Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2016, 532 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2016, 532 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 5 september 2016, nr. 2016-0000563899, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
Gelet op artikel 5, vijfde lid en artikel 10b, achtste en negende lid, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, en artikel 18, eerste lid, van de Wet politiegegevens;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 november 2016, nr. W04.16.0246/l);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst, in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie, van 12 december 2016, nr. 2016-0000777688, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
gestructureerd geheel van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet bescherming persoonsgegevens;
schriftelijke verklaring van of namens de eigenaar van een woonruimte dat hij bereid is die woonruimte aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning in gebruik te geven;
functionaris voor de gegevensbescherming als bedoeld in artikel 62 van de Wet bescherming persoonsgegevens;
persoonsgegeven als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet bescherming persoonsgegevens;
politiechef van de regionale eenheid, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van de Politiewet 2012, die de politietaak uitvoert in het gebied waarbinnen de gemeente gelegen is;
de persoon of personen die op het tijdstip van de aanvraag van een huisvestingsvergunning de leeftijd van 16 jaar heeft of hebben bereikt en voornemens is of zijn zich te huisvesten in de woonruimte waarvoor een huisvestingsvergunning wordt aangevraagd;
verklaring van de burgemeester als bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de wet, die wordt afgegeven aan het college van burgemeester en wethouders.
Dit besluit is van toepassing indien de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders persoonsgegevens verwerken in het kader van het afgeven van een woonverklaring of in het kader van een besluit op de aanvraag van een huisvestingsvergunning voor een complex, straat of gebied als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet.
1. Indien een woningzoekende een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel a, van de wet, aanvraagt, verwerkt het college van burgemeester en wethouders in een bestand de volgende persoonsgegevens:
a. de datum van de aanvraag;
b. de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats en het adres, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van de Wet basisregistratie personen, van de woningzoekende;
c. het adres van de woonruimte waarvoor de huisvestingsvergunning wordt aangevraagd;
d. de bereidverklaring;
e. de verklaring omtrent het gedrag van de woningzoekende.
2. Indien een woningzoekende een huisvestingsvergunning aanvraagt waarvoor een onderzoek op basis van politiegegevens als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de wet, wordt verlangd, verwerkt het college van burgemeester en wethouders in een bestand de volgende persoonsgegevens:
a. de datum van de aanvraag;
b. de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats en het adres, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van de Wet basisregistratie personen, van de woningzoekende;
c. het adres van de woonruimte waarvoor de huisvestingsvergunning wordt aangevraagd;
d. de bereidverklaring.
1. Indien een onderzoek op basis van politiegegevens als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de wet, wordt verlangd, beoordeelt het college van burgemeester en wethouders de aanvraag om een huisvestingsvergunning eerst op basis van de criteria die zijn opgenomen in de huisvestingsverordening en die geen betrekking hebben op de gedragingen uit de politiegegevens, bedoeld in artikel 10a, tweede lid, van de wet.
2. Indien de woningzoekende op basis van de criteria, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking komt voor een huisvestingsvergunning, stelt het college van burgemeester en wethouders de burgemeester in kennis van de aanvraag van een huisvestingsvergunning, waarbij het de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a, b en c, verstrekt aan de burgemeester.
1. Indien de burgemeester in kennis is gesteld van de aanvraag van een huisvestingsvergunning, verzoekt de burgemeester de politiechef zo spoedig mogelijk een overzicht te verstrekken van de in het kader van het onderzoek, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de wet, relevante politiegegevens, de duiding ervan en de periode waarop deze gegevens betrekking hebben.
2. De politiechef draagt er zorg voor dat de verstrekte politiegegevens geen tot andere personen dan de woningzoekende herleidbare persoonsgegevens bevatten.
1. De burgemeester vermeldt in de woonverklaring of de huisvestingsvergunning kan worden:
a. geweigerd. In dit geval vermeldt de burgemeester in de woonverklaring de naam van de woningzoekende op wie die weigering betrekking heeft;
b. verleend, of
c. verleend mits er bepaalde voorschriften aan worden verbonden. In dit geval vermeldt de burgemeester in de woonverklaring welke voorschriften dit zijn en de naam van de woningzoekende op wie die voorschriften betrekking hebben.
2. De burgemeester verstrekt de woonverklaring aan het college van burgemeester en wethouders. Indien de bevoegdheid tot het verlenen van een huisvestingsvergunning op basis van artikel 19 van de Huisvestingswet 2014, door het college van burgemeester en wethouders is gemandateerd aan eigenaren of beheerders van woonruimte, verstrekt de burgemeester de woonverklaring aan de eigenaar of beheerder die beslist op de aanvraag van de huisvestingsvergunning.
3. Indien de burgemeester in de woonverklaring vermeldt dat er gronden zijn om de huisvestingsvergunning te weigeren of om aan de huisvestingsvergunning voorschriften te verbinden, deelt hij schriftelijk mee aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning:
a. de naam van de woningzoekende wiens gedrag heeft geleid tot het verstrekken van die woonverklaring;
b. de onderbouwing van die woonverklaring.
Indien de burgemeester in kennis is gesteld van de aanvraag om een huisvestingsvergunning, verwerkt hij in een bestand:
a. de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a, b en c;
b. de gegevens die hij op basis van artikel 5, tweede lid, van de politiechef ontvangt;
c. een verslag van het horen indien de woningzoekende is gehoord als bedoeld in artikel 10b, zesde lid, van de wet;
d. de woonverklaring, en
e. een afschrift van de mededeling die de burgemeester heeft verstrekt aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning op grond van artikel 6, derde lid.
1. De burgemeester wijst onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen aan voor de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, 6, 7, 11, en 13, tweede lid.
2. De burgemeester neemt passende technische en organisatorische maatregelen zodat uitsluitend de personen, bedoeld in het eerste lid, de taken, bedoeld in dat lid uitvoeren.
3. De burgemeester draagt er zorg voor dat de personen, bedoeld het eerste lid, de persoonsgegevens uit het bestand, bedoeld in artikel 7, niet voor andere doeleinden gebruiken.
4. De burgemeester houdt een bestand bij van de namen van de personen, bedoeld in het eerste lid, de data en tijden waarop die personen hun bevoegdheden uitoefenen.
1. Het college van burgemeester en wethouders verwerkt in het bestand, bedoeld in artikel 3, indien de huisvestingsvergunning, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is:
a. geweigerd of:
1°. de woningzoekende op basis van de criteria, bedoeld in artikel 4, eerste lid, niet in aanmerking kwam voor een huisvestingsvergunning;
2°. de woningzoekende geen verklaring omtrent het gedrag kon overleggen en het college geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de wet;
b. verleend of:
1°. de woningzoekende op basis van de criteria, bedoeld in artikel 4, eerste lid, in aanmerking kwam voor een huisvestingsvergunning en de woningzoekende een verklaring omtrent het gedrag heeft overlegd;
2°. de woningzoekende op basis van de criteria, bedoeld in artikel 4, eerste lid, in aanmerking kwam voor een huisvestingsvergunning en geen verklaring omtrent het gedrag heeft overlegd, maar het college van burgemeester en wethouders toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de wet.
2. Het college van burgemeester en wethouders verwerkt in het bestand, bedoeld in artikel 3, indien de huisvestingsvergunning, bedoeld in artikel 3, tweede lid, is:
a. geweigerd of:
1°. de woningzoekende op basis van de criteria, bedoeld in artikel 4, eerste lid, niet in aanmerking kwam voor een huisvestingsvergunning;
2°. de burgemeester in de woonverklaring heeft verklaard dat er gronden waren om de huisvestingsvergunning te weigeren en het college van burgemeester en wethouders geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de wet;
b. verleend of:
1°. de woningzoekende op basis van de criteria, bedoeld in artikel 4, eerste lid, in aanmerking kwam voor een huisvestingsvergunning en de burgemeester in de woonverklaring heeft verklaard dat er geen gronden waren om de huisvestingsvergunning te weigeren;
2°. de woningzoekende op basis van de criteria, bedoeld in artikel 4, eerste lid, in aanmerking kwam voor een huisvestingsvergunning en de burgemeester in de woonverklaring heeft verklaard dat er gronden waren om een huisvestingsvergunning te verlenen waaraan voorschriften zijn verbonden. In dat geval worden deze voorschriften en de naam van de persoon of personen op wie deze voorschriften betrekking hebben opgenomen in het bestand;
3°. de woningzoekende op basis van de criteria, bedoeld in artikel 4, eerste lid, in aanmerking kwam voor een huisvestingsvergunning en de burgemeester in de woonverklaring heeft verklaard dat er gronden waren om de huisvestingsvergunning te weigeren en het college van burgemeester en wethouders toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de wet.
3. Het college van burgemeester en wethouders verwerkt indien er een onderzoek als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de wet, heeft plaatsgevonden de woonverklaring in het bestand, bedoeld in artikel 3, tweede lid.
4. Het college van burgemeester en wethouders verwerkt de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 10, onderdeel e, die het van de eigenaren of beheerders van woonruimte ontvangt op basis van het schriftelijk verleend mandaat, bedoeld in artikel 10, aanhef, in het bestand, bedoeld in artikel 3.
Indien de bevoegdheid tot het verlenen van een huisvestingsvergunning op basis van artikel 19 van de Huisvestingswet 2014 door het college van burgemeester en wethouders is gemandateerd aan eigenaren of beheerders van woonruimte, geldt dat deze eigenaren of beheerders:
a. in een bestand de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 3, met uitzondering van de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, respectievelijk tweede lid, onderdeel d, verwerken;
b. indien een woningzoekende een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanvraagt eerst de aanvraag beoordelen op basis van de criteria, bedoeld in dat lid;
c. indien de woningzoekende op basis van die criteria, bedoeld in artikel 4, eerste lid, in aanmerking komt voor een huisvestingsvergunning, de burgemeester in kennis stellen van de aanvraag om een huisvestingsvergunning, waarbij zij de persoonsgegevens, bedoeld in onderdeel a, verstrekken;
d. in het bestand, bedoeld in onderdeel a, verwerken:
1°. op welke van de in artikel 9, eerste of tweede lid, genoemde grond de huisvestingsvergunning is verleend of geweigerd, en
2°. de woonverklaring indien er onderzoek als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de wet, heeft plaatsgevonden;
e. de persoonsgegevens van de woningzoekende die in het bestand, bedoeld in onderdeel a, zijn verwerkt aan het college van burgemeester en wethouders verstrekken na bekendmaking van het besluit op de aanvraag van de huisvestingsvergunning en deze persoonsgegevens daarna verwijderen uit het bestand, bedoeld in onderdeel a, en vernietigen;
f. een afschrift van het besluit op de aanvraag van een huisvestingsvergunning zenden aan het college van burgemeester en wethouders.
1. De burgemeester verleent op verzoek van het bestuursorgaan dat belast is met de beslissing op bezwaar inzage in de in het bestand, bedoeld in artikel 7, opgenomen persoonsgegevens over de woningzoekende waarop het bezwaar tegen het besluit op de aanvraag van een huisvestingsvergunning, betrekking heeft.
2. De burgemeester verleent op verzoek van de bestuursrechter inzage in de in het bestand, bedoeld in artikel 7, opgenomen persoonsgegevens van de woningzoekende waarop het beroep tegen de beslissing, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft.
1. De burgemeester draagt er zorg voor dat de beveiliging van het bestand, bedoeld in artikel 7, voldoet aan de eisen gesteld bij of krachtens artikel 13 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
2. Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat:
a. de beveiliging van het bestand, bedoeld in artikel 3, voldoet aan de eisen gesteld bij of krachtens artikel 13 van de Wet bescherming persoonsgegevens, en
b. een functionaris voor de gegevensbescherming wordt aangesteld.
3. De functionaris voor de gegevensbescherming rapporteert jaarlijks zijn bevindingen over het rechtmatig gebruik van het bestand, bedoeld in artikel 3, het bestand, bedoeld in artikel 7, en het bestand, bedoeld in artikel 8, vierde lid, aan de gemeenteraad. Daarna worden de persoonsgegevens verwijderd uit het bestand, bedoeld in artikel 8, vierde lid, en vernietigd.
1. Het college van burgemeester en wethouders stelt de burgemeester in kennis van het onherroepelijk worden van het besluit tot het al dan niet verlenen van de huisvestingsvergunning.
2. De burgemeester verwijdert en vernietigt na het onherroepelijk worden van het besluit tot het al dan niet verlenen van de huisvestingsvergunning de daarop betrekking hebbende persoonsgegevens uit het bestand, bedoeld in artikel 7.
3. Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat:
a. de persoonsgegevens in het bestand, bedoeld in artikel 3, worden bewaard voor de evaluatie van de maatregel, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de wet, en voor de evaluatie ten behoeve van het verslag, bedoeld in artikel 17 van de wet;
b. de persoonsgegevens, bedoeld in onderdeel a, na het onherroepelijk worden van het besluit tot het al dan niet verlenen van een huisvestingsvergunning, uitsluitend ter beschikking worden gesteld op basis van een schriftelijke machtiging van het college. Alvorens een machtiging te verlenen, raadpleegt het college de functionaris voor de gegevensbescherming. De machtiging wordt uitsluitend verleend voor de evaluatie van de maatregel, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de wet, en voor de evaluatie ten behoeve van het verslag, bedoeld in artikel 17 van de wet;
c. de desbetreffende persoonsgegevens uit het bestand, bedoeld in onderdeel a, worden verwijderd en vernietigd, indien deze persoonsgegevens niet langer noodzakelijk zijn voor de evaluatie van de maatregel, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de wet, en voor de evaluatie ten behoeve van het verslag, bedoeld in artikel 17 van de wet.
Artikel 4:3, eerste lid, van het Besluit politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. de burgemeester ten behoeve van:
1°. de beoordeling van een verzoek tot het verkrijgen van het Nederlanderschap op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap;
2°. de afgifte van de woonverklaring, bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
m. het college van burgemeester en wethouders voor zover het gegevens behoeft voor de handhaving van de voorschriften, bedoeld in artikel 10b, vijfde lid, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek.
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 23 augustus 2016 tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag (Stb. 2016, 329) in werking treedt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 15 december 2016
Willem-Alexander
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok
Uitgegeven de zevenentwintigste december 2016
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Het voorliggende besluit bevat een aantal procedurele voorschriften over de gegevensverwerking (o.a. verstrekken, vastleggen, inzage, beveiligen, bewaren en vernietigen) van de persoonsgegevens in het kader van de aanvraag van een huisvestingsvergunning voor complexen, straten of gebieden waar selectieve woningtoewijzing plaatsvindt ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag.
De Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (hierna: de wet) biedt een wettelijke regeling voor gemeenten om deze vorm van selectieve woningtoewijzing toe te passen in complexen, straten of gebieden waar de leefbaarheid en veiligheid ernstig onder druk staan. Een wettelijke grondslag voor het screenen van woningzoekenden bij woningtoewijzing is noodzakelijk vanwege de beperking van de vrijheid van vestiging en de inbreuk op de privacy. Om deze selectieve woningtoewijzing te kunnen toepassen dient de gemeenteraad een aanvraag in bij de Minister voor Wonen en Rijksdienst voor het aanwijzen van complexen, straten of gebieden waar de gemeenteraad deze maatregel wil inzetten. In de aanvraag onderbouwt de gemeenteraad tevens welk instrument bij de screening zal worden gehanteerd voor het verlenen van een huisvestingsvergunning, te weten de verklaring omtrent het gedrag (VOG) of het onderzoek op basis van politiegegevens. De minister toetst vervolgens de aanvraag op noodzakelijkheid, geschiktheid, subsidiariteit en proportionaliteit, alsmede op het feit of er voldoende woonruimte beschikbaar is in de regio voor woningzoekenden die zich door de toepassing van deze maatregel niet kunnen huisvesten in de aangewezen complexen, straten of gebieden.
Deze maatregel is bedoeld als ultimum remedium, waarbij aan woningzoekenden een huisvestingsvergunning voor een woonruimte in een aangewezen complex, straat of gebied kan worden geweigerd op grond van een overlastgevend of crimineel verleden, dan wel waarbij aan het verlenen van de huisvestingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden in de vorm van een gedragsaanwijzing. Gemeenten kunnen de maatregel uitsluitend inzetten als onderdeel van een integrale aanpak om de sociale veiligheid, als onderdeel van de leefbaarheid, in kwetsbare buurten te verbeteren.
Op basis van de wet, kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven worden over:
1. de verwerking van persoonsgegevens voor het onderzoek op basis van politiegegevens, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de wet1;
2. de gegevens die moeten worden bijgehouden in het kader van de evaluatie ten behoeve van het verslag, bedoeld in artikel 17 van de wet2
3. de gegevens die moeten worden bijgehouden voor de evaluatie op lokaal niveau van de toepassing van selectieve woningtoewijzing3;
4. het aanwijzen van personen die namens de burgemeester de gegevensverwerking mogen uitvoeren4, en
5. de termijn waarbinnen het college van burgemeester en wethouders moet beslissen op de aanvraag van een huisvestingsvergunning5.
Het ontwerpbesluit is voorbereid met de werkgroep Wbmgp-selectieve woningtoewijzing, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van onder meer de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, G4, Stedennetwerk G32, een aantal gemeenten dat op dit moment screening op basis van politiegegevens toepast bij woningtoewijzing, Aedes, Landelijk Platform Woonoverlast, Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, Politie, Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Dit besluit is ingediend in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie in verband met de wijziging van het Besluit politiegegevens.
Een ieder heeft recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer op grond van artikel 10, eerste lid van de Grondwet, en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het verwerken van persoonsgegevens kan een beperking zijn van deze vrijheid. Een beperking is mogelijk indien ze noodzakelijk, geschikt en proportioneel is. In dit verband stellen onder meer de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) regels voor het verwerken van persoonsgegevens.
De Wjsg en het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens zijn in het kader van de wet uitsluitend van toepassing voor zover justitiële en strafvorderlijke gegevens door het ministerie van Veiligheid en Justitie worden gebruikt voor het al dan niet afgeven van een VOG. Gemeenten ontvangen geen strafvorderlijke of justitiële gegevens voor de toepassing van selectieve woningtoewijzing. De Wpg en het Besluit politiegegevens zijn uitsluitend van toepassing voor zover politiegegevens worden verwerkt en nog niet zijn verstrekt door de politie aan derden. Op het moment dat de politiegegevens aan derden (bijvoorbeeld de burgemeester) zijn verstrekt, is – naast de geheimhoudingsplicht die op grond van artikel 7 van de Wpg rust op de ontvanger van politiegegevens – het regime van de Wbp van toepassing. Voor de verwerking van politiegegevens die de burgemeester op grond van de wet heeft verkregen om een woonverklaring af te geven aan het college van burgemeester en wethouders, is het bij of krachtens de Wbp bepaalde dan ook volledig van toepassing wat betreft de eisen die aan deze verwerking worden gesteld.
De regels in deze algemene maatregel van bestuur zijn aanvullende regels. Een soortgelijke systematiek bestaat al voor de verwerking van persoonsgegevens door de gemeente, zoals de gegevensverwerking op basis van de Wet basisregistratie persoonsgegevens.
De persoonsgegevens waarover deze algemene maatregel van bestuur gaat, zijn:
• Persoonsgegevens geregistreerd voor de aanvraag van een huisvestingsvergunning, mede in het kader van de evaluatie;
• Politiegegevens en de duiding ervan die zijn verstrekt door de politiechef van de regionale eenheid, belast met de uitvoering van de politietaak in de desbetreffende gemeente;
• De VOG, afgegeven door de Minister van Veiligheid en Justitie, of de woonverklaring, afgegeven door de burgemeester;
• Persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van het besluit van het college van burgemeester en wethouders op de aanvraag van een huisvestingsvergunning mede in het kader van de evaluatie.
Onder «verwerken» wordt in de Wbp verstaan: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens.
De politiechef van de desbetreffende regionale eenheid verstrekt de relevante politiegegevens die betrekking hebben op de in de huisvestingsverordening genoemde gedragingen van de woningzoekende, de duiding ervan en de periode waarop deze gegevens betrekking hebben, aan de burgemeester. Uiteraard kan de politiechef deze taak mandateren aan een ondergeschikte. De politiechef blijft wel verantwoordelijk voor het juist uitvoeren van deze opdracht. Verstrekking van politiegegevens geschiedt overigens uit naam van de korpschef van de politie, die op basis van de Wpg verantwoordelijk is voor de verwerking van politiegegevens. De korpschef heeft deze taak gemandateerd aan onder meer de politiechefs van de regionale eenheden, die dit verder kunnen mandateren aan hun ondergeschikten. Op die wijze blijft de korpschef de uiteindelijke systeemverantwoordelijke voor de verwerking en verstrekking van politiegegevens, bedoeld in artikel 6 van de Wpg, terwijl de concrete uitvoering plaatsvindt op decentraal niveau.
Gezien de privacygevoeligheid van de persoonsgegevens is in de wet uitdrukkelijk bepaald dat de burgemeester de aan hem verstrekte politiegegevens, de duiding ervan en de periode waarop deze gegevens betrekking hebben, mag gebruiken voor de beoordeling van de aanvraag van een huisvestingsvergunning waarvoor hij een woonverklaring afgeeft aan het college van burgemeester en wethouders. De overige persoonsgegevens mogen op basis van deze algemene maatregel van bestuur worden bewaard voor de evaluatie van deze maatregel. Deze persoonsgegevens kunnen na het onherroepelijk worden van het besluit van het college van burgemeester en wethouders tot het al dan niet verlenen van een huisvestingsvergunning uitsluitend ter beschikking worden gesteld nadat het college van burgemeester en wethouders daartoe een machtiging heeft gegeven aan personen die belast zijn met de evaluatie van de screeningsmaatregel op lokaal niveau of de evaluatie van de wet op rijksniveau. Zulke een machtiging wordt slechts verleend nadat het college de functionaris voor de gegevensbescherming hierover heeft geraadpleegd. Iedere andere vorm van verwerking is niet toegestaan met uitzondering van het op verzoek van de persoon wiens persoonsgegevens in het bestand zijn verwerkt, inzage geven in diens persoonsgegevens.
Wanneer de Minister voor Wonen en Rijksdienst naar aanleiding van de aanvraag van de gemeenteraad complexen, straten of gebieden heeft aangewezen voor het toepassen van de maatregel voor selectieve woningtoewijzing, dient elke woningzoekende die zich daar wil vestigen in een in de huisvestingsverordening aangewezen categorie van woonruimte, een huisvestingsvergunning aan te vragen. Dit betreft zowel de woningzoekenden die een woonruimte willen huren in het aangewezen complex, de straat of het gebied, als de personen die zich later bij een persoon die er al woont, willen vestigen.
De persoonsgegevens betreffende de aanvraag voor een huisvestingsvergunning worden zowel vastgelegd als de selectieve woningtoewijzing plaatsvindt op grond van een onderzoek op basis van politiegegevens, als wanneer deze plaatsvindt aan de hand van een VOG. Wanneer het college van burgemeester en wethouders deze gegevens verwerkt in een bestand, dan zijn het persoonsgegevens, omdat het geïdentificeerde of identificeerbare kenmerken zijn die te herleiden zijn tot natuurlijke personen.
Met «bestand» wordt, overeenkomstig de Wbp, bedoeld: een gestructureerd geheel van persoonsgegevens, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd is of verspreid is op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen. Het college van burgemeester en wethouders legt bij de aanvraag van de huisvestingsvergunning in een bestand onder meer vast: de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats en het woonadres van de woningzoekende op het moment van de aanvraag, het adres van de woonruimte waarvoor de huisvestingsvergunning wordt aangevraagd, evenals de datum van de aanvraag. Ook wordt een bereidverklaring geregistreerd in het bestand. Zoals aangegeven in de begripsbepaling is een bereidverklaring een schriftelijke verklaring van of namens de eigenaar, dat hij bereid is de woonruimte aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning in gebruik te geven indien deze over een huisvestingsvergunning beschikt. In beginsel zijn er twee verschillende systemen mogelijk. Ofwel er wordt gebruik gemaakt van een VOG ofwel van een onderzoek op basis van politiegegevens. Welk instrument wordt toegepast, dient de gemeenteraad gemotiveerd aan te geven in de aanvraag tot aanwijzing van een complex, straat of gebied door de Minister voor Wonen en Rijksdienst. Tevens dient te worden voorzien in goede voorlichting aan woningzoekenden, zodat zij weten dat bij de aanvraag van een huisvestingsvergunning een VOG wordt verlangd óf een onderzoek op basis van politiegegevens plaatsvindt.
Indien een woningzoekende zich wil huisvesten in een woonruimte in een aangewezen complex, straat of gebied dient hij een huisvestingsvergunning aan te vragen bij het college van burgemeester en wethouders. Bij de aanvraag van een huisvestingsvergunning dient de woningzoekenden op basis van artikel 5, derde lid, onderdeel a, van de wet een VOG over te leggen. In de huisvestingsverordening kan de gemeenteraad bepalen dat naast de beoogde hoofdbewoner(s) zelf, ook personen van 16 jaar en ouder die zich met hem in die woonruimte willen vestigen een VOG moeten overleggen bij de aanvraag van de huisvestingsvergunning.
In het systeem van selectieve woningtoewijzing waarbij gebruik gemaakt wordt van de VOG, is er een bestand waarvoor het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk is, dat wordt bijgehouden mede in het kader van de evaluatie. Voor dit bestand zijn de regels bij of krachtens de Wbp van toepassing, waarbij het college van burgemeester en wethouders personen kunnen aanwijzen om de persoonsgegevens te kunnen verwerken. Tevens dient het college van burgemeester en wethouders op basis van de Wbp passende technische en organisatorische maatregelen te nemen.
Indien de gemeenteraad in de aanvraag tot aanwijzing van een complex, straat of gebied opteert voor een onderzoek op basis van politiegegevens, dient de woningzoekende een huisvestingsvergunning aan te vragen, waarbij hem wordt meegedeeld dat er een onderzoek zal plaatsvinden op basis van de politiegegevens. Ter voorkoming van nodeloze gegevensuitwisseling tussen de politie en de gemeente, beoordeelt het college van burgemeester en wethouders eerst of de woningzoekende in aanmerking komt voor de betreffende woonruimte op basis van de overige vereisten die zijn opgenomen in de huisvestingsverordening op basis van de Huisvestingswet 2014 of op basis van artikel 8 of artikel 9 van de wet. Uitsluitend indien dat het geval is, stelt het college van burgemeester en wethouders de burgemeester in kennis van de aanvraag om een huisvestingsvergunning. Daartoe verstrekt het college van burgemeester en wethouders de datum van de aanvraag, de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats en het adres, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van de Wet basisregistratie personen, van de woningzoekende en indien dat in de huisvestingsverordening bepaald is, ook van de personen van 16 jaar en ouder die zich met de woningzoekende in die woonruimte willen huisvesten, alsmede het adres van de woonruimte waarvoor de huisvestingsvergunning is aangevraagd.
De burgemeester slaat deze gegevens op in een bestand. De burgemeester verzoekt vervolgens de politiechef van de regionale eenheid die de politietaak uitvoert in het gebied waarin de gemeente gelegen is, zo spoedig mogelijk een overzicht van de relevante politiegegevens te verstrekken. Deze gegevens hebben betrekking op de, op grond van artikel 10a, eerste lid, van de wet, in de huisvestingsverordening genoemde gedragingen van de woningzoekende alsmede, indien dat in de huisvestingsverordening is bepaald, van de personen van 16 jaar en ouder die met de woningzoekende de desbetreffende woonruimte willen betrekken. Daartoe verstrekt de burgemeester aan de politiechef de datum van de aanvraag, de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats en het adres, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van de Wet basisregistratie personen, van de personen over wie politiegegevens worden opgevraagd.
De politiechef verstrekt aan de burgemeester uitsluitend de relevante gegevens over de gedragingen die in de huisvestingsverordening zijn opgenomen uit de limitatieve lijst van artikel 10a, tweede lid, van de wet, alsmede een schriftelijke duiding ervan en de periode waarop deze gegevens betrekking hebben. Bij de politiegegevens wordt een duiding verstrekt, zodat de burgemeester de verstrekte politiegegevens adequaat kan beoordelen. Deze duiding kan bijvoorbeeld uitleg betreffen over een melding van overlast, maar ook uitleg over afkortingen. De duiding wordt opgeslagen in een bestand en is een persoonsgegeven. De politiegegevens en de duiding ervan die zijn verstrekt aan de burgemeester, bevatten immers tot natuurlijke personen herleidbare informatie. Dit zijn persoonsgegevens als bedoeld in de Wbp, omdat deze gegevens niet meer worden gebruikt voor de politietaken, bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 en 13 van de Wpg. De politiegegevens kunnen persoonsgegevens van derden bevatten, zoals van melders of van eventuele getuigen. Die gegevens over derden worden niet verstrekt aan de burgemeester. De politiechef draagt er daarom zorg voor dat de door hem verstrekte politiegegevens geen persoonsgegevens bevatten die herleidbaar zijn tot andere personen dan de woningzoekende en – onder omstandigheden – de personen van 16 jaar en ouder die met hem de woonruimte willen betrekken.
De door de politiechef verstrekte gegevens, de duiding ervan en de periode waarop deze gegevens betrekking hebben, worden door de burgemeester opgeslagen in een bestand. Op basis van die gegevens beoordeelt de burgemeester op basis van de in artikel 10b, vierde lid, van de wet, opgenomen wegingscriteria wat de inhoud van de woonverklaring zal zijn. In de woonverklaring geeft de burgemeester aan of er gronden zijn om de huisvestingsvergunning aan de desbetreffende woningzoekende te weigeren of om aan de vergunning voorschriften te verbinden. Ook de inhoud van de desbetreffende woonverklaring wordt opgeslagen in het bestand.
Indien de burgemeester voornemens is in de woonverklaring te verklaren dat de huisvestingsvergunning moet worden geweigerd of dat de huisvestingsvergunning slechts kan worden verleend door er voorschriften aan te verbinden, wordt de aanvrager van de huisvestingsvergunning in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Ten eerste kan daardoor een beter beeld ontstaan over de toedracht van de feiten en gedragingen waarop dit voornemen is gebaseerd. Ten tweede kan op basis van dit gesprek worden overwogen of het mogelijk is om alsnog in de woonverklaring op te nemen dat de huisvestingsvergunning voor een woonruimte in een aangewezen complex, straat of gebied kan worden verleend of dat de vergunning kan worden verleend door er voorschriften aan te verbinden in plaats van dat de vergunning moet worden geweigerd. Bij voorschriften kan gedacht worden aan gedragsaanwijzingen tot onder meer het achterwege laten van bepaalde gedragingen. Een dergelijke gedragsaanwijzing moet realistisch, haalbaar en zo concreet mogelijk zijn. Een verslag van het horen neemt de burgemeester op in het bestand, bedoeld in artikel 7. In de woonverklaring wordt uitsluitend opgenomen of de burgemeester op basis van de hem ter beschikking gestelde politiegegevens en de duiding ervan tot de conclusie komt of de huisvestingsvergunning kan worden verleend, kan worden geweigerd of kan worden verleend met voorschriften. In dat laatste geval bevat de woonverklaring ook deze voorschriften en de naam van persoon of personen waarop die betrekking hebben. De burgemeester zendt de woonverklaring aan het college van burgemeester en wethouders, die deze opneemt in het bestand, bedoeld in artikel 3, tweede lid. Indien de woonverklaring inhoudt dat de huisvestingsvergunning moet worden geweigerd of moet worden verleend met voorschriften, zendt de burgemeester een onderbouwing ervan aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning en neemt een afschrift ervan op in het bestand. In de onderbouwing van de woonverklaring is het mogelijk dat wordt verwezen naar bepaalde politiegegevens. Om te voorkomen dat via deze onderbouwing indirect politiegegevens bij beheerders of eigenaren van woonruimte terecht komen, wordt de onderbouwing van de woonverklaring uitsluitend toegezonden aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning. Indien de aanvrager van de huisvestingsvergunning het niet eens is met de inhoud van de woonverklaring kan hij bezwaar maken tegen het niet verlenen van de huisvestingsvergunning of tegen het verlenen van de huisvestingsvergunning met voorschriften door het college van burgemeester en wethouders.
Op basis van de inhoud van de woonverklaring neemt het college van burgemeester en wethouders een besluit tot het al dan niet verlenen van de huisvestingsvergunning. Indien de woonverklaring van de burgemeester luidt dat de huisvestingsvergunning verstrekt kan worden, verleent het college van burgemeester en wethouders deze vergunning, aangezien het college van burgemeester en wethouders reeds voor het in kennis stellen van de burgemeester van de aanvraag om een huisvestingsvergunning, beoordeeld heeft of de woningzoekende voldeed aan de eventuele overige criteria in de huisvestingsverordening. Hierbij wordt opgemerkt dat dit ook kan betekenen dat de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wet, is toegepast als die mogelijkheid in de huisvestingsverordening is vastgelegd voor de in dat artikel bedoelde vorm van selectieve woningtoewijzing op grond van artikel 5, eerste lid, van de wet. Ook artikel 10, vijfde lid, van de wet, bevat een hardheidsclausule. Indien de woonverklaring als inhoud heeft dat het niet wenselijk is om de woningzoekende een huisvestingsvergunning te verlenen, moet het college overwegen of er omstandigheden zijn voor het toepassen van deze clausule om de woningzoekende op basis daarvan alsnog een huisvestingsvergunning te verlenen. Indien dat niet het geval is, wordt de aanvraag voor een huisvestingsvergunning afgewezen. Ten slotte bestaat de mogelijkheid dat de burgemeester het wenselijk acht dat de huisvestingsvergunning slechts kan worden verleend als daaraan bepaalde voorschriften zijn verbonden. In dat geval zal het college van burgemeester en wethouders de huisvestingsvergunning verlenen en de door de burgemeester in de woonverklaring opgenomen voorschriften opnemen in de huisvestingsvergunning, evenals de naam van de persoon of personen waarop de voorschriften betrekking hebben. Het besluit van het college van burgemeester en wethouders op de aanvraag van de huisvestingsvergunning wordt toegezonden aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning.
De huisvestingsvergunning als zodanig wordt niet opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel 3, omdat deze bewaard moet worden op basis van de Archiefwet. De huisvestingsvergunning blijft dan ook toegankelijk in het kader van de handhaving.
Op het moment dat de huisvestingsvergunning onherroepelijk is geworden, draagt de burgemeester er zorg voor dat alle persoonsgegevens over de personen op wie de huisvestingsvergunning betrekking heeft, uit zijn bestand, bedoeld in artikel 7, worden vernietigd.
In het systeem van selectieve woningtoewijzing met gebruikmaking van een onderzoek op basis van politiegegevens ontstaan er twee gegevensbestanden. Eén waarvoor de burgemeester verantwoordelijk is en een ander bestand dat onder de verantwoordelijkheid valt van het college van burgemeester en wethouders. Het bestand dat onder de verantwoordelijkheid valt van de burgemeester wordt op zodanige wijze ingericht dat uitsluitend de burgemeester of door hem aangewezen personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn, de relevante politiegegevens, de duiding ervan en de periode waarop deze gegevens betrekking hebben, kunnen ontvangen en verwerken. Hiervoor dienen passende technische en organisatorische maatregelen te worden genomen. Voor het bestand van het college van burgemeester en wethouders zijn de regels bij of krachtens de Wbp van toepassing. Het college van burgemeester en wethouders kan personen aanwijzen die gegevens kunnen verwerken in dit bestand. Ook dient het college passende technische en organisatorische maatregelen te nemen voor de verwerking van de persoonsgegevens. Voor het treffen van deze maatregelen, bijvoorbeeld ten behoeve van de systeembeveiliging, kunnen ook personen of organisaties worden aangewezen die niet onder de verantwoordelijkheid werkzaam zijn van burgemeester of het college van burgemeester en wethouders.
Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor het wel of niet verlenen van een huisvestingsvergunning. De handelingen om tot dat besluit te komen, worden opgeslagen in een bestand, zodat dit later ook inzichtelijk is bij een mogelijk bezwaar en beroep. In het bestand wordt opgeslagen of de huisvestingsvergunning is:
1. verleend;
2. verleend met voorschriften als bedoeld in artikel 10b, vijfde lid, van de wet, en de naam van de persoon bij wie het onderzoek op basis van politiegegevens heeft geleid tot het opleggen van voorschriften en welke voorschriften dat zijn;
3. verleend op basis van de hardheidsclausule, de naam van de persoon voor wie deze hardheidsclausule is toegepast en de gronden hiervoor;
4. geweigerd en de naam van de persoon waarop de afwijzing betrekking heeft en de grond hiervoor.
De woonverklaring wordt in het bestand verwerkt.
De hardheidsclausule, bedoeld in artikel 10, vijfde lid van de wet, wordt toegepast indien het weigeren van de huisvestingsvergunning zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. In dat geval kan een huisvestingsvergunning alsnog worden verleend. Het spreekt voor zich dat het hier om uitzonderlijke situaties gaat. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn indien gewerkt wordt met een VOG en een familielid dat zich op een later tijdstip bij de houder van een huisvestingsvergunning zou willen huisvesten, geen VOG kan overleggen. Ook in andere gevallen van gezinsvorming of -hereniging kan het noodzakelijk zijn om de hardheidsclausule toe te passen. In alle gevallen wanneer de hardheidsclausule wordt toegepast, dient dat in het bestand, bedoeld in artikel 3 te worden opgeslagen.
Het college van burgemeester en wethouders kan op basis van artikel 19 van de Huisvestingswet 2014, de bevoegdheid tot het verlenen van een huisvestingsvergunning mandateren aan eigenaren of beheerders van woonruimte. Deze eigenaren of beheerders kunnen zowel woningcorporaties als particuliere eigenaren zijn. Deze mandatering is een besluit in de zin van de Awb en moet daarom worden vastgelegd. In dit mandaatbesluit wordt bepaald dat in dat geval de eigenaren of beheerders van woonruimte ook een bestand moeten bijhouden waarin de persoonsgegevens van de aanvrager van een huisvestingsvergunning worden opgeslagen. Net als het college van burgemeester en wethouders, moeten ook de eigenaren of beheerders van woonruimte die het verlenen van huisvestingsvergunningen in mandaat uitvoeren eerst beoordelen of de woningzoekende in aanmerking komt voor de betreffende woonruimte op basis van de toewijzingsregels in verband met onder meer schaarste, artikel 8 of artikel 9 van de wet. Indien de woningzoekende op grond hiervan in aanmerking komt voor de woning vraagt de eigenaar of beheerder van die woning een woonverklaring aan bij de burgemeester. Indien de woonverklaring inhoudt dat het onwenselijk is dat de woningzoekende zich huisvest in een aangewezen complex, straat of gebied, moet de eigenaar of beheerder van die woonruimte waarvoor de huisvestingsvergunning is aangevraagd deze weigeren, tenzij er een beroep kan worden gedaan op de hardheidsclausule. Indien de burgemeester in de woonverklaring bepaalde voorschriften opneemt waaronder de huisvestingsvergunning kan worden verleend, worden deze voorschriften door de eigenaar of beheerder van die woonruimte overgenomen in de huisvestingsvergunning. De persoonsgegevens in het bestand dat de eigenaren of beheerders van woonruimte moeten bijhouden, worden nadat het besluit op de aanvraag van de huisvestingsvergunning is bekendgemaakt, verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders en daarna vernietigd bij de eigenaar of beheerder van die woonruimte. De eigenaar of beheerder heeft deze gegevens niet meer nodig voor de verlening van de huisvestingsvergunning. Het bezwaar tegen de huisvestingsvergunning dient immers altijd behandeld te worden door het college van burgemeester en wethouders, dat hiervoor een bezwaarcommissie kan instellen. Mede om die reden worden de persoonsgegevens van degene(n) waarop het besluit op de aanvraag van de huisvestingsvergunning betrekking heeft, verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders. Een andere reden voor deze verstrekking is dat deze persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor de evaluatie van de screeningsmaatregel op lokaal niveau en voor de vijfjaarlijkse evaluatie van de wet op rijksniveau. Een afschrift van de huisvestingsvergunning wordt eveneens verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders, echter separaat van het bestand. De reden hiervoor is dat de persoonsgegevens in het bestand uitsluitend ter beschikking worden gesteld voor de hierboven genoemde evaluaties op basis van een schriftelijke machtiging door het college van burgemeester en wethouders, na raadpleging van de functionaris voor de gegevensbescherming, terwijl het afschrift van de huisvestingsvergunning onder meer in het kader van handhaving toegankelijk moet blijven en ook op basis van de Archiefwet dient te worden bewaard.
Indien het een complex, straat of gebied betreft waar selectieve woningtoewijzing plaatsvindt op basis van een VOG, wordt in het mandaatbesluit van het college van burgemeester en wethouders eveneens opgenomen dat deze eigenaren en beheerders van woonruimte een bestand moeten bijhouden en de persoonsgegevens in het bestand moeten overdragen aan het college van burgemeester en wethouders nadat het besluit op de aanvraag van de huisvestingsvergunning bekend is gemaakt en dat de eigenaar of verhuurder van die woonruimte daarna deze persoonsgegevens moet verwijderen uit zijn bestand en vernietigen.
De burgemeester is bevoegd tot het afgeven van een woonverklaring. In het kader daarvan kan de burgemeester besluiten een of meer van de volgende taken door uitsluitend door hem daartoe aangewezen onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen te laten uitvoeren. Indien de burgemeester dit doet, neemt hij in dat besluit op:
• Wie bevoegd is om de kennisgeving van het college van burgemeester en wethouders of van eigenaren en beheerders van woonruimte, indien het verlenen van huisvestingsvergunningen aan hen gemandateerd is, aan de burgemeester over de aanvraag van een huisvestingsvergunning in behandeling te nemen en te verwerken in het bestand, bedoeld in artikel 7;
• Wie bevoegd is om de relevante gegevens, de duiding ervan en de periode waarop deze gegevens betrekking hebben bij de politie op te vragen en deze in ontvangst te nemen;
• Wie bevoegd is om de ontvangen relevante politiegegevens, de duiding ervan en de periode waarop deze gegevens betrekking hebben als persoonsgegevens te verwerken in het bestand, bedoeld in artikel 7;
• Wie bevoegd is om de ontvangen relevante politiegegevens, de duiding ervan en de periode waarop deze gegevens betrekking hebben te beoordelen op basis van de criteria genoemd in artikel 10b, vierde lid, van de wet;
• Wie bevoegd is tot het verwerken van een afschrift van de mededeling die de burgemeester heeft verstrekt aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning op grond van artikel 6, derde lid.
• Wie bevoegd is om de betrokken woningzoekende te horen en het verslag van het horen te verwerken in het bestand, bedoeld in artikel 7;
• Wie bevoegd is om een woonverklaring af te geven aan het college van burgemeester en wethouders, of aan eigenaren en beheerders van woonruimte, indien het verlenen van huisvestingsvergunningen aan hen gemandateerd is, en de woonverklaring te verwerken in het bestand, bedoeld in artikel 7;
• Wie bevoegd is om op verzoek inzage te verlenen in de persoonsgegevens die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel 7, van de woningzoekende waarop het bezwaar- of beroepschrift betrekking heeft;
• Wie bevoegd is om na het onherroepelijk worden van de verleende huisvestingsvergunning de persoonsgegevens te verwijderen uit het bestand, bedoeld in artikel 7, en te vernietigen.
De namen van deze personen worden bijgehouden in het bestand, bedoeld in artikel 8, vierde lid.
Het college van burgemeesters en wethouders is bevoegd om een besluit te nemen op de aanvraag om een huisvestingsvergunning. In het kader daarvan kan het college van burgemeester en wethouders besluiten een of meer van de volgende taken laten uitvoeren door een ambtenaar. Indien het college van burgemeester en wethouders dit doet, kan het college in een besluit opnemen:
• Wie bevoegd is om de aanvraag van een woningzoekende om een huisvestingsvergunning bij de gemeente in behandeling te nemen en te verwerken in het bestand, bedoeld in artikel 3;
• Wie bevoegd is om de aanvraag voor een huisvestingsvergunning te beoordelen en deze beoordeling te verwerken in het bestand, bedoeld in artikel 3;
• Wie bevoegd is om de persoonsgegevens die eigenaren en beheerders van woonruimte verstrekken, indien het verlenen van huisvestingsvergunningen aan hen gemandateerd is, te verwerken in het bestand, bedoeld in artikel 3;
• Wie bevoegd is om inzage te verlenen in de persoonsgegevens die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel 3, van de woningzoekende waarop het bezwaar- of beroepschrift betrekking heeft;
• Wie bevoegd is tot het in kennis stellen van de burgemeester van het onherroepelijk worden van de huisvestingsvergunning;
• Wie bevoegd is om de desbetreffende persoonsgegevens in het bestand, bedoeld in artikel 3, te bewaren voor de evaluatie van de screeningsmaatregel op lokaal niveau en voor de vijfjaarlijkse evaluatie van de wet op rijksniveau en de desbetreffende persoonsgegevens uit dit bestand te verwijderen en te vernietigen indien deze persoonsgegevens niet langer noodzakelijk zijn voor deze evaluaties.
In beginsel moet voorkomen worden dat één persoon in een organisatie of proces op uitvoerend niveau rechten heeft om de gehele cyclus van handelingen in een kritisch informatiesysteem te beheersen. Dit in verband met het risico dat hij zichzelf of anderen onrechtmatig bevoordeelt of de organisatie schade toebrengt. Dit geldt voor zowel informatieverwerking als beheeracties. Er dient een scheiding te zijn tussen beheertaken en overige gebruikstaken. Beheerwerkzaamheden aan het bestand worden alleen uitgevoerd wanneer de betreffende persoon is ingelogd als beheerder. Gebruikstaken kunnen alleen worden uitgevoerd wanneer de persoon is ingelogd als gebruiker. Voordat gegevens, die de integriteit van kritieke informatie of kritieke informatiesystemen kunnen aantasten, verwerkt worden, worden deze gegevens door een tweede persoon geïnspecteerd en geaccepteerd. Van de acceptatie wordt een log bijgehouden.
Met de functiescheiding wordt onder meer gewaarborgd dat de relevante politiegegevens, de duiding ervan, alsmede de periode waarop deze gegevens betrekking hebben, die door de politiechef zijn verstrekt in het kader van de woonverklaring, niet onrechtmatig worden gebruikt voor andere doeleinden. Het is immers mogelijk dat de persoon die is aangewezen om de gegevens te verwerken voor de woonverklaring, deze ook zou kunnen gebruiken voor andere contacten die de aanvrager van een huisvestingsvergunning heeft met de gemeente. Door functiescheiding wordt voorkomen dat deze gegevens bijvoorbeeld worden gebruikt bij een andere vergunningaanvraag waarbij de politiegegevens niet mogen worden gebruikt.
Door middel van een logbestand als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt bijgehouden door wie wanneer welke verwerkingen plaatsvinden in het bestand, bedoeld in artikel 7, waarvoor de burgemeester verantwoordelijk is. Dat een dergelijk logbestand verplicht wordt gesteld heeft te maken met de gevoeligheid van de verstrekte politiegegevens en de vertrouwelijke verwerking die dat vraagt. Ook wordt in dit bestand bijgehouden welke bevoegdheden voor welke periode zijn verleend door de burgemeester. Door middel van het logbestand kan enerzijds worden gecontroleerd of er geen onrechtmatige verwerkingen hebben plaatsgevonden, anderzijds of de personen op het moment van de verwerking hiertoe bevoegd waren. Een persoon die eerst is aangewezen om gegevens bij de politie op te vragen, maar later van functie verandert, mag niet meer bevoegd zijn om inzicht te hebben in deze gegevens. Daarom is het belangrijk dat in het besluit waarin personen worden aangewezen, is vastgelegd voor welke periode de persoon deze bevoegdheid heeft. De verwerkingen kunnen in het logbestand worden bijgehouden door het (computer)systeem zelf.
Dit logbestand dient ten minste één jaar te worden bewaard en gedurende die tijd ten minste eenmaal door de functionaris voor de gegevensbescherming te worden gecontroleerd. Hij maakt naar aanleiding van zijn onderzoek naar het rechtmatige gebruik van het bestand een verslag op van zijn bevindingen dat hij aan de gemeenteraad zendt. Bij vastgesteld onrechtmatig gebruik neemt de burgemeester terstond maatregelen om dit in de toekomst te voorkomen.
Indien gemeenten werken met persoonsgegevens dienen zij zich te houden aan het bepaalde bij of krachtens de Wbp en te handelen conform de Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse Gemeenten (BIG, gebaseerd op de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst). Zo dienen computersystemen te zijn beschermd tegen «hacking» (onder andere dat de gegevens door onbevoegden van een server worden gehaald of dat het systeem wordt gemanipuleerd door «malware»). De eisen die aan de beveiliging van het computersysteem worden gesteld zijn onderhevig aan de ontwikkelingen en mogelijkheden van de ICT. De NEN-normering NEN-ISO/IEC 27001+C11+C1 en NEN-ISO/IEC 27002 voor informatiebeveiliging gelden hierbij als uitgangspunt. Op basis hiervan is ook voor de gemeenten door VNG KING de Baseline Informatiebeveiliging Gemeenten opgezet.6 Een belangrijke voorwaarde hierin is dat gemeenten, voordat een systeem wordt opgezet waar persoonsgegevens in worden bewerkt, eerst een business impact analyse opstellen. Hierbij wordt een risicoanalyse gemaakt van hoe de beveiliging van persoonsgegevens reeds is geregeld bij gemeenten, of het nieuwe systeem hierop kan aansluiten of, als dat niet het geval is, hoe het nieuw te vormen systeem kan voldoen aan de eisen gesteld in de BIG.
Het opzetten van de beveiliging van het informatiesysteem is een doorlopende activiteit die in een gemeentelijke organisatie dient te worden opgepakt. Er zijn gemeenten waar dit wordt gedaan door een «Chief Information Officer» of «functionaris voor de gegevensbescherming». De persoon in deze functie zal in overleg met de leverancier van het informatiesysteem in een bewerkersovereenkomst7 vastleggen hoe de gegevens worden beschermd tegen oneigenlijk gebruik door buitenstaanders/derden of door medewerkers van de leverancier van het systeem. Ook is het belangrijk dat de gemeente in overleg gaat met degene die het beheer van de externe opslag van de persoonsgegevens verzorgt over hoe wordt omgegaan met de privacy en het gebruik van persoonsgegevens. Persoonsgegevens die deze externe beheerder heeft, los van de persoonsgegevens die de gemeente daar stalt, mogen uiteraard niet aan elkaar worden gekoppeld zonder toestemming van de gemeente. Ook moet de beveiliging bestaan uit waarborgen tegen «social engineering» waarbij personen informatie verkrijgen van medewerkers die werken met deze systemen en zo toegang krijgen tot het systeem. Dit kan worden voorkomen door onder andere afspraken te maken vanuit welke e-mailadressen naar elkaar wordt gemaild en welke personen zijn aangewezen om de gegevens uit te wisselen. Een mogelijkheid om e-mailverkeer te beveiligen is door middel van encryptie. Hierbij wordt de bijlage van de e-mail versleuteld verstuurd waardoor alleen de daartoe aangewezen contactpersoon deze informatie kan ontvangen en openen. Mede door deze maatregelen wordt met de beveiliging voldaan aan de eisen gesteld in artikel 13 van de Wbp.
Het ligt in de rede het toezicht te beleggen bij de functionaris voor de gegevensbescherming die hierover jaarlijks rapporteert aan de gemeenteraad. De functionaris voor de gegevensbescherming controleert het gebruik van het bestand, bedoeld in artikel 3, het bestand bedoeld in artikel 7, en het logbestand, bedoeld in artikel 8, vierde lid, en beoordeelt of het computersysteem voldoet aan de veiligheidseisen en er geen misbruik is door onbevoegden. Ook dient te worden gecontroleerd of er wordt vastgehouden aan de vastgestelde procedures voor beveiliging. Indien de beveiliging niet afdoende is, dient de functionaris voor de gegevensbescherming zo spoedig mogelijk voorstellen te doen aan het college van burgemeester en wethouders of aan de burgemeester om tot verbetering van de beveiliging te komen en erop toe te zien dat deze worden doorgevoerd.
Daarnaast wordt de functionaris voor de gegevensbescherming geraadpleegd voor het verlenen van een schriftelijke machtiging door het college van burgemeester en wethouders om persoonsgegevens uit het afgezonderde deel van het bestand te verwerken. De functionaris voor de gegevensbescherming kan immers beoordelen of het beschikbaar stellen van persoonsgegevens uit het afgezonderde deel van het bestand, bedoeld in artikel 3, noodzakelijk is voor het uitvoeren van de evaluatie van de screeningsmaatregel op lokaal niveau of voor de evaluatie van de wet op rijksniveau.
Met betrekking tot de gegevensverwerking door eigenaren en beheerders van woonruimte, indien de verlening van huisvestingsvergunningen aan hen is gemandateerd door het college van burgemeester en wethouders, is de Wbp van toepassing, evenals het daarin geregelde toezicht. In dat geval is de eigenaar of beheerder van woonruimte de verantwoordelijke in de zin van de Wbp. Er is geen sprake van een bewerkersrelatie als bedoeld in de artikelen 12 en 14 van de Wbp. De eigenaar of beheerder van woonruimte verwerkt zelf de persoonsgegevens.
Tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders op de aanvraag van een huisvestingsvergunning kan bezwaar en beroep worden ingesteld. Daarom dienen de persoonsgegevens die ten grondslag liggen aan het besluit bewaard te worden totdat het besluit onherroepelijk is geworden. Nadat het besluit onherroepelijk is geworden, worden de betreffende persoonsgegevens in het bestand van de burgemeester, bedoeld in artikel 7, vernietigd.
De huisvestingsvergunning is onherroepelijk indien de bezwaartermijn is verlopen, zonder dat bezwaar is gemaakt. Indien er tijdig bezwaar gemaakt is, is dat het moment na de beslissing op bezwaar waarop de beroepstermijn is verlopen en er geen beroep is ingesteld. Indien er tijdig beroep is ingesteld, is dit het moment nadat de rechter een uitspraak heeft gedaan en de termijn voor hoger beroep is verstreken, zonder dat er hoger beroep is ingesteld. Bij het tijdig instellen van hoger beroep is dat het moment waarop de rechter in hoger beroep uitspraak heeft gedaan.
Om de noodzaak en proportionaliteit van de beperking van het recht op privacy die gemaakt wordt door het gebruik van persoonsgegevens in het kader van selectieve woningtoewijzing te kunnen evalueren, is in de wet opgenomen dat de maatregel op regelmatige basis moet worden geëvalueerd. Voor dit type onderzoek is het van belang om persoonsgegevens te bewaren over de woningzoekenden die een aanvraag voor een huisvestingsvergunning hebben gedaan, hoeveel daarvan zijn goedgekeurd, hoe vaak de hardheidsclausule is toegepast, hoeveel er zijn geweigerd en op welke gronden. Ook is van belang te onderzoeken of er voorschriften zijn verbonden aan de huisvestingsvergunning en welke dat zijn. Deze persoonsgegevens worden bewaard in het bestand, bedoeld in artikel 3. Met deze gegevens kan tevens worden onderzocht of de woningzoekenden aan wie geen huisvestingsvergunning is verleend voor het in gebruik nemen van woonruimte in het aangewezen gebied, voldoende mogelijkheden hebben gehouden om elders binnen de regio passende huisvesting te vinden, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet. Bovendien kan met deze gegevens onderzoek worden gedaan naar een eventueel waterbedeffect8. Het onderzoeken van een waterbedeffect is niet mogelijk op basis van geanonimiseerde gegevens. Indien niet kan worden nagegaan waar de geweigerden zich hebben gevestigd, kan ook niet worden onderzocht wat het effect is van hun huisvesting in andere straten, wijken, of gemeenten. Uitsluitend onderzoeken of de overlast en criminaliteit toeneemt in straten, wijken of gemeenten rondom de aangewezen gebieden geeft geen inzicht in een mogelijk waterbedeffect. Het staat immers niet vast dat deze geweigerden zich zullen vestigen in aanpalende straten, wijken of gemeenten. Anders dan bij het onderzoek naar de inkomensmaatregel, bedoeld in artikel 8 van de wet, waarbij onderzoek gedaan kan worden naar potentieel geweigerden omdat er CBS-gegevens zijn omtrent inkomens, kan dit niet voor de maatregel op basis van artikel 10 van de wet. Om de groep potentieel geweigerden te bepalen zouden immers alle bewoners in een gemeente gescreend moeten worden, hetgeen een niet toelaatbare inbreuk oplevert op de persoonlijke levenssfeer van deze burgers. Ook voor het onderzoeken of er voldoende huisvesting is voor woningzoekenden die zich ten gevolge van deze maatregel niet kunnen huisvesten in de aangewezen complexen, straten of gebieden zijn persoonsgegevens noodzakelijk. Ook hierbij kan voor de toepassing van de maatregel van artikel 10 van de wet niet worden uitgegaan van potentieel geweigerden. Hiervoor zijn de bewaarde persoonsgegevens noodzakelijk en kan niet worden volstaan met geanonimiseerde data.
Het onderzoek ter evaluatie van de wet zal zich ook richten op de effectiviteit van het gebruik van politiegegevens ten opzichte van het gebruik van een VOG. Dit naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het wetsvoorstel, waarin een opmerking werd gemaakt over de noodzaak en proportionaliteit van het gebruik van politiegegevens naast de mogelijkheid om gebruik te maken van een VOG9, wat de Afdeling minder ingrijpend in de persoonlijke levenssfeer vond. Voor dit deel van het evaluatieonderzoek is het van belang om de persoonsgegevens te bewaren die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel 3, tweede lid. Daarbij gaat het om de gegevens van de woningzoekende waardoor de burgemeester op basis van het onderzoek van politiegegevens een negatieve woonverklaring heeft afgegeven. Voor dit deel van de evaluatie is ook de periode van belang waarop het onderzoek op basis van politiegegevens over die persoon of personen betrekking heeft gehad en welke gedragingen, bedoeld in artikel 10a, tweede lid, van de wet, in die periode hebben geleid tot de afgifte van een negatieve woonverklaring. Bij dit deel van de evaluatie zal worden onderzocht of personen waarvoor de burgemeester een negatieve woonverklaring heeft afgegeven op basis van het onderzoek van politiegegevens, mogelijk ook geen VOG hadden kunnen overleggen op dat moment. Hiertoe wordt onderzocht of er ten aanzien van de desbetreffende personen relevante justitiële gegevens bestonden ten tijde van de aanvraag van de huisvestingsvergunning. Dat is een noodzakelijke voorwaarde om afgifte van een VOG te kunnen weigeren. Dat geeft inzicht in het maximale percentage van de geweigerde personen dat op het moment van de aanvraag mogelijk ook geen VOG zou hebben gekregen. De extra gegevensverwerking betreft dan ook een beperkt aantal personen, namelijk alleen die woningzoekenden waarvoor een negatieve woonverklaring is afgegeven op basis van een onderzoek van politiegegevens. De politiegegevens zelf worden voor deze evaluatie niet gebruikt; die gegevens zijn vernietigd na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag van de huisvestingsvergunning. Verder wordt benadrukt dat de uitkomst van het onderzoek voor de betrokken personen geen rechtsgevolgen heeft.
Op basis van artikel 31 van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens kan de Minister van Veiligheid en Justitie toestemming verlenen voor het raadplegen van het justitieel documentatiesysteem op aanwezigheid van strafbare feiten ten behoeve van de hierboven bedoelde evaluatie. Het onderzoek ter evaluatie van de wet vindt plaats in opdracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst.
Voorkomen moet worden dat de bewaarde persoonsgegevens na het onherroepelijk worden van het besluit van het college van burgemeester en wethouders tot het al dan niet verlenen van een huisvestingsvergunning nog gebruikt kunnen worden voor een andere beslissing of betrokken zouden worden bij een latere hernieuwde aanvraag voor een huisvestingsvergunning op basis van de wet. Daarom dienen de te bewaren persoonsgegevens ten behoeve van de evaluatie van de screeningsmaatregel op lokaal niveau en de evaluatie van de wet op rijksniveau, na het onherroepelijk worden van het besluit, in een afgezonderd deel van het bestand, bedoeld in artikel 3, bewaard te worden. Deze persoonsgegevens worden uitsluitend voor dit doel ter beschikking gesteld op basis van een schriftelijke machtiging van het college van burgemeester en wethouders, na raadpleging van de functionaris voor de gegevensbescherming. De persoonsgegevens in het afgezonderde deel van het bestand, bedoeld in artikel 3, worden verwijderd en vernietigd indien de desbetreffende persoonsgegevens niet langer noodzakelijk zijn voor de eerder genoemde evaluaties.
Voor de verstrekking van de politiegegevens aan de burgemeester voor het afgeven van een woonverklaring aan college van burgemeester en wethouders wordt in het Besluit politiegegevens een grondslag opgenomen. De relevante politiegegevens hebben betrekking op de uitvoering van de dagelijkse politietaak (artikel 8 van de Wpg), de handhaving van de rechtsorde (artikel 9 van de Wpg), de ondersteunende taken van de politie (artikel 13 van de Wpg) en relevante politiegegevens die inzicht geven in de betrokkenheid van betrokkenen bij bepaalde ernstige bedreigingen van de rechtsorde (artikel 10, eerste lid, onderdelen a en c, van de Wpg). Hierbij dient te worden opgemerkt dat niet alle politiegegevens die op basis van de genoemde gronden worden verwerkt aan de burgemeester worden verstrekt, doch slechts die politiegegevens die betrekking hebben op de in de huisvestingsverordening genoemde gedragingen. Indien daar enkel bepaald is dat in een aangewezen complex, straat of gebied uitsluitend op overlast als bedoeld in artikel 10a, tweede lid, onderdeel a, van de wet, wordt gescreend, zullen politiegegevens als bedoeld in de artikelen 9 en 10, eerste en tweede lid, van de Wpg, geen enkele rol spelen. Echter indien er ook gescreend wordt op radicaliserende, extremistische of terroristische gedragingen, als bedoeld in artikel 10a, tweede lid, onderdeel i, van de wet, zijn juist deze politiegegevens van essentieel belang. Afhankelijk van de gedragingen uit de limitatieve lijst van artikel 10a, tweede lid, van de wet, die zijn opgenomen in de huisvestingsverordening, kan de politiechef van de regionale eenheid, bezien welke politiegegevens geraadpleegd dienen te worden. Voor de handhaving van de voorschriften die aan een huisvestingsvergunning verbonden kunnen zijn, is het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk. Echter, in de praktijk zullen meldingen en constateringen van overlast en criminele activiteiten ook binnenkomen bij de politie. Daarom is voorzien in de mogelijkheid dat politiegegevens kunnen worden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders voor de handhaving van de aan de huisvestingsvergunning verbonden voorschriften.
De aanvrager van een huisvestingsvergunning kan bezwaar maken tegen het besluit op de aanvraag van de vergunning van het college van burgemeester en wethouders, waaraan de woonverklaring ten grondslag ligt. Het bezwaar kan dus ook betrekking hebben op de inhoud van de woonverklaring. Bij het bezwaar tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders dient een gehele heroverweging plaats te vinden van het besluit, inclusief de eraan ten grondslag liggende woonverklaring en de door de burgemeester aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning verstrekte onderbouwing van de woonverklaring.
Het college van burgemeester en wethouders kan hiervoor een onafhankelijke bezwaarcommissie instellen, hetgeen in veel gemeenten het geval is. Deze commissie dient inzicht te hebben in alle feiten en omstandigheden die geleid hebben tot het besluit op de aanvraag van de huisvestingsvergunning, inclusief de woonverklaring en de onderbouwing ervan alsmede de politiegegevens en duiding ervan, die ten grondslag liggen aan die woonverklaring. Deze gegevens zijn noodzakelijk om tot een volledige heroverweging van de huisvestingsvergunning te komen. De burgemeester verleent aan de voorzitter en leden van de bezwaarcommissie inzage in de persoonsgegevens van de woningzoekende waarop het bezwaar betrekking heeft. De voorzitter en leden van de bezwaarcommissie hebben een geheimhoudingsplicht.
Indien er geen bezwaarcommissie is, wordt het bezwaar behandeld door het college van burgemeester en wethouders. Ook dan dient een volledige heroverweging van het besluit, inclusief de woonverklaring en de onderbouwing ervan plaats te vinden. Daarom verleent de burgemeester in dit geval inzage in de gegevens die ten grondslag liggen aan de woonverklaring en de onderbouwing ervan. De leden van het college van burgemeester en wethouders die kennis nemen van deze gegevens in het kader van de bezwaarprocedure hebben eveneens een geheimhoudingsplicht.
Indien een woningzoekende van mening is dat de politiegegevens niet juist zijn, kan hij tevens schriftelijk een verzoek indienen bij de politiechef van de regionale eenheid om, op basis van artikel 25 van de Wpg, de gegevens in te zien. Indien deze gegevens feitelijk onjuist zijn, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt, kan hij een verzoek doen tot aanvulling, verbetering, verwijdering of afscherming van deze politiegegevens en op basis van artikel 28 van de Wpg hiertoe schriftelijk verzoeken.
Indien een woningzoekende het niet eens is met de weigering van een VOG, dan heeft de aanvrager van de VOG de mogelijkheid om binnen zes weken bezwaar aan te tekenen bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Uiteraard heeft een persoon van wie persoonsgegevens zijn verwerkt in het bestand, bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, en in het bestand, bedoeld in artikel 7, ook op basis van artikel 35 van de Wbp het recht op inzage in de gegevens die over hem zijn verwerkt.
Een bezwaar tegen het besluit op de aanvraag van een huisvestingsvergunning heeft in beginsel geen schorsende werking. De verhuurder heeft het recht om de woning te verhuren aan een andere woningzoekende, die wel over een huisvestingsvergunning beschikt. Het is onredelijk als door een lange bezwaarprocedure leegstand zou ontstaan. Indien de desbetreffende woonruimte is verhuurd gedurende de bezwaarprocedure aan een andere huurder die wel over een huisvestingsvergunning beschikt en het bezwaar wordt gehonoreerd, ligt het voor de hand dat aan de woningzoekende die bezwaar heeft gemaakt zo spoedig mogelijk een andere woonruimte wordt aangeboden.
Verder kan de gemeente in de huisvestingsverordening bepalen hoe recent een VOG moet zijn afgegeven. Hiermee kan worden voorkomen dat een woningzoekende bij opeenvolgende verhuizingen binnen het aangewezen gebied in een bepaalde periode, telkens een VOG dient aan te vragen. Ook kan de gemeenteraad in de huisvestingsverordening bepalen dat een woningzoekende wiens bezwaar of beroep alsnog wordt gehonoreerd zo spoedig mogelijk wordt gehuisvest in een gelijkwaardige woning.
In artikel 10c van de wet is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur een termijn kan worden gesteld waarbinnen het college van burgemeester en wethouders een besluit neemt tot het al dan niet verlenen van een huisvestingsvergunning. Het betreft hier de mogelijkheid een kortere beslistermijn, alsmede een kortere eenmalige verlengingmogelijkheid vast te stellen, dan de termijnen die op grond van de Awb worden gehanteerd. Het kabinet gaat er echter vooralsnog vanuit dat over de termijnen in de bestuurlijke driehoek (gemeente, politie, Openbaar Ministerie) voor alle partijen werkbare afspraken kunnen worden gemaakt voor het zo spoedig mogelijk verstrekken van de relevante politiegegevens en de duiding daarvan. Om onnodige leegstand en financiële risico’s voor woningcorporaties en andere verhuurders te beperken is het daarom ook van belang dat overleg wordt gevoerd met de verhuurders om te komen tot afspraken over zo kort mogelijke beslistermijnen. Op deze wijze wordt rekening gehouden met de lokale omstandigheden en belangen.
Een zo kort mogelijke beslistermijn is niet in de laatste plaats ook in het belang van de woningzoekende, die soms lang heeft moeten wachten op het beschikbaar komen van een woning en snel wil weten waar hij aan toe is in verband met bijvoorbeeld het opzeggen van zijn huidige woonruimte en daarmee verbonden overeenkomsten. De gemeenteraad kan de termijnen in de huisvestingsverordening vastleggen. Mocht in de praktijk echter blijken dat het niet mogelijk is te komen tot aanmerkelijk korte(re) beslistermijnen voor het al dan niet verlenen van een huisvestingsvergunning dan wettelijk is toegestaan, dan wordt alsnog bij algemene maatregel van bestuur voor de betrokken colleges van burgemeester en wethouders een termijn gesteld.
Ten slotte wordt opgemerkt dat privaatrechtelijk, tussen verhuurder en huurder, ook afspraken kunnen worden vastgelegd, bijvoorbeeld in de concepthuurovereenkomst, over de termijn waarop een huurder de benodigde documenten moet aanvragen, dan wel moet overleggen (bijvoorbeeld een VOG). Als daaraan niet wordt voldaan, kan de verhuurder een andere kandidaat-huurder in aanmerking laten komen voor de desbetreffende woonruimte. Zo kan ook rekening worden gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de verhuurder om een leegstaande woning zo snel mogelijk opnieuw te verhuren. Dat is overigens ook in het belang van de leefbaarheid en veiligheid in de aangewezen complexen, straten of gebieden.
Deze algemene maatregel van bestuur treedt op hetzelfde moment in werking als de Wet tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag in werking treedt.
Het kabinet heeft besloten de regeldruk van bestaande en nieuwe wetgeving zoveel mogelijk te beperken, onder andere door alle voorgenomen wetgeving te onderwerpen aan een toetsing van de regeldrukeffecten van de beoogde maatregelen. Hiertoe is binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Toetsingscommissie Regeldruk ingesteld. In hoofdstuk 13 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is ingegaan op de regeldruk voor burgers die uit het voorstel voortvloeien.10 Op basis van het onderzoek van SIRA Consulting11 is aangenomen dat 10% van de screenings verloopt via een VOG en 90% via een onderzoek op basis van politiegegevens. Bij de screeningen op basis van een VOG zullen de administratieve lasten voor burgers bestaan uit het aanvragen van de VOG en de huisvestingsvergunning. Bij het onderzoek op basis van politiegegevens zijn deze lasten beperkt tot het aanvragen van de huisvestingsvergunning.
Er heeft een internetconsultatie plaatsgevonden en aan de volgende colleges, instellingen en groepen is gevraagd om een advies uit te brengen: de VNG, de G4, het Stedennetwerk G32, de gemeente Rotterdam, de gemeente Den Bosch en de gemeente Nijmegen; de Autoriteit Persoonsgegevens; het College voor de Rechten van de Mens; het Interprovinciaal Overleg; Aedes; het Landelijk Platform Woonoverlast; het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid; de politie; de Nederlandse Woonbond. Hieronder wordt ingegaan op de ontvangen reacties en wordt aangegeven op welke onderdelen van het voorstel dit tot wijzigingen en verduidelijkingen heeft geleid.
Naar aanleiding van de consultatie is een twaalftal reacties ontvangen. Er zijn vier reacties van individuele burgers ontvangen. De VNG, de gemeente Den Haag, het College voor de Rechten van de Mens en het Landelijk Platform Woonoverlast hebben in hun reactie laten weten geen inhoudelijke opmerkingen op het voorstel te hebben. Van de Autoriteit Persoonsgegevens, de gemeente Rotterdam, Aedes en de politie is een inhoudelijke reactie ontvangen.
Mede op basis van deze consultatie is het ontwerpbesluit vereenvoudigd, gestroomlijnd, zijn procedures verkort en is de toelichting op een aantal punten verduidelijkt.
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft in haar advies aandacht gevraagd voor de persoonsgegevens die bewaard worden voor de evaluatie van de screeningsmaatregel op lokaal niveau en de evaluatie van de wet op rijksniveau. De Autoriteit Persoonsgegevens vroeg zich af waarom het noodzakelijk is dat (alle) persoonsgegevens voor deze evaluaties worden bewaard en waarom niet zou kunnen worden volstaan met minder persoonsgegevens of geanonimiseerde data. In reactie hierop heeft het kabinet in paragraaf 9 van het algemene deel van deze nota van toelichting de noodzaak voor het bewaren van de persoonsgegevens en waarom niet kan worden volstaan met minder persoonsgegevens of geanonimiseerde data nader toegelicht. Ook heeft de Autoriteit Persoonsgegevens verduidelijking gevraagd over de noodzaak van de extra gegevensverwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de evaluatie van de wet, waarbij onder meer de resultaten van het onderzoek op basis van politiegegevens worden vergeleken met de resultaten die de aanvraag van een VOG zouden hebben opgeleverd. In reactie hierop heeft het kabinet eveneens in paragraaf 9 van het algemene deel van deze nota van toelichting de noodzaak verduidelijkt van de extra gegevensverwerking ten behoeve van het onderzoek naar de effectiviteit van het gebruik van politiegegevens ten opzichte van het gebruik van een VOG. Ten slotte heeft de Autoriteit Persoonsgegevens geadviseerd om expliciet in het ontwerpbesluit op te nemen dat het college van burgemeester en wethouders er zorg voor draagt dat de betreffende persoonsgegevens die in het bestand van het college worden bewaard voor de evaluatie van de screeningsmaatregel op lokaal niveau en voor de evaluatie van de wet op rijksniveau worden vernietigd, zodra deze evaluaties zijn uitgevoerd. In reactie hierop heeft het kabinet dit advies overgenomen en het ontwerpbesluit hierop aangepast (zie artikel 13, derde lid, onderdeel c).
De gemeente Rotterdam is het eens met het voorstel om (procedurele) voorschriften te geven over de gegevensverwerking in het kader van de selectieve woningtoewijzing. In de uitwerking ziet de gemeente nog mogelijkheden voor verbetering. Naast aandacht voor enkele uitvoeringsaspecten die volgen uit de wet en hoe daar in de praktijk mee om te gaan (snelle informatievoorziening ten behoeve van de afgifte van de woonverklaring en de huisvestingsvergunning, afgifte door de burgemeester van de woonverklaring aan de hand van de afwegingscriteria in de wet, en de uitvoering van de handhaving van voorschriften) heeft de gemeente aandacht gevraagd voor de administratieve en bestuurlijke lasten. Met name de afgifte van de woonverklaring zal het inrichten van meer backoffice processen vereisen. Niet alleen kan bezwaar en beroep worden ingesteld tegen de weigering van de huisvestingsvergunning, maar ook tegen een negatieve woonverklaring. Deze vertraging in het proces zal vragen en klachten opleveren bij eigenaren en verhuurders die als gevolg hiervan te maken hebben met inkomstenderving. De gemeente verzoekt dan ook om de processen zo efficiënt mogelijk in te richten. In reactie hierop heeft het kabinet nogmaals de procedure voor de afgifte van de woonverklaring tegen het licht gehouden en besloten het ontwerpbesluit als volgt aan te passen. De woonverklaring wordt door de burgemeester afgegeven aan het college van burgemeester en wethouders (en niet aan de woningzoekende). Het college besluit vervolgens tot het al dan niet verlenen van de huisvestingsvergunning. Alleen op dit besluit op de aanvraag van een huisvestingsvergunning kan de woningzoekende eventueel bezwaar en beroep instellen. Op deze wijze is de procedure voor de afgifte van de woonverklaring verkort en zijn de administratieve en bestuurlijke lasten teruggedrongen. Om de administratieve verplichtingen voor de gemeente verder te verminderen heeft het kabinet ook het bijhouden door het college van burgemeester en wethouders van een logbestand laten vervallen. Voor de verwerking van de persoonsgegevens in het bestand waar het college zorg voor draagt blijft de Wbp van toepassing, evenals het daarin geregelde toezicht. Het logbestand dat de burgemeester bijhoudt blijft gehandhaafd in het voorstel vanwege de gevoeligheid van de verstrekte politiegegevens en de vertrouwelijke verwerking die dat vraagt (zie artikel 8, vierde lid).
In de reactie van Aedes en tevens in een individuele reactie wordt aandacht gevraagd voor het vastleggen in het ontwerpbesluit van kortere beslistermijnen voor het verlenen van een huisvestingsvergunning, dan op grond van de Awb is bepaald. Aedes stelt het op prijs dat het voorstel zo veel mogelijk aansluit bij de reeds bestaande praktijk en dat men in een eerder stadium is betrokken bij het wetgevingsproces, maar vreest dat het vooralsnog ontbreken van kortere termijnen leidt tot leegstand en daardoor huurderving voor woningcorporaties. De individuele reactie benadrukt dat de onzekerheid ook voor woningzoekenden niet te lang mag duren. In reactie hierop blijft het kabinet het belangrijk vinden dat over de termijnen voor het zo spoedig mogelijk verlenen van een huisvestingsvergunning door de betrokken partijen werkbare afspraken worden gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met lokale omstandigheden en belangen. In paragraaf 11 van het algemene deel van deze nota van toelichting is dit nader toegelicht.
De politie vraagt aandacht voor de rol van de politiechef bij de verstrekking van de politiegegevens in relatie tot de rol van de korpschef die in de Wpg is aangewezen als verantwoordelijke. Het kabinet heeft dit verduidelijkt in paragraaf 3 van het algemene deel van deze nota van toelichting. Ook merkt de politie in haar reactie op dat de politie geen gegevens kan en mag verstrekken aan de burgemeester over anderen, dan de woningzoekende. Dit naar aanleiding van een plan van aanpak dat is opgesteld om de naleving van de Wpg verder te verbeteren. In reactie hierop heeft het kabinet de bepaling in het ontwerpbesluit aangepast (zie artikel 5, tweede lid). Voorts merkt de politie op dat in het voorstel een motivering ontbreekt bij de wijziging van artikel 4:3, eerste lid, van het Besluit politiegegevens. Aangezien de politie beschikt over gevoelige gegevens, zal nadrukkelijk gemotiveerd moeten worden wat de noodzaak is voor de burgemeester om over die gegevens te kunnen beschikken. In reactie hierop heeft het kabinet in paragraaf 10 van het algemene deel van deze nota van toelichting deze omissie hersteld en aangegeven welke politiegegevens verstrekt kunnen worden en de reden waarom daarvoor gekozen is.
Ten slotte verzoekt de politie betrokken te blijven bij het verdere verloop van het wetgevingstraject in verband met de voorbereiding voor een goede implementatie van het besluit, en betrokken te worden bij de evaluatie van de wet in verband met de nieuwe werkwijze voor de politie in dezen. In reactie hierop zal het kabinet uiteraard aan dit verzoek tegemoet komen.
Dit artikel bevat een aantal begripsbepalingen:
Voor de begripsbepaling van «bestand» is aangesloten bij hetgeen er onder verstaan wordt in artikel 1, onderdeel c, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), namelijk elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd is of verspreid is op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen.
Om te verzekeren dat er niet nodeloos politiegegevens worden verstrekt aan de burgemeester, dient de aanvrager van de huisvestingsvergunning een schriftelijke verklaring over te leggen aan het college van burgemeester en wethouders dat de verhuurder met hem een huurovereenkomst wil aangaan indien hij een huisvestingsvergunning verkrijgt. Indien de verhuurder een toegelaten instelling is, zal deze eerst moeten vaststellen of de potentiële huurder voldoet aan de andere criteria zoals inkomenseisen en of de woning passend is voor de woningzoekende. Als blijkt dat de potentiële huurder aan die criteria voldoet, dan legt de verhuurder schriftelijk vast dat hij de woonruimte op dat specifieke adres voornemens is te verhuren aan de woningzoekende. Deze schriftelijke verklaring wordt de «bereidverklaring» genoemd.
Voor de begripsbepaling van «functionaris voor de gegevensbescherming» is aangesloten bij hetgeen er onder verstaan wordt in de Wbp. Het gaat om een functionaris die toeziet op de verwerking van persoonsgegevens. Het toezicht strekt zich uit tot de verwerking van persoonsgegevens door de gemeente die hem heeft benoemd (artikel 62 van de Wbp).
Voor de begripsbepaling van «persoonsgegeven» is eveneens aangesloten bij hetgeen er onder verstaan wordt in de Wbp, namelijk elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.
Voor de begripsbepaling van «politiegegeven» is aangesloten bij wat er onder verstaan wordt in de Wet politiegegevens (Wpg), namelijk elk persoonsgegeven dat in het kader van de uitoefening van de politietaak wordt verwerkt.
Onder «politiechef» wordt verstaan: de politiechef van de regionale eenheid die de politietaak uitvoert in het gebied waarin de gemeente gelegen is. De politiechef is degene die kennis neemt van een verzoek om verstrekking van politiegegevens en is ook degene die belast is met de verstrekking van politiegegevens aan de burgemeester. De politiechef doet dit op grond van een mandaat en derhalve uit naam van de korpschef van politie, die in de Wpg is aangewezen als de verantwoordelijke voor de verwerking van politiegegevens.
Onder «woningzoekende» wordt verstaan: iedere natuurlijke persoon die zich wil vestigen in een aangewezen complex, straat of gebied. Naast de hoofdhuurder betreft dit ook alle personen van 16 jaar en ouder die zich met hem in de betreffende woonruimte willen vestigen. Ook personen van 16 jaar en ouder die zich op een later tijdstip bij de huurder willen vestigen op hetzelfde adres worden hieronder verstaan.
Dit besluit is van toepassing indien persoonsgegevens worden verwerkt in het kader van selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag. Dus zowel bij gebruikmaking van een verklaring omtrent het gedrag, als wanneer de gemeenteraad in de aanvraag geopteerd heeft voor de systematiek van een onderzoek op basis van politiegegevens. In paragraaf 4 van het algemene deel van deze nota van toelichting is uitgebreid ingegaan op beide systemen.
Dit artikel bepaalt welke persoonsgegevens het college van burgemeester en wethouders verwerkt in een bestand bij de aanvraag van de huisvestingsvergunning.
Voor de begripsbepaling van «adres» is verwezen naar de Wet basisregistratie personen, artikel 1.1, onderdeel q, waar het gaat om het woonadres zoals ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Indien de woningzoekende afkomstig is uit het buitenland en zich vestigt in Nederland op een adres waar een huisvestingsvergunning voor nodig is, kan in de BRP ook worden gekeken naar het adres dat is vermeld in de Registratie Niet Ingezetenen (RNI). Deze administratie is gekoppeld aan de BRP en hier staat het woonadres vermeld van de woningzoekende in het land van herkomst of het eerste verblijfadres in Nederland.
Deze gegevens zijn enerzijds noodzakelijk voor de identificeerbaarheid van de woningzoekende en anderzijds zijn ze nodig voor de evaluatie van de screeningsmaatregel op lokaal niveau en van de wet op rijksniveau, zoals is toegelicht in paragraaf van het algemene deel van deze toelichting.
Dit artikel bepaalt dat, indien voor een aangewezen complex, straat of gebied selectieve woningtoewijzing plaatsvindt door middel van een onderzoek op basis van politiegegevens, het college van burgemeester en wethouders eerst beoordeelt of de woningzoekende in aanmerking komt voor de desbetreffende woonruimte op basis van de eventuele andere vereisten die zijn voorgeschreven in de huisvestingsverordening in het kader van een rechtvaardige en evenwichtige verdeling van goedkope woonruimte bij schaarste (op basis van de Huisvestingswet 2014) of in het kader van leefbaarheid (op basis van artikel 8 of artikel 9 van de wet). Slechts indien de woningzoekende op basis van die criteria in aanmerking komt voor de woning stelt het college van burgemeester en wethouders de burgemeester in kennis van de aanvraag om een huisvestingsvergunning. Op deze wijze wordt de privacy beschermd en hoeven niet nodeloos politiegegevens door de burgemeester te worden opgevraagd van personen die toch niet in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning. Indien het college van burgemeester en wethouders de burgemeester in kennis stelt van de aanvraag, verstrekt het college de persoonsgegevens die zijn genoemd in het tweede lid aan de burgemeester. De burgemeester heeft deze gegevens enerzijds nodig om de persoon voldoende te kunnen identificeren om politiegegevens te kunnen opvragen en anderzijds moet hij weten op welke woonruimte de aanvraag betrekking heeft om een weging van de politiegegevens op grond van de criteria, bedoeld in artikel 10b, vierde lid van de wet te kunnen uitvoeren. Daarnaast is voor het opvragen van de relevante politiegegevens ook de datum van de aanvraag van een huisvestingsvergunning van belang in verband met het bepalen van de terugkijkperiode.
De burgemeester doet een verzoek bij de politiechef van de desbetreffende regionale eenheid om zo spoedig mogelijk de relevante politiegegevens te verstrekken over de personen die een huisvestingsvergunning voor een bepaalde woonruimte in een aangewezen complex, straat of gebied hebben aangevraagd, de duiding ervan en de periode waarop deze gegevens betrekking hebben. Er worden enkel politiegegevens verstrekt met betrekking tot de in de huisvestingsverordening opgenomen gedragingen uit de limitatieve lijst van artikel 10a, tweede lid van de wet. Afhankelijk van hetgeen de gemeenteraad in de huisvestingsverordening vastlegt, kunnen deze gegevens betrekking hebben op de hoofdhuurder, maar ook op personen van 16 jaar en ouder die met de hoofdhuurder zich willen huisvesten in de desbetreffende woonruimte. Persoonsgegevens die in het belang van een lopend strafrechtelijk onderzoek niet kunnen worden vrijgegeven, hoeven niet verstrekt te worden op basis van artikel 10b, tweede lid, laatste volzin van de wet.
Het tweede lid bepaalt dat persoonsgegevens van derden die voorkomen in de politiegegevens die zijn opgevraagd door de burgemeester, in een zodanige vorm worden verstrekt dat die niet herleidbaar zijn tot die derden. Dit om geen inbreuk te maken op de privacy van deze personen.
Het eerste lid bepaalt dat de woonverklaring uitsluitend inhoudt dat de burgemeester na afweging van de aan hem ter beschikking gestelde relevante politiegegevens, de duiding ervan en de periode waarop deze gegevens betrekking hebben, volgens de methode die beschreven is in artikel 10b, vierde lid, van de wet, tot het oordeel komt dat het verlenen van een huisvestingsvergunning wenselijk is, niet wenselijk is of slechts wenselijk is onder bepaalde voorwaarden met vermelding welke voorschriften dit zijn en op wie die betrekking hebben.
Het tweede lid bepaalt dat de woonverklaring aan het college van burgemeester en wethouders wordt verstrekt, omdat die uiteindelijk een besluit moet nemen omtrent het al dan niet verlenen van de huisvestingsvergunning. Immers, het college van burgemeester en wethouders heeft de bevoegdheid om zelfs bij een negatieve woonverklaring, op basis van de hardheidsclausule alsnog een huisvestingsvergunning te verlenen. Tevens wordt in dit lid bepaald dat indien het verlenen van huisvestingsvergunningen door het college van burgemeester en wethouders gemandateerd is aan eigenaren of beheerders van woonruimte, de woonverklaring wordt verstrekt aan de eigenaar of beheerder van de woonruimte waarop de huisvestingsvergunning betrekking heeft.
Volgens het derde lid deelt de burgemeester schriftelijk de onderbouwing van de woonverklaring aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning mee, indien de burgemeester in de woonverklaring aangeeft dat er gronden zijn om de huisvestingsvergunning te weigeren of te verlenen met bepaalde voorschriften. In deze mededeling wordt vermeld de naam van de persoon van wie de gedragingen hebben geleid tot het oordeel dat het niet wenselijk is een huisvestingsvergunning te verlenen of dat het slechts wenselijk is onder bepaalde voorwaarden een huisvestingsvergunning te verlenen.
Op basis van artikel 10b, zesde lid, van de wet, stelt de burgemeester de aanvrager van een huisvestingsvergunning in de gelegenheid om gehoord te worden, indien de burgemeester voornemens is een negatieve woonverklaring af te geven of voornemens is in de woonverklaring aan te geven dat de huisvestingsvergunning slechts kan worden verleend door er bepaalde voorschriften aan te verbinden. Een verslag van het horen wordt door de burgemeester in het bestand, bedoeld in artikel 7, verwerkt. In dit bestand wordt ook een afschrift verwerkt van de mededeling met de onderbouwing van de woonverklaring die de burgemeester zendt aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning indien er volgens hem redenen zijn om de huisvestingsvergunning te weigeren of te verlenen met voorschriften. Dit is mede van belang in het kader van een eventueel bezwaar of beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders op de aanvraag van een huisvestingsvergunning.
In het eerste lid is sprake van «onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen». Dit betekent dat de burgemeester uitsluitend personen die zijn aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn en voor de burgemeester werken, kan aanwijzen voor de uitvoering van deze taken.
Het tweede lid ziet op de technische en organisatorische maatregelen die de burgemeester moet nemen ten aanzien van personen die verwerkingen doen in het bestand.
In het derde lid is bepaald dat de burgemeester er zorg voor moet dragen dat personen die toegang hebben tot het bestand dat door hem wordt bijgehouden, de persoonsgegevens in dit bestand voor geen enkel ander doel gebruiken dan voor het uitvoeren van de taken, bedoeld in eerste lid. Hierbij kan gedacht worden aan maatregelen als functiescheiding.
Het vierde lid bepaalt dat de burgemeester voor het bestand dat onder zijn verantwoordelijkheid valt een logbestand bijhoudt. In dit logbestand wordt op de eerste plaats opgenomen wie aangewezen is om persoonsgegevens in het bestand te verwerken, evenals de data en tijden waarop deze personen deze verwerkingen hebben gedaan. Op deze wijze kan worden nagegaan wie en wanneer verwerkingen heeft gedaan en of die persoon hiertoe bevoegd was. Dit logbestand zal op basis van artikel 12, derde lid, worden gecontroleerd door de functionaris voor de gegevensbescherming op rechtmatig gebruik.
In het eerste en tweede lid zijn de mogelijke beslissingen van het college van burgemeester en wethouders op de aanvraag voor een huisvestingsvergunning opgenomen. Dit biedt enerzijds rechtszekerheid en anderzijds maakt dit de evaluatie mogelijk van de screeningsmaatregel op lokaal niveau en van de evaluatie van de wet op rijksniveau. Door een eenvormig systeem van beslissingen kan er kwantitatief onderzoek gedaan worden naar het aantal verleende en afgewezen huisvestingsvergunningen, alsmede de redenen daartoe. Tevens biedt dit de mogelijkheid om bij de vijfjaarlijkse evaluatie van de wet de uitkomsten te kunnen evalueren. Daarom is in het eerste en tweede lid bepaald dat het college van burgemeester en wethouders in het bestand bijhoudt op welke gronden de huisvestingsvergunning is verleend of geweigerd.
In het derde lid is bepaald dat indien er een onderzoek op basis van politiegegevens heeft plaatsgevonden het college van burgemeester en wethouders de woonverklaring in het bestand verwerkt. Zoals in artikel 6 is aangegeven zijn in de woonverklaring bijvoorbeeld de voorschriften vermeld, indien er gronden zijn om voorschriften aan de huisvestingsvergunning te verbinden. In dat geval zijn eveneens in de woonverklaring de naam van de persoon vastgelegd en de gedragingen die tot deze woonverklaring hebben geleid. Dit geldt ook als in de woonverklaring is vermeld dat er gronden zijn om de huisvestingsvergunning te weigeren. Aangezien de woonverklaring en de huisvestingsvergunning betrekking kunnen hebben op meerdere personen die woonachtig zijn in dezelfde woonruimte, kan de reden voor het verbinden van voorschriften aan de huisvestingsvergunning of het afwijzen van die vergunning het gedrag van de hoofdhuurder betreffen of van één of meerdere personen van 16 jaar en ouder die met hem de woonruimte willen betrekken. Dat deze persoonsgegevens worden bijgehouden is onder meer ook van belang voor de evaluatie van de wet op rijksniveau. In paragraaf 9 van het algemene deel van deze nota van toelichting wordt hierop nader ingegaan.
Het vierde lid bepaalt dat in het geval het college van burgemeester en wethouders het verlenen van huisvestingsvergunningen heeft gemandateerd aan eigenaren of beheerders van woonruimte, de persoonsgegevens uit het bestand dat deze eigenaren of beheerders ten behoeve hiervan hebben bijgehouden, worden verwerkt in het bestand bedoeld in artikel 3. Ook deze persoonsgegevens zijn nodig voor de evaluatie van de screeningsmaatregel op lokaal niveau en voor de evaluatie van de wet op rijksniveau. Indien immers geen gegevens bekend zijn over de toepassing van de maatregel in gemeenten waar het verlenen van een huisvestingsvergunning is gemandateerd aan eigenaren of beheerders van woonruimten, zoals toegelaten instellingen, is het onmogelijk om tot een adequate evaluatie te komen van de screeningsmaatregel op lokaal niveau en van de wet op rijksniveau.
Dit artikel bepaalt wat het college van burgemeester en wethouders moet opnemen in het mandaatbesluit indien het college het verlenen van huisvestingsvergunningen mandateert aan eigenaren of beheerders van woonwoonruimte op basis van artikel 19 van de Huisvestingswet 2014. Op basis van onderdeel f zenden eigenaren of beheerders van woonruimte een afschrift van de verleende huisvestingsvergunning aan het college van burgemeester en wethouders. Dit afschrift wordt niet verwerkt in het bestand, omdat het toegankelijk moet blijven onder meer voor de handhaving. In paragraaf 5 van deze nota van toelichting wordt nader ingegaan op de noodzaak hiervoor en over de concrete bepalingen die moeten worden opgenomen in het mandaatbesluit.
In veel gemeenten worden de bezwaren afgehandeld door een bezwaarcommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb. Op verzoek van de voorzitter van deze bezwaarcommissie geeft de burgemeester inzage in de persoonsgegevens van de woningzoekende waarop het bezwaar betrekking heeft en die in het bestand van de burgemeester zijn verwerkt. Op basis van artikel 7:13, vierde lid, jo. artikel 7:4, zesde lid, van de Awb, hebben de voorzitter en leden van deze bezwaarcommissie een geheimhoudingsplicht.
Indien er geen bezwaarcommissie is ingesteld, verleent de burgemeester inzage aan het college van burgemeester en wethouders. De leden van het college van burgemeester en wethouders hebben, voor zover niet reeds uit hoofde van hun ambt een geheimhoudingsplicht op basis van artikel 12, tweede lid van de Wbp. Ook uit artikel 7 van de Wpg volgt een geheimhoudingsplicht.
Om het besluit op de aanvraag van de huisvestingsvergunning integraal te kunnen heroverwegen moet een bezwaarcommissie of het college van burgemeester en wethouders kennis kunnen nemen van alle stukken op basis waarvan het besluit tot stand gekomen is. Dit betreft zowel de informatie uit het bestand van het college van burgemeester en wethouders, als de informatie die is opgeslagen in het bestand dat door de burgemeester wordt bijgehouden voor het verlenen van de woonverklaring.
Op basis van het tweede lid verleent de burgemeester aan de bestuursrechter inzage in de persoonsgegevens van de woningzoekende waarop het beroepschrift betrekking heeft en die zijn opgenomen in het bestand, bedoeld in artikel 7.
Het eerste lid bepaalt dat de burgemeester zorg draagt voor de beveiliging van het bestand dat hij bijhoudt.
In het tweede lid, onderdeel a is eenzelfde zorgplicht opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van het bestand dat het college bijhoudt. Verder stelt het college van burgemeester en wethouders, voor zover die nog niet is aangesteld in de gemeente, een functionaris voor de gegevensbescherming aan.
Het derde lid omschrijft de taken die deze functionaris voor de gegevensbescherming heeft, naast de taken en bevoegdheden die hij heeft op basis van de Wbp. Specifiek wordt hier genoemd dat hij jaarlijks aan de gemeenteraad rapporteert over het rechtmatig gebruik van de bestanden die worden bijgehouden door de burgemeester en het bestand dat wordt bijgehouden door het college van burgemeester en wethouders.
Dit artikel betreft het verwijderen van de persoonsgegevens uit de verschillende bestanden. Gegevens opgenomen in het bestand dat wordt bijgehouden door de burgemeester en waarin onder meer de ontvangen politiegegevens en de duiding ervan zijn verwerkt, worden na het onherroepelijk worden van het besluit van het college van burgemeester en wethouders tot het al dan niet verlenen van de huisvestingsvergunning uit dat bestand verwijderd en vernietigd. Het is noodzakelijk deze persoonsgegevens tot dat moment te bewaren zodat in de bezwaar- en beroepsfase tegen het besluit op de aanvraag van de huisvestingsvergunning een volledige heroverweging van het genomen besluit plaats kan vinden. Aangezien er daarna geen reden meer is om deze persoonsgegevens langer te bewaren, worden ze vernietigd (tweede lid).
Het derde lid, onderdelen a, b en c zien op de bewaartermijn van de persoonsgegevens in het bestand van het college van burgemeester en wethouders. Deze persoonsgegevens zijn minder privacygevoelig omdat er geen tot de politiegegevens herleidbare persoonsgegevens in voorkomen. De bewaartermijn van deze gegevens is vanwege de voorgeschreven evaluatie van de screeningsmaatregel op lokaal niveau en van de wet op rijksniveau, langer. Echter, na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag van een huisvestingsvergunning, worden deze gegevens in een afgezonderd deel van het bestand geplaatst die uitsluitend ter beschikking worden gesteld op basis van een schriftelijke machtiging van het college van burgemeester en wethouders, na raadpleging van de functionaris voor de gegevensbescherming. Bij het verlenen van die machtiging wordt afgewogen of het beschikbaar stellen van die gegevens uitsluitend tot doel heeft de evaluatie van de screeningsmaatregel op lokaal niveau of de evaluatie van de wet op rijksniveau. Indien de persoonsgegevens niet langer noodzakelijk zijn voor deze beide evaluaties, worden de persoonsgegevens vernietigd.
Dit artikel wijzigt artikel 4:3, eerste lid, van het Besluit politiegegevens, zodat politiegegevens kunnen worden verstrekt aan de burgemeester voor de afgifte van een woonverklaring aan het college van burgemeester en wethouders. In paragraaf 10 van het algemene deel van deze nota van toelichting is aangegeven welke politiegegevens verstrekt kunnen worden en de reden waarom daarvoor gekozen is. Tevens kunnen voor de handhaving van de voorschriften die mogelijk aan een huisvestingsvergunning verbonden zijn, politiegegevens verstrekt worden aan het college van burgemeester en wethouders.
Dit besluit zal in werking treden op hetzelfde moment als de Wet tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in verband met de selectieve woningtoewijzing ter beperking van overlastgevend en crimineel gedrag12 in werking zal treden.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok
Hiermee wordt bedoeld de effecten van de toepassing van de maatregel op de leefbaarheid in niet aangewezen complexen, straten of gebieden in de regio.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2016-532.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.