Besluit van 31 maart 2017, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 23 en 24 van de Wet basisregistratie grootschalige topografie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 24 maart 2017, nr. IenM/BSK-2017/70570, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 34 van de Wet basisregistratie grootschalige topografie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Met ingang van 1 juli 2017 treden de artikelen 23 en 24 van de Wet basisregistratie grootschalige topografie in werking.

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 31 maart 2017

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de dertiende april 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

NOTA VAN TOELICHTING

Per 1 januari 2016 zijn de onderdelen van de Wet basisregistratie grootschalige topografie in werking getreden die betrekking hebben op de inhoud van de registratie en op de verplichtingen van bronhouders en van de registratiehouder in het kader van het bijhouden van de registratie.

Dit besluit bevat de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 23 en 24 van de Wet basisregistratie grootschalige topografie, te weten 1 juli 2017. Het betreft de bepalingen die zien op het verplicht gebruik van de in de basisregistratie grootschalige topografie opgenomen gegevens en op het daarmee samenhangende principe van eenmalige inwinning van die gegevens, dat inhoudt dat gegevens die reeds zijn opgenomen in de basisregistratie in beginsel niet opnieuw verstrekt hoeven te worden. Het verplichte gebruik van de basisregistratie volgt logischerwijs enige tijd na de instelling van de basisregistratie per 1 januari 2016, zodat de betrokken gebruikers aan de basisregistratie zelf hebben kunnen wennen en zich op het gebruik ervan hebben kunnen voorbereiden.

De in de wet opgenomen bepalingen betreffende de periodieke zelfcontrole door bronhouders (artikel 30) en de controle op de basisregistratie als zodanig (artikel 29), treden nog niet in werking. Voor de zelfcontrole wordt, in samenhang met eenzelfde controleregime dat is voorzien voor de basisregistratie(s) adressen en gebouwen (BAG)1, aangesloten bij het systeem en de cyclus van zelfcontrole die in het kader van het programma Eenduidige Normatiek Single Information Audit (ENSIA) voor gemeenten is ontwikkeld. Het programma draagt bij aan het vergroten van de informatieveiligheid en het verminderen van de administratieve last die gemeenten hebben op het gebied van toezicht op informatieveiligheid. Door stroomlijning van verantwoordingsprocessen kunnen de met verantwoording gepaard gaande bestuurlijke lasten beperkt blijven. In 2017 wordt een pilot voor de zelfcontrole uitgevoerd. De formele invoering van de zelfcontrole is voorzien voor 2018. Voor de driejaarlijkse controle op de basisregistratie als zodanig wordt hierbij aangesloten.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Dit is ook aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag bij het voorstel van de Wet van 10 februari 2017 tot wijziging van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en enige andere wetten in verband met modernisering en vereenvoudiging van de registratie en het toezicht (Stb. 2017, 60) (Kamerstukken II 2015/16, 34 507, nr. 6, p. 2).

Naar boven