Besluit van 27 november 2017 tot wijziging van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 in verband met de indexering van de vergoedingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 25 september 2017, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2131499;

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 6, eerste lid, van de Wet tarieven in strafzaken;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 oktober 2017, Nr. W03.17.0320/II);

Gezien het nader rapport van de Minister voor Rechtsbescherming van 22 november 2017, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2150423;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit tarieven in strafzaken 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, wordt in de onderdelen a en b «€ 116,09» vervangen door: € 121,95.

B

In artikel 3, eerste lid, wordt «€ 89,10» vervangen door: € 93,60.

C

In artikel 6, aanhef, wordt «€ 116,09» vervangen door: € 121,95.

D

Artikel 8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen a en d wordt «€ 116,09» vervangen door: € 121,95.

2. In onderdeel b wordt «€ 89,10» vervangen door: € 93,60.

E

In artikel 11, eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 2,70» vervangen door: € 2,84.

ARTIKEL II

De bij dit besluit vastgestelde tarieven gelden voor opdrachten die op of na 1 september 2016 zijn verstrekt.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt voor artikel I, onderdelen A tot en met E, terug tot en met 1 september 2016.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 27 november 2017

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de achtste december 2017

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Dit besluit regelt de indexering van de tarieven voor de vergoedingen voor psychiaters en psychologen (Pro Justitia rapporteurs) voor hun werkzaamheden, tijdverzuim en reis- en verblijfkosten. In 2012 zijn de tarieven in het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (hierna: Btis) voor het laatst aangepast. Met de Vereniging van Pro Justitia Rapporteurs, die opkomt voor de belangen van de rapporteurs, is gesproken over de verhoging van deze tarieven. Bij de laatste wijziging van het Btis in 2012 is met de vereniging de afspraak gemaakt dat de uurtarieven de loonontwikkeling van ambtenaren volgen. In recente besprekingen is geconcludeerd dat de tarieven vooralsnog achterblijven bij de loonontwikkeling in de publieke sector. Voorgesteld wordt daarom de tarieven te verhogen met 5,05% en dit toe te passen met terugwerkende kracht per 1 september 2016. In de praktijk worden de nieuwe tarieven vanaf die datum reeds gehanteerd op basis van een circulaire die op 12 december 2016 (kenmerk: 2025019) is verzonden aan de Raad voor de Rechtspraak, het College van Procureurs-Generaal en het Nederland Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP).

Een concept-besluit is voor advies voorgelegd aan de Vereniging van Pro Justitia Rapporteurs, het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie, het College van Procureurs Generaal, en de Raad voor de rechtspraak. De Raad voor de rechtspraak heeft als enige gereageerd, en heeft in grote lijnen instemmend gereageerd op de in het besluit indexering van de tarieven voor de vergoedingen voor psychiaters en psychologen. Het is de Raad echter opgevallen dat alleen de vergoedingen voor psychiaters en psychologen worden verhoogd. Zij stelt dat zonder nadere motivering het de Raad niet duidelijk is waarom de indexering niet ook op de andere vergoedingen in het Btis 2003 van toepassing zouden moeten zijn. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar tolken en vertalers.

In 2003 heeft voor het laatst een aanpassing van de tarieven voor tolken en vertalers in het BTIS plaatsgevonden. Dit is in lijn met de doelstelling van het kabinet sinds 2004 om bij de inzet van tolken en vertalers de markt meer in te schakelen en de totstandkoming van de concurrentie te willen stimuleren. Vaste tarieven vormen vanuit mededingingsoptiek een vorm van concurrentiebeperking en werken marktverstorend in die sectoren waar al via openbare aanbesteding in de tolk- en vertaalbehoefte wordt voorzien. Mijn ambtsvoorgangeer heeft derhalve de Tweede Kamer ook in 2013 nog laten weten verhoging van de Btis-tarieven ongewenst te vinden aangezien een verhoging haaks zou staan op het streven naar marktwerking (Kamerstukken II 2012/13, 29 936, 31).

In 2016 is in opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie een onderzoek uitgevoerd door ABDTOPConsult over de problematiek rond de kwaliteit, inkoop en inzet van tolkdiensten. In het onderzoeksrapport werd onder meer gesignaleerd dat inzicht in de opbouw van de vaste tolkvergoedingen lijkt te ontbreken en dat de koers naar vrije tariefvorming onhelder is. In het rapport werd er aanbevolen om een heldere marktvisie te ontwikkelen, waaruit ook keuzes zullen voortkomen ten aanzien van tarieven voor tolk- en vertaaldiensten. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Dijkhoff heeft de conclusies en aanbevelingen overgenomen en per brief in begin 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 29 936, 42) de Tweede Kamer geïnformeerd.

In april 2017 is het tweejarige programma Tolken in de Toekomst – Naar een betere inzet, kwaliteit en inkoop van tolkdiensten van start gegaan. De genoemde marktvisie zal een van de resultaten van het programma zijn. Naar verwachting zal de ontwikkelfase van het programma eind 2017 eindigen. Dat zal het moment zijn dat besluitvorming kan plaatsvinden over de te hanteren systematiek van vergoedingen voor tolken- en vertalers.

De vergoedingen voor tolken en vertalers hebben dus de aandacht als onderdeel van het bredere vraagstuk rond de inzet van tolken. Nadere integrale besluitvorming hierover wordt begin 2018 voorzien. De indexering van de tarieven voor de vergoedingen voor tolken en vertalers is derhalve op dit moment niet gewenst.

Financiële consequenties

De kosten van de deskundigen in strafzaken worden gefinancierd uit het budget Gerechtskosten welk onderdeel uitmaakt van het totaal budgettair kader van het Openbaar Ministerie. Met de loonbijstelling per 2015 en 2016 heeft een verhoging van het budget Gerechtskosten plaatsgevonden. De financiering van de tariefsaanpassing vindt plaats middels deze budgetverhoging.

Artikel I, onderdeel A

Artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, van het Btis ziet op de vergoeding voor werkzaamheden door geneeskundigen voor het verrichten van psychiatrisch onderzoek respectievelijk onderzoek van iemand die gestoord is in zijn geestvermogens en de afgifte van een verklaring, benodigd voor gedwongen opneming in een psychiatrisch ziekenhuis. Het daarvoor geldende tarief wordt met dit besluit verhoogd met 5,05%. Hiermee wordt aangesloten bij de loonontwikkeling van rijksambtenaren over 2015 en 2016.

Artikel I, onderdeel B

In artikel 3, eerste lid, van het Btis wordt het tarief vastgesteld dat geldt voor de vergoeding voor psychologisch onderzoek verricht door psychologen. Het tarief is verhoogd met 5,05% (zie artikel I, onderdeel A).

Artikel I, onderdeel C

Voor de werkzaamheden waarvoor geen speciaal tarief is bepaald wordt in artikel 6 van het Btis een tarief vastgesteld. Het genoemde tarief is het hoogste tarief dat in het Btis voorkomt. Derhalve wordt ook dit tarief nu verhoogd met 5,05%. (zie artikel I, onderdeel A).

Artikel I, onderdeel D

Artikel 8 van het Btis betreft de vergoeding wegens tijdverzuim. De tarieven die hierin worden gesteld voor geneeskundigen, psychologen en andere personen aan wie werkzaamheden zijn opgedragen, worden verhoogd met 5,05% (zie artikel I, onderdeel A).

Artikel I, onderdeel E

In artikel 11, eerste lid, onderdeel a, wordt het tarief voor de vergoeding voor reis- en verblijfkosten van geneeskundigen, psychologen en andere personen aan wie werkzaamheden zijn opgedragen van wetenschappelijke of bijzondere aard, vastgesteld. Dit tarief wordt verhoogd met 5,05% (zie artikel I, onderdeel A), omdat dit bedrag mede bestaat uit een vergoeding wegens tijdverzuim. Nu het uurtarief wordt verhoogd, wordt dit bedrag dus ook aangepast.

Artikel II

De nieuwe tarieven gelden alleen voor opdrachten die op of na 1 september 2016 zijn verstrekt. Voor opdrachten die voor die datum zijn verstrekt blijven de oude tarieven gelden.

Artikel III

Het besluit treedt in afwijking van de vaste verandermomenten in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. De tarieven die in dit besluit worden gewijzigd, werken terug tot 1 september 2016. In de praktijk worden de nieuwe tarieven ook al sinds die datum gebruikt op basis van de circulaire. Het is daarom van belang dat het besluit zo snel mogelijk in werking treedt en de betreffende bepalingen terugwerkende kracht krijgen tot 1 september 2016.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven