Besluit van 21 november 2017 tot wijziging van het Besluit veiligheidsregio’s in verband met de flexibilisering van de samenstelling van de crisisteams, een aanscherping van de regels over de rampbestrijdingsplannen voor inrichtingen en enkele andere onderwerpen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 19 september 2017;

Gelet op de artikelen 17, eerste lid, 18, eerste lid, onder b, en 55, vijfde lid, van de Wet veiligheidsregio’s;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 oktober 2017, no. W03.17.0311/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, Directie Wetgeving en Juridische Zaken van 16 november 2017, nr. 2150073;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit veiligheidsregio’s wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1.1 wordt in het onderdeel grootschalige alarmering «onderdelen b tot en met e» vervangen door: onderdelen b tot en met d.

B

Artikel 2.1.5, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een gemeentelijk beleidsteam bestaat bij opkomst ten minste uit leidinggevenden van de brandweer, de GHOR, de politie en de bevolkingszorg.

C

In artikel 2.2.3, eerste lid, wordt «onderdelen b tot en met e» vervangen door: onderdelen b tot en met d.

D

In artikel 2.4.2, eerste lid, wordt «onderdelen a tot en met e» vervangen door: onderdelen a tot en met d.

E

Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden:

Hoofdstuk 3. Eisen brandweerzorg

F

In artikel 3.1.1 vervallen de zinsneden «respectievelijk artikel 26, eerste lid,» en «dan wel het college van burgemeester en wethouders».

G

In artikel 3.1.4, eerste lid, onderdeel a, wordt «manschap a of b» vervangen door: manschap.

H

In artikel 3.1.5, eerste lid, vervalt de zinsnede «dan wel het college van burgemeester en wethouders».

I

In artikel 4.1.3, eerste lid, onderdeel d, wordt «manschappen a» vervangen door: manschappen.

J

Artikel 4.1.4 vervalt.

K

In artikel 4.1.6, tweede lid, onder a, wordt «veertien manschappen a» vervangen door: veertien manschappen.

L

Het opschrift van hoofdstuk 6 komt te luiden:

Hoofdstuk 6. Rampbestrijdingsplannen

M

In artikel 6.1.1, eerste lid, wordt «in een hogedrempelinrichting» vervangen door: in een hogedrempelinrichting of categorie van hogedrempelinrichtingen.

N

Artikel 6.1.7 komt te luiden:

Artikel 6.1.7

Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat met passende tussenpozen doch ten minste éénmaal per drie jaar het rampbestrijdingsplan opnieuw wordt bezien, beproefd en zo nodig bijgewerkt. Bij de herziening wordt rekening gehouden met veranderingen die zich in de betrokken inrichtingen en bij de betrokken veiligheidsregio hebben voorgedaan, met nieuwe technische kennis en met inzichten omtrent de bij rampen te nemen maatregelen.

O

Artikel 8.4 komt te luiden:

Artikel 8.4

De betaling van de ingevolge de artikelen 8.1 en 8.2 toegekende bijdragen vindt plaats in vier gelijke termijnen, op de eerste werkdag na de 14e van de eerste maand van ieder kwartaal.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 21 november 2017

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de dertigste november 2017

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen/Inleiding

Dit besluit bevat enkele wijzigingen van het Besluit veiligheidsregio’s (hierna: het Besluit), die voortvloeien uit de kabinetsreactie op de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s1 (hierna: de Wvr). De wijzigingen strekken ertoe om de regelgeving en de praktijk op elkaar te doen aansluiten. De wijzigingen in dit besluit vormen de tweede tranche als vervolg op de eerste tranche2. Na dit besluit volgt nog een derde tranche.

De wijzigingen in deze tweede tranche strekken ertoe om enkele geconstateerde knelpunten weg te nemen, actuele ontwikkelingen te verwerken en Europese regelgeving te implementeren. Deze wijzigingen betreffen naast enkele technische wijzigingen:

  • de flexibilisering van het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT), omdat in de praktijk de samenstelling van het Gemeentelijk Beleidsteam als te rigide werd ervaren, waardoor het GBT minder flexibel op een crisis kon inspelen (artikel I, onder B).

  • aanscherping van de regels over de rampbestrijdingsplannen voor inrichtingen, zodat deze regels voldoen aan de Europese regelgeving (artikel I, onder M en N);

  • wijziging van een functie bij de brandweer, waardoor beter wordt aangesloten bij de praktijk (artikel I, onder G, I en K).

Een ontwerp van dit besluit is op 22 december 2016 ter consultatie voorgelegd aan het Veiligheidsberaad, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Kring van commissarissen van de Koning, het Interprovinciaal Overleg, de Politie, het Instituut Fysieke Veiligheid, VNO-NCW, CMHF, FNV, de CNV en de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers.

De Kring van commissarissen van de Koning heeft bij brief van 17 februari 2017 meegedeeld dat het ontwerp vooral van operationele aard is en mede daarom geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen. Het Veiligheidsberaad en het Algemeen Bestuur Instituut Fysieke Veiligheid hebben bij brief van 20 februari 2017 mede namens de Vereniging Nederlandse Gemeenten, het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en de Vereniging van Gemeentesecretarissen voorgesteld de nota van toelichting aan te vullen met betrekking tot het nieuw toe te voegen derde lid bij artikel 2.1.5. In plaats van een nieuw derde lid toe te voegen is het eerste lid gewijzigd. Die wijziging is van een toelichting voorzien.

De Unie van Waterschappen heeft op 21 februari 2017 meegedeeld geen opmerkingen te hebben met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen. De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers heeft bij brief van 28 februari 2017 meegedeeld in te stemmen met de voorgestelde wijzigingen. Het Interprovinciaal Overleg heeft bij brief van 1 maart 2017 gemeld dat er vanuit dat Overleg geen gezamenlijke reactie zal komen.

De voorliggende wijzigingen hebben geen gevolgen voor burgers, bedrijven en milieu.

Ook voor de veiligheidsregio's brengen de voorgestelde wijzigingen geen financiële, bestuurlijke of administratieve lasten mee.

Er is besloten om af te zien van het uitvoeren van een internetconsultatie omdat de voorgenomen maatregel geen gevolgen voor burgers, bedrijven en instellingen heeft en er geen verandering wordt gebracht in rechten en verplichtingen, administratieve lasten of uitvoeringslasten.

Het ontwerp van dit besluit is met inachtneming van artikel 80 van de Wet veiligheidsregio’s op 17 mei 2017 overgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal.

Op 30 juni 2017 zijn enkele vragen gesteld door de Vaste Kamercommissie voor Justitie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Deze vragen zijn bij brief van 16 augustus 2017 beantwoord. Naar aanleiding daarvan is het artikel I, onderdeel B, van het ontwerpbesluit gewijzigd. De toelichting is dienovereenkomstig aangepast.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, C en D

Deze onderdelen bevatten enkele technische wijzigingen; in de in het algemeen deel van deze toelichting genoemde eerste tranche is het artikel 2.1.1 weliswaar aangepast maar is nagelaten om de daaruit voortvloeiende wijzigingen in de artikelen 1.1, 2.2.3 en 2.4.2 door te voeren. Met deze wijzigingen is een onbedoeld gevolg van enkele wijzigingen in de eerste tranche opgeheven.

Onderdeel B

Op grond van het nu gewijzigde artikel 2.1.5, eerste lid, bestond een gemeentelijk beleidsteam (GBT) ten minste uit leidinggevenden van de brandweer, de GHOR, de politie en de bevolkingszorg (de basisbezetting van het GBT). Dat werd te rigide geacht en beperkte de armslag van de burgemeester. De oorspronkelijke bepaling bracht immers met zich dat alle leden van de basisbezetting daarvan gedurende het gehele tijdsverloop van de ramp of crisis deel moesten blijven uitmaken.

Door de onderhavige wijziging kan bij een bepaalde ramp of crisis een minder zinvolle, gedwongen voortgezette aanwezigheid van de leden van de basisbezetting van het GBT worden vermeden.

Gehandhaafd blijft dat bij een crisis wordt gestart met de basisbezetting van het GBT, zodat hierover en over de alarmering hiervan geen onduidelijkheid kan ontstaan. Dat is verduidelijkt door de thans in het eerste lid ingevoegde woorden: bij opkomst. Als gevolg van de fixering op (beperking tot) het moment van de opkomst kan de burgemeester na de opkomst van het GBT en ook later in het proces besluiten om de basisbezetting van het GBT te verkleinen, indien hij meent dat de aanwezigheid van een lid niet langer nodig is voor de specifieke ramp of crisis. De burgemeester kan, anders gezegd, thans op basis van het incident bepalen wat de meest efficiënte en effectieve samenstelling van het GBT is. Hierdoor wordt de flexibiliteit van het GBT verhoogd.

Indien de burgemeester meent dat de aanwezigheid van een lid, behorende tot de basisbezetting, niet langer nodig is, kan hij dit aan de betreffende functionaris kenbaar maken. Indien die functionaris zijn aanwezigheid toch noodzakelijk acht, kan die hierover met de burgemeester in gesprek gaan. Ook kunnen leden die tot de basisbezetting behoren zelf onderkennen dat hun aanwezigheid minder toegevoegde waarde heeft, en dit voorleggen aan de burgemeester.

Uiteindelijk beslist de burgemeester. Een GBT ondersteunt immers de burgemeester bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing en de burgemeester is verantwoordelijk voor het functioneren van het GBT.

Onderdelen E en L

Met deze wijzigingen zijn de opschriften van de hoofdstukken in overeenstemming gebracht met de inhoud van de hoofdstukken. Het advies namens het Nederlands Genootschap van Burgemeesters uitgebracht om in onderdeel L de titel van hoofdstuk 6 te vervangen door Crisisbestrijdingsplannen is niet gevolgd, omdat de Wvr de term crisisbestrijdingsplan niet kent.

Onderdelen F en H

Artikel 26 van de Wvr is per 1 januari 2013 komen te vervallen en daarmee ook de taak voor het college van burgemeester en wethouders in verband met de regionalisering. De verwijzing naar dit artikel 26 van de Wvr is daarom geschrapt.

Onderdelen G, I en K

Met deze wijzigingen is de functie manschap b, net als de functie manschap a, vervangen door de functie manschap. Ook is manschappen a vervangen door manschappen.

Gebleken is dat de functie manschap b in de praktijk van de uitvoering van de Wvr en de daarop gebaseerde regelgeving, waaronder ook het Besluit veiligheidsregio’s, geen onderscheidend vermogen had ten opzichte van de functie manschap a. Het gemaakte onderscheid is daarom voor de toepassing van de Wvr, in het Besluit personeel veiligheidsregio’s en het Besluit veiligheidsregio’s, vervallen. Het begrip functie wordt in het kader van de Wet veiligheidsregio’s en bedoelde besluiten gezien als een samenstel van te verrichten werkzaamheden, en niet als het begrip functie zoals dat in de rechtspositionele en arbeidsvoorwaardelijke sfeer wordt gehanteerd.

Onderdeel J

Het artikel 4.1.4 is in zijn geheel vervallen, omdat de taken van de adviseur gevaarlijke stoffen (AGS) al zijn opgenomen in de Regeling personeel veiligheidsregio’s. Het eveneens vermelden van de taken van de AGS in het Besluit veiligheidsregio’s heeft daarom geen meerwaarde. Daarbij komt dat de taken van andere functionarissen ook niet zijn opgenomen in een apart artikel in het Besluit veiligheidsregio’s.

Onderdeel M

Met deze wijziging van het artikel 6.1.1, eerste lid, is het mogelijk gemaakt dat veiligheidsregio’s, waarin zich meerdere hogedrempelinrichtingen bevinden, ook per categorie van hogedrempelinrichtingen een rampbestrijdingsplan kunnen vaststellen.

De vereisten ten aanzien van de inhoud van het rampbestrijdingsplan, opgenomen in artikel 6.1.3, blijven onverminderd van kracht, waardoor geborgd is dat in een rampbestrijdingsplan voor een categorie van hogedrempelinrichtingen de vereiste specifieke informatie per hogedrempelinrichting wordt opgenomen.

Met deze wijziging blijft het Besluit voldoen aan de implementatieverplichting van artikel 12, eerste lid, onder c, van de Seveso III-richtlijn3 voor het hebben van een extern noodplan voor de buiten de inrichting te nemen maatregelen.

Onderdeel N

In het artikel 6.1.7, eerste lid, was de verplichting opgenomen dat het bestuur van de veiligheidsregio er zorg voor draagt dat met passende tussenpozen doch ten minste éénmaal per drie jaar gezamenlijk met de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing een oefening wordt gehouden, waarbij het rampbestrijdingsplan op juistheid, volledigheid en bruikbaarheid wordt getoetst. Dit was een stringente interpretatie van de verplichting van het artikel 12, zesde lid, van de Seveso III-richtlijn om het rampbestrijdingsplan met passende tussenpozen doch ten minste éénmaal per drie jaar te «beproeven». Met de gewijzigde tekst van het artikel 6.1.7 is nauwer aangesloten bij de tekst van het artikel 12, zesde lid, van de Seveso III-richtlijn, en ook hiermee wordt voortgezet voldaan aan de geldende implementatieverplichting, namelijk dat met passende tussenpozen doch ten minste éénmaal per drie jaar het rampbestrijdingsplan opnieuw wordt bezien, beproefd en zo nodig bijgewerkt.

Onderdeel O

In het artikel 8.4 was tot nu toe bepaald dat de betaling van de ingevolge de artikelen 8.1 en 8.2 berekende bijdrage voor de doeluitkering plaatsvond in vier gelijke termijnen op 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober. Omdat de betalingen feitelijk alleen op werkdagen kunnen plaatsvinden, kon in de praktijk niet altijd op de vastgestelde data aan deze bepaling worden voldaan. Het is immers mogelijk dat de 15e dag van de betreffende maand geen werkdag is. In de praktijk werd in die gevallen overgegaan tot betaling op de eerste werkdag daarna. Het artikel is met die praktijk in overeenstemming gebracht, doordat thans is bepaald dat de betaling plaatsvindt in vier gelijke termijnen op de eerste werkdag na de 14e dag van de eerste maand van ieder kwartaal.

Artikel II

Er is afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten en de minimum invoeringstermijn, omdat in de praktijk al overeenkomstig de gewijzigde regelgeving wordt gewerkt.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstukken II, 2013–2014, 29 517, nr. 76

X Noot
2

Besluit van 15 oktober 2015, houdende wijziging van het Besluit veiligheidsregio’s, ter vereenvoudiging, actualisering en verbetering van dat besluit, alsmede ter aanpassing van de verdeelformule van de brede doeluitkering rampenbestrijding (Stb. 2015, 381)

X Noot
3

Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PbEU 2012, L 197)

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven