraan verbonden beschikbaarheidsperiode vastgesteld.

Onderdeel E

Deze wijziging heeft betrekking op de inhuldiging van Willem-Alexander als Koning der Nederlanden op 30 april 2013.

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven