Besluit van 10 oktober 2016 tot wijziging van het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2011–2016

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 6 september 2016, nr. 1063808 (7179), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 168a, eerste en derde lid, van de Wet op het primair onderwijs;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 september 2016, nr. WO5.16.0276/l);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 oktober 2016, nr. WJZ/1078246 (7179), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2011–2016 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

In artikel 2 wordt na het tweede lid toegevoegd:

  • 3. De uitkering bedraagt voor het kalenderjaar 2017 per gemeente: A x ((B – € 5 miljoen)/C), hierbij staat:

    A voor de som van de schoolgewichten in die gemeente;

    B voor het voor dat jaar in het kader van de rijksbegroting beschikbare bedrag voor het doen van deze uitkeringen;

    C voor de som van de schoolgewichten in de met toepassing van artikel 1 in aanmerking gebrachte gemeenten gezamenlijk.

B

In artikel 2a, derde lid, wordt «de kalenderjaren 2013, 2014, 2015 en 2016» vervangen door «de kalenderjaren 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017».

C

Na artikel 2b wordt ingevoegd:

Artikel 2c. Aanvulling bedrag specifieke uitkering andere gemeenten dan genoemd in bijlage A en bijlage B

  • 1. Voor aanvulling op het bedrag van de uitkering, bedoeld in artikel 2, komen uitsluitend gemeenten in aanmerking die:

  • 2. In aanvulling op het bedrag van de uitkering, bedoeld in artikel 2, ontvangt elke gemeente als bedoeld in het eerste lid voor het kalenderjaar 2017: A x (B/C), hierbij staat:

    A voor de som van de schoolgewichten in een gemeente;

    B het voor dat jaar in het kader van de rijksbegroting beschikbare bedrag voor het doen van deze aanvullingen, verminderd met € 300.000;

    C voor de som van de schoolgewichten in de met toepassing van het eerste lid in aanmerking gebrachte gemeenten gezamenlijk.

Artikel 2d. Aanvulling bedrag specifieke uitkering andere gemeenten dan genoemd in bijlage A

  • 1. Voor aanvulling op het bedrag van de uitkering, bedoeld in artikel 2, komen uitsluitend gemeenten in aanmerking die

    • a. niet genoemd zijn in bijlage A. en

    • b. op grond van artikel 1 in aanmerking komen voor een uitkering als bedoeld in artikel 168a van de Wet op het primair onderwijs.

  • 2. In aanvulling op het bedrag van de uitkering, bedoeld in artikel 2, ontvangt elke gemeente als bedoeld in het eerste lid voor het kalenderjaar 2017:

    A x € 125,89, hierbij staat A voor de som van de schoolgewichten in die gemeente.

  • 3. Indien het bedrag van de uitkering, bedoeld in artikel 2, vermeerderd met de aanvulling, bedoeld in het tweede lid, minder bedraagt dan € 48.000,00 wordt de aanvulling voor de in het eerste lid bedoelde gemeenten verhoogd tot het totaal van de uitkering € 48.000,00 bedraagt.

D

In artikel 3 wordt «de jaren 2011, 2012, 2013, 2014 of 2015» vervangen door «de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015 of 2016» en wordt «uiterlijk in 2016» vervangen door «uiterlijk in 2017».

E

In artikel 4 wordt «1 januari 2017» vervangen door «1 januari 2018».

F

In artikel 5 wordt «2011–2016» vervangen door «2011–2017».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 10 oktober 2016

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Uitgegeven de achtentwintigste oktober 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Sinds het kalenderjaar 2011 ontvangen gemeenten een specifieke uitkering voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (goab). Oorspronkelijk gold een looptijd van 4 jaar voor het Besluit. Inmiddels is de regeling twee keer verlengd (Stb. 2013, 442 en Stb. 2015, 391). Het onderhavige besluit regelt:

  • 1. opnieuw een verlenging van één jaar van de tot nu toe geldende duur van de specifieke uitkering (met een gewijzigde formule) en de aanvullende specifieke uitkering aan de gemeenten, genoemd in bijlage A;

  • 2. een aanvullende specifieke uitkering voor andere gemeenten dan de gemeenten, genoemd in de bijlagen A en B;

  • 3. een aanvullende specifieke uitkering voor gemeenten anders dan de gemeenten, genoemd in bijlage A.

Ad 1. Verlenging van één jaar van de specifieke uitkering

De laatste verlenging van de regeling betrof een verlenging van één jaar, in afwachting van het overleg met de Tweede Kamer over de toekomstige bekostigingssystematiek.

In het algemeen overleg Evaluatie Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) van 15 oktober 2015 is overleg gevoerd met de Tweede Kamer over een nieuwe bekostigingssystematiek voor het goab. In dit overleg is afgesproken om naar de mogelijkheden te kijken voor een nieuwe indicator die achterstanden beter kan voorspellen.1 Dit is in lijn met de motie van het lid Yücel c.s., waarin wordt verzocht om een nieuwe indicator voor de gewichtenregeling te ontwikkelen.2

Het CBS ontwikkelt een nieuwe bekostigingsindicator voor de gewichtenregeling.3 De indicator voorspelt het risico op een (taal)achterstand bij kinderen. Op basis van deze indicator wordt een nieuwe bekostigingssystematiek voor scholen vastgesteld. In lijn met deze nieuwe indicator wordt ook de bekostigingssystematiek vanaf 2018 voor goab vastgesteld.

Het jaar 2016 wordt gebruikt om op een gedegen manier de nieuwe indicator te ontwikkelen. In elke fase van uitwerking worden experts uit de wetenschap en de onderwijspraktijk betrokken. Naar verwachting is dit onderzoek gereed in het najaar van 2016. Vervolgens zal er op basis van deze uitkomsten een nieuwe bekostigingssystematiek worden opgezet. Hierbij wordt ook informatie uit het IBO onderwijsachterstanden gebruikt, voor zover die beschikbaar is bij de uitwerking van de nieuwe systematiek. In dit IBO wordt gekeken naar de meest effectieve maatregelen om onderwijsachterstanden te voorkomen of te verminderen. Ook in deze fase worden experts en het veld betrokken.

In 2017 worden de financiële consequenties doorgerekend en wordt een juridisch traject doorlopen om de bekostigingssystematiek en de indicator waarop die is gebaseerd vast te leggen in een AMvB. Dat betekent dat het jaar 2017 een overgangsjaar is. Het streven is om vanaf 1 januari 2018 de nieuwe bekostigingssystematiek goab in te voeren. In afwachting van de invoering van een nieuwe bekostigingssystematiek, is de oude bekostigingssystematiek nogmaals met één jaar verlengd.

Formule bekostiging

In het VAO verdeling middelen onderwijsachterstandenbeleid heeft het lid Yücel opgeroepen om bij Prinsjesdag 2016 extra middelen beschikbaar te stellen voor de kwaliteit in de middelgrote en kleine gemeenten, zonder dat dit ten koste gaat van de beschikbare middelen in de G37. De staatssecretaris heeft dit verzoek overgenomen, en € 5 miljoen extra beschikbaar gesteld voor de middelgrote en kleine gemeenten. Deze extra middelen worden in dit besluit geregeld in artikel 2d.

Omdat in 2018 de bekostigingssystematiek wordt veranderd en daarmee de begroting ook wordt aangepast, wordt dit voor 2017 op de eenvoudigste wijze in de begroting ondergebracht. Dit betekent dat de extra € 5 miljoen zijn opgeteld bij het totale bedrag dat beschikbaar is voor de specifieke uitkering. Omdat deze middelen alleen bestemd zijn voor de middelgrote en kleine gemeenten, in lijn met de oproep, worden deze extra middelen in artikel 2 afgetrokken van het bedrag dat voor alle gemeenten beschikbaar is, en in artikel 2d toebedeeld aan de middelgrote en kleine gemeenten. Met de aftrek van de € 5 miljoen in de nieuwe formule van artikel 2 blijft het totaalbedrag dat beschikbaar wordt gesteld op basis van dat artikel gelijk aan voorgaande jaren. De G37 gaan er (conform het verzoek van de Kamer) dus niet op achteruit, maar ontvangen hetzelfde bedrag als zij in voorgaande jaren hebben ontvangen.

Ad 2. Een aanvullende specifieke uitkering voor andere gemeenten dan de gemeenten, genoemd in de bijlagen A en B

Tevens wordt in dit besluit (artikel 2c) geregeld dat gemeenten, die een specifieke uitkering ontvangen en niet behoren tot de gemeenten genoemd in bijlage A of B van dit besluit, in 2017 aanvullende middelen ontvangen in de specifieke uitkering. Deze aanvullende uitkering is bedoeld om het taalniveau 3F te realiseren bij de pedagogisch medewerkers die werken in de voorschoolse educatie in de kleine gemeenten.4

De middelen die hiervoor worden ingezet werden tot en met het kalenderjaar 2016 aangewend voor een aanvullende specifieke uitkering aan de gemeenten behorend tot de G86 (de gemeenten, genoemd in bijlage B). Een aanvullende specifieke uitkering voor de gemeenten behorend tot de G86 is niet langer nodig. Deze gemeenten hebben vanaf 2013 aanvullende specifieke uitkering ontvangen met het doel pedagogisch medewerkers in hun gemeente, die werkzaam zijn binnen de voorschoolse educatie, te scholen en te toetsen op het taalniveau 3F. Dit is in de nota van toelichting op het besluit van 2013 opgenomen. Zij hebben daarmee voldoende middelen ontvangen.

Ad 3. Een aanvullende specifieke uitkering voor gemeenten anders dan de gemeenten, genoemd in bijlage A

Verder wordt in dit besluit in artikel 2d € 5 miljoen aan de specifieke uitkering toegevoegd voor de middelgrote en kleine gemeenten. Het gaat hier om gemeenten die niet in bijlage A zijn genoemd en recht hebben op een uitkering op basis van artikel 1. Dit bedrag is beschikbaar gesteld aan deze gemeenten, zodat ook zij een kwalitatief goed aanbod aan doelgroepkinderen kunnen bieden. In de G37 is reeds extra geïnvesteerd in de kwaliteit en het aanbod voor doelgroepkinderen naar aanleiding van de motie Buma.5 De G37 lopen hierdoor qua kwaliteit voor op de middelgrote en kleine gemeenten.6 De middelgrote en kleine gemeenten hebben op dit moment onvoldoende middelen om de gewenste kwaliteit te behalen.

Dit aanvullende bedrag wordt toegekend aan alle gemeenten die een specifieke uitkering ontvangen, met uitzondering van de gemeenten genoemd in bijlage A (G37), op basis van de som van de schoolgewichten. Met deze aanvullende uitkering kunnen deze gemeenten inzetten op een goed kwalitatief aanbod binnen hun gemeente.

Tevens wordt er genoeg budget beschikbaar gesteld, zodat gemeenten minimaal één vve-groep kunnen vormen. Een vve-groep is een groep op een peuterspeelzaal of kinderopvanglocatie, waar kinderen met een (taal)achterstand extra ondersteuning ontvangen om hun achterstand te voorkomen of weg te werken. Op dit moment is er een groep gemeenten die hiervoor onvoldoende middelen ontvangen, hoewel er in die gemeenten wel peuters zijn met een risico op een (taal)achterstand. Het realiseren van een groep met acht peuters en één pedagogisch medewerker in een gemeente kost gemiddeld € 48.000. In dit besluit wordt geregeld dat alle middelgrote en kleine gemeenten een bedrag krijgen van ten minste € 48.000, zodat al deze gemeenten ook financieel in staat worden gesteld om voorschoolse educatie aan te bieden. Hierdoor kunnen ook de peuters met een risico op een (taal)achterstand in deze kleine gemeenten gebruik maken van voorschoolse educatie.

Uitvoeringsgevolgen

Het ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan de uitvoeringsorganisatie DUO voor een beoordeling van de uitvoeringsgevolgen. DUO heeft geoordeeld dat het besluit uitvoerbaar is.

Administratieve lasten

Bij de voorbereiding van dit besluit is nagegaan of er sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven en burgers. OCW voorziet dat aan dit voorstel geen structurele of administratieve lasten zijn verbonden, omdat de bestaande informatieverplichtingen niet wijzigen.

Financiële gevolgen

In de rijksbegroting is de uitvoering van dit besluit gedekt. Ten opzichte van eerdere verlengingen wordt een aanvullende post van € 5 miljoen beschikbaar gesteld voor de gemeenten, die niet genoemd zijn in bijlage A. Deze post is opgenomen in het totaalbedrag dat beschikbaar is gesteld voor de specifieke uitkering in de begroting van 2017.

Voor gemeenten zijn er geen nadelige financiële gevolgen door dit besluit. Zij krijgen door dit besluit middelen beschikbaar om hun gemeentelijke taak voor goab uit te voeren.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstukken II 2015/16, 34 242, nr. 10

X Noot
2

Kamerstukken II 2015/16, 34 242, nr. 7

De gewichtenregeling is bestemd voor scholen die onderwijs geven aan leerlingen met een onderwijsachterstand. Deze scholen krijgen aanvullende middelen om extra ondersteuning te bieden aan deze leerlingen.

X Noot
3

Kamerstukken II 2015/16, 27 020, nr. 65

X Noot
4

Voor spreekvaardigheid en leesvaardigheid.

X Noot
5

Kamerstukken II 2011/12, 33 000, nr. 12

X Noot
6

Kamerstukken II 2015/16, 34 242, nr. 2

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven