Besluit van 8 februari 2016, tot wijziging van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren in verband met het toevoegen van een nieuwe boetenorm

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 18 december 2015, nr. WJZ /15176099;

Gelet op artikel 8.8, eerste lid, van de Wet dieren;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 januari 2016, nr. W15.15.0453/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 4 februari 2016, nr. WJZ / 16010615;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

  • e. categorie 5: € 10.000 of, indien dat meer is, 10% van de jaaromzet.

2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

3. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien de hoogte van de krachtens het derde lid aangewezen boetecategorie door het met de overtreding te behalen economische voordeel aanmerkelijk wordt overschreden, kan Onze Minister een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste categorie 5, bedoeld in het eerste lid.

4. In het vierde lid wordt «tweede lid» telkens vervangen door: derde lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 8 februari 2016

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Uitgegeven de achttiende februari 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg van 14 maart 2013 over voedselfraude is toegezegd de boetecategorieën krachtens de Wet dieren voor ernstige delicten aanzienlijk te verhogen en het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren (hierna: het Besluit) hierop aan te passen.1

2. Boetecategorieën

De minister heeft op grond van de Wet dieren de bevoegdheid om aan overtreders een bestuurlijke boete op te leggen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de hoogte van de boete tot het door de wet bepaalde maximum. De Wet dieren koppelt dit maximum gedeeltelijk aan het Wetboek van Strafrecht. Voor natuurlijke personen kan ten hoogste een boete worden vastgesteld van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit komt neer op een bedrag van maximaal €81.000. Voor rechtspersonen of vennootschappen kan ten hoogste een boete worden vastgesteld van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit komt neer op een bedrag van maximaal €810.000. In aanvulling hierop bepaalt de Wet dieren dat voor rechtspersonen of vennootschappen tevens een boete kan worden vastgesteld van ten hoogste 10% van de jaaromzet, als dat meer is dan €810.000.

In het Besluit is gekozen voor een systeem met vaste boetecategorieën ten behoeve van de eenvoudige en efficiënte oplegging van bestuurlijke boetes. Daarbij is rekening gehouden met het grote aantal voorschriften waarvoor bij overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, en met het grote aantal op te leggen boetes dat daaruit kan volgen. Bij ministeriële regeling zijn de boetecategorieën op detailniveau ingevuld met afzonderlijke overtredingen van voorschriften om zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden en duidelijkheid te scheppen. De vijf boetecategorieën varieerden in hoogte van € 500 tot en met € 10.000. De uit deze categorieën voortvloeiende boetes kunnen worden verhoogd of verlaagd, waarbij rekening wordt gehouden met de grootte van de risico’s of de gevolgen van de overtreding, recidive en met de normadressaat. Het verschil met wat mogelijk is op grond van de Wet dieren is groot.

Het huidige Besluit is pas sinds 1 januari 2013 in werking. Daarnaast is de handhaving van de Wet dieren door middel van bestuurlijke boetes gefaseerd ingevoerd. De overgrote meerderheid van de overtredingen uit de huidige praktijk kan voldoende effectief en afschrikwekkend worden bestraft door middel van het opleggen van een boete uit één van de vaste boetecategorieën. In deze gevallen functioneert het systeem uitstekend en zorgt het inderdaad voor een eenvoudige en efficiënte oplegging van bestuurlijke boetes, zoals met het systeem wordt beoogd.

De huidige boetecategorieën worden echter niet effectief en afschrikwekkend genoeg geacht om recht te doen aan ernstige gevallen waarin de hoogte van de voor een voorschrift aangewezen boetecategorie aanmerkelijk wordt overschreden met het door de overtreding behaalde economische voordeel.2 Het overtreden van een voorschrift dat is ingedeeld in een lage boetecategorie kan immers wel een groot economisch voordeel opleveren, terwijl het niet gerechtvaardigd is om dat voorschrift standaard in een hogere categorie in te delen. In dit soort gevallen staan de huidige boetemaxima onder druk.

3. Aanvulling en verhoging

Het bedrag van de vijfde boetecategorie is – om aan te sluiten bij het boetemaximum van de Wet dieren – verhoogd tot 10% van de jaaromzet met een minimumbedrag van € 10.000. Het systeem met vaste boetecategorieën is daarnaast in artikel 2.2 aangevuld met een nieuw tweede lid, op grond waarvan de minister een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste de vijfde boetecategorie, indien de hoogte van de voor dat voorschrift aangewezen boetecategorie door het met de overtreding te behalen economische voordeel aanmerkelijk wordt overschreden. Een aanmerkelijke overschrijding betreft een bijzondere omstandigheid die de ernst van een overtreding vergroot en daarom een hogere boete rechtvaardigt. Een bestuurlijke boete op grond van dit nieuwe artikellid heeft een punitief karakter en kan ook hoger of lager zijn dan het met de overtreding te behalen economische voordeel.

Het bestaande systeem van de artikelen 2.3 tot en met 2.5 is van toepassing, zodat de boete ook in aanmerking komt voor verdubbeling, halvering en cumulatie tot en met het wettelijk maximum van de Wet dieren. Derhalve bedraagt de op te leggen bestuurlijke boete ten hoogste € 810.000 of, indien dat meer is, 10% van de jaaromzet. Het boetebedrag wordt – in lijn met artikel 5:46 van de Algemene Wet Bestuursrecht – afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin de overtreding aan de overtreder kan worden verweten. Met deze invulling wordt aan het bedrijfsleven zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden in welke gevallen een overtreding, die is ingedeeld in een lagere boetecategorie, in aanmerking komt voor een bestuurlijke boete van ten hoogste de vastgestelde hoogste boetecategorie.

Het instellen van deze extra voorziening en de verhoging van het bedrag van de vijfde boetecategorie vergroot de mogelijkheden om dit soort overtredingen effectief en afschrikwekkend af te doen door middel van een bestuurlijke boete. Met deze toevoeging wordt het duale systeem van de Wet dieren in stand gelaten zodat de zwaarste overtredingen via het strafrecht kunnen blijven worden aangepakt.

4. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2016. Deze inwerkingtredingsdatum sluit aan bij het beleid van vaste verandermomenten voor regelgeving. Dit beleid houdt in dat wetten en AMvB’s in werking treden op 1 januari of 1 juli.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Kamerstukken II, vergaderjaar 2012/13, 26 991, nr. 347, blz. 2 en 6.

X Noot
2

Kamerstukken II, vergaderjaar 2012/13, 26 991, nr. 348, blz. 5.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven