Besluit van 20 juni 2018 tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen vanwege aanpassing van het overgangsrecht risicohouding en een andere wijziging

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 mei 2018, nr. 2018-0000100375;

Gelet op de artikelen 102a, vierde en 126, derde lid, van de Pensioenwet en de artikelen 109a, vierde lid en 121, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 juni 2018, No.W12.18.0127/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 juni 2018, nr 2018-0000109690

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 11, zesde lid, aanhef, wordt «arbeidsongeschiktheidspensioen uitvoert» vervangen door «arbeidsongeschiktheidspensioen of premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid uitvoert».

B

Artikel 36b, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Tot het tijdstip, bedoeld in artikel IV van de Wet verbeterde premieregeling, kan bij de weergave van de risicohouding, bedoeld in artikel 1a, derde lid, in afwijking van artikel 7e van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, in plaats van een pessimistisch en verwacht scenario de maximaal aanvaardbare afwijking van het pensioen weergegeven worden op basis van twee rendementen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2018.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 20 juni 2018

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Uitgegeven de achtentwintigste juni 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De wijzigingen in dit besluit zijn technisch van aard en komen voort uit wensen van de Nederlandsche Bank (DNB). De wijziging ten aanzien van de risicohouding is aangekondigd in de ministeriële regeling tot vaststelling van de rekenmethodieken voor weergave van ouderdomspensioen in scenario’s (Stcrt. 2018, 22286). De wijzigingen worden hieronder per artikel toegelicht.

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft aangegeven dat beide wijzigingen uit dit besluit niet leiden tot extra regeldruk.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 11, zesde lid, Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen)

Artikel 11, zesde lid, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen geeft rekenregels voor pensioenfondsen die arbeidsongeschiktheidspensioen uitvoeren. Daarvoor wordt extra minimaal vereist eigen vermogen aangehouden. Fondsen kunnen voor arbeidsongeschikten ook voorzien in premievrije voorzetting van de opbouw van ouderdomspensioen en, eventueel, partnerpensioen. Ook deze premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid valt onder het begrip biometrische risico’s waarvoor extra vermogen moet worden aangehouden. In de praktijk wordt deze bepaling ook zo toegepast. De toevoeging van de premievrijstelling aan de aanhef van artikel 11, zesde lid, betreft daarmee een technische aanpassing.

Artikel I, onderdeel B (artikel 36b Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen)

Voor de weergave van de risicohouding, bedoeld in artikel 1a van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen is in artikel 36b van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen een tijdelijke en vereenvoudigde regeling opgenomen op grond waarvan bij de weergave van de risicohouding in plaats van een pessimistisch en verwacht scenario de maximaal aanvaardbare afwijking van het pensioen wordt weergegeven op basis van twee rendementen. De bedoeling was dat deze vereenvoudigde rekenmethodiek op basis van twee rendementen wordt gebruikt tot het tijdstip dat de uniforme rekenmethodieken voor weergave van ouderdomspensioen in scenario’s verplicht zouden worden. Gebaseerd op de reguliere toezichtpraktijk van DNB, waarin uitvoerders hierom vragen, krijgen pensioenuitvoerders nu, naar verwachting tot 1 januari 2019, voor de weergave van hun risicohouding de keuze tussen gebruik van de (nieuwe) uniforme rekenregels en de vereenvoudigde rekenmethodiek op basis van twee rendementen. Hiermee krijgen de pensioenuitvoerders langer de tijd om hun systemen aan te passen aan de uniforme rekenregels. De uniforme rekenregels zijn inmiddels vastgesteld (de artikelen 14a tot en met 14h van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling).

Door de inwerkingtreding van artikel 7e van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanaf 1 juli 2018 worden de uniforme rekenmethodieken voorgeschreven voor de weergave van de risicohouding op basis van een verwacht en pessimistisch scenario. Door aanpassing van artikel 36b is geregeld dat pensioenfondsen, in afwijking van artikel 7e, voor de weergave van de risicohouding ook kunnen kiezen voor gebruik van de vereenvoudigde rekenmethodiek op basis van twee rendementen. Tot 1 januari 2019 krijgen pensioenfondsen dus voor de weergave van de risicohouding de keuze tussen gebruik van de uniforme rekenmethodieken en de vereenvoudigde rekenmethodiek.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven