Besluit van 17 december 2015 tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Bekostigingsbesluit WVO in verband met het vaststellen van de vereveningspercentages

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 19 november 2015, nr. WJZ/845327 (10469), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikel XIII, tweede lid, artikel XIV, tweede lid, artikel XV, tweede lid, en artikel XVI, tweede lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en de financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533);

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 december 2015, nr. W05.15.0409/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 december 2015, nr. WJZ/863053 (6749), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Besluit bekostiging WPO wordt na artikel 35a ingevoegd:

Artikel 35b. Vereveningspercentages passend onderwijs

  • 1. De vereveningspercentages voor personele kosten, bedoeld in artikel XIII, tweede lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en de financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533) zijn voor samenwerkingsverbanden voor wie de uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, van genoemd artikel negatief is, voor het derde, vierde, vijfde en zesde schooljaar, bedoeld in genoemd artikel, respectievelijk 90%, 75%, 60% en 30%. Indien de uitkomst van de in de eerste volzin bedoelde berekening positief is, zijn de percentages, bedoeld in de vorige volzin in de daar bedoelde jaren respectievelijk 95%, 80%, 60% en 30%.

  • 2. De vereveningspercentages voor materiële instandhouding, bedoeld in artikel XIV, tweede lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en de financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533) zijn voor samenwerkingsverbanden voor wie de uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, van genoemd artikel negatief is, voor het derde, vierde, vijfde en zesde jaar, bedoeld in genoemd artikel, respectievelijk 90%, 75%, 60% en 30%. Indien de uitkomst van de in de eerste volzin bedoelde berekening positief is, zijn de percentages, bedoeld in de vorige volzin in de daar bedoelde jaren respectievelijk 95%, 80%, 60% en 30%.

ARTIKEL II

In het Bekostigingsbesluit WVO wordt na artikel 27a ingevoegd:

Artikel 27b. Vereveningspercentages passend onderwijs

  • 1. De vereveningspercentages voor personele kosten, bedoeld in artikel XV, tweede lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en de financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533) zijn voor samenwerkingsverbanden voor wie de uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, van genoemd artikel negatief is, voor het derde, vierde, vijfde en zesde schooljaar, bedoeld in genoemd artikel, respectievelijk 90%, 75%, 60% en 30%. Indien de uitkomst van de in de eerste volzin bedoelde berekening positief is, zijn de percentages, bedoeld in de vorige volzin in de daar bedoelde jaren respectievelijk 95%, 80%, 60% en 30%.

  • 2. De overgangsbekostiging voor materiële instandhouding, bedoeld in artikel XVI, tweede lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en de financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533) zijn voor samenwerkingsverbanden voor wie de uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, van genoemd artikel negatief is, voor het derde, vierde, vijfde en zesde schooljaar, bedoeld in genoemd artikel, respectievelijk 90%, 75%, 60% en 30%. Indien de uitkomst van de in de eerste volzin bedoelde berekening positief is, zijn de percentages, bedoeld in de vorige volzin in de daar bedoelde jaren respectievelijk 95%, 80%, 60% en 30%.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2015, treedt het in werking met ingang van de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 januari 2016.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 17 december 2015

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Uitgegeven de vijftiende januari 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

In de Wet van 11 oktober 2012 tot Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (hierna: Wet passend onderwijs) is bepaald dat de omvang van het budget voor het samenwerkingsverband wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband. Voor het primair onderwijs gaat het daarbij voor de zware ondersteuning om het aantal leerlingen dat is ingeschreven op scholen voor basisonderwijs en speciaal basisonderwijs behorend tot het samenwerkingsverband. Voor het voortgezet onderwijs gaat het om de ingeschreven leerlingen op de reguliere scholen voor voortgezet onderwijs, waaronder de leerlingen in het praktijkonderwijs. Naar rato krijgt ieder samenwerkingsverband dus evenveel ondersteuningsbekostiging. Dit wordt de verevening genoemd.

Voor de inwerkingtreding van de Wet passend onderwijs werd bekostigd op basis van het aantal indicaties voor zware ondersteuning. Omdat dit aantal sterk verschilde per samenwerkingsverband is er een overgangsregeling. De nieuwe bekostigingssystematiek zorgt namelijk voor een herverdeling van de middelen van samenwerkingsverbanden met een bovengemiddeld percentage indicaties naar samenwerkingsverbanden onder het gemiddelde percentage indicaties. Door de overgangsregeling wordt het samenwerkingsverband gecompenseerd voor het verschil tussen de niet verevende en de verevende situatie. Dit verschil is eenmalig bepaald op basis van de in de Wet passend onderwijs (artikelen XIII tot en met XVI) vastgestelde datum 1 oktober 2011.

In 2015–2016 wordt dit verschilbedrag voor 100% toegevoegd/afgetrokken van het normatief budget van het samenwerkingsverband. In dit besluit is enerzijds vastgelegd dat in de jaren die volgen dit percentage respectievelijk 90%, 75%, 60% en 30% bedraagt voor de samenwerkingsverbanden die er als gevolg van de verevening op termijn op vooruit gaan (de som zoals beschreven staat in het wetsartikel is voor deze samenwerkingsverbanden negatief). In dit besluit is anderzijds vastgelegd dat in de jaren die volgen dit percentage respectievelijk 95%, 80%, 60% en 30% bedraagt voor de samenwerkingsverbanden die er als gevolg van de verevening op termijn op achteruit gaan (de som zoals beschreven staat in het wetsartikel is voor deze samenwerkingsverbanden positief). Zoals in de brief aan de Tweede Kamer van 3 maart 2014 is aangekondigd (Kamerstukken II 2013/14, 33 750 VIII, nr. 95), zijn deze afbouwpercentages voor de samenwerkingsverbanden die er op termijn op achteruit gaan, met behulp van de aanvullende middelen van 4,6 mln. relatief iets hoger gesteld om de afbouw te verzachten.

Administratieve lasten

Dit besluit heeft geen gevolgen voor administratieve lasten van scholen of samenwerkingsverbanden omdat het alleen gaat om het vaststellen van de percentages van de verevening.

Deze toelichting wordt gegeven in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven