Besluit van 24 oktober 2016 tot wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de regeling kostenverhaal van rechtsbijstand op draagkrachtige veroordeelden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, van 26 september 2016, nr. 803460;

Gelet op artikel 13, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en artikel 43, vierde lid, van de Wet op de rechtsbijstand;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 oktober 2016, no. W03.16.0293/II);

Gezien het nader rapport van de Minister van Veiligheid en Justitie, van 14 oktober 2016, nr. 2002842;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11aa wordt vernummerd tot artikel 11c.

B

Na artikel 11c (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11d

  • 1. Ten behoeve van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 43, derde lid, van de Wet op de rechtsbijstand, worden desgevraagd justitiële gegevens als bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, onder a, b en f, en 7, eerste lid, onder b en j, onderdelen 3° en 5°, verstrekt aan het bestuur, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de rechtsbijstand.

  • 2. Het bestuur vernietigt de ontvangen justitiële gegevens na het bereiken van het doel van de verstrekking.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 februari 2015 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met aanvulling van bepalingen over de verdachte, de raadsman en enkele dwangmiddelen (Kamerstukken 34 159) tot wet is of wordt verheven en artikel XI daarvan in werking treedt, treedt dit besluit op hetzelfde tijdstip in werking.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 24 oktober 2016

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Uitgegeven de tweede november 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Deze wijziging strekt ertoe het bestuur van de raad voor rechtsbijstand die justitiële gegevens te kunnen verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn (nieuwe) wettelijke bevoegdheid om van draagkrachtige veroordeelden de kosten die zijn gemaakt voor hun rechtsbijstand terug te vorderen (artikel 43, derde lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb)). Dit betreft naast de persoonsidentificerende justitiële gegevens van artikel 6 van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Bjsg) enkel het parketnummer (artikel 7, eerste lid, onder b, Bjsg), de inhoud van de uitspraak (artikel 7, eerste lid, onder j, onderdeel 3°, Bjsg) en de datum waarop de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden (artikel 7, eerste lid, onder j, onderdeel 5°, Bjsg).

In de Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met aanvulling van bepalingen over de verdachte, de raadsman en enkele dwangmiddelen (Kamerstukken 34 159) wordt onder meer artikel 43 van de Wrb gewijzigd. Dit ter uitvoering van de zogeheten «maatregel kostenverhaal draagkrachtige veroordeelden». In de gevallen waarin krachtens het Wetboek van Strafrecht of het Wetboek van Strafvordering voor een verdachte, veroordeelde of gewezen verdachte een raadsman door het bestuur van de raad voor rechtsbijstand wordt aangewezen of op last van de rechter door het bestuur wordt toegevoegd, is deze bijstand in beginsel kosteloos (artikel 43, eerste lid, Wrb). In het derde lid van artikel 43 Wrb wordt hierop een uitzondering gemaakt die het mogelijk maakt het bedrag ter hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel 37 Wrb, terug te vorderen van een veroordeelde wiens financiële draagkracht bepaalde bedragen uit de Wrb overschrijdt (de «draagkrachtige veroordeelde»). Door de thans in artikel 11d Bjsg geregelde verstrekking van justitiële gegevens aan het bestuur, wordt het bestuur in staat gesteld deze bevoegdheid ten aanzien van de draagkrachtige veroordeelden te effectueren. Aangezien het onderhavige besluit nodig is voor de uitvoering van het nieuwe artikel 43, derde lid, Wrb is in artikel II van het onderhavige besluit ervoor gekozen om de inwerkingtredingsdatum te koppelen aan de inwerkingtreding van artikel 43, derde lid.

Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand kan het bedrag ter hoogte van de vergoeding terugvorderen van de draagkrachtige veroordeelde op het moment dat de uitspraak tegen de veroordeelde onherroepelijk is geworden. Voor het uitoefenen van deze bevoegdheid is het noodzakelijk dat enkele justitiële gegevens van veroordeelden aan wie rechtsbijstand is verleend worden verstrekt aan het bestuur. Het gaat dan om de voor- en achternaam van de veroordeelde (artikel 6, eerste lid, onder a en b, Bjsg), het burgerservicenummer (hierna: BSN) van de veroordeelde (artikel 6, eerste lid, onder f, Bjsg), het betreffende parketnummer (artikel 7, eerste lid, onder b, Bjsg), de inhoud van de uitspraak (artikel 7, eerste lid, onder j, onderdeel 3°, Bjsg) en tot slot de datum waarop de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden (artikel 7, eerste lid, onder j, onderdeel 5°, van het Bjsg). De inhoud van de uitspraak is in zoverre noodzakelijk dat het bestuur moet weten of betrokkene is veroordeeld. Het bestuur kan de vergoeding immers uitsluitend terugvorderen in het geval van een onherroepelijke veroordeling (artikel 43, derde lid, Wrb). Indien uit de inhoud van de uitspraak blijkt dat de betrokkene is vrijgesproken of is ontslagen van alle rechtsvervolging, dan kan het bestuur de vergoeding niet terugvorderen. De datum waarop de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden, is nodig om vast te kunnen stellen of sprake is van een onherroepelijke rechterlijke beslissing. Zoals gezegd, is de onherroepelijkheid van de beslissing een noodzakelijke voorwaarde voor de eventuele terugvordering van het bedrag. Het parketnummer is noodzakelijk om het onherroepelijk veroordelend vonnis aan de toevoeging te kunnen koppelen. Verstrekking van de voor- en achternaam is nodig om vast te stellen of de gegevens zijn gekoppeld met het juiste dossier van het bestuur. Het BSN is noodzakelijk voor het uitvragen van het inkomen en vermogen van de veroordeelde bij de Belastingdienst. Deze informatie is noodzakelijk, omdat de financiële draagkracht van de veroordeelde moet worden bepaald door bestuur.

De justitiële gegevens worden slechts desgevraagd aan het bestuur verstrekt. Het bestuur kan immers alleen in zaken waarin sprake is van een aangewezen of toegevoegde raadsman de bedoelde bevoegdheid uitoefenen. Een automatische verstrekking van de justitiële gegevens zou betekenen dat het bestuur ook informatie krijgt over zaken waarin sprake is van een zelf gekozen raadsman. Dat is niet noodzakelijk en daardoor niet wenselijk. Daarom zal het bestuur nadat sprake is van een toevoeging zich moeten wenden tot de Justitiële informatiedienst (hierna: Justid) met de vraag of de genoemde justitiële gegevens met betrekking tot de betreffende persoon worden verstrekt aan het bestuur zodra in de zaak sprake is van een onherroepelijke uitspraak.

De verstrekte justitiële gegevens worden vernietigd nadat het doel van de verstrekking, het terugvorderen van het bedrag, is bereikt. De plicht tot vernietiging van de justitiële gegevens is vastgelegd in het tweede lid van artikel 11d Bjsg.

Tot slot wordt met deze wijziging ook een omissie in het Bjsg hersteld. Met het besluit van 5 november 2014, houdende regels ter uitvoering van de Jeugdwet (Besluit Jeugdwet, Stb. 2014, 441) is na artikel 11a van het Bjsg artikel 11aa ingevoegd. Ten tijde van de voorbereiding van het Besluit Jeugdwet werd ook het Besluit van 11 december 2014, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, het Besluit politiegegevens en het Besluit beveiliging burgerluchtvaart in verband met de verstrekking van justitiële gegevens en politiegegevens aan derden en enkele andere wijzigingen (Stb. 2014, 585) voorbereid. In dit besluit is na artikel 11a van het Bjsg artikel 11b ingevoegd. Zodoende is een vreemde nummering ontstaan in het Bjsg: na artikel 11a staat nu artikel 11b en dat artikel wordt gevolgd door artikel 11aa. De vernummering in artikel I, onderdeel A, strekt ertoe deze omissie te herstellen. Artikel 11aa met betrekking tot de Jeugdwet wordt vernummerd naar artikel 11c en de nieuwe bepaling ten aanzien van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand wordt genummerd als artikel 11d.

Financiële gevolgen

Het onderhavige besluit heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting.

De financiële gevolgen van de regeling «kostenverhaal rechtsbijstand op draagkrachtige veroordeelden» zijn reeds toegelicht in het wetsvoorstel dat daarover gaat (Kamerstukken 2014/15, 34 159, nr. 3, paragraaf 7, onder het kopje «Verhaal kosten rechtsbijstand»). Het onderhavige besluit is een voortvloeisel van dat wetsvoorstel.

Consultatie

Het ontwerp is voor advies voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens, die op 30 augustus 2016 advies uitbracht.

De Autoriteit Persoonsgegevens vraagt in het conceptbesluit de hoeveelheid uit te wisselen gegevens zo beperkt mogelijk te houden en/of in de nota van toelichting nader te motiveren waarom bepaalde gegevens (opnieuw) worden uitgewisseld. Daarbij wijst de Autoriteit er met name op dat een aantal van de in het conceptbesluit opgenomen uit te wisselen gegevens reeds bij de raad voor rechtsbijstand aanwezig zijn omdat de raad nu reeds persoonsgegevens verzamelt ten behoeve van de toevoeging op last. Naar het oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens is de hoeveelheid justitiële gegevens die worden verstrekt in het kader van de wettelijke taak van kostenverhaal, in het ontwerpbesluit in onvoldoende mate beperkt tot het doel van het (nieuwe) artikel 43, derde lid van de Wrb, althans is de noodzaak in de nota van toelichting onvoldoende onderbouwd. In reactie hierop wordt opgemerkt dat inmiddels is gebleken dat gegevensuitwisseling van het adres en de geboortedatum niet noodzakelijk is, omdat de raad voor rechtsbijstand die gegevens kan herleiden uit het eigen systeem. Deze gegevens zijn daarom geschrapt uit het ontwerpbesluit. Daarmee is gevolg gegeven aan het advies om de hoeveelheid uit te wisselen gegevens zo beperkt mogelijk te houden. Met de gegevensverwerking op grond van het onderhavige besluit is sprake van gegevensverwerking die noodzakelijk is en niet verder gaat dan nodig is voor de goede vervulling door de raad van diens wettelijke taken op grond van artikel 43, derde lid, Wrb. De gegevens die de raad nu verzamelt ten behoeve van de toevoeging op last, zijn andere persoonsgegevens dan de onderhavige, of zijn nodig om de onherroepelijke veroordeling te kunnen koppelen aan de corresponderende toevoeging. De hoeveelheid te verstrekken justitiële gegevens is zo beperkt mogelijk gehouden. In deze nota van toelichting is de noodzaak per justitieel gegeven onderbouwd. Andere belangrijke beperkingen zijn dat alleen sprake is van «desgevraagde» verstrekking en dat de verstrekking noodzakelijk moet zijn ter uitvoering van artikel 43, derde lid, Wrb (waarvoor geen gevoelige persoonsgegevens worden verstrekt in zaken waarin sprake is van een zelf gekozen raadsman). Voor de goede orde wordt verder opgemerkt dat vanwege de wetstechnische systematiek van het Bjsg ervoor is gekozen om in het ontwerpbesluit te verwijzen naar het justitiële gegeven genaamd «de inhoud van de uitspraak» (artikel 7, eerste lid, onder j, onderdeel 3°), omdat dit niet nader is uitgesplitst in het Bjsg. Dit betreft in de praktijk doorgaans alleen verstrekking van de informatie die noodzakelijk is om te beoordelen of de rechterlijke uitspraak heeft geleid tot een veroordeling of een vrijspraak. Zonder die informatie kan artikel 43, derde lid, Wrb niet worden toegepast.

De Autoriteit Persoonsgegevens verzoekt te concretiseren wanneer het doel van de gegevensverstrekking, te weten «het terugvorderen van het bedrag» is bereikt, omdat dit bepalend is voor de vraag hoe lang de gegevens mogen worden bewaard. In reactie hierop wordt opgemerkt dat het doel van de gegevensverstrekking ter uitvoering van artikel 43, derde lid, Wrb is bereikt indien de beschikking waarbij de verplichting tot betaling van een geldsom is vastgesteld formele rechtskracht heeft gekregen, al dan niet na bezwaar, beroep of hoger beroep als bedoeld in artikel 4:125 van de Algemene wet bestuursrecht, en de betaling aan het bestuursorgaan is geschied.

De Autoriteit Persoonsgegevens verzoekt in de nota van toelichting aandacht te besteden aan de vraag of de justitiële gegevens die Justid verlaten zorgvuldig door de raad voor rechtsbijstand worden verwerkt en daar voldoende zijn beveiligd. In reactie hierop wordt opgemerkt dat de verstrekking van de gegevens plaatsvindt via een uniek digitaal vraag-antwoord bericht tussen de raad voor rechtsbijstand en Justid. Hierbij zullen passende technische en organisatorische maatregelen worden getroffen om deze justitiële gegevens te beveiligen en om de gegevens op zorgvuldige wijze te verwerken.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven