Besluit van 14 december 2016, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, het Besluit rechtspositie korps politie BES en het Bezoldigingsbesluit 1998 BES in verband met de formalisering arbeidsvoorwaardenovereenkomst CN 2016–2017

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 november 2016, nr. 2016-0000708712;

Gelet op de artikelen 17 en 81 van de Ambtenarenwet BES en artikel 21, tweede lid, onder a, van de Veiligheidswet BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 30 november 2016, nr. W04.16.0366/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 december 2016, nr. 2016-0000765582;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, onder a, wordt «een verklaring, afgegeven door de daartoe bevoegde instantie» vervangen door: een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES.

B

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

Het bevoegd gezag kan functies aanwijzen voor de bekleding waarvan het goed zedelijk gedrag van de ambtenaar elke vijf jaar moet blijken uit een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES. De kosten voor de verklaring komen ten laste van:

  • a. de staat indien de ambtenaar in dienst is van de staat;

  • b. het openbaar lichaam, indien de ambtenaar in dienst is van dat openbaar lichaam.

C

Artikel 25a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «word t vastgesteld» vervangen door: wordt met in achtneming van het derde lid vastgesteld.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Als de bezoldiging wijziging ondergaat, wordt met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, op gelijke voet gewijzigd.

D

Artikel 25aa wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «wordt een toelage toegekend» vervangen door: wordt met inachtneming van het tweede lid een toelage toegekend.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Als de bezoldiging wijziging ondergaat, wordt met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat de toelage, bedoeld in het eerste lid, op gelijke voet gewijzigd.

3. Het derde lid <nieuw> komt te luiden:

  • 3. Aan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks in december een extra beloning toegekend van USD 309. Als de bezoldiging wijziging ondergaat, wordt met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat deze extra beloning op gelijke voet bij ministeriële regeling gewijzigd, onder nadere vaststelling van het in dit lid genoemde bedrag.

E

Artikel 25b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «wordt vastgesteld» vervangen door: wordt met in achtneming van het derde lid vastgesteld.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Als de bezoldiging wijziging ondergaat, wordt met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat de toelage, bedoeld in het eerste lid, op gelijke voet gewijzigd.

F

In artikel 36a, eerste lid, wordt «acht procent» vervangen door: 8,33 procent.

G

Artikel 71a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De ambtenaar wordt» vervangen door: De ambtenaar wordt op zijn verzoek.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel geldt als diensttijd:

    • a. de tijd, doorgebracht als werknemer als bedoeld in artikel 4 of 5 van de Pensioenwet ambtenaren BES;

    • b. de tijd, vóór 10 oktober 2010 doorgebracht als overheidsdienaar in de zin van artikel 1 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, zoals die tot die datum luidde, de tijd waarover recht is opgebouwd op basis van de Werkliedenverordening 1944, zoals die tot die datum luidde, alsmede de door de betrokken ambtenaar aangetoonde overige tijd, vóór 10 oktober 2010 doorgebracht als werknemer bij het land Nederlandse Antillen of bij een eilandgebied van de Nederlandse Antillen;

    • c. de door de betrokken ambtenaar aangetoonde tijd, doorgebracht als overheidswerknemer bij de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en

    • d. de door de betrokken ambtenaar aangetoonde diensttijd, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Regeling gratificatie bij ambtsjubileum Rijk 2014.

ARTIKEL II

Het Bezoldigingbesluit 1998 BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9a wordt «USD 83,33» vervangen door: USD 104,16.

B

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19

  • 1. Aan de ambtenaar die gedurende het gehele jaar 2015 voltijd in dienst was en niet voor 11 mei 2016 ontslagen is, wordt een eenmalige uitkering verleend ter hoogte van USD 500,00. Voor de ambtenaar die in 2015 een onvolledige werktijd had, wordt de uitkering naar evenredigheid van de omvang van de dienstbetrekking vastgesteld. Voor de ambtenaar die na 1 januari 2015, maar vóór 1 januari 2016 in dienst is getreden, wordt de uitkering naar evenredigheid van de duur van de dienstbetrekking in 2015 vastgesteld.

  • 2. Voor zover de ambtenaar recht had op een standplaatstoelage, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, wordt de eenmalige uitkering vermeerderd met 16,13%.

  • 3. Voor zover de ambtenaar recht had op de toelagen, bedoeld in artikel 28, derde en vierde lid, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, wordt de eenmalige uitkering vermeerderd met 12,1% voor de ambtenaar die in 2015 werkzaam was op Sint Eustatius en met 12% voor de ambtenaar die in 2015 werkzaam was op Saba.

ARTIKEL III

Het Besluit rechtspositie korps politie BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het derde lid, onderdeel d, is de hoofdrang van brigadier voor de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die krachtens artikel 15, vijfde lid, is bekleed met deze rang, verbonden aan functies die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 6 en 7.

B

In artikel 8l wordt onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De kosten voor de verklaring omtrent het gedrag, bedoeld in het derde lid, onder a, komen ten laste van de staat.

C

Aan artikel 8m worden twee leden toegevoegd, luidende

  • 3. Onze Minister kan ten aanzien van functies als bedoeld in artikel 8l, derde lid, onder a, bepalen dat elke vijf jaar door de ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag wordt overgelegd. Een functie wordt alleen aangewezen indien die kwetsbaar is voor integriteitsinbreuken.

  • 4. De kosten voor de verklaring omtrent het gedrag, bedoeld in het derde lid, komen ten laste van de staat.

D

Aan artikel 15 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak die tot 10 oktober 2010 in dienst was bij het Korps Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba met als plaats van tewerkstelling Sint Eustatius of Saba of bij het Korps Bonaire, bekleed is met de rang van agent en een functie vervult die is gewaardeerd op bezoldigingsschaal 6, wordt bevorderd tot de rang van brigadier.

ARTIKEL IV

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. overgangsartikel 2012:

    artikel VIII van het besluit van 18 juni 2012, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, het Besluit vakantie en vrijdstelling van dienst ambtenaren BES, het Besluit rechtspositie korps politie BES, het Bezoldigingsbesluit 1998 BES en het Dienst en werktijdenbesluit brandweerkorps BES in verband met de formalisering arbeidsvoorwaardenovereenkomst CN 2012 (Stb. 2012, 280);

    b. oorspronkelijk artikel 71a:

    artikel 71a van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, zoals dat zonder toepassing van artikel V, vierde lid, van het onderhavige besluit op 1 juli 2012 luidde

    c. nieuw artikel 71a:

    artikel 71a van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, zoals dat in verband met artikel V, vierde lid, van het onderhavige besluit sinds 1 juli 2012 luidt.

  • 2. Een ambtenaar die op 1 juli 2012, gelet op het oorspronkelijke artikel 71a, derde lid, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, geen aanspraak had op een gratificatie op grond van het overgangsartikel 2012 kan op zijn verzoek alsnog een gratificatie op basis van het overgangsartikel worden toegekend of in het vooruitzicht worden gesteld, indien zijn diensttijd op basis van het nieuwe artikel 71a, derde lid, daartoe aanleiding geeft.

  • 3. Bij toepassing van het tweede lid wordt op de desbetreffende gratificatie het totale bedrag dat sinds 1 juli 2012 reeds aan betrokkene op grond van het nieuwe artikel 71a of het overgangsartikel 2012 is uitgekeerd, in mindering gebracht.

ARTIKEL V

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel F, werkt terug tot en met 1 juni 2016.

  • 3. De artikelen I, onderdelen C, D en E, en II, onderdeel A, werken terug tot en met 1 januari 2016.

  • 4. Artikel I, onderdeel G, tweede lid, werkt terug tot en met 1 juli 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 14 december 2016

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

TOELICHTING

Algemeen

Op 11 mei 2016 is tussen de vertegenwoordigers van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vertegenwoordigers van de ambtenarenbonden in Caribisch Nederland overeenstemming bereikt over de wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel in dienst van de Rijksdienst Caribisch Nederland.

In de arbeidsvoorwaardenovereenkomst (hierna: Cao CN 2016–2017) zijn onder meer de volgende afspraken gemaakt.

  • 1. Er wordt een eenmalige uitkering verstrekt van USD 500,00 bruto als afkoop voor 2015. Voor de ambtenaren op de eilanden Saba en Sint Eustatius wordt dit bedrag vermeerderd met het percentage van de Bovenwindentoelage of Saba/Statia- en de vereveningstoelage.

  • 2. Een loonstijging van 3% vanaf 1 januari 2016.

  • 3. Verhoging van de eindejaarsuitkering van USD 1.000,00 naar USD 1.250,00 met ingang van 1 december 2016.

  • 4. Verhoging van de vakantietoelage van 8% naar 8,33% met ingang van 1 juni 2016 (voor het eerst uit te betalen in mei 2017).

  • 5. Aanpassing van de grondslag van de ambtsjubileumgratificaties, in die zin dat met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2012 alle ambtelijke dienstjaren, waar ook binnen het Koninkrijk doorgebracht, worden meegeteld.

  • 6. Indexering toeslagen voor consignatie en onregelmatige dienst, de IBT-jaargratificatie en de IBT-uurtoeslag conform de Arbeidsvoorwaarden loonontwikkeling, nu en in de toekomst.

  • 7. In het kader van de borging van de integriteit binnen de Rijksdienst Caribisch Nederland kan de werkgever functies aanwijzen waarvoor eenmaal per vijf jaar (dus niet alleen voorafgaande aan de indiensttreding) een verklaring omtrent gedrag (VOG) vereist wordt.

  • 8. Op 10 oktober 2010 is voor de ambtenaren van politie de automatische bevordering van de rang van brigadier (schaal 6) komen te vervallen onder gelijktijdge aanpassing van het schaalniveau van de rangen voor agent en brigadier. Afgesproken is deze automatische bevordering te doen herleven voor de politieambtenaren die reeds voor 10 oktober 2010 in dienst waren, en daarmee het vooruitzicht dat zij voorheen hadden te respecteren.

De afspraken, genoemd onder 2 en 3, worden formeel uitgewerkt bij ministeriële regeling. In het onderhavige besluit worden de afspraken, genoemd onder 1, 4, 5, 7 en 8, geformaliseerd. De afspraak onder 6 wordt deels in het onderhavige besluit en deels bij ministeriële regeling vastgelegd. De overige gemaakte (niet in deze toelichting genoemde) afspraken behoeven geen wettelijk regeling.

Openbare lichamen

De in de Cao CN 2016–2017 genoemde onderwerpen vakantie-uitkering, ambtsjubileum en VOG zijn onderwerpen van centrale aard waarvoor de afspraken ook gelden voor de ambtenaren in dienst van de openbare lichamen.

Regeldruk

Het onderhavige besluit heeft enkel gevolgen voor overheden en ambtenaren en heeft derhalve geen effecten voor de regeldruk.

Artikelsgewijs

Artikel I (Wijziging van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES)

Onderdeel A en B

In het kader van de borging van de integriteit binnen de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is aan werkgeverszijde behoefte aan de mogelijkheid om voor bepaalde functies periodiek een VOG te verlangen en dus niet alleen voorafgaande aan een indiensttreding. Een VOG is immers een momentopname en er kunnen daarna nieuwe feiten bekend worden. Van een ambtenaar wordt verwacht dat hij zich ook in de privésfeer integer gedraagt. Gedragingen in de privésfeer kunnen daarom plichtsverzuim opleveren, waarvoor een disciplinaire straf kan worden opgelegd. De werkgever heeft zelf echter niet altijd voldoende zicht op het gedrag van personeel buiten diensttijd. Een herhaal-VOG biedt de mogelijkheid om op de minst ingrijpende manier objectief integriteit van betrokken ambtenaren aan te kunnen tonen. Er zijn geen andere instrumenten voor handen die hierin voorzien.

In het nieuwe artikel 3a is geregeld dat het bevoegd gezag functies kan aanwijzen waarvoor eenmaal per vijf jaar een VOG vereist wordt. De werkgever draagt de kosten.

Wanneer het goed zedelijk gedrag van betrokkene niet uit een VOG blijkt, kan dit een reden zijn voor ontslag. De ontslaggrond is in dat geval artikel 92, eerste lid, onder a, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES: verlies van een vereiste bij een aanstelling voor de benoembaarheid gesteld, tenzij het vereiste alleen bij de aanvaarding van het ambt geldt. Voor functies die op grond van artikel 3a zijn aangewezen, geldt het vereiste van de verklaring omtrent goed zedelijk gedrag immers niet alleen op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, bij de benoeming, maar ook elke vijf jaar daarna.

Bij een VOG worden persoonsgegevens verwerkt. Artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES (WbpBES) geeft een limitatieve opsomming van de gronden die gegevensverwerking kunnen rechtvaardigen. Gelet op het doel van de herhaal-VOG, namelijk het waarborgen van de integriteit van ambtenaren bij de vervulling van een publieke taak, wordt de gegevensverwerking in beginsel gerechtvaardigd op de grond, genoemd in artikel 8, onderdeel e, van de WbpBES. Deze grond houdt in dat persoonsgegevens mogen worden verwerkt voor de goede vervulling van een pubiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan of het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt.

Het stellen van de eis van een VOG grijpt in in de persoonlijke levenssfeer van betrokkene en moet proportioneel zijn gelet op het doel ervan. Niet aan elke functie kleven evenveel risico’s. Voor het aanwijzen van functies waarvoor een herhaal-VOG wordt gevraagd geldt daarom dat het moet aan om functies die kwetsbaar zijn voor integriteitsinbreuken.

Mede gelet op het mogelijke vergaande gevolg (ontslag) voor betrokkene als hij geen VOG kan overleggen, zal de aanwijzing van functies waarvoor de eis van een herhaal-VOG geldt, steeds zorgvuldig moeten worden afgewogen tegen het belang van de betrokken ambtenaren.

Onderdelen C, D en E

De grondslag voor de toeslagen voor consignatie en onregelmatige dienst is artikel 25a, onderscheidenlijk 25b van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES; de grondslag voor en de IBT-uurtoeslag is artikel 25aa, eerste lid. De hoogte van deze toelagen wordt voor de ambtenaren in dienst van de staat vastgesteld bij ministeriële regeling, namelijk in de artikelen 1 en 2 van de Regeling consignatie en TOD Rijksambtenaren BES, onderscheidenlijk artikel 6 van de Regeling bezoldiging Rijksambtenaren BES 2013–2015. De indexering van deze toelagen vindt dan ook in die regelingen plaats. In verband met de afspraak om de toelagen niet alleen nu te indexeren, maar ook in de toekomst, is in de genoemde grondslagartikelen een bepaling toegevoegd waarin de indexering uitdrukkelijk staat vermeld.

De IBT-jaargratificatie en de hoogte daarvan is geregeld in artikel 25aa, tweede lid. In verband met de afgesproken stijging van de lonen met ingang van 1 januari 2016 met 3%, is de jaargratificatie van met €9 verhoogd tot USD 309. Voor toekomstige indexering is in een nieuw derde lid een bepaling opgenomen, op grond waarvan dit bij ministeriële regeling kan plaatsvinden.

Aan de indexering van de verschillende bedragen is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2016 (artikel V, derde lid).

Onderdeel F

In dit onderdeel is de verhoging van het opbouwpercentage van de vakantie-uitkering geregeld. Het onderdeel heeft ingevolge artikel V, tweede lid, terugwerkende kracht tot en met 1 juni 2016, waardoor de uitbetaling van de hogere uitkering voor het eerst plaatsvindt in jui 2017.

Onderdeel G

Met ingang van 1 juli 2012 geldt een systeem van ambtsjubileumgratificaties volgens de reeks 10, 20, 30 en 40 dienstjaren. Als diensttijd telden wel de ambtelijke dienstjaren, opgebouwd bij Aruba, het voormalige land Nederlandse Antillen, de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen en bij de (nieuwe) landen Curaçao en Sint Maarten, maar niet de ambtelijke diensttijd in het Europese deel van Nederland. Op grond van de onderhavige wijziging van artikel 71a, derde lid, onderdeel d, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES tellen alle ambtelijke jaren, waar ook binnen het Koninkrijk opgebouwd, mee. Als uitgangspunt geldt hierbij de tijd die op grond van artikel 4, eerste lid, van de Regeling gratificatie bij ambtsjublieum Rijk 2014 als diensttijd meetelt voor de ambtsjubliea bij de Rijksoverheid in Nederland. Dit betreft voornamelijk de tijd die is doorgebracht als overheidswerknemer als bedoeld in artikel 2 van de Wet privatisering ABP. Door de koppeling met het ABP telt behalve de diensttijd bij de Rijksoverheid of bij een decentrale overheid, ook de tijd die betrokkene heeft doorgebracht in dienst van onder meer Nederlandse onderwijsinstellingen.

Daarnaast is artikel 71a verduidelijkt en enigszins verruimd, onder meer doordat in het derde lid, onderdeel a, een koppeling gemaakt is met de Pensioenwet ambtenaren BES en in het derde lid, onderdeel b, met de voormalige Pensioenlandsverordening overheidsdienaren en de voormalige Werkliedenverordening. Hierdoor telt alle tijd mee waarover overheidspensioen is opgebouwd.

Deze wijziging geldt met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2012 (artikel V, vierde lid).

Door de verruiming van het begrip diensttijd beschikt bevoegd gezag beschikt niet over alle gegevens die bepalend zijn voor het tijdstip waarop er sprake is van een ambtsjubileum. Het is voor het bevoegd gezag daarom niet mogelijk om zonder informatie van betrokkene zelf de datum van een ambtsjubileum vast te stellen. Daarom is het eerste lid van artikel 71a zodanig aangepast dat betrokkenen voortaan zelf een aanvraag voor een ambtsjubileumgratificatie moeten indienen. Voor zover diensttijd is doorgebracht in het Europees deel van Nederland of in de landen Aruba, Curacao of Sint Maarten, bij het bevoegd gezag niet bekend is om welke ambtelijke dienstjaren het gaat, moet betrokkene deze jaren zelf aantonen. De gegevens met betrekking tot pensioen dat is opgebouwd bij het Pensienfonds Caribisch Nederland en met betrekking tot pensioen dat is opgebouwd in de voormalige Nederlandse Antillen of eilandgebieden zijn bekend bij het bevoegd gezag; betrokkene hoeft dat deel van zijn diensttijd daarom niet zelf aan te tonen. Voor zover een ambtenaar bij de Nederlandse Antillen of een eilandgebied heeft gewekt, maar geen pensioen heeft opgebouwd, moet hij die tijd wel zelf aantonen.

In het besluit van 18 juni 2012, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES, het Besluit rechtspositie korps politie BES, het Bezoldigingsbesluit 1998 BES en het Dienst en werktijdenbesluit brandweerkorps BES in verband met de formalisering arbeidsvoorwaardenovereenkomst CN 2012 (Stb. 2012, 280) is in artikel VIII een overgangsmaatregel opgenomen in verband met de wijziging per 1 juli 2012 van het systeem van ambtsjubileumgratificaties. Bij de toepassing van die overgangsmaatregel moet als gevolg van de terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2012 die aan de verruiming van het begrip diensttijd is verleend worden uitgegaan van dit ruimere begrip. In artikel IV van het onderhavige besluit is een overgangsbepaling opgenomen, op grond waarvan de ambtenaar die in 2012 geen aanspraak had op de bedoelde gratificatie, maar dat wel zou hebben gehad als op dat moment de ruimere formulering van het begrip diensttijd al zou hebben gegolden, alsnog (op zijn verzoek) aanspraak heeft op die gratificatie. Bij toepassing van deze voorziening, worden sinds 1 juli 2012 reeds aan de betrokken ambtenaar toegekende gratificaties uiteraard verrekend (artikel V, tweede lid).

Artikel II (Wijziging van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES)

Onderdeel A

Artikel 9a van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES betreft de eindejaarsuitkering. Deze is overeenkomstig de Cao CN 2016–2017 verhoogd tot USD 104,16 per maand, wat over een heel jaar neerkomt op een (afgerond) bedrag van USD 1.250. De opbouw van de hogere uitkering geldt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2016 (artikel V, derde lid).

Onderdeel B

De eenmalige uitkering bruto als afkoop voor 2015 is geregeld in artikel 19. Alleen personeel dat op 11 mei 2016 (de datum van ondertekening van de Cao CN 2016–2017) nog in dienst was, heeft aanspraak op deze uitkering. De uitkering bedraagt USD 500,00 bruto voor de ambtenaar in dienst van de staat die in 2015 het hele jaar een volledig dienstverband had. Bij een deeltijd dienstverband of als de ambtenaar pas lopende het jaar 2015 in dienst is getreden, wordt de uitkering naar evenredigheid vastgesteld. Dit betekent bijvoorbeeld dat een parttimer met (in 2015) een aanstelling van 0,80 fte aanspraak heeft op een uitkering van (0,8 x USD 500,00 =) USD 400,00; een ambtenaar met een fulltime dienstverband die per 1 augustus 2015 in dienst is gekomen, heeft aanspraak op een uitkering van (5/12 x USD =) USD 208,33. Voor ambtenaren die werkzaam zijn op Sint Eustatius of Saba wordt de uitkering verhoogd hetzij met het percentage van de Bovenwindentoelage (voor de ambtenaren die al voor 1 april 2015 in dienst waren: artikel 19, tweede lid), hetzij met het percentage van de Vereveningstoelage en de Saba/Statiatoelage (voor de ambtenaren die op of na 1 april in dienst zijn gekomen: artikel 19, derde lid).

Artikel III (Wijziging van het Besluit rechtspositiekorps politie BES)

Onderdelen A en D

Het nieuwe vijfde lid van artikel 15 van het Besluit rechtspsoitie korps politie BES (Brkp BES) betreft de maatregel, bedoeld in het algemeen deel van deze toelichting, onder 8. De bevordering ingevolge deze bepaling heeft geen gevolgen voor de bezoldiging van de tot brigadier bevorderde polite-ambtenaar. Dit volgt uit het nieuwe zesde lid van artikel 3. Nu de bevordering geen verdere rechtspositionele gevolgen heeft, behoeven de genoemde bepalingen geen terugwerkende kracht.

Onderdelen B en C

Artikel 8l van het et Brkps BES kent bij de aanstelling als ambtenaar vna politie de eis dat ten aanzien van de betrokkene op grond van een door de minister ingesteld onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid geen bezwaar dient te bestaan tegen diens aanstelling (het betrouwbaarheids- en geschiktheidsonderzoek, het BGO).

Afhankelijk van de functie bestaat het BGO uit:

  • a. een veiligheidsonderzoek (en, met inachtneming van de Wet bescherming persoonsgegevens BES (Wbp BES), het raadplegen van andere persoonsgegevens);

  • b. het raadplegen van justitiële en politiegegevens (en, met inachtneming van de Wbp BES, andere persoonsgegevens), of

  • c. een VOG (en, met inachtneming van de Wbp BES, het raadplegen van andere persoonsgegevens).

Artikel 8m, eerste lid, van het Brkp BES kent de mogelijkheid om een herhaalonderzoek uit te voeren, onder andere bij vervulling van een functie gedurende ten minste vijf dienstjaren. Het tweede lid bepaalt dat geen herhaalonderzoek plaatsvindt indien het betreft een vertrouwensfunctie of een functie waarvan de minister heeft bepaald dat slechst een VOG is vereist. Daarbij dient te worden aangetekend dat artikel 9 van de Wet veiligheidsonderzoeken al voorziet in de mogelijkheid opnieuw een veiligheidsonderzoek te verlangen na het verstrijken van een termijn van vijf jaren.

Het is niet wenselijk dat politieambtenaren die al een zwaardere screening dan de VOG krijgen, nog eens een VOG moeten overleggen. Daarom is alleen voor functies ten aanzien waarvan de minister heeft bepaald dat bij aanstelling slechts een VOG is vereist (artikel 8l, derde lid, onder b, van het Brkps BES) de Cao-afspraak voor wat betreft de «herhaal-VOG» verwerkt in het Brkp BES, en wel in het nieuwe derde lid van artikel 8m. Overigens wordt verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdelen A en B.

Dat de kosten voor een VOG ten laste komen van de staat, was nog niet geregeld in het Brkp BES. Voor wat betreft de VOG bij aanstelling is hiertoe thans een nieuw vierde lid in artikel 8l ingevoegd; voor wat betreft de «herhaal-VOG» is dit geregeld in artikel 8m, vierde lid.

Artikel IV

De overgangsmaatregel in artikel IV is reeds toegelicht bij de toelichting op artikel I, onderdeel G.

Artikel V

De terugwerkende kracht is steeds toegelicht in de toelichting op de desbetreffende artikelonderdelen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven