Besluit van 7 juli 2016 tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met wijziging van de regeling voor nettopensioen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 juni 2016, nr.2016-0000142109;

Gelet op artikel 117a, tweede lid, van de Pensioenwet en artikel 115a, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 juni 2016, No.W12.16.0155/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 juli 2016, 2016-0000157739;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Aan artikel 41 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e, h, onder 5, en het tweede lid, zijn niet van toepassing indien en voor zover voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    • a. ouderdomspensioen of nabestaandenpensioen op opbouwbasis heeft het karakter van een premieovereenkomst of premieregeling waarbij het kapitaal dat is ontstaan uit de som van de beschikbaar gestelde premies en de daarop behaalde rendementen wordt gebruikt voor financiering van een variabele uitkering die kan variëren door de verwerking van financiële mee – of tegenvallers als gevolg van het beleggingsrisico en die varieert door de verwerking van financiële mee – of tegenvallers als gevolg van de ontwikkeling van het sterfteresultaat en de ontwikkeling van de levensverwachting;

    • b. voor de ontwikkeling van het sterfteresultaat en de ontwikkeling van de levensverwachting wordt uitsluitend rekening gehouden met het sterfteresultaat en de levensverwachting van de groep deelnemers aan het nettopensioen;

    • c. de waarde van de met de risicovrije rente contant gemaakte verwachte kasstromen is gelijk aan het pensioenkapitaal op pensioendatum.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet verbeterde premieregeling in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 7 juli 2016

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Uitgegeven de veertiende juli 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Met de Wet verbeterde premieregeling zijn variabele, risicodragende pensioenuitkeringen mogelijk geworden. Het Besluit van 11 december 2014 tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met uitvoering van het nettopensioen en de waarborg voor fiscale hygiëne van het nettopensioen (verder: besluit nettopensioen) bevat randvoorwaarden waaronder pensioenfondsen voor hun deelnemers met een pensioengevend loon boven € 100.000,– een nettopensioen mogen uitvoeren. Deze randvoorwaarden zijn opgesteld op het moment dat alleen vastgestelde pensioenuitkeringen waren toegestaan en vormen deels een belemmering voor de uitvoering van variabele, risicodragende netto pensioenuitkeringen. Daarom is in artikel 41 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling een aanvullende regeling noodzakelijk, die het mogelijk maakt dat pensioenfondsen ook variabele, risicodragende netto pensioenuitkeringen kunnen uitvoeren met passende voorwaarden, die de fiscale hygiëne van deze uitkeringen waarborgen.

De voorwaarden in het besluit nettopensioen hebben tot doel om de middelen voor het nettopensioen van waaruit onbelaste pensioenuitkeringen worden gedaan afdoende te scheiden ten opzichte van de middelen in de basispensioenregeling, waarover in de uitkeringsfase nog wel belasting wordt geheven. Daarmee wordt voorkomen dat deelnemers aan de basispensioenregeling eventuele tekorten in de netto pensioenregeling voor hun rekening zouden moeten nemen (fiscale hygiëne).

In het onderhavige besluit is een nieuw vierde lid toegevoegd aan artikel 41 voor variabel nettopensioen.

In onderdeel a is artikel 41, eerste lid, onderdeel a, voor variabele, risicodragende pensioenuitkeringen geherformuleerd, omdat in geval van variabele pensioenuitkeringen voortvloeiend uit een premieovereenkomst niet per definitie sprake hoeft te zijn van omzetting van kapitaal op de pensioendatum. Een variabele, risicodragende netto pensioenuitkering kan variëren door de verwerking van financiële mee- en tegenvallers als gevolg van beleggingsrisico, terwijl de ontwikkeling van het sterfteresultaat en de levensverwachting altijd verwerkt moet worden in de hoogte van de variabele netto pensioenuitkering.

Deze laatste voorwaarde is een passend alternatief voor de voorwaarde voor het vaste nettopensioen dat altijd een vorm van toekenning van voorwaardelijke toeslagverlening moet bestaan ter verwerking van verschillen in de ontwikkeling van het sterfteresultaat en de ontwikkeling van de levensverwachting tussen de deelnemers aan de nettopensioen- en de basispensioenregeling. Bij variabele, risicodragende uitkeringen is het gebruik van voorwaardelijke indexatie als een apart correctiemechanisme om verschillen tussen de ontwikkeling van het sterfteresultaat en de ontwikkeling van de levensverwachting in de nettopensioenregeling en de basispensioenregeling te verwerken niet noodzakelijk. Deze verschillen kunnen – in tegenstelling tot een vaste uitkering – in geval van een variabele uitkering direct worden verwerkt in de hoogte van de uitkering zelf en op grond van het onderhavige besluit wordt dat bij de uitvoering van een netto variabele pensioenuitkering dus ook voorgeschreven. In aansluiting op het huidige besluit nettopensioen geldt daarbij als aanvullende voorwaarde, op grond van het vierde lid, onderdeel b, dat rekening moet worden gehouden met de ontwikkeling van het sterfteresultaat en de ontwikkeling van de levensverwachting van uitsluitend degenen die deelnemen aan het nettopensioen (dit kan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden betreffen). Uitsluitend de ontwikkeling van het sterfteresultaat en van de levensverwachting van de groep deelnemers aan de nettopensioenregeling is dus relevant. Er mag ook op dit aspect geen vermenging optreden met de groep deelnemers aan de basispensioenregeling.

Bij variabele, risicodragende pensioenuitkeringen is altijd sprake van een individueel opgebouwd pensioenkapitaal tot ten minste de pensioendatum. Van inkoop in de basispensioenregeling kan in geval van een variabele pensioenuitkering geen sprake zijn, indien de basispensioenregeling als uitgangspunt een vastgestelde pensioenuitkering hanteert. Het feit dat inkoop in de basispensioenregeling bij variabele uitkeringen dan niet van toepassing is, neemt overigens niet weg dat de taakafbakeningseisen op grond van artikel 120 van de Pensioenwet en 118 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling van kracht blijven. Een netto pensioenregeling die de mogelijkheid biedt om te kiezen voor een variabele uitkering is immers nog steeds een vrijwillige pensioenregeling in de vorm van een premieovereenkomst, die wordt uitgevoerd door een pensioenfonds.

In het vierde lid, onderdeel c, is opgenomen dat de contante waarde van de met de risicovrije rente contant gemaakte verwachte kasstromen gelijk moet zijn aan het individuele pensioenkapitaal op de pensioendatum. Daarmee wordt gewaarborgd dat de netto variabele pensioenuitkering niet deels wordt gesubsidieerd met middelen uit de basispensioenregeling. Deze voorwaarde komt bij variabele, risicodragende pensioenuitkeringen in de plaats van de voorwaarde voor vaste pensioenuitkeringen dat op de pensioendatum een inkooptarief op basis van de zuiver kostendekkende premie moet worden gehanteerd. Bij variabele uitkeringen kan er immers worden doorbelegd in de uitkeringsfase en is bovendien het hanteren van een zekerheidsbuffer, die onderdeel uitmaakt van de kostendekkende premie, niet noodzakelijk. Het oogmerk van de voorwaarde dat een vaste netto pensioenuitkering op basis van een kostendekkend tarief moet worden ingekocht – het voorkomen van kruissubsidiëring tussen middelen vanuit de basispensioen- en de nettopensioenregeling – wordt voor variabele netto pensioenuitkeringen daarom via de hierboven geschetste weg bewerkstelligd.

Voor dit besluit geldt een voorhangprocedure op grond van artikel 117a, tweede lid, van de Pensioenwet en artikel 115a, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. In het kader van deze voorhangprocedure zijn schriftelijke vragen gesteld die ik met een brief van 7 juni jl., mede namens de Staatssecretaris van Financiën, heb beantwoord (Kamerstukken II 2015/16, 32 043, nr. 329).

Administratieve lasten

Dit besluit leidt niet tot aanvullende gevolgen voor de regeldruk voor burgers of bedrijven ten opzichte van de gevolgen die al in de boeken zijn gezet op grond van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel variabele pensioenuitkering (Kamerstukken II 2015/16, 34 344, nr. 3) en de toelichting bij het Besluit verbeterde premieregeling.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant

Naar boven