Besluit van 18 juni 2012, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES, het Besluit rechtspositie korps politie BES, het Bezoldigingsbesluit 1998 BES en het Dienst en werktijdenbesluit brandweerkorps BES in verband met de formalisering arbeidsvoorwaardenovereenkomst CN 2012

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 april 2012, nr. 2012-0000217963;

Gelet op de artikelen 17, 42, 43, eerste lid, en 81 van de Ambtenarenwet BES en artikel 21, tweede lid, van de Veiligheidswet BES;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 mei 2012, nr. W04.12.0121/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 mei 2012, nr. 2012-0000281673;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. in het derde, zesde en zevende lid wordt «het vierde lid van artikel 42» telkens vervangen door: artikel 37, onderdeel j.

2. Het achtste lid vervalt.

3. Het negende en tiende lid worden vernummerd tot achtste en negende lid.

4. Het achtste lid (nieuw), wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef vervalt de zinsnede «en geen toelage als bedoeld in het achtste lid» en wordt «worden genoten» vervangen door: wordt genoten.

b. In onderdeel a, wordt «volgens schaal 9 van de algemene maatregel van bestuur» vervangen door: volgens schaal 9 van de krachtens artikel 15 vastgestelde bezoldigingsschalen.

5. Een nieuw lid wordt toegevoegd, luidende:

  • 10. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gewerkte tijd van dertig minuten of meer, doch korter dan van één uur, als een vol uur aangemerkt.

B

Na artikel 25 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 25a

  • 1. Aan de ambtenaar die door het bevoegd gezag de verplichting is opgelegd buiten het voor hem vastgestelde dienstrooster beschikbaar te zijn om op afroep dienst te gaan verrichten zonder de verplichting op de werkplek aanwezig te zijn, wordt, voor zover hij tijdens de beschikbaarheid geen werkzaamheden heeft verricht, een vergoeding toegekend voor elk uur dat hij volgens het beschikbaarheidschema, bedoeld in artikel 37c, tweede lid, beschikbaar is geweest.

  • 2. De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, word t vastgesteld:

    • a. bij ministeriële regeling voor ambtenaren in dienst van de staat, en

    • b. bij eilandbesluit, houdende algemene maatregelen voor ambtenaren in dienst van een openbaar lichaam.

Artikel 25b

  • 1. Aan de ambtenaar wordt een toelage toegekend, voor zover hij, anders dan bij wijze van overwerk, regelmatig of vrij regelmatig arbeid heeft verricht op:

    • a. maandag tot en met vrijdag tussen 0 en 6 uur of tussen 20 en 24 uur;

    • b. zaterdag of zondag tussen 0 en 24 uur; of

    • c. een feestdag als bedoeld in artikel 37, onderdeel j, tussen 0 en 24 uur.

  • 2. De hoogte van de toelage wordt vastgesteld:

    • a. bij ministeriële regeling voor ambtenaren in dienst van de staat, en

    • b. bij eilandbesluit, houdende algemene maatregelen voor ambtenaren in dienst van een openbaar lichaam.

Artikel 25c

  • 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging een blijvende verlaging van ten minste USD 100 per maand ondergaat als gevolg van het beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 25a of 25b anders dan door ziekte, wordt gedurende drie jaren vanaf de datum waarop die verlaging van zijn bezoldiging intreedt een aflopende toelage toegekend, mits hij die toelage ten minste twee jaren zonder onderbreking heeft genoten.

  • 2. De berekeningsbasis voor de aflopende toelage, bedoeld in het eerste lid, is het bedrag dat de ambtenaar over de 24 kalendermaanden, voorafgaande aan de datum waarop de eerste verlaging van zijn bezoldiging intreedt, gemiddeld per maand aan toelagen als bedoeld in artikel 25a en 25b heeft genoten, verminderd met hetgeen de ambtenaar daadwerkelijk aan die toelagen geniet na de bedoelde verlaging.

  • 3. De aflopende toelage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt gedurende het eerste jaar 75%, het tweede jaar 50% en het derde jaar 25% van de berekeningsbasis.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing indien de verlaging van de bezoldiging het gevolg is van een disciplinaire maatregel als bedoeld in artikel 79 of artikel 102 van het Besluit rechtspositie korps politie BES.

C

Na artikel 36 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5. Vakantie-uitkering

Artikel 36a
  • 1. De ambtenaar heeft recht op een vakantie-uitkering ten bedrage van zeven-en-een-half procent van de door hem genoten bezoldiging vermeerderd met de toelagen, die tot het ambtelijk inkomen worden gerekend voor de berekening van het pensioengevend inkomen.

  • 2. De vakantie-uitkering wordt eenmaal per jaar in de maand juni uitbetaald over een periode van twaalf maanden, die is aangevangen met de maand juni van het voorafgaande kalenderjaar.

  • 3. In afwijking van het tweede lid vindt betaling van de vakantie-uitkering plaats bij ontslag of overlijden van de ambtenaar en wel over het tijdvak, gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode, waarover de vakantie-uitkering is betaald en de datum van ontslag onderscheidenlijk de datum van overlijden.

  • 4. Bij overlijden van de ambtenaar vindt betaling van de vakantie-uitkering plaats aan de weduwe of weduwnaar. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitbetaling ten behoeve van de kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of zijn geweest. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitbetaling, indien de overledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters, overige kinderen of stiefkinderen, ten behoeve van deze betrekkingen. Laat de overledene ook geen betrekkingen na als bedoeld in de vorige volzin, dan wordt de vakantie-uitkering geheel of ten dele aangewend voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging.

D

Hoofdstuk V komt te luiden:

HOOFDSTUK V. DIENST- EN WERKTIJDEN

Artikel 37

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. arbeidsduur:

het aantal uren dat de ambtenaar per week werkt met uitzondering van overwerk;

b. werktijden:

tijdstippen van aanvang en beëindiging van de arbeid;

c. overwerk:

arbeid, verricht gedurende de voor de ambtenaar geldende rusttijd, alsmede arbeid welke de op grond van dit besluit of de daarop berustende bepalingen maximaal toegestane arbeidsduur per week overschrijdt;

d. diensttijd:

het totaal van de werk- en paraatheiduren;

e. werkuren:

uren waarop de ambtenaar gehouden is werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de dienst;

f. paraatheiduren:

uren waarop de ambtenaar niet gehouden is werkzaamheden te verrichten, maar op de werkplek beschikbaar blijft ten behoeve van de dienst;

g. beschikbaarheiduren:

uren waarop de ambtenaar niet op de werkplaats hoeft te verblijven, maar oproepbaar is ten behoeve van de dienst.

h. werkzaamheden:

activiteiten die voortvloeien uit de door de ambtenaar vervulde functie, alsmede andere opgedragen activiteiten die om redenen van de dienst dan wel in het algemeen belang noodzakelijk zijn;

i. dienstrooster:

de staat waarop voor de ambtenaren geldende werk- en paraatheiduren zijn aangegeven;

j. feestdagen:

Nieuwjaarsdag, de dag, vallende na de, in ieder openbaar lichaam afzonderlijk, gehouden carnavalsoptocht, Goede Vrijdag, de Christelijke Eerste en Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Eerste Pinksterdag, Eerste en Tweede Kerstdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning officieel wordt gevierd, de dag waarop de Dag van de arbeid officieel wordt gevierd, de datum 15 december als zijnde Koninkrijksdag, dan wel Dia di Reino, dan wel Kingdom Day, en iedere dag die daarenboven bij ministeriële regeling wordt aangewezen.

Artikel 37a
  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in of krachtens dit hoofdstuk stelt het bevoegd gezag voor ieder organisatieonderdeel een regeling van de werktijden of een dienstrooster vast.

  • 2. De arbeidsduur bedraagt gemiddeld op jaarbasis ten hoogste 39,5 uur per week, en indien het een ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van een politietaak betreft ten hoogste 40 uur per week. De werkweek wordt voor zover uit oogpunt van dienstbelang mogelijk is, vastgesteld op vijf dagen en in de andere gevallen op zes dagen.

  • 3. Alleen bij onvermijdelijkheid wordt van de ambtenaar die niet ingevolge een dienstrooster is ingeroosterd dienst verwacht op zondag en feestdagen.

  • 4. Bij de regeling van de werktijden wordt in acht genomen, dat deze in verband met de aard der werkzaamheden niet overmatig zijn en behoorlijk door rusttijd worden onderbroken.

  • 5. Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de dienst, kunnen paraatheiduren onderdeel uitmaken van een dienstrooster. Voor de berekening van de arbeidsduur worden paraatheiduren voor 50% meegeteld. De tijdens paraatheiduren gemaakte werkuren worden voor 50% aangemerkt als overwerk.

  • 6. Het dienstrooster moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. de werktijden zijn in verband met de aard der werkzaamheden niet overmatig en behoudens een onderbreking voor het nuttigen van een maaltijd zoveel mogelijk aaneengesloten;

    • b. per periode van vier weken worden ten minste acht roostervrije dagen aangegeven;

    • c. bij de vaststelling van een roostervrije dag wordt zorg gedragen dat ten minste 18 uren van eenzelfde kalenderdag deel uitmaken van een onafgebroken rusttijd van ten minste 30 uren;

    • d. bij de vaststelling van twee of meer opeenvolgende roostervrije dagen wordt zorg gedragen dat daarop aansluitend ten minste zes uren volgen waarop geen dienst behoeft te worden gedaan;

    • e. opeenvolgende diensten worden behoorlijk door rusttijd onderbroken.

  • 7. Bij de vaststelling van de dienstroosters zorgt het bevoegd gezag voorts ten aanzien van iedere ambtenaar zoveel mogelijk dat hij:

    • a. op zondag en op de voor hem geldende kerkelijke feestdagen zijn kerk kan bezoeken en dat hij in zijn zondagsrust zo weinig mogelijk wordt beperkt;

    • b. op ten minste 22 weekenden per jaar roostervrij, dan wel ten minste 22 periodes van twee aaneengesloten dagen roostervrij is, waarbij de aaneengesloten periode ten minste een zaterdag of een zondag omvat;

    • c. de werkuren op zaterdag en zondag en op een feestdag ten hoogste 12 uur en op de overige dagen ten hoogste 14 uur per etmaal bedragen.

  • 8. Voor zover de ambtenaar ingevolge het dienstrooster is ingeroosterd op een feestdag geniet hij vrije uren op een ander moment.

  • 9. Hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden op zondag is bepaald, is voor de ambtenaar die tot een geloofsgemeenschap behoort die de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag houdt, van overeenkomstige toepassing op die dag, indien hij daartoe de wens te kennen geeft.

Artikel 37b
  • 1. Een dienstrooster bevat de voor de ambtenaren geldende begin- en eindtijden van de werk- en paraatheiduren.

  • 2. De ambtenaar dient te allen tijde, door de daartoe bestaande middelen, kennis te kunnen nemen van het voor hem geldende dienstrooster.

  • 3. Het dienstrooster wordt de ambtenaar uiterlijk twee weken voor aanvang van de periode waarop het betrekking heeft bekend gemaakt.

  • 4. Het dienstrooster wordt telkenmale vastgesteld voor een periode van minimaal een maand. Het wordt gedurende vijf jaren bewaard.

  • 5. Wijziging van het dienstrooster kan, behoudens op verzoek van de ambtenaar, slechts geschieden om dringende redenen van dienstbelang en mits het voornemen daartoe uiterlijk ten minste twee maal 24 uur tevoren aan de ambtenaar bekend is gemaakt. Indien een in het dienstrooster opgenomen roostervrije dag wordt verzet, wordt de roostervrije dag zo spoedig mogelijk daarna toegekend, waarbij zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van de ambtenaar.

Artikel 37c
  • 1. Aan de ambtenaar kan door het bevoegd gezag de verplichting worden opgelegd buiten het voor hem vastgestelde dienstrooster of buiten de voor hem geldende regeling van de werktijden op basis van een daartoe opgesteld beschikbaarheidschema beschikbaar te zijn zonder de verplichting op de werkplek aanwezig te zijn om op afroep dienst te gaan verrichten.

  • 2. Ten aanzien van het beschikbaarheidschema is artikel 37b, met uitzondering van het vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 37d

Nadere regels ter uitvoering van de bepalingen in dit hoofdstuk kunnen worden vastgesteld:

  • a. bij ministeriele regeling, voor ambtenaren in dienst van de staat;

  • b. bij eilandbesluit, houdende algemene maatregelen, voor ambtenaren in dienst van een openbaar lichaam.

E

Artikel 38, negende lid, komt te luiden:

  • 9. Onverminderd artikel 71a, vierde lid, behoudt de ambtenaar al zijn overige rechten en aanspraken tijdens de vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden als bedoeld in het eerste, tweede en vijfde lid.

F

In artikel 65 wordt «Wet financiën Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door: Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

G

Na artikel 71 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 71a

  • 1. De ambtenaar wordt bij het bereiken van een diensttijd van 10, 20, 30 of 40 jaar een gratificatie toegekend wegens trouwe dienst. De gratificatie bedraagt 25% van de maandelijkse bezoldiging bij een 10-jarig ambtsjubileum, 50% van de maandelijkse bezoldiging bij een 20-jarig ambtsjubileum, 75% van de maandelijkse bezoldiging bij een 30-jarig ambtsjubileum en 100% van de maandelijkse bezoldiging bij een 40-jarig ambtsjubileum.

  • 2. De ambtenaar aan wie vóór de datum van zijn ambtsjubileum, bedoeld in het eerste lid, ontslag is verleend op grond van artikel 90, 91 of 92, eerste lid, onder e, of op grond van artikel 115 of 118 van het Besluit rechtspositie korps politie BES wordt een diensttijdgratificatie bij wijze van ontslaguitkering toegekend, die een in verhouding tot de doorgebrachte diensttijd evenredig gedeelte van de gratificatie bij ambtsjubileum als bedoeld in het eerste lid bedraagt, indien hij bij voortzetting van het dienstverband binnen vijf jaren in aanmerking zou komen voor een gratificatie op grond van het eerste lid. De berekeningsgrondslag van de diensttijdgratificatie bij ontslag wordt vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller overeenkomt met het aantal dienstjaren op het moment van ontslag en de noemer met het aantal dienstjaren dat nodig is voor de gratificatie bij ambtsjubileum.

  • 3. Als diensttijd voor de toepassing van dit artikel geldt de tijd, doorgebracht als ambtenaar alsmede de tijd doorgebracht als ambtenaar bij het land Nederlandse Antillen, bij een eilandgebied van de Nederlandse Antillen en bij de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

  • 4. Als diensttijd in de zin van dit artikel wordt niet aangemerkt diensttijd welke niet in actieve dienst is doorgebracht wegens het bekleden van een politiek ambt. Voorts komt als diensttijd niet in aanmerking tijd welke, zonder dat werkzaamheden zijn verricht, is doorgebracht buiten het genot van inkomsten uit de dienstbetrekking.

  • 5. Diensttijd, gelijktijdig in meer dan één betrekking doorgebracht, telt voor de vaststelling van de datum van het ambtsjubileum slechts eenmaal mee.

  • 6. Voor de berekening van de gratificatie wordt onder bezoldiging verstaan: de bezoldiging in de zin van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES of van artikel 1, onder i, van het Besluit rechtspositie korps politie BES, welke voor de ambtenaar geldt op de datum van het ambtsjubileum, vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 36a en de eindejaarsuitkering, bedoeld in artikel 9a van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES, en de toelagen die tot het ambtelijk inkomen worden gerekend voor de berekening van het pensioengevend inkomen.

H

In artikel 79, derde lid, wordt «Bezoldigingslandsbesluit 1998 BES» vervangen door: Bezoldigingsbesluit 1998 BES.

ARTIKEL II

Het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, wordt na «inkomen» de tekst, lopende van «de bezoldiging van de ambtenaar» tot en met «voor onregelmatige dienst» vervangen door: de bezoldiging van de ambtenaar, vermeerderd met een eventuele kindertoelage, de bijzondere individuele vergoedingen en de verhogingen en persoonlijke toelagen met een periodiek karakter welke op grond van een organieke regeling van de bezoldiging worden genoten.

B

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

Voor zover de ambtenaar ten aanzien van wie een dienstrooster als bedoeld in artikel 37 van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES is vastgesteld, vakantie is verleend op een tijd waarop hij volgens het dienstrooster niet gehouden is werkzaamheden te verrichten, maar wel op de werkplaats beschikbaar moet zijn, wordt slechts de helft van die tijd als genoten vakantie-uren aangemerkt.

C

De aanduiding «Hoofdstuk IV. Vakantie-uitkering» alsmede de artikelen 21 tot en met 25 vervallen.

D

Artikel 26, eerste lid, onderdeel I, onder f, komt te luiden:

  • f. op de dag van zijn 10-, 20-, 30- en 40-jarig ambtsjubileum.

E

In artikel 27 wordt in het eerste en tweede lid «Rechtspositiebesluit ambtenaren BES BES» vervangen door: Rechtspositiebesluit ambtenaren BES.

F

Artikel 28 vervalt.

G

In artikel 29, derde lid, wordt «zijn vol inkomen» vervangen door: zijn bezoldiging, vermeerderd met de toelagen, die tot het ambtelijk inkomen worden gerekend voor de berekening van het pensioengevend inkomen.

H

De aanduiding van hoofdstuk VI wordt vervangen door:

HOOFDSTUK VI. VRIJSTELLING VAN DIENST IN GEVAL VAN ZIEKTE, ZWANGERSCHAP EN BEVALLING

I

In artikel 31 worden onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot zevende tot en met negende lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 5. Ingeval de vrijstelling van dienst wegens ziekte langer duurt dan dertig dagen, worden voor de toepassing van het vierde lid, in afwijking van artikel 4, de bijzondere individuele vergoedingen welke strekken tot vergoeding van onkosten na die eerste dertig dagen niet langer tot het inkomen gerekend.

  • 6. Gedurende een vrijstelling van dienst wegens ziekte heeft de ambtenaar gedurende de eerste dertig dagen voorts aanspraak op de vergoeding die hij ingevolge artikel 25a of 25b van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES genoten zou hebben, indien hij niet door ziekte verhinderd zou zijn geweest zijn dienst te verrichten. Na die eerste dertig dagen heeft hij aanspraak op een vergoeding ter grootte van de gemiddeld over de voorgaande twaalf maanden genoten vergoeding ingevolge artikel 25a of 25b van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES.

J

Na artikel 37 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 37a

  • 1. De ambtenaar heeft in verband met haar bevalling aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof.

  • 2. De ambtenaar heeft recht op zwangerschapsverlof vanaf de dag waarop de bevalling blijkens een schriftelijke verklaring van een genees- of verloskundige waarin de vermoedelijke datum van de bevalling wordt aangegeven, binnen zes weken te verwachten is. Het verlof begint in ieder geval twee weken vóór deze datum.

  • 3. De ambtenaar heeft recht op bevallingsverlof van zes weken vanaf de dag volgend op die van de bevalling. Dit verlof wordt verlengd tot ten hoogste twaalf weken, voor zover het zwangerschapsverlof minder dan zes weken heeft bedragen.

  • 4. Het verlof, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt voor de toepassing van dit besluit gelijkgesteld met verhindering tot dienstverrichting wegens ziekte.

ARTIKEL III

Het Besluit rechtspositie korps politie BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

  • 1. Op de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de aspirant zijn van hoofdstuk IV van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES uitsluitend de artikelen 27, 29, 30 en 36a van toepassing.

  • 2. Op de vrijwillige ambtenaar van politie zijn van hoofdstuk IV van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES uitsluitend de artikelen 27, 29 en 30 van toepassing.

  • 3. De artikelen 14 tot en met 23 van dit besluit zijn niet van toepassing op de vrijwillige ambtenaar van politie.

B

In artikel 13, eerste lid wordt «de artikelen 27, 29, 30 en 36a» vervangen door: de artikelen 25a, 25b, 25c, 27, 29, 30 en 36a.

C

Artikel 16 vervalt.

D

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid vervalt.

2. Het vijfde tot en met elfde lid wordt vernummerd tot het vierde tot en met tiende lid.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt «het eerste tot en met vierde lid» vervangen door: het eerste tot en met derde lid.

4. In het achtste en negende lid (nieuw) wordt «achtste lid» vervangen door: zevende lid.

E

Artikel 23a vervalt.

F

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26

  • 1. Het bevoegd gezag stelt de werktijden vast voor de vrijwillige ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.

  • 2. Onze Minister kan ter uitvoering van dit artikel nadere regels stellen.

G

In artikel 28 wordt «met uitzondering van hoofdstuk IV» vervangen door: met uitzondering van artikel 6a.

H

Artikel 52, onderdeel h, komt te luiden:

  • h. op de dag van zijn 10-, 20-, 30- en 40-jarig ambtsjubileum.

I

Artikel 75 komt te luiden:

Artikel 75

Hoofdstuk VII, met uitzondering van de artikelen 66, 67, 71a, 72 tot en met 72h en 76, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES en de daarop berustende regelingen zijn niet van toepassing op de ambtenaar van politie.

J

Artikel 99 vervalt.

K

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

1. Het kopje «Bijlage behorende bij artikel 23, eerste tot en met vierde lid, van het Besluit rechtspositie korps politie BES» wordt vervangen door: Bijlage behorende bij artikel 23, eerste tot en met derde lid, van het Besluit rechtspositie korps politie BES.

2. Onderdeel IV vervalt.

ARTIKEL IV

Het Bezoldigingbesluit 1998 BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 vervalt.

B

In artikel 9a wordt «USD 25,00» vervangen door: USD 41,67.

ARTIKEL V

Het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 37, vierde lid» vervangen door: artikel 37, onderdeel j.

B

De artikelen 7 en 8 vervallen.

ARTIKEL VI

  • 1. Aan de ambtenaar die op grond van de artikelen 25, 25a en 25b van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES in totaliteit een lager bedrag aan vergoedingen en toelagen geniet dan hij zou genieten bij toepassing van artikel 25, zoals dat luidde op 30 juni 2012, artikel 16 of 23, vierde lid, van het Besluit rechtspositie korps politie BES, zoals dat luidde op 30 juni 2012, of artikel 7 of 8 van het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES, zoals dat luidde op 30 juni 2012, wordt gedurende vier jaren vanaf 1 juli 2012 een aflopende toelage toegekend.

  • 2. De berekeningsbasis voor de aflopende toelage, bedoeld in het eerste lid, is het bedrag dat de ambtenaar zou hebben genoten op grond van artikel 25 van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, zoals dat luidde op 30 juni 2012, artikel 16 of 23, vierde lid, van het Besluit rechtspositie korps politie BES, zoals dat luidde op 30 juni 2012, of artikel 7 of 8 van het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES, zoals dat luidde op 30 juni 2012, verminderd met hetgeen de ambtenaar daadwerkelijk aan toelagen als bedoeld in artikel 25, 25a en 25b geniet.

  • 3. De aflopende toelage bedoeld in het eerste lid bedraagt in het eerste jaar 80%, het tweede jaar 60%, het derde jaar 40% en het vierde jaar 20% van de berekeningsbasis.

ARTIKEL VII

  • 1. De ambtenaar heeft aanspraak op een vakantie-uitkering voor elke kalendermaand in de periode van 1 juni 2011 tot en met 31 mei 2012, waarin hij als zodanig ten laste van de overheid inkomen heeft genoten.

  • 2. Met betrekking tot de vakantie-uitkering, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 22 tot en met 24 van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES, zoals dat luidde op 31 mei 2012, van toepassing.

ARTIKEL VIII

  • 1. Aan de ambtenaar die op 1 juli 2012 meer dan 10, maar minder dan 12,5 jaren diensttijd heeft, wordt uiterlijk 30 augustus 2012 een gratificatie toegekend, die 25% van de maandelijkse bezoldiging bedraagt.

  • 2. Aan de ambtenaar die op 1 juli 2012 meer dan 20, maar minder dan 25 jaren diensttijd heeft, wordt bij zijn 25-jarig ambtsjubileum een gratificatie toegekend, die 100% van de maandelijkse bezoldiging bedraagt.

  • 3. Aan de ambtenaar die op 1 juli 2012 meer dan 32,5, maar minder dan 35 jaren diensttijd heeft, wordt bij zijn 35-jarig ambtsjubileum een gratificatie toegekend, die 100% van de maandelijkse bezoldiging bedraagt.

  • 4. In afwijking van artikel 71a, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES wordt:

    • a. de ambtenaar die op 1 juli 2012 meer dan 27,5 maar minder dan 30 jaren diensttijd heeft bij zijn 30-jarig ambtsjubileum een gratificatie toegekend, die 100% van de maandelijkse bezoldiging bedraagt;

    • b. de ambtenaar die op 1 juli 2012 meer dan 37,5, maar minder dan 40 jaren diensttijd heeft bij zijn 40-jarig ambtsjubileum een gratificatie toegekend, die 125% van de maandelijkse bezoldiging bedraagt.

  • 5. De ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, aan wie vóór de datum van zijn 25-jarig ambtsjubileum ontslag wordt verleend op grond van artikel 90, 91 of 92, eerste lid, onder e, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES of artikel 115 of 118 van het Besluit rechtspositie korps politie BES, wordt een gratificatie bij wijze van ontslaguitkering toegekend, die een in verhouding tot de doorgebrachte diensttijd evenredig gedeelte van de gratificatie, bedoeld in het tweede lid, bedraagt, indien hij bij voortzetting van het dienstverband voor een dergelijke gratificatie in aanmerking zou zijn gekomen.

  • 6. De ambtenaar, bedoeld in het derde lid, aan wie vóór de datum van zijn 35-jarig ambtsjubileum ontslag wordt verleend op grond van artikel 90, 91 of 92, eerste lid, onder e, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES of artikel 115 of 118 van het Besluit rechtspositie korps politie BES, wordt een gratificatie bij wijze van ontslaguitkering toegekend, die een in verhouding tot de doorgebrachte diensttijd evenredig gedeelte van de gratificatie, bedoeld in het derde lid, bedraagt, indien hij bij voortzetting van het dienstverband voor een dergelijke gratificatie in aanmerking zou zijn gekomen.

  • 7. De ambtenaar, bedoeld in het vierde lid, onder b, aan wie vóór de datum van zijn 40-jarig ambtsjubileum ontslag is verleend op grond van artikel 90, 91 of 92, eerste lid, onder e, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES of artikel 115 of 118 van het Besluit rechtspositie korps politie BES, wordt een gratificatie bij wijze van ontslaguitkering toegekend, die een in verhouding tot de doorgebrachte diensttijd evenredig gedeelte van de gratificatie, bedoeld in het vierde lid, onder b, bedraagt, indien hij bij voortzetting van het dienstverband voor een dergelijke gratificatie in aanmerking zou zijn gekomen.

  • 8. De berekeningsgrondslag van de diensttijdgratificatie bij ontslag wordt vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller overeenkomt met het aantal dienstjaren op het moment van ontslag en de noemer met het aantal dienstjaren dat nodig is voor de gratificatie bij ambtsjubileum.

  • 9. In afwijking van artikel 71a, vierde lid, eerste volzin, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES, wordt als diensttijd mede aangemerkt de diensttijd welke niet in actieve dienst is doorgebracht wegens het bekleden van een politiek ambt voor zover die diensttijd ligt voor 1 juli 2012.

ARTIKEL IX

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

  • 2. De artikelen II, onderdelen G en I, III, onderdelen I en J, en IV, onderdeel B, werken terug tot en met 1 januari 2012.

  • 3. De artikelen I, onderdeel C, II, onderdeel C, III, onderdelen A en H, en VII werken terug tot en met 1 juni 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 18 juni 2012

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Uitgegeven de zevenentwintigste juni 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

TOELICHTING

Algemeen

Op 14 december 2011 is tussen de vertegenwoordigers van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vertegenwoordigers van de ambtenarenbonden in Caribisch Nederland overeenstemming bereikt over de wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel in dienst van de Rijksdienst Caribisch Nederland. De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben deze overeenkomst meeondertekend en als zodanig vastgesteld voor het personeel in dienst van deze entiteiten.

In het onderhavige besluit worden in de arbeidsvoorwaardenovereenkomst (hierna Cao CN 2012) gemaakte afspraken met betrekking tot de vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering, het zwangerschaps- en bevallingsverlof, de ambtsjubileumgratificaties, de regeling van werk- en rusttijden, de vergoedingen voor beschikbaarheiddienst en voor onregelmatige dienst formeel uitgewerkt. Op 6 en 7 maart 2012 is hierover door partijen in het sectoroverleg Caribisch Nederland overleg gevoerd en overeenstemming bereikt.

1. Vakantie-uitkering

Afgesproken is dat de vakantie-uitkering met ingang van 1 juni 2012 wordt omgezet in een opbouwsysteem, waarbij elke maand een percentage van het maandinkomen wordt opgebouwd als recht op vakantie-uitkering. Op grond van de oude systematiek bedroeg de vakantie-uitkering een percentage van het maandinkomen, dat hij genoot op 1 april van het jaar van uitbetaling, vermenigvuldigd met het aantal maanden, waarin hij het jaar voorafgaand aan de maand van uitbetaling in overheidsdienst was.

Voorts wordt de vakantie-uitkering per 1 juni 2012 verhoogd met 0,5% tot 7,5% en niet meer berekend over het volledige maandinkomen, maar alleen nog over het maandsalaris, vermeerderd met de pensioengevende toelagen. Bijvoorbeeld een eventuele kindertoelage wordt dus niet meegeteld voor de berekening van de vakantie-uitkering.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de regeling van vakantie-uitkering te verplaatsen van hoofdstuk IV (artikelen 21 tot en met 25) van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES naar een nieuw artikel 36a van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES. Een andere mogelijkheid was om de regeling naar het Bezoldigingsbesluit 1998 BES over te hevelen, maar hiervan is afgezien, omdat het de bedoeling is om laatstgenoemd besluit op termijn in het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES te integreren.

De regeling van de vakantie-uitkering is via (het gewijzigde) artikel 13 van het Rechtspositiebesluit korps politie BES ook van toepassing op de ambtenaren van politie, met uitzondering van de vrijwillige ambtenaar van politie.

2. Eindejaarsuitkering

De in 2011 ingevoerde eindejaarsuitkering van USD 300,00, die per gewerkte maanden voor 1/12 deel wordt opgebouwd, wordt volgens de afspraak in de CAO CN met ingang van 1 januari verhoogd met USD 200,00 tot USD 500,00. Per maand betekent dit een opbouw van USD 41,67.

3. Harmonisatie

Bij de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden 2011 hebben de partijen vastgesteld dat verschillen in rechtspositie van het overheidspersoneel binnen Caribisch Nederland, voor zover die verschillen niet logisch en verklaarbaar zijn, moeten worden beëindigd en dat de rechtspositie waar mogelijk moet worden geharmoniseerd. In het kader van deze harmonisatie zijn in de CAO CN 2012 afspraken gemaakt over het zwangerschaps- en bevallingsverlof, de gratificaties bij ambtsjubileum, de uniformering/invoering van een regeling met betrekking tot werk- en rusttijden, een uniforme beschikbaarheidsvergoeding en over vergoedingen voor onregelmatige dienst. De desbetreffende afspraken zijn in het onderhavige besluit geformaliseerd en worden hierna toegelicht.

a. Zwangerschaps- en bevallingsverlof

Het zwangerschaps- en bevallingsverlof was alleen geregeld voor de ambtenaren van het korps politie. Voor de andere Rijksambtenaren bestond er formeel geen recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof, maar werd er zogenaamde pseudo-wetgeving van het Land de Nederlandse Antillen gehanteerd. In het onderhavige besluit wordt het zwangerschaps- en bevalllingsverlof met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2012 opgenomen in een nieuw artikel 37a van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES (artikel II, onderdeel J, van dit besluit). Het totale verlof bedraagt twaalf weken en kan met een zekere flexibiliteit worden opgenomen. Het zwangerschapsverlof bedraagt daarbij een periode van maximaal zes weken en minimaal 2 weken. De bevallingsverlofperiode bedraagt minimaal zes en maximaal twaalf weken.

b. Gratificaties bij ambtsjubileum

De gratificaties bij ambtsjubileum waren, behalve ten aanzien van de ambtenaren van politie, niet formeel geregeld. Ook hier werd het beleid dat het Land de Nederlandse Antillen op basis van pseudo-wetgeving hanteerde vooralsnog voortgezet. Overeenkomstig de afspraken in de CAO wordt dit beleid, zij het in gewijzigde vorm, thans geformaliseerd in een nieuw artikel 71a van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES (artikel I, onderdeel F, van dit besluit).

Voortaan zal een bruto ambtsjubileumgratificatie worden toegekend van onderscheidenlijk 25%, 50%, 75% en 100% van de bezoldiging per maand bij een ambtsjubileum van onderscheidenlijk 10 jaar, 20 jaar, 30 jaar en 40 jaar. Onder bezoldiging wordt in dit verband verstaan het salaris vermeerderd met het percentage van de vakantie-uitkering, de maandelijkse opbouw van de eindejaarsuitkering en de pensioengevende toelagen. Voor de berekening van de dienstjaren wordt de diensttijd doorgebracht als ambtenaar bij een eilandgebied van de Nederlandse Antillen, bij het Land de Nederlandse Antillen, bij de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de diensttijd bij de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba meegeteld. Bij ontslag buiten de schuld van de ambtenaar en bij pensionering wordt naar rato van het aantal jaren sinds het laatste ambtsjubileum uitbetaald.

In het besluit is in artikel VIII een overgangsmaatregel opgenomen die inhoudt dat:

  • 1. ambtenaren die op 1 juli 2012 meer dan 10 dienstjaren hebben, doch minder dan 12 ½ uiterlijk in de maand augustus 2012 alsnog de ambtsjubileumgratificatie ontvangen gelijk aan de ambtsjubileumgratificatie bij 10 dienstjaren;

  • 2. ambtenaren die op 1 juli 2012 meer dan 20 dienstjaren hebben, doch minder dan 25, hebben de garantie dat zij bij 25 dienstjaren een ambtsjubileumgratificatie ontvangen welke 100% van de bezoldiging per maand bedraagt (deze overgangsmaatregel is ook eenmalig van toepassing voor de ambtenaren die vallen onder het Rechtspositiebesluit korps politie BES waarvoor voorheen 50 % gold);

  • 3. ambtenaren die op 1 juli 2012 meer dan 27 ½ dienstjaren hebben, doch minder dan 30 hebben de garantie dat zij bij 30 dienstjaren een ambtsjubileumgratificatie ontvangen welke 100% van de bezoldiging per maand bedraagt;

  • 4. ambtenaren die op 1 juli 2012 meer dan 32 ½ dienstjaren hebben, doch minder dan 35 hebben de garantie dat zij bij 35 dienstjaren een ambtsjubileumgratificatie ontvangen welke 100% van de bezoldiging per maand bedraagt;

  • 5. ambtenaren die op 1 juli 2012 meer dan 37 ½ dienstjaren hebben, doch minder dan 40 hebben de garantie dat zij bij 40 dienstjaren een ambtsjubileumgratificatie ontvangen welke 125% van de bezoldiging per maand bedraagt.

De uitkering wordt als ontslaguitkering naar rato aan betrokkene uitbetaald, bij een ontslag niet op verzoek of niet aan betrokkene te wijten feiten of omstandigheden, indien betrokkene bij continuering van het dienstverband binnen vijf jaren in aanmerking zou komen voor een ambtsjubileumgratificatie zoals deze vanaf 1 juli 2012 ingevolge het onderhavige besluit is geregeld.

Ambtenaren als bedoeld onder 2, 4 en 5 genieten bij een ontslag wegens niet aan betrokkene te wijten feiten of omstandigheden, proportioneel een ontslaguitkering indien de betrokkene bij continuering van het dienstverband conform dit overgangsrecht in aanmerking zou zijn gekomen voor een ambtsjubileumgratificatie.

c. Uniformering/invoering regeling werk-en rusttijden

Ook de onregelmatige dienst was tot nu toe voor vrijwel alle sectoren op Caribisch Nederland niet geformaliseerd. Evenmin was de mogelijkheid opgenomen dat de ambtenaar volgens een rooster al dan niet plaatsgebonden beschikbaar moet zijn om opgeroepen te worden voor het verrichten van dienst. Eenmaal opgeroepen was er sprake van (over)werk. Diensten hadden er last van dat zowel de beschikbaarheid als het volgens rooster op ongebruikelijke tijden moeten werken nog niet adequaat was geregeld.

In het onderhavige besluit is in artikel I, onderdeel D, een nieuwe regeling van de werktijd in de artikelen 37 tot en met 37d van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES opgenomen. De regeling voor de ambtenaren van politie, die was opgenomen in artikel 26 van het Besluit rechtspositie korps politie BES, kan daarmee vervallen. De regeling geldt niet voor de brandweer; voor de brandweer blijft de eigen dienst- en werktijdenregeling op grond van het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES van kracht.

d. Invoeren uniforme beschikbaarheidsvergoedingsregeling

De plaatsgebonden paraatheid heeft bij het voorgaande reeds vorm gekregen in de regeling van werk- en rusttijden. Buiten deze regeling kan daarom slechts sprake zijn van niet plaatsgebonden beschikbaarheidsuren (ook wel aangeduid als «constignatie»). De vergoedingen voor deze beschikbaarheidsuren liepen binnen het Rijkspersoneel in Caribisch Nederland sterk uiteen. In het onderhavige besluit wordt in een nieuw artikel 25a de grondslag voor een uniforme vergoeding van beschikbaarheidsuren gelegd, met als uitgangspunt dat alleen de daadwerkelijk geconsigneerde uren worden vergoed. De hoogte zal in een ministeriële regeling onderscheidenlijk bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden vastgesteld en zal overeenkomstig de CAO CN met ingang van 1 juli 2012 USD 1,50 per beschikbaarheidsuur bedragen.

De regeling die tot dusver gold voor de politie (artikel 23a van het Besluit rechtspositie korps politie BES) kan hiermee vervallen.

e. Uniforme tegemoetkoming onregelmatige dienst

Evenals bij de consignatie ontbrak voor groepen van het Rijkspersoneel soms de grondslag om een afwijkende werktijdregeling vast te stellen, terwijl de dienstverlening dat wel vereist. Ondanks het soms ontbreken van de grondslag voor een afwijkende werktijdregeling, bestonden er in de praktijk wel tal van vergoedingsregelingen voor het werken in onregelmatige dienst. Deze vergoedingen liepen sterk uiteen. Zelfs binnen organisatieonderdelen van de Rijksdienst Caribisch Nederland bleken soms grote verschillen te bestaan. Thans is in het nieuwe artikel 25b voorzien in een regeling voor een uniforme vergoeding voor onregelmatige dienst voor het overheidspersoneel in Caribisch Nederland, waarbij alleen de uren waarop op bepaalde tijden dienst moeten worden verricht extra worden beloond door middel van een toelage. De hoogte van de toelage wordt vastgesteld bij ministeriële regeling onderscheidenlijk bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen. Overeenkomstig de CAO CN zal de toelage per 1 juli 2012 als volgt worden vastgesteld:

  • maandag t/m vrijdag: 0-6 uur en 20-24 uur: USD 2,25 per gewerkt uur

  • zaterdag en zondag: 0-24 uur: USD 4,50 per gewerkt uur

  • feestdagen: 0-24 uur: USD 9,00 per gewerkt uur.

Bovendien is in artikel 37, onderdeel j, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES aan de feestdagen Eerste Paasdag en Eerste Pinksterdag toegevoegd.

De regeling die tot dusver gold voor de politie (de artikelen 16 en 23, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit korps politie BES) kan hiermee vervallen

f. Andere afspraken i.v.m. beschikbaarheidvergoeding en/of onregelmatige dienstvergoeding

Zowel beschikbaarheidvergoeding als vergoeding voor onregelmatige dienst zijn vergoedingen voor daadwerkelijk genoten inconveniënten. Zij worden derhalve achteraf vastgesteld. Bij ziekte van korte duur, dat wil zeggen korter dan 30 dagen, worden de ingeroosterde uren uitbetaald. Bij ziekte van langere duur wordt de gemiddeld genoten vergoeding over de voorgaande twaalf maanden uitbetaald. Dit is geregeld in het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES (artikel 31, vijfde en zesde lid (nieuw)).

In de regeling is tevens in een afbouwtoelage voorzien, wanneer de toelage anders dan door ziekte een blijvende verlaging ondergaat (artikel 25c van het rechtspositiebesluit ambtenaren BES). De ambtenaar die tenminste twee jaren onafgebroken een vergoeding heeft ontvangen voor paraatheid en/of onregelmatige dienst en die door omstandigheden, anders dan wegens ziekte, een blijvende verlaging ondergaat met meer dan USD 100 per maand, geniet gedurende drie jaren een afbouwtoelage ter grootte van onderscheidenlijk 75%, 50% en 25% van het verschil tussen de in de voorgaande twee jaren gemiddeld genoten toelage en de toelagen die de ambtenaar nog geniet.

Ten slotte is in artikel VI voorzien in een overgangsmaatregel voor het geval een ambtenaar door de nieuwe regeling voor consignatie en onregelmatige dienst in totaliteit een lagere vergoeding ontvangt dan het geval zou zijn geweest bij toepassing van de regeling zoals deze voor invoering van de nieuwe regeling luidde. In dat geval wordt het verschil in vergoeding gedurende een periode van vier jaren uitbetaald volgens het navolgende afbouwregime: in het eerste jaar na invoering van de nieuwe regeling met 80%, en in de jaren daarna aflopend met 20% per jaar, dus 60%, 40% en 20%.

Artikelsgewijs

Artikel I (wijziging van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES)

Onderdeel A (artikel 25)

In artikel 25 werd in verschillende leden abusievelijk verwezen naar artikel 42, vierde lid, in plaats van artikel 37. Deze fout is hersteld, met inachtneming van de wijziging van dat artikel 37 ingevolge artikel I, onderdeel D.

Het (oude) achtste lid van artikel 25 bevatte een regeling voor onregelmatige dienst en kan vervallen, omdat hiervoor een nieuwe bepaling is opgenomen in artikel 25b. Artikel 25 betreft derhalve alleen nog overwerk.

De wijziging van het nieuwe achtste lid betreft mede een redactionele bijstelling.

In navolging van de oude regeling voor onregelmatige dienst bij de politie (artikel 16, tweede lid, van het Besluit rechtspositie korps politie BES) wordt een periode korter dan een uur, maar langer dan dertig minuten, voor de berekening van het aantal uren verricht overwerk.

Onderdeel B (artikelen 25a, 25b en 25)

De vergoeding voor beschikbaarheid en de toelage voor onregelmatige dienst wordt, zoals in het algemeen deel reeds is opgemerkt, achteraf vastgesteld voor daadwerkelijke inconveniënten. Daarom is er in de artikelen 25a, eerste lid, en 25b, eerste lid, sprake van elk uur dat betrokkene «beschikbaar is geweest», onderscheidenlijk «arbeid heeft verricht».

Overigens wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting, onder d, e en f.

Onderdeel C

Verwezen wordt naar het algemeen deel, paragraaf 1, van deze toelichting.

Onderdeel D (artikelen 37 tot en met 37d)

In de artikelen 37 tot en met 37d is de uniforme regeling met betrekking tot de vaststelling van werktijden en dienstroosters opgenomen.

Artikel 37

Zoals in het algemeen deel van deze toelichting al is vermeld, is in artikel 37, onderdeel j, aan de begripsomschrijving van «feestdagen» toegevoegd de Eerste Paasdag en de Eerste Pinksterdag. Dit heeft met name gevolgen voor de vergoedingen op grond van artikel 25b.

Artikel 37a

Het bevoegd gezag stelt voor ieder organisatieonderdeel hetzij een regeling van de werktijden, hetzij een dienstrooster vast (artikel 37a, eerste lid).

Voor alle ambtenaren geldt dat de gemiddelde arbeidsduur op jaarbasis maximaal 39,5 uur per week bedraagt, behalve voor de ambtenaren van politie, voor wie een werkweek van gemiddeld 40 uur geldt (artikel 37a, tweede lid).

Het derde en vierde lid zijn alleen van toepassing in gevallen waarbij er een regeling van de werktijd is. Van dienst op zon- en feestdagen kan in die gevallen alleen sprake zijn in bijzondere situaties. Verder geldt uiteraard dat de werktijden niet overmatig zijn en er behoorlijke rusttijden zijn.

Het vijfde tot en met achtste lid en artikel 37a zijn alleen van belang zijn voor de gevallen waarin er sprake is van een dienstrooster.

In een dienstrooster kunnen ambtenaren behalve voor normale dienstverrichting voor zogenaamde paraatheiduren worden ingeroosterd. Onder paraatheid wordt verstaan de beschikbaarheid op de werkplek. De paraatheiduren tellen voor 50% mee in de berekening van de arbeidsduur en wanneer de ambtenaar tijdens de paraatheid werkzaamheden moet verrichten, worden de desbetreffende uren voor 50% aangemerkt als overwerk (artikel 37a, vijfde lid). Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt, dat wanneer een ambtenaar tijdens consignatie wordt opgeroepen om te werken, de gewerkte uren volledig als overwerk gelden, aangezien die vorm van beschikbaarheid buiten de werktijd valt, dat wil zeggen niet meetelt voor de berekening van de arbeidsduur.

Het negende lid maakt het mogelijk dat voor een ambtenaar in verband met zijn geloofsovertuiging en andere dag dan zondag als zijn wekelijkse rustdag wordt aangemerkt. Deze bepaling is overgenomen van het ingevolge artikel III, onderdeel F, vervallen artikel 26, zevende lid, van het Besluit rechtspositie korps politie BES.

Artikel 37b

Artikel 37b bevat de eisen met betrekking tot de vaststelling van een dienstrooster.

Artikel 37c

Artikel 37c bepaalt dat aan ambtenaren ten aanzien van wie een dienstrooster geldt, een verplichting opgelegd kan worden om beschikbaar te zijn voor dienstverlening, zonder dat zij op de werkplek aanwezig hoeven te zijn. Deze beschikbaarheid (consignatie) moet worden vastgelegd in een beschikbaarheidschema, dat net als het dienstrooster uiterlijk twee weken voor aanvang van de periode waarop het betrekking heeft, moet worden bekendgemaakt. De vergoeding voor consignatie is geregeld in artikel 25a.

Onderdeel E

Op grond van artikel 71a, vierde lid, telt diensttijd welke niet in actieve dienst is doorgebracht wegens het bekleden van een politiek ambt niet mee voor de berekening van de het ambtsjubileum. In verband daarmee is de formulering van artikel 38, negende lid, aangescherpt.

Onderdelen F en H

In de onderdelen E en G worden enkele kleine fouten in de artikelen 65, onderscheidenlijk 79, derde lid, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES hersteld.

Onderdeel G (artikel 71a)

In het eerste lid van artikel 71a is de ambtsjubileumgratificatie vastgelegd. Het tweede lid regelt de uitkering die wordt betaald bij onvrijwillig ontslag vóór het bereiken van het ambtsjubileum. Deze uitkering wordt betaald bij pensionering (artikel 90 van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES en artikel 118 van het Besluit rechtspositie korps politie BES), bij reorganisatie (artikel 91 van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES en artikel 115 van het Besluit rechtspositie korps politie BES) en bij ziekte (artikel 92, eerste lid, onder e, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES). De uitkering wordt als ontslaguitkering naar rato aan betrokkene uitbetaald, bij een ontslag. Bij de naar rato berekening wordt in de teller telkens het aantal dienstjaren op het moment van ontslag vermeld en in de noemer het aantal jaren dat nodig is voor de ambtsjubileumgratificatie (artikel 71a, tweede lid).

Op grond van het derde lid telt alle tijd die betrokkene in overheidsdienst was mee, zowel de tijd die hij in dienst was van de staat als die hij in dienst was van een openbaar lichaam. Dit onderscheid is niet expliciet in het artikellid genoemd, aangezien de term «ambtenaar» reeds ingevolge artikel 1 van de Ambtenarenwet BES betrekking heeft op zowel de ambtenaren in dienst van de staat als die in dienst van een openbaar lichaam. Daarnaast telt de tijd mee dat hij i dienst was van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Ook de tijd voor de transitie op 10 oktober 2010 waarin betrokkene in Antilliaanse of Arubaanse overheidsdienst was, telt mee.

Artikel II (wijziging van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES)

Onderdelen A en I

De omschrijving van het begrip «inkomen» is gewijzigd om verschillende redenen.

In de oorspronkelijke omschrijving was ten onrechte een verwijzing opgenomen naar artikel 27, derde lid. Verder werden onder «inkomen» begrepen onder andere vaste vergoedingen voor overwerk, onregelmatige dienst en dienst op zon- en feestdagen. In verband met de CAO-afspraken over vergoedingen voor onregelmatige dienst en consignatie is in een nieuw zesde lid van artikel 31 van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES thans geregeld hoe de misgelopen vergoedingen tijdens ziekteverlof worden gecompenseerd. Met het oog hierop is het begrip «inkomen» in die zin aangepast, dat vergoedingen/toelagen voor onregelmatige dienst en consignatie hier niet meer onder vallen.

Onder het begrip «inkomen», zoals omschreven in artikel 4, zijn ook vaste (periodieke) individuele onkostenvergoedingen begrepen. Bij ziekte, langer dan een maand, is het niet logisch dat dergelijke onkostenvergoedingen worden doorbetaald. Met het oog hierop is in artikel 31 een nieuw vijfde lid opgenomen, op grond waarvan die vergoedingen na dertig dagen worden ingetrokken.

Onderdeel B

Voor de berekening van de arbeidsduur tellen paraatheiduren slechts voor de helft mee. Daarom is in het nieuwe artikel 6a, eerste lid, bepaald dat voor het opnemen van verlof op uren waarop een ambtenaar is ingeroosterd voor paraatheid, hiervoor ook slechts de helft van het aantal genoten uren verlof wordt meegeteld.

Onderdeel C

De bepalingen met betrekking tot de vakantie-uitkering zijn in artikel I, onderdeel C, van dit besluit overgeheveld naar artikel 36a van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES.

Onderdeel D

In verband met de nieuwe regeling van de ambtsjubilea is ook het buitengewoon verlof waarop betrokkene bij ambtsjubileum aanspraak heeft aangepast (artikel 26, eerste lid, onderdeel I, onder f).

Onderdeel E

In onderdeel E wordt een foutieve verwijzing in artikel 27 van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES hersteld.

Onderdeel F

Artikel 28 regelt dat de ambtenaar die op een feestdag moet werken, het hiermee misgelopen verlof op een andere tijd gecompenseerd krijgt. Eenzelfde bepaling is thans opgenomen in artikel 37a, achtste lid, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES. Artikel 28 kan daarom vervallen.

Onderdeel G

Artikel 29, derde lid, regelt het inkomen van de ambtenaar gedurende vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden. Onder het begrip «inkomen», zoals omschreven in artikel 4, zijn ook vaste (periodieke) individuele onkostenvergoedingen begrepen. Het is niet logisch dat dergelijke onkostenvergoedingen tijdens buitengewoon verlof worden doorbetaald, aangezien er dan geen onkosten door de ambtenaar worden gemaakt. De bepaling dat hij zijn «vol inkomen» behoudt, is daarom aangepast. De nieuwe formulering sluit aan bij die van artikel 36a van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES.

Onderdelen H en J

Verwezen wordt naar het algemeen deel, paragraaf 3, onder a, van deze toelichting.

Onderdeel I

Verwezen wordt naar het algemeen deel, paragraaf 3, onder f, van deze toelichting.

Artikel III (wijziging van het Besluit rechtspositie korps politie BES)

Onderdeel A

De regeling van de vakantie-uitkering wordt in artikel I, onderdeel C, met terugwerkende kracht tot en met 1 juni 2012 van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES overgeheveld naar artikel 36a van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES. Artikel 13 van het Besluit rechtspositie korps politie BES is hieraan met ingang van 1 juni 2012 aangepast.

Onderdelen B, C, D en E

De artikelen 16 en 23a van het Besluit rechtspositie korps politie BES kunnen vervallen, aangezien per 1 juli 2012 een uniforme regeling voor de vergoedingen voor onregelmatige dienst en consignatie in het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES is ingevoerd, die ook voor de ambtenaren van politie gelden. Artikel 13, eerste lid, is met het oog hierop aangepast.

Onderdeel F

Artikel 26 bevatte de regeling van arbeids- en rusttijden voor politieambtenaren. De regeling die thans in het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES is opgenomen is ook van toepassing op de politie, behalve op de vrijwillige politieambtenaren. Artikel 2 is aan deze nieuwe situatie aangepast.

Onderdeel G

Hoofdstuk IV van het Besluit vakantie en vrijstelling en dienst ambtenaren BES is vervallen (zie artikel II, onderdeel C). Van genoemd besluit geldt voortaan alleen artikel 6a voor de ambtenaren van politie. In dit verband is artikel 28 aangepast.

Onderdeel H

In verband met deze jubilea is ook het buitengewoon verlof waarop betrokkene bij ambtsjubileum aanspraak heeft aangepast (artikel 52, onderdeel h).

Onderdelen I en K

Artikel 71a, betreffende de gratificatie bij ambtsjubileum, is ook van toepassing op de ambtenaar van politie. Artikel 75 is hiermee in overeenstemming gebracht. Tegelijkertijd vervalt de eigen regeling voor ambtsjubilea voor politie (artikel 99).

Onderdeel L

Aangezien artikel 23, vierde lid, van het Besluit rechtspositie korps politie BES vervalt (zie artikel III, onderdeel D), moet ook de bijlage, onder IV vervallen.

Artikel IV (wijziging van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES)

Onderdeel A

De uniforme regeling voor onregelmatige dienst is thans opgenomen in artikel 25b van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES. Artikel 4 van het Bezoldigingsbesluit 1998 BES dient daarom te vervallen.

Onderdeel B

Artikel 9a, dat de eindejaaruitkering regelt, is aangepast aan de overeengekomen verhoging. Dit artikel is op grond van artikel 23d van het Rechtspositiebesluit korps politie BES van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar van politie.

Artikel V (wijziging van het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES)

Onderdeel A

Welke dagen als feestdag worden aangemerkt staat thans in artikel 37, onderdeel j, van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES. De omschrijving in artikel 1, onder a, van het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES is hieraan aangepast.

Onderdelen B en C

De uniforme regeling voor vergoedingen voor onregelmatige dienst en consignatie is ook van toepassing op het brandweerpersoneel. De bijzondere regelingen in de artikelen 7 en 8 van het Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES vervallen daarom.

Artikel VI

Artikel VI bevat een overgangsvoorziening voor het geval een ambtenaar door de nieuwe regeling voor consignatie en onregelmatige dienst in totaliteit een lagere vergoeding ontvangt dan het geval zou zijn geweest bij toepassing van de regeling zoals deze voor invoering van de nieuwe regeling luidde. Verwezen wordt naar het algemeen deel van deze toelichting, paragraaf 3, onder f.

Artikel VII

Op grond van artikel 24 van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES, zoals dat tot 1 juni 2012 luidde, wordt de vakantie-uitkering over juni 2011 tot en met mei 2012 uitbetaald in de tweede helft van juni 2012. De regeling van de vakantie-uitkering die is opgenomen in het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES geldt echter met terugwerkende kracht tot en met 1 juni 2012; de regeling in hoofdstuk IV van het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES, vervalt per die datum. De vakantie-uitkering van het afgelopen jaar is dan echter nog niet uitbetaald. Daarom is in artikel VII een overgangsvoorziening opgenomen, die de uitbetaling en berekening van die vakantie-uitkering volgens de oude systematiek veilig stelt. In juni 2012 wordt derhalve de vakantie-uitkering over de periode juni 2011 tot en met mei 2012 uitbetaald; vanaf juni 2012 wordt op grond van de nieuwe regeling maandelijks een vakantie-uitkering opgebouwd, die zal worden uitbetaald in juni 2013.

Artikel VIII

Artikel VII betreft overgangsrecht voor de gratificaties bij ambtsjubileum. Verwezen wordt naar het algemeen deel van deze toelichting, paragraaf 3, onder b.

Artikel IX

Overeenkomstig de afspraken in de CAO CN dienen de meeste onderdelen van dit besluit per 1 juli inwerking te treden. Voor de verhoging van de eindejaarsuitkering en de formalisering van het zwangerschaps- en bevallingsverlof is een ingangsdatum van 1 januari 2012 afgesproken. Aan de bepalingen die op die onderwerpen betrekking hebben, wordt derhalve terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari. De desbetreffende wijzigingen zijn begunstigend voor de ambtenaren.

De wijzigingen met betrekking tot de vakantie-uitkering moeten volgens de CAO CN vanaf 1 juni van toepassing worden. Daarom is aan de bepalingen die op die wijzigingen betrekking hebben, in terugwerkende kracht tot en met die datum voorzien.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven