Besluit van 4 juli 2018 tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 in verband met de Wet waardeoverdracht klein pensioen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 juni 2018, nr. 2018-000099945;

Gelet op de artikelen 39, tweede lid, 46a, vijfde lid, 66, tiende lid, 70a, zesde lid, 71, zevende lid, en 220b, vierde lid, onderdeel a, van de Pensioenwet, de artikelen 50, tweede lid, 57a, vijfde lid, 78, tiende lid, 81a, zesde lid, 82, zevende lid, en 214a, vierde lid, onderdeel a, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 18g, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 juni 2018, No.W12.18.0134/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 juni 2018, nr. 2018-0000116853;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6. Verstrekken informatie aan deelnemers bij beëindiging deelneming

De uitvoerder verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming informatie over:

  • a. het vervallen van een pensioenaanspraak als bedoeld in artikel 55, zesde lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 66, zesde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, voor zover sprake is van een pensioenaanspraak onder de vervalgrens;.

  • b. het gebruik van het recht van de uitvoerder tot waardeoverdracht, bedoeld in artikel 70a van de Pensioenwet dan wel artikel 81a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, voor zover er sprake is van een pensioenaanspraak onder de overdrachtgrens en de daarbij gevolgde procedure;

  • c. het recht op waardeoverdracht, bedoeld in artikel 71 van de Pensioenwet dan wel artikel 82 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, of de mogelijkheid tot waardeoverdracht, bedoeld in artikel 75 van de Pensioenwet dan wel artikel 86 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

  • d. het recht tot afkoop, bedoeld in artikel 66, tweede lid, onderdeel c, van de Pensioenwet dan wel artikel 75, tweede lid, onderdeel c, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, voor zover er sprake is van een pensioenaanspraak onder de afkoopgrens en de uitvoerder artikel 70a van de Pensioenwet dan wel artikel 81a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling toepast;

  • e. de consequenties van arbeidsongeschiktheid;

  • f. het actueel zijn van een herstelplan of geactualiseerd herstelplan;

  • g. het vervallen van de dekking tegen het risico op overlijden indien nabestaandenpensioen werd verworven op basis van risicofinanciering; en

  • h. de website waarop het pensioenregister te raadplegen is.

B

Artikel 9b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 9b. Beschikbare informatie

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot het derde tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De verdere informatie over de pensioenregeling, bedoeld in artikel 46a, eerste lid, onderdeel b, van de Pensioenwet dan wel artikel 57a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, betreft in ieder geval informatie over:

    • a. het vervallen van een pensioenaanspraak als bedoeld in artikel 55, zesde lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 66, zesde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling; en

    • b. het beleid van de uitvoerder ten aanzien van waardeoverdracht als bedoeld in artikel 70a van de Pensioenwet dan wel artikel 81a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, en de daarbij toe te passen procedure.

C

In het opschrift van hoofdstuk 5 wordt «66, elfde lid en 69, vijfde lid» vervangen door «66, tiende lid, en 69, zevende lid» en wordt «en 78, elfde lid» vervangen door «, 78, tiende lid, en 80a, zevende lid».

D

Hoofdstuk 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Hoofdstuk 6. Waardeoverdracht

2. Na het opschrift wordt een paragraaf ingevoegd, luidende

Paragraaf 6.1. Waardeoverdracht klein pensioen

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 70a, zesde lid, en 220b, vierde lid, onderdeel a, van de Pensioenwet en de artikelen 81a, zesde lid, en 214a, vierde lid, onderdeel a, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling

Artikel 17e. Waardeoverdracht nieuw klein pensioen
  • 1. De overdragende uitvoerder die gebruikmaakt van het recht op waardeoverdracht van een kleine pensioenaanspraak, bedoeld in artikel 70a van de Pensioenwet dan wel artikel 81a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, vraagt binnen een jaar nadat de deelneming van de deelnemer is geëindigd bij het pensioenregister een opgave van de uitvoerder bij wie de gewezen deelnemer pensioenaanspraken verwerft, tenzij de uitvoerder aantoont dat aan uitvraag binnen deze termijn redelijkerwijs niet kan worden voldaan.

  • 2. De overdragende uitvoerder herhaalt het verzoek om een opgave ten minste jaarlijks zolang de waardeoverdracht van de kleine pensioenaanspraak niet heeft plaatsgevonden. De uitvoerder registreert de verzoeken en registreert of deze tot een waardeoverdracht hebben geleid.

  • 3. Het pensioenregister meldt de overdragende uitvoerder zo spoedig mogelijk of, en zo ja bij welke uitvoerder, de gewezen deelnemer pensioenaanspraken verwerft en wat zijn klantherkenningsnummer bij deze uitvoerder is.

  • 4. De overdragende uitvoerder betaalt binnen tien werkdagen na de melding dat de gewezen deelnemer bij een uitvoerder pensioenaanspraken verwerft, de overdrachtswaarde aan de ontvangende uitvoerder. De overdragende uitvoerder verstrekt daarbij het klantherkenningsnummer en de geboortedatum van de gewezen deelnemer en andere relevante gegevens aan de ontvangende uitvoerder.

  • 5. De ontvangende uitvoerder wendt de overdrachtswaarde binnen een maand aan voor pensioenaanspraken en informeert de deelnemer daarna binnen tien werkdagen over de waardeoverdracht en de verworven pensioenaanspraken.

  • 6. De artikelen 25 tot en met 28 zijn van overeenkomstige toepassing op de waardeoverdracht van een kleine pensioenaanspraak met dien verstande dat als overdrachtsdatum wordt aangemerkt de datum waarop de overdragende uitvoerder de overdrachtswaarde aan de ontvangende uitvoerder betaalt.

  • 7. De overdragende uitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek binnen twee weken een opgave van de berekening van de overdrachtswaarde.

Artikel 17f. Waardeoverdracht bestaand klein pensioen
  • 1. De voorwaarden, bedoeld in artikel 220b, vierde lid, onderdeel a, van de Pensioenwet dan wel artikel 214a, vierde lid, onderdeel a, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn als volgt:

    • a. de uitvoerder die gebruik wil maken van het recht op waardeoverdracht vraagt binnen zes maanden na 1 januari 2020 bij het pensioenregister een opgave van de uitvoerders bij wie de gewezen deelnemers, waarvoor de uitvoerder gebruik wil maken van het recht op waardeoverdracht, pensioenaanspraken verwerven;

    • b. de uitvoerder handelt bij de waardeoverdracht conform het plan, bedoeld in het tweede lid; en

    • c. de uitvoerder informeert de betreffende gewezen deelnemers over de voorgenomen waardeoverdracht.

  • 2. De uitvoerders maken, in overleg met de Stichting Pensioenregister, een plan voor een gefaseerde uitvoering van de waardeoverdracht voor de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde gevallen, waarbij rekening wordt gehouden met de capaciteit van het pensioenregister en de belangen van de overdragende en ontvangende uitvoerders. Op voordracht van de uitvoerders en de Stichting Pensioenregister, en na advies van de toezichthouders, stelt Onze Minister het plan vast. Het plan wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.

  • 3. De overdragende uitvoerder die de opgave, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft gevraagd, vraagt op het moment dat dit is opgenomen in het plan, bedoeld in het tweede lid, bij het pensioenregister een opgave van de uitvoerder bij wie de gewezen deelnemer pensioenaanspraken verwerft. Artikel 17e, derde tot en met zevende lid, is van toepassing.

3. Na artikel 17f wordt een opschrift ingevoegd, luidende:

Paragraaf 6.2. Individuele waardeoverdracht

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 71, zevende lid, 72a, eerste lid, en 76 negende lid, van de Pensioenwet en de artikelen 82, zevende lid, en 83a, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling

4. In paragraaf 6.2 wordt artikel 17e vernummerd tot artikel 17g.

5. In artikel 18, eerste lid, wordt na «een opgave heeft gevraagd» ingevoegd: als bedoeld in artikel 71, derde lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 82, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

E

Artikel 56 komt te luiden:

Artikel 56. Overgangsrecht Wet waardeoverdracht klein pensioen

De overdragende uitvoerder die gebruik maakt van het recht op waardeoverdracht van een kleine pensioenaanspraak, bedoeld in artikel 70a van de Pensioenwet dan wel artikel 81a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, voor de aanspraken van gewezen deelnemers van wie de deelneming is geëindigd in het jaar 2018, vraagt, in afwijking van artikel 17e, eerste lid, binnen een jaar vanaf 1 januari 2019, bij het pensioenregister een opgave van de uitvoerder bij wie de gewezen deelnemer pensioenaanspraken verwerft, tenzij de uitvoerder aantoont dat aan uitvraag binnen deze termijn redelijkerwijs niet kan worden voldaan.

ARTIKEL II

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, en derde lid, wordt «71» vervangen door: 70a, 71.

B

In artikel 10ab, eerste lid, onderdeel b, wordt «71» vervangen door: 70a, 71.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 4 juli 2018

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Uitgegeven de zeventiende juli 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 in verband met de Wet waardeoverdracht klein pensioen. In de Wet waardeoverdracht klein pensioen zijn diverse delegatiebepalingen opgenomen. Met dit besluit worden deze bepalingen, en reeds bestaande bepalingen in voornoemde wetten nader ingevuld.

De belangrijkste bepalingen betreffen:

  • 1) het proces van automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen;

  • 2) de voorwaarden die zijn verbonden aan waardeoverdracht van bestaande kleine pensioenen;

  • 3) de communicatieverplichtingen richting de gewezen deelnemers wier klein pensioen automatisch wordt overgedragen na einde deelneming.

Op deze onderwerpen wordt in het nu volgende ingegaan.

Automatische waardeoverdracht klein pensioen

Bij gebruikmaking van het recht op waardeoverdracht moet de overdragende pensioenuitvoerder voor de eerste keer binnen één jaar na einde deelneming van de deelnemer toetsen bij het pensioenregister of de gewezen deelnemer bij een andere uitvoerder actief pensioen opbouwt. Het kan natuurlijk voorkomen dat een gewezen deelnemer niet direct in een nieuwe baan start, of gaat werken zonder pensioen op te bouwen. De overdragende pensioenuitvoerder vindt dan geen nieuwe pensioenuitvoerder om het klein pensioen aan over te dragen. In dat geval toetst de overdragende uitvoerder (ten minste) jaarlijks of de situatie is veranderd en het klein pensioen alsnog kan worden overgedragen. Op grond van artikel 66, tweede lid, onderdeel c, van de Pensioenwet heeft de pensioenuitvoerder het recht om pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen ook in de situatie dat de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2018, maar dan moet de pensioenuitvoerder na beëindiging van de deelneming ten minste vijf maal tevergeefs hebben gepoogd het kleine pensioen over te dragen en moet na de beëindiging van de deelneming ten minste vijf jaar zijn verstreken. Omdat pas vanaf 2019 gestart kan worden met (pogingen tot) automatische waardeoverdracht is voor beëindigingen in het jaar 2018 geregeld dat vijf jaar moet zijn verstreken vanaf 2019. In het besluit is expliciet bepaald dat de pensioenuitvoerders de aantallen inkomende en uitgaande waardeoverdrachten registreren. Ook de vergeefse pogingen die niet tot waardeoverdracht hebben geleid worden geregistreerd. De Autoriteit Financiële Markten (AFM), als verantwoordelijk toezichthouder op het pensioenregister, zal de correctheid en volledigheid van de gegevensuitwisseling tussen pensioenuitvoerders en het pensioenregister monitoren. Ten behoeve van hun toezicht en de evaluatie is het belangrijk dat pensioenuitvoerders en het pensioenregister de benodigde gegevens hiervoor kunnen overleggen.

Voor overdracht van kleine pensioenen van gewezen deelnemers van wie de deelneming is geëindigd tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019 (1 jaar voor inwerkingtreding en datum van inwerkingtreding), checkt de overdragende uitvoerder in 2019 (binnen één jaar na inwerkingtreding) bij het pensioenregister of er bij een nieuwe uitvoerder wordt opgebouwd.

De overdracht

Als uit de check bij het pensioenregister blijkt dat er bij een nieuwe pensioenuitvoerder wordt opgebouwd, draagt de overdragende uitvoerder binnen tien werkdagen de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken over aan de ontvangende uitvoerder. Er kan zich een situatie voordoen dat na waardeoverdracht blijkt dat er geen sprake meer is van actieve deelname bij het ontvangende fonds. In de periode van tien werkdagen tussen een positieve melding van het pensioenregister en het daadwerkelijk overmaken van de pensioenaanspraak is de status van de deelnemer veranderd naar gewezen deelnemer. De ontvangende pensioenuitvoerder voegt dan alsnog het inkomende kleine pensioen toe aan de aanspraak van de inmiddels gewezen deelnemer. Indien de aanspraak van de gewezen deelnemer in die tien dagen ook alweer zou zijn overgedragen aan een nieuwe uitvoerder, dan stort de ontvangende pensioenuitvoerder het kleine pensioen hiernaar door.

Gegevens

In dit voorstel is een zo eenvoudig mogelijke uitvoering het uitgangpunt. Voor een zo eenvoudig mogelijke uitvoering is gegevensminimalisatie noodzakelijk. Om het overdrachtsproces eenvoudig te houden, en daarmee de kosten laag, is het bij de automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen niet nodig om alle gegevens, zoals genoemd in artikel 18, eerste lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling over te dragen naar de ontvangende uitvoerder. Bij automatische waardeoverdracht is geen sprake van een offerteaanvraag door de deelnemer, er geldt immers geen keuze voor de waardeoverdracht. Bij aanvragen voor individuele waardeoverdrachten moet de ontvangende uitvoerder het initiatief nemen en een uitvraag doen bij de overdragende uitvoerder. In het geval van de automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen neemt de overdragende uitvoerder het initiatief. Daar zijn alle gegevens over de gewezen deelnemer en zijn/haar pensioenaanspraak al bekend. Enkel die gegevens die de ontvangende uitvoerder nodig heeft, hoeven daarom te worden overgedragen. Bij het overboeken van de overdrachtswaarde kan daarom volstaan worden met het meesturen van het klantherkenningsnummer van de ontvangende pensioenuitvoerder en de geboortedatum (ter controle). Indien nodig kan dit worden aangevuld met andere relevante informatie. Indien de gegevens worden opgenomen in het betalingskenmerk van de overboeking, kan het klantherkenningsnummer niet het burgerservicenummer zijn.

De overdragende uitvoerder hoeft geen informatie mee te geven over uitgebleven indexatie of kortingen op het kleine pensioen. Het staat de overdragende uitvoerder overigens vrij om deze gegevens wel mee te geven. Indien een uitvoerder ervoor kiest deze informatie niet mee te geven, betekent dit wel dat onvoldoende gegevens worden overgedragen om te beoordelen of voor een individuele deelnemer de mogelijkheid bestaat om de in de afgelopen jaren uitgebleven indexatie op een later moment in te halen. De omvang van de binnen de kaders van artikel 18d, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 toe te passen inhaalindexatie zal het pensioenfonds namelijk voor elke individuele (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde afzonderlijk moeten vaststellen. Daarvoor zijn meer gegevens nodig dan enkel het klantherkenningsnummer en de geboortedatum van de deelnemer. Zoals hierboven is toegelicht, wordt er bewust voor gekozen om niet alle gegevens zoals genoemd in artikel 18, eerste lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling automatisch over te dragen. Mocht een ontvangende pensioenuitvoerder uitgebleven (of beperkte) indexatie of een herstelkorting willen toekennen aan deelnemers waarvan een klein pensioen is overgedragen, dan zal deze uitvoerder de extra benodigde gegevens later alsnog moeten opvragen bij de overdragende pensioenuitvoerder of de deelnemer.

Gegevensbescherming

Gezien de aard van dit voorstel is een gegevensbeschermingseffectbeoordeling uitgevoerd. Met behulp hiervan is de noodzaak onderzocht van de voorgenomen verwerking van persoonsgegevens en zijn op gestructureerde wijze de gevolgen en risico’s van de maatregel(en)/het systeem voor gegevensbescherming in kaart gebracht. Hierbij is in het bijzonder aandacht besteed aan de beginselen van transparantie, gegevensminimalisering, doelbinding, het vereiste van een goede beveiliging en de rechten van de betrokkenen. De gegevensbeschermingseffectbeoordeling wordt in de wetgevingskalender gepubliceerd.

Er is een verwerkingsroute ingericht waarbij de (gewezen) deelnemer geen rol heeft, in tegenstelling tot de huidige route van individuele waardeoverdracht. De verwerkingsroute is zo eenvoudig mogelijk ingericht. De deelnemer wordt bij einde deelneming en bij de afronding van de waardeoverdracht geïnformeerd. De gegevensverwerking past bij het doel waar de gegevens voor zijn verzameld, namelijk pensioenuitvoering. Het voorstel is daarmee verenigbaar met de doelbinding van gegevensverwerking. Het pensioenregister krijgt een nieuwe taak en zal ten behoeve van de gegevensuitwisseling tussen pensioenuitvoerders een nieuw portal moeten bouwen. Het pensioenregister is als verwerker zelf verantwoordelijk voor adequate (informatie)beveiliging. De AFM houdt toezicht op het pensioenregister.

Overdrachtswaarde en overdrachtsdatum

De berekening van de overdrachtswaarde vindt conform de huidige rekenregels (standaardtarief) en tegen actuariële gelijkwaardigheid plaats. De overdragende uitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de berekening van de overdrachtswaarde. Als overdrachtsdatum wordt aangemerkt de datum waarop de overdragende uitvoerder de overdrachtswaarde aan de ontvangende uitvoerder betaalt. In dat geval is er ook geen rentevergoeding verschuldigd. De ontvangende uitvoerder wendt de overdrachtswaarde binnen één maand na ontvangst aan voor pensioenaanspraken en informeert de deelnemer daarna binnen tien werkdagen over de waardeoverdracht en de verworven pensioenaanspraken. Indien er sprake is van een waardeoverdracht naar een premieovereenkomst of premieregeling waarbij de premie wordt belegd, dan wordt de overdrachtswaarde conform de huidige regels binnen één week na ontvangst van de overdrachtswaarde aangewend voor de aankoop van beleggingseenheden.

Voorwaarden waardeoverdracht bestaande kleine pensioenen

Bij waardeoverdracht van bestaande kleine pensioenen gaat het om een eenmalige opschoonactie van een paar miljoen kleine aanspraken. Deze aanspraken kunnen niet allemaal tegelijk overgedragen worden. Het is nodig om hierover afspraken te maken en hieraan voorwaarden te verbinden om te voorkomen dat het pensioenregister overbelast wordt en er bij overdragende en ontvangende uitvoerders onevenwichtige situaties ontstaan. De pensioenkoepels Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars maken samen met de Stichting Pensioenregister afspraken over het matchingsproces, waaronder een planning en afspraken over aantallen. Deze afspraken zijn bindend en gelden voor de hele sector.

Voor de overdracht van de bulk aan bestaande kleine pensioenen is ruim de tijd nodig.

In de paragraaf over regeldruk in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen (Kamerstukken II 2016/17, 34 765, nr. 3) is als aanname gedaan dat een periode van vier jaar na inwerkingtreding van het onderdeel waardeoverdracht klein pensioen nodig zal zijn om de bulk aan bestaande kleine pensioenen over te dragen. Een dergelijke termijn is nodig om te voorkomen dat de overdracht van bestaande kleine pensioenen het proces van automatische waardeoverdracht van nieuwe kleine pensioenen, wat ook via het pensioenregister loopt, verstoort. Het pensioenregister mag niet overbelast raken. Daarnaast is het voor ontvangende pensioenuitvoerders belangrijk om te weten hoeveel en op welke termijnen bestaande kleine pensioenen van andere uitvoerders naar hen worden overgedragen. Zij hebben een acceptatieplicht voor inkomende waardeoverdrachten, maar moeten die wel naar behoren kunnen uitvoeren. De genoemde periode van vier jaar is geen wettelijk voorgeschreven periode, als blijkt dat hier meer tijd voor nodig is, dan kan dat overeengekomen worden tussen de pensioenkoepels en de Stichting Pensioenregister.

Een jaar na de inwerkingtreding van het onderdeel waardeoverdracht kleine pensioenen uit het wetsvoorstel (dus per 1 januari 2020) moet een uitvoerder die gebruik wil maken van het recht op waardeoverdracht van bestaande kleine pensioenen binnen 6 maanden alle1 kleine pensioenen bij het pensioenregister laten checken op een nieuwe uitvoerder. Benadrukt wordt dat het hier om een eenmalige mogelijkheid gaat, er is geen mogelijkheid om later alsnog mee te kunnen doen. Een pensioenuitvoerder moet dus tijdig het besluit nemen om al dan niet gebruik te maken van het recht op waardeoverdracht van bestaande kleine pensioenen Na deze periode maken de uitvoerders in overleg met de Stichting Pensioenregister een «meerjarenplan» om de stromen kleine pensioenen over en weer op een gefaseerde en gecontroleerde manier te laten verlopen. Toezichthouders De Nederlandsche Bank (DNB) en AFM adviseren over de afspraken, alvorens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de afspraken officieel vaststelt.

Bij bovengenoemde check op een nieuwe uitvoerder gaat het enkel om het in beeld krijgen van de globale overdrachtsstromen. Deze check is niet vrijblijvend. Pensioenfondsen trekken zich nu niet meer terug. Een fonds kan de dekkingsgraadeffecten nog niet in totaliteit beoordelen, aangezien er zowel uitgaande als inkomende waardeoverdrachten zullen plaatsvinden over een periode van een aantal jaren. Het meerjarenplan wordt zodanig opgesteld dat eventuele dekkingsgraadeffecten worden gespreid over de tijd, zodat de effecten minimaal zijn.

Het is niet uitgesloten dat de optelsom van vele kleine pensioenen kan leiden tot een aanzienlijk over te dragen som geld door pensioenuitvoerders. Bij pensioenfondsen is dit met name van belang in een situatie van onderdekking. De opschortende werking voor een waardeoverdracht bij onderdekking is niet aan de orde als er bij een pensioenfonds gebruik wordt gemaakt van het recht op waardeoverdracht van kleine pensioenen. De overdrachtswaarde van de kleine pensioenen blijft echter berekend worden op basis van het standaardtarief. Bij een overdracht wordt dus een grotere waarde overgedragen dan de dekkingsgraad van het fonds in het geval van onderdekking rechtvaardigt. Pensioenfondsbesturen dienen, net als bij elk ander besluit dat zij nemen, bij hun besluitvorming over het wel of niet overdragen van bestaande kleine pensioenen alle belangen af te wegen. Het achterblijvende collectief kan van een overdracht van een groot aantal kleine pensioenen om die reden een (beperkt) nadeel qua dekkingsgraad ondervinden, maar kan tegelijkertijd voordeel hebben van de kostenbesparing die dit oplevert.

Een waardeoverdracht kan ook effect hebben op de dekkingsgraad van een ontvangende uitvoerder, vooral in situaties van een dekkingsgraad (ruim) boven de 100%. Nieuwe aanspraken komen dan tegen het standaardtarief binnen, wat een drukkend effect heeft op de dekkingsgraad van het nieuwe collectief. Inkomende waardeoverdrachten in onderdekking hebben juist een verhogend effect op de dekkingsgraad. Daarnaast moeten ontvangende uitvoerders kosten maken om inkomende waardeoverdrachten te verwerken in de administratie. Voor hen geldt echter een acceptatieplicht voor overgedragen kleine pensioenen. Vanwege de beperkte controle over deze overdrachten, is het van belang dat uitvoerders onderling afspraken maken over het moment van overdracht en het effect dat dit heeft op de kosten, zeker bij die uitvoerders die de administratie nog maar beperkt hebben geautomatiseerd.

Ook bij verzekeraars is de eerste check in principe niet vrijblijvend, maar geldt een voorbehoud in verband met bijbetaling. Bij verzekeraars kan er bij een uitgaande waardeoverdracht van een verzekerde regeling een bijbetalingsplicht aan de orde zijn. Deze bijbetaling wordt normaal gesproken in rekening gebracht bij de werkgever. Omdat het hier gaat om (automatische) overdracht van grote aantallen kleine pensioenen, en geen individuele aanvragen voor waardeoverdracht, is het de vraag of werkgevers hiervoor willen bijbetalen. Een uitgaande waardeoverdracht van bestaande kleine pensioenen is geen verplichting voor verzekeraars, maar een keuze. Verzekeraars kunnen hierbij dus zelf de afweging maken of zij de bestaande kleine pensioenen willen overdragen, en hierbij de werkgever al dan niet om een bijdrage willen vragen, of afzien van de overdracht van kleine pensioenen waar bijbetaling aan de orde is. Verzekeraars kunnen deze afweging maken nadat uit de eerste check bij het pensioenregister het aantal matches bekend is. Indien er wordt afgezien van het recht op overdracht, kan een deelnemer alsnog zelf om individuele waardeoverdracht vragen. Bij inkomende waardeoverdrachten hebben pensioenuitvoerders geen keuze, dan geldt een acceptatieplicht.

De daadwerkelijke overdracht vindt plaats op het moment zoals is afgesproken in het «meerjarenplan» tussen de uitvoerders en de Stichting Pensioenregister. De overdragende uitvoerder checkt dan nogmaals bij het pensioenregister of er bij een nieuwe uitvoerder wordt opgebouwd, en draagt dan over volgens de regels die gelden voor waardeoverdracht van nieuwe aanspraken. Deze tweede check is nodig omdat er zich na de eerste (globale) check wijzigingen kunnen voordoen. De overdrachten vinden immers gefaseerd over een periode van een aantal jaren plaats. Meedoen aan het meerjarenplan is niet vrijblijvend. Een pensioenuitvoerder kan zich later alleen terugtrekken als zich in de tussenliggende periode een ingrijpende wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan.

Communicatieverplichtingen

Pensioenuitvoerders nemen in het Pensioen1-2-3 op wat hun beleid is aangaande kleine pensioenen (automatische waardeoverdracht) en dat hele kleine pensioenen vervallen. Bij einde deelneming wordt de deelnemer via de stopbrief geïnformeerd over de gevolgen voor zijn aanspraken. De huidige stopbrief wordt hierop aangepast.

In de stopbrief leest de deelnemer hoe hoog zijn opgebouwde pensioenaanspraak is. Deze aanspraak valt binnen een van de volgende drie categorieën: een aanspraak boven de grens van automatische waardeoverdracht, een aanspraak onder de grens van automatische waardeoverdracht (klein pensioen), of een aanspraak op een heel klein pensioen. De inhoud van de stopbrief wordt aangepast aan de categorie waarin de pensioenaanspraak valt. Immers, het vervolgtraject verschilt per categorie en daar hoort op de situatie toegesneden communicatie bij.

In het geval van een nieuwe kleine aanspraak staat in de stopbrief wat hiermee gaat gebeuren: de uitvoerder laat de aanspraak in de administratie staan tot pensioen (wel recht op individuele waardeoverdracht), of de uitvoerder doet mee aan het systeem van automatische waardeoverdracht. In de laatste situatie wordt de gewezen deelnemer geïnformeerd over dit traject. Hierbij kan gedacht worden aan de bestemming (de nieuwe pensioenuitvoerder), de gevolgen als er niet direct een nieuwe uitvoerder beschikbaar is (inclusief het recht op afkoop na vijf vergeefse pogingen), en dat de gewezen deelnemer zelf geen actie hoeft te ondernemen. In de stopbrief staat ook dat de gewezen deelnemer door de nieuwe uitvoerder wordt geïnformeerd zodra de waardeoverdracht is afgerond, inclusief een duidelijke verwijzing naar www.mijnpensioenoverzicht.nl, zodat de deelnemer altijd kan zien waar pensioen opgebouwd is en wordt. De ontvangende uitvoerder informeert de deelnemer binnen tien werkdagen na het aanwenden van de overdrachtswaarde voor pensioenaanspraken over de waardeoverdracht en de verworven pensioenaanspraken.

Er is geen overgangsrecht voor communicatieverplichtingen aan de orde, aangenomen wordt dat pensioenuitvoerders in 2018 in de stopbrief niet meer communiceren over afkoop van klein pensioen.

In het geval van nieuwe hele kleine aanspraken moet in de stopbrief staan dat deze zijn komen te vervallen bij einde deelneming. Bestaande hele kleine aanspraken kunnen komen te vervallen als de uitvoerder van dit recht gebruik maakt. De betreffende deelnemers moeten hiervan op de hoogte gesteld worden. Er wordt niet voorgeschreven op welke wijze pensioenuitvoerders dit moeten doen. Tevens wordt geregeld dat uitvoerders in het bestuursverslag verantwoording afleggen over de grootte van de vrijval en de bestemming ervan.

Uitvoeringstoets

Het ontwerpbesluit is voor een toezichttoets voorgelegd aan DNB en AFM en er is advies gevraagd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft geen opmerkingen gemaakt bij het ontwerpbesluit. Ook aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) is advies gevraagd. De ATR ziet geen aanleiding om in de bedragen die bij de wet zijn genoemd veranderingen aan te brengen, mede gezien het robuuste karakter van de aldaar opgenomen bedragen. De wijzigingen zijn in omvang marginaal ten opzichte van de berekeningen die in de toelichting op de wet zijn opgenomen. Voor de Belastingdienst geldt dat de eerder uitgebrachte uitvoeringstoets op het wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen onverkort van kracht is.

Naar aanleiding van de toezichttoets van DNB is de toelichting van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling aangescherpt. DNB adviseert daarnaast enkele Pensioenwetbepalingen die zien op de governance bij bestaande «bulk» waardeoverdrachten aan te passen. Dit zal in de Verzamelwet pensioenen 2019 worden opgenomen.

Naar aanleiding van de toezichttoets van de AFM is het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling aangepast. In artikel 17e, eerste lid is «in beginsel» geschrapt, en de nieuwe zinsnede »tenzij de overdragende uitvoerder aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan» is toegevoegd. Aan artikel 17e, tweede lid is toegevoegd dat pensioenuitvoerders de checks bij het pensioenregister registreren en tevens of deze tot een waardeoverdracht hebben geleid. In de toelichting van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is klantherkenningsnummer duidelijker omschreven.

Internetconsultatie

Dit besluit is op 4 augustus 2017 opengesteld voor internetconsultatie. De internetconsultatie is geëindigd op 14 september 2017. Er zijn 18 reacties ontvangen.

Naar aanleiding van de internetconsultatie is dit besluit op een aantal punten aangepast. Hieronder zal daarop worden ingegaan. Alvorens dat te doen hecht ik er aan te constateren dat een groot deel van de gemaakte opmerkingen en suggesties tijdens de internetconsultatie betrekking had op het wetsvoorstel, of zelfs buiten het kader van het wetsvoorstel, en aldus buiten het bereik van dit besluit valt. Die opmerkingen zijn daarom niet meegenomen. Wel kan opgemerkt worden dat in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2016/17, 34 765, nr. 6) duidelijkheid is gegeven over de inwerkingtreding van het onderdeel waardeoverdracht klein pensioen per 1 januari 2019. Op dat moment zijn het pensioenregister en de pensioenuitvoerders gereed om de automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen uit te voeren. De gegevensbeschermingseffectbeoordeling (PIA) is na de internetconsultatie uitgevoerd. De inwerkingtreding van onderhavig besluit was voorzien voorafgaand aan de inwerkingtreding van de AVG. Nu de inwerkingtreding van onderhavig besluit later zal plaatsvinden, is alsnog een gegevensbeschermingseffectbeoordeling uitgevoerd.

Aanpassingen naar aanleiding van de internetconsultatie:

– Benodigde gegevens bij waardeoverdracht

Naar aanleiding van daartoe gemaakte opmerkingen zijn de benodigde gegevens die overdragende pensioenuitvoerders mee moeten sturen met een waardeoverdracht beperkt. In plaats van uitwisseling van de bij individuele waardeoverdracht gebruikte gegevens wordt voorgeschreven dat de overdragende uitvoerder de volgende gegevens over de gewezen deelnemer aan de ontvangende uitvoerder stuurt: het klantherkenningsnummer van de ontvangende uitvoerder, de geboortedatum en alle overige relevante informatie. Daarnaast is in de algemene toelichting de wijze van overdragen van deze gegevens en de koppeling tussen de waardeoverdracht en de gegevens verduidelijkt.

– Termijnen

In verschillende reacties is aandacht gevraagd voor de gestelde termijnen behorend bij bepaalde handelingen van een waardeoverdracht. Allereerst is er betoogd dat er een langere termijn dan 1 jaar nodig is om na einde deelneming bij het pensioenregister te checken of de gewezen deelnemer bij een nieuwe pensioenuitvoerder pensioen opbouwt. Er wordt voorgesteld deze termijn te verlengen naar maximaal 2 jaar, dan wel deze termijn vrij te laten invullen door de uitvoerders.

De geschetste problematiek (faillissement, het gebruik van de loonaangifteketen) is dermate specifiek, dat de termijn hier niet op is aangepast. Er mag van pensioenuitvoerders verwacht worden dat zij binnen een jaar na einde deelneming bij het pensioenregister kunnen nagaan of een gewezen deelnemer ergens anders actief pensioen verwerft. Een vergelijking met de huidige termijn van twee jaar voordat er eenzijdig kan worden afgekocht, gaat niet op. De huidige termijn van twee jaar is ingesteld om de gewezen deelnemer de mogelijkheid te geven zelf waardeoverdracht aan te vragen, voordat het pensioen eventueel wordt afgekocht. Nu afkoop niet meer mogelijk is, en de deelnemer zelf niet meer om waardeoverdracht hoeft te vragen, is een langere termijn dan 1 jaar niet nodig. Artikel 17e, eerste lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de algemene toelichting is in eerste instantie zodanig aangepast dat pensioenuitvoerders in beginsel binnen 1 jaar na einde deelneming bij het pensioenregister nagaan of de gewezen deelnemer ergens anders actief pensioen verwerft. Naar aanleiding van de toezichttoets van de AFM is vervolgens in beginsel geschrapt, en is de volgende zinsnede toegevoegd: »tenzij de overdragende uitvoerder aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan».

In artikel 17e, tweede lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is geregeld dat een overdragende pensioenuitvoerder de check bij het pensioenregister jaarlijks herhaalt zolang de waardeoverdracht van de kleine pensioenaanspraak niet heeft plaatsgevonden. Uit een reactie blijkt dat er pensioenuitvoerders zijn die deze check vaker zouden willen doen. Daarom zijn het artikel en de algemene toelichting op dit punt zodanig aangepast, dat uitvoerders deze check ten minste jaarlijks herhalen zolang de waardeoverdracht niet heeft plaatsgevonden.

In artikel 17e, derde lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is geregeld dat het pensioenregister zo spoedig mogelijk aan de overdragende uitvoerder meldt of, en zo ja bij welke uitvoerder, de gewezen deelnemer pensioenaanspraken verwerft. In een van de reacties is gevraagd om deze termijn te verduidelijken. In principe kan het pensioenregister snel reageren, waarschijnlijk binnen 24 uur. Dit zal per bestand verschillen, omdat niet alle bestanden even groot zullen zijn. Het is daarom niet goed mogelijk deze termijn nader te verduidelijken. Het is hierbij ook van belang dat pensioenuitvoerders zich houden aan de (nog onderling te maken) afspraken wie wanneer aan de beurt is of een bestand bij het register te laten checken. Afspraken hierover zijn nodig om overbelasting bij het pensioenregister te voorkomen.

In artikel 17f, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling was geregeld dat als pensioenuitvoerders bestaande kleine pensioenen willen overdragen, zij binnen een periode van zes maanden na inwerkingtreding van het wetsvoorstel hun bestand van kleine pensioenen bij het pensioenregister moeten aanbieden voor een check ten behoeve van het opstellen van een «meerjarenplan». Uit reacties is gebleken dat deze periode te snel na inwerkingtreding komt. Daarom is geregeld dat deze periode start na 1 jaar na inwerkingtreding van het onderdeel waardeoverdracht klein pensioen (dus per 1 januari 2020).

– Opschonen van het verleden

In artikel 17f, eerste lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn de voorwaarden opgenomen waaronder pensioenuitvoerders ook bestaande kleine pensioenen automatisch kunnen overdragen. Er wordt onder meer voorgeschreven dat uitvoerders, in overleg met de Stichting Pensioenregister, afspraken maken over een gefaseerde uitvoering, rekening houdend met de capaciteit van het pensioenregister en de belangen van de overdragende en ontvangende uitvoerders. Uit reacties is gebleken dat pensioenuitvoerders een projectmatige aanpak voorstaan en hier zelf de verantwoordelijkheid voor willen dragen. Er wordt beargumenteerd dat hiervoor wel nodig is dat de pensioenkoepels Pensioenfederatie en Verbond van Verzekeraars bindende sectorbrede afspraken kunnen maken. De Stichting Pensioenregister onderschrijft de noodzaak hiervan, ter voorkoming van het moeten maken van aparte afspraken met alle pensioenuitvoerders.

Ten behoeve van een beheerste en gefaseerde uitvoering is het nodig de afspraken die de pensioenkoepels samen met het pensioenregister maken bindend aan de sector op te leggen. Het betreft enkel afspraken over het matchingsproces van de bulk bestaande kleine pensioenen. Ter voorkoming van overbelasting van het pensioenregister en ontvangende pensioenuitvoerders, moet er een gedegen planning komen inclusief afspraken over aantallen. Vanwege hun toezichttaak op de stabiliteit van de pensioensector als geheel en individuele uitvoerders specifiek (DNB) en het functioneren van het pensioenregister (AFM) krijgen de toezichthouders een adviesrol bij de totstandkoming van de projectmatige opschoonactie van bestaande kleine pensioenen. De toezichthouders houden nadien in het doorlopend toezicht oog op de uitvoering van de afspraken. De afspraken in het plan worden door de Minister van SZW officieel vastgesteld.

– Communicatie

In artikel 2, eerste lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling was geregeld dat in de «startbrief» (de zogenaamde laag 1 van Pensioen 1-2-3) informatie over het vervallen van hele kleine pensioenen en over het beleid van de pensioenuitvoerder met betrekking tot automatische waardeoverdracht moest worden opgenomen. Uit een reactie blijkt dat het logischer zou zijn om deze informatie een plek te geven in de informatie die ter beschikking wordt gesteld aan deelnemers (de zogenaamde laag 2 van Pensioen 1-2-3). Daarom wordt de voorgestelde wijziging van artikel 2, eerste lid, niet doorgevoerd. In de plaats daarvan is een nieuw tweede lid toegevoegd aan artikel 9b van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

– Overige punten

  • Naar aanleiding van reacties over onduidelijkheid hoe pensioenuitvoerders dienen te handelen als na overdracht blijkt dat er geen sprake meer is van actieve deelname bij het ontvangende fonds, is in de algemene toelichting verduidelijkt dat er in die situatie geen probleem ontstaat.

  • In de algemene toelichting is verduidelijkt wat wordt bedoeld met het laten checken van «het volledige bestand kleine pensioenen», in relatie tot artikel 17f, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

  • In de algemene toelichting is verduidelijkt dat de genoemde periode van 4 jaar2 om de bulk bestaande kleine pensioenen over te dragen geen wettelijk voorgeschreven periode is, als blijkt dat hier meer tijd voor nodig is, dan kan dat worden overeengekomen tussen de pensioenkoepels en de Stichting Pensioenregister.

Effecten van de regeldruk

Voor een beschrijving van de inhoudelijke nalevingskosten en de administratieve lasten wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen (Kamerstukken II 2016/17, 34 765, nr. 3). Dit besluit leidt tot beperkte effecten voor de regeldruk ten opzichte van de memorie van toelichting.

Naar aanleiding van de motie van het lid Omtzigt3 is aan artikel 17e van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling een zevende lid toegevoegd, waarin wordt geregeld dat de overdragende uitvoerder de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de berekening van de overdrachtswaarde verstrekt. Naar verwachting zal een dergelijk verzoek niet meer dan een tiental keren per jaar worden gedaan. Voor de pensioensector als geheel leidt dit niet tot een noemenswaardige toename van de regeldruk.

Naar aanleiding van het amendement van Lodders cs.4 hebben pensioenuitvoerders het recht gekregen om na vijf vergeefse overdrachtspogingen het kleine pensioen alsnog af te kopen. Dit scheelt in de administratiekosten, deze kleine pensioenen hoeven niet meer tot de pensioendatum in de administratie gehouden te worden. Dit scheelt ook in de jaarlijkse check bij het pensioenregister. Deze laatste kosten zijn overigens verwaarloosbaar. Tegelijkertijd moet een uitvoerder wel kosten maken om het kleine pensioen na vijf vergeefse pogingen af te kopen. Deze kosten zijn echter een schuif in de tijd, omdat het kleine pensioen anders hoogstwaarschijnlijk op pensioendatum zou worden afgekocht. Pensioenuitvoerders worden op grond van artikel 17e, tweede lid van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling verplicht om de (vergeefse) pogingen te registreren. Ook dit zijn verwaarloosbare kosten.

Naar aanleiding van het amendement van het lid Van Weyenberg5 ligt de grens tussen oude en nieuwe kleine pensioen op 1 januari 2018 in plaats van 1 januari 2017. Dit betekent een beperkte schuif in aantallen zoals getoond in tabel 3 van de memorie van toelichting.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling)

In artikel 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is bepaald aan welke onderwerpen aandacht moet worden besteed in de informatie die een deelnemer ontvangt bij beëindiging van de deelneming, de zogenoemde stopbrief. Daaraan zijn toegevoegd het vervallen van een heel kleine pensioenaanspraak (onderdeel a) en de waardeoverdracht van een kleine pensioenaanspraak (onderdeel b). Beide onderwerpen worden natuurlijk alleen opgenomen indien dit voor de deelnemer relevant is, dus een deelnemer met een aanspraak boven de vervalgrens of een aanspraak die meer bedraagt dan de grens voor automatische waardeoverdracht krijgt deze informatie niet.

De overdrachtgrens, bedoeld in artikel 6, onderdeel b, is het op basis van artikel 66 van de Pensioenwet dan wel artikel 78 van de Wvb bepaalde bedrag waarvan bepaald is dat dit de grens is om voor automatische waardeoverdracht in aanmerking te komen.

In onderdeel d is bepaald dat de uitvoerder die een klein pensioen kan afkopen na vijf (jaarlijkse) mislukte pogingen tot automatische waardeoverdracht dit in de stopbrief opneemt. Ook deze informatie is natuurlijk alleen relevant voor een deelnemer met een aanspraak onder de afkoopgrens indien de uitvoerder gebruik maakt van het recht op automatische waardeoverdracht. Verder is in onderdeel h geregeld dat in de stopbrief informatie staat over de website waarop het pensioenregister te raadplegen is, mijnpensioenoverzicht.nl. De overige onderdelen zijn ongewijzigd overgenomen uit het bestaande artikel 6.

Artikel I, onderdeel B (artikel 9b van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling)

In artikel 9b van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is geregeld dat de uitvoerder in laag 2 van de Pensioen1-2-3 opneemt dat heel kleine aanspraken (minder dan € 2 per jaar) bij einde deelneming vervallen.

Verder is geregeld dat de uitvoerder die gebruik maakt van zijn recht op waardeoverdracht van kleine pensioenaanspraken (minder dan € 474,11 per jaar in 2018) in laag 2 van de Pensioen1-2-3 moet opnemen dat hij aan automatische waardeoverdracht doet en moet de procedure die daarbij gevolgd wordt beschreven worden.

Artikel I, onderdeel C

Het opschrift van hoofdstuk 5 is aangepast aan de vernummering van een aantal artikelen.

Artikel I, onderdeel D

Hoofdstuk 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling waarin regels over waardeoverdracht staan is aangepast en ingedeeld in twee paragrafen. Er is een paragraaf opgenomen (paragraaf 6.1.) met regels voor waardeoverdracht van kleine pensioenen. De artikelen van het huidige hoofdstuk 6 met betrekking tot individuele waardeoverdracht zijn in een aparte paragraaf gezet (paragraaf 6.2.).

In artikel 17e van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn regels gesteld voor de waardeoverdracht van nieuwe kleine pensioenaanspraken.

Op grond van het eerste lid vindt de eerste uitvraag bij het pensioenregister plaats binnen een jaar na einde deelneming. Er zijn situaties waarbij uitvraag binnen een jaar niet haalbaar is, bijvoorbeeld omdat bij afwikkeling van een faillissement van de werkgever het enige tijd kan duren voordat de aanspraken zijn vastgesteld.

Op grond van het tweede lid herhaalt de uitvoerder de uitvraag ten minste jaarlijks totdat er waardeoverdracht heeft kunnen plaatsvinden. De uitvoerder registreert de uitvragen en registreert of deze tot waardeoverdracht hebben geleid. Die registratie is nodig omdat de uitvoerder nadat hij gedurende vijf jaar tenminste een maal per jaar tevergeefs een opgave aan het pensioenregister heeft gevraagd het kleine pensioen alsnog kan afkopen. Tevens is de registratie van de uitvragen (en het resultaat ervan) wenselijk voor de evaluatie.

Het pensioenregister meldt op grond van het derde lid zo spoedig mogelijk of er een uitvoerder is waarbij de gewezen deelnemer pensioenaanspraken opbouwt. Het pensioenregister vermeldt daarbij tevens het klantherkenningsnummer van de deelnemer bij die ontvangende uitvoerder.

Als de uitvoerder van het pensioenregister de melding krijgt dat er een uitvoerder is waarbij de gewezen deelnemer actief pensioen opbouwt, vindt de overdracht op grond van het vierde lid plaats binnen tien werkdagen na de melding. De overdragende uitvoerder verstrekt daarbij een aantal gegevens. Daarbij gaat het om het klantherkenningsnummer van de deelnemer bij de ontvangende uitvoerder (dat de overdragende uitvoerder heeft ontvangen van de pensioenregister) en de geboortedatum van de gewezen deelnemer en, indien nodig, ook andere gegevens die relevant zijn voor de waardeoverdracht. Het verstrekken van andere gegevens die relevant zijn, kan bijvoorbeeld spelen bij de wens van een ontvangende pensioenuitvoerder om uitgebleven (of beperkte) indexatie of een herstelkorting toe te kennen.

De ontvangende uitvoerder wendt de overdrachtswaarde aan voor pensioenaanspraken voor de deelnemer. De ontvangende uitvoerder doet dit op grond van het vijfde lid binnen een maand nadat hij de overdrachtswaarde heeft ontvangen en informeert vervolgens binnen tien werkdagen de deelnemer over de waardeoverdracht en de pensioenaanspraken die de deelnemer daardoor heeft gekregen in de pensioenregeling van de ontvangende uitvoerder.

In het zesde lid is geregeld dat een aantal artikelen uit het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van overeenkomstige toepassing zijn. Het gaat daarbij onder meer om het artikel over de berekening van de overdrachtswaarde waarbij als overdrachtsdatum voor deze waardeoverdrachten wordt aangemerkt de datum waarop de overdrachtswaarde wordt betaald.

Op grond van het zevende lid verstrekt de overdragende uitvoerder de gewezen deelnemer op zijn verzoek binnen twee weken een opgave van de berekening van de overdrachtswaarde.

In artikel 17f van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn de voorwaarden opgenomen voor waardeoverdracht van bestaande kleine pensioenaanspraken. Van een bestaande kleine pensioenaanspraak is sprake indien de beëindiging van de deelneming voor 1 januari 2018 (een jaar voor de datum van inwerkingtreding van de bepalingen met betrekking tot de automatische waardeoverdracht) heeft plaatsgevonden.

Op grond van het eerste lid hebben de pensioenuitvoerders die gebruik willen maken van het recht om bestaande kleine pensioenaanspraken over te dragen vanaf 1 januari 2020 een half jaar de tijd om voor het volledige bestand kleine aanspraken waarvoor zij dit willen doen bij het pensioenregister een opgave te vragen van een eventuele nieuwe pensioenuitvoerder.

Met de resultaten van deze uitvraag maken de pensioenuitvoerders afspraken over de fasering van deze (mogelijke) overdrachten. Daarbij wordt overlegd met de Stichting Pensioenregister zodat zeker kan worden gesteld dat het pensioenregister niet wordt overbelast en dat de uitvraag voor nieuwe kleine pensioenaanspraken niet wordt verstoord. Bij het maken van afspraken moeten zowel de belangen van de overdragende uitvoerders als de ontvangende uitvoerders in acht worden genomen. De ontvangende uitvoerders hebben een acceptatieplicht en er moet dus voorkomen worden dat (te) veel overdrachten in een korte periode naar een bepaalde uitvoerder gaan. De pensioenuitvoerders handelen bij de uitvoering van de waardeoverdracht conform de afspraken die in het plan zijn opgenomen over onder meer de fasering. Tenslotte is in het eerste lid geregeld dat de pensioenuitvoerder die gebruik wil maken van het recht bestaande kleine aanspraken over te dragen de gewezen deelnemers die het betreft hierover informeert.

In het tweede lid is bepaald dat het plan van aanpak voor de waardeoverdracht van bestaande aanspraken door de uitvoerders, in overleg met de Stichting Pensioenregister, wordt opgesteld. Het plan wordt vervolgens op voordracht van de sector en na advies van DNB en AFM vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het plan zal vervolgens in de Staatscourant worden gepubliceerd.

In het derde lid is geregeld dat de uitvoerder op het moment dat hij op grond van de afspraken die hierover zijn gemaakt in het plan feitelijk over kan gaan tot het in gang zetten van de waardeoverdracht, nogmaals een uitvraag doet bij het pensioenregister. De uitvraag in het eerste half jaar was immers met name bedoeld om zicht te krijgen op de aantallen en bestemming van de mogelijke waardeoverdrachten zodat een plan kan worden gemaakt om het gehele proces in goede banen te leiden. Ook gezien het tijdsverloop is een nieuwe uitvraag nodig als overgegaan wordt tot individuele waardeoverdrachten. Bij die uitvraag en de verdere procedure is artikel 17e, derde tot en met zevende lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van toepassing.

Artikel I, onderdeel E (artikel 56 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling)

In artikel 56 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is overgangsrecht opgenomen. In artikel 17e, eerste lid, is bepaald dat de eerste uitvraag bij het pensioenregister plaatsvindt binnen een jaar na einde deelneming, tenzij de overdragende uitvoerder aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan. In artikel 56 is bepaald dat de eerste uitvraag bij het pensioenregister in de situatie dat de deelneming is geëindigd in het jaar 2018 binnen een jaar vanaf 1 januari 2019 plaatsvindt, tenzij de overdragende uitvoerder aantoont dat daarvan redelijkerwijs niet kan worden voldaan.

Artikel II, onderdelen A en B (artikelen 10a en 10ab van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965)

De wijzigingen van de artikelen 10a, eerste lid, onderdeel f, en derde lid, en 10ab, eerste lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 houden verband met de invoering van artikel 70a van de Pensioenwet. Met deze wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt bewerkstelligd dat perioden gedurende welke de werknemer in dienstbetrekking heeft gestaan tot een andere inhoudingsplichtige bij een waardeoverdracht van een door die andere inhoudingsplichtige toegezegd klein pensioen als bedoeld in artikel 70a van de Pensioenwet bij de nieuwe inhoudingsplichtige mogen meetellen als dienstjaren, onderscheidenlijk deelnemingsjaren, als bedoeld in artikel 18g van de Wet op de loonbelasting 1964. Bovenstaande geldt voor zover deze jaren op basis van een adequate diensttijdadministratie kunnen worden vastgesteld, onderscheidenlijk met schriftelijke bescheiden kan worden gestaafd dat deze perioden bij de opbouw van het ouderdomspensioen in aanmerking zijn genomen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Voor verzekeraars geldt de mogelijkheid om vanwege bijbetalingsproblematiek af te zien van waardeoverdracht van bepaalde pensioenregelingen. Verzekeraars checken alleen die kleine pensioenen behorend bij regelingen die worden overgedragen.

X Noot
2

Tabel 3 in Kamerstukken II 2016/17, 34 765, nr. 3, blz. 18.

X Noot
3

Kamerstukken II 2016/17, 34 765, nr. 16.

X Noot
4

Kamerstukken II 2016/17, 34 765, nr. 17.

X Noot
5

Kamerstukken II 2016/17, 34 765, nr. 13.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven