33 750 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014

Nr. 95 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2014

Op 11 oktober 2013 heeft het Kabinet samen met D66, ChristenUnie, SGP en de coalitiepartijen de Begrotingsafspraken 2014 gepresenteerd. Het pakket aan maatregelen is gericht op meer banen, beter onderwijs en een duurzame economie. Op het terrein van onderwijs, cultuur en wetenschap is er vanaf 2015 structureel € 600 miljoen beschikbaar voor onderwijs en onderzoek en wordt vanaf 2016 structureel € 50 miljoen minder bezuinigd op de publieke omroep. In deze brief wordt uw Kamer geïnformeerd mede namens de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Economische Zaken over de uitwerking van dit pakket.1 Deze invulling is onder voorbehoud van de integrale financiële afweging die in het voorjaar plaatsvindt.

Kwaliteit onderwijs

Met het oog op het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs wordt er vanaf 2015 € 325 miljoen toegevoegd aan de lumpsum van de onderwijsinstellingen. Hiervan wordt € 150 miljoen generiek toegevoegd aan de lumpsum van alle onderwijssectoren.2 Het resterende deel van in totaal € 175 miljoen wordt toegevoegd aan de prestatiebox / kwaliteitsafspraken en wordt ingezet in het funderend – en middelbaar beroepsonderwijs voor de doelen: meer en betere handen in de klas en het voorkomen van zittenblijven. In de sectorakkoorden in het primair en voortgezet onderwijs en de kwaliteitsafspraken in het middelbaar beroepsonderwijs willen we nadere afspraken maken over het bereiken van deze doelen. De instellingen zijn vervolgens zelf verantwoordelijk hoe zij deze middelen inzetten om de doelen te halen.

Meer en betere handen in de klas

Om de kwaliteit van het funderend onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs te verhogen, wordt er extra geïnvesteerd in leraren. Leraren in het primair- en voortgezet onderwijs worden gestimuleerd een master te halen. Ook wordt een kwaliteitsslag gemaakt doordat instellingen in staat worden gesteld te kunnen inzetten op:

  • De versterking van de innovatieve slagkracht van docenten;

  • Bevordering van ICT-vaardigheden van docenten;

  • Verbeteren van de begeleiding van startende docenten;

  • Uitbreiding van het aantal conciërges en klassenassistenten;

  • Professionalisering onderwijsteams in het mbo.

Met bovenstaande inzet wordt de werkdruk voor leraren in het po, vo en mbo verlaagd.

Zittenblijven voorkomen

Het tweede doel is om onderpresteren en zittenblijven in het po, vo en mbo zo veel mogelijk te voorkomen. Er wordt ingezet op intensivering en verlenging van de onderwijstijd, door bijvoorbeeld het opzetten van zomerscholen en schakelklassen. Deze instrumenten helpen leerlingen hun capaciteiten maximaal te benutten en zorgen voor een betere aansluiting op de vervolgopleiding. In dit kader worden er ook middelen vrijgemaakt voor het verbeteren van de overgang van het mbo naar het ho. Verkend wordt of dit deel kan uitmaken van de aanpak van excellentie in het mbo, waarbij excellentie zich zowel kan richten op excellent vakmanschap als succesvolle doorstroom naar het hoger onderwijs (zie hieronder).

Passend onderwijs

Er is in totaal € 50 miljoen structureel beschikbaar voor het passend onderwijs (uitvoering motie Voordewind/Ypma). De bezuiniging op de samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs van in totaal € 21 miljoen structureel vanaf 2016 wordt ongedaan gemaakt. Daarnaast wordt er € 29 miljoen structureel extra toegevoegd aan de lumpsum van de samenwerkingsverbanden in het primair- en voortgezet onderwijs. Het is de bedoeling dat deze middelen worden ingezet uitgaande van een brede definitie van de doelstellingen van het passend onderwijs: het gaat zowel om leerlingen aan die extra ondersteuning nodig hebben als om leerlingen die hoogbegaafd zijn.3 Hierbij is het van prioritair belang dat leraren de complexe vaardigheden beheersen als het gaat om de invulling van passend onderwijs. Dit willen we dan ook als speerpunt opnemen in de sectorakkoorden. Wat betreft het mbo wordt er nagegaan waar nog problemen liggen, zoals op het snijvlak met de samenwerkingsverbanden (vso en pro) en het mbo, maar wellicht ook elders. Wij zullen deze vraagstukken nader bestuderen en komen indien nodig met aanvullende maatregelen.

Als gevolg van de verevening gaan sommige regio’s er de komende jaren in het passend onderwijs op vooruit en andere er op achteruit. Deze verevening wordt stapsgewijs ingevoerd. Voor de schooljaren 2016/17 en 2017/18 wordt er extra geld vrijgemaakt om de afbouw over deze periode te verzachten. In schooljaar 2016/17 krijgen regio’s 95% van het oorspronkelijke budget in plaats van 90%. In schooljaar 2017/18 krijgen ze 80% in plaats van 75%. Regio’s die er door de verevening op achter uit zullen gaan krijgen hiermee meer tijd om zich aan deze nieuwe situatie aan te passen. Het verzachten van de afbouw kost in elk van de genoemde schooljaren € 4,6 miljoen en zal in deze jaren incidenteel van de hierboven genoemde middelen van € 29 miljoen voor de samenwerkingsverbanden af worden gehaald.

Praktijk en techniek in het middelbaar beroepsonderwijs

Om instellingen in het mbo (inclusief groen mbo) in staat te stellen kwalitatief goede technische of andere kostbare opleidingen aan te bieden, wordt het budget met ca. € 75 miljoen verhoogd. Een onafhankelijke commissie zal worden gevraagd een advies uit te brengen over de wenselijke prijsfactoren in het mbo zodat het voor onderwijsinstellingen aantrekkelijk blijft om technische en andere kostbare opleidingen aan te bieden waar de arbeidsmarkt om vraagt.

Het resterende bedrag van circa € 25 miljoen wordt ingezet voor excellentie in het MBO. Deze middelen zullen onder meer worden ingezet voor een leerprogramma met als doel het beste uit de toptalenten te halen.

In de brief over een toekomstbestendig mbo zal de Minister van OCW met een nadere uitwerking komen.

Onderzoek en innovatie

Er wordt door de betrokken partijen maximaal ingezet op Nederlandse deelname aan Europese onderzoeksprogramma’s. Daarom wordt er in totaal € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor cofinanciering, matching en open competitie. Hierbij is het doel de Nederlandse kennisinstellingen (wat betreft cofinanciering en matching) en het Nederlandse bedrijfsleven (wat betreft cofinanciering) optimaal te positioneren en accommoderen in hun deelname aan Europese programma’s in het kader van Horizon 2020.

Onder cofinanciering wordt de bijdrage verstaan die door de nationale overheid (inclusief publieke onderzoekfinanciers) vooraf moet worden geleverd aan een Europees programma om het voor de deelnemers in dat land mogelijk te maken mee te doen aan het programma. Voor dit doel is een bedrag van € 50 miljoen beschikbaar. Dit wordt onder meer ingezet voor het Europese technologieprogramma ECSEL en de daarmee samenhangende Eureka-clusters evenals voor het MKB programma Eurostars.

Naast cofinanciering worden er vanuit Brussel in het kader van Horizon 2020 ook projecten met louter Europese subsidies gefinancierd waarbij de deelnemer als individuele onderzoeker of publieke kennisinstelling (waaronder universiteiten en hogescholen), al dan niet in een consortium, een voorstel kan indienen. De partij die een dergelijke projectsubsidie ontvangt, krijgt echter nooit alle kosten vergoed. De bijdrage die een deelnemer daarmee zelf nog moet leveren wordt aangeduid met de term matching. Aangezien deze kosten vaak aanzienlijk zijn, betekent dit voor met name universiteiten, hogescholen en andere publieke kennisinstellingen een drempel om mee te dingen naar Europese onderzoeksmiddelen. Met de partijen is daarom afgesproken om vanuit de overheid € 25 miljoen matchingsmiddelen beschikbaar te stellen voor Nederlandse onderzoekers die een Europese projectsubsidie ontvangen in het kader van Horizon 2020. Met deze middelen kunnen wij deze onderzoekers een opslag op de Europese projectsubsidie geven. Hierdoor wordt de eigen bijdrage van de deelnemer verlaagd. Er wordt momenteel nog onderzocht op welke wijze die opslag ten goede kan komen aan onderzoekers die succesvol een poging hebben ondernomen Europese subsidie te verwerven. Het gaat er om dit op een effectieve manier zonder toename van de lastendruk te doen, waarbij er echter wel degelijk een prikkel is voor deelname in Europa.

Ten slotte wordt er € 25 miljoen vanuit het NWO beschikbaar gesteld voor open competitie. Open competitie stimuleert onderzoek dat niet gebonden is aan een thema. De behoefte aan extra middelen is groot, aangezien het honoreringspercentage momenteel erg laag is.

In aanvulling op de bovenstaande € 100 miljoen komt met de invulling van deze Begrotingsafspraken € 25 miljoen structureel extra beschikbaar voor matching, waarmee het totaal aan middelen beschikbaar voor matching uitkomt op € 50 miljoen. In het Regeerakkoord Rutte II is dit bedrag beschikbaar gesteld, waarbij binnen de OCW-begroting door nader in te vullen maatregelen geherprioriteerd moet worden. Met de in de Begrotingsafspraken 2014 beschikbaar gestelde middelen wordt hier invulling aan gegeven, zonder dat er op het onderwijs en onderzoek wordt omgebogen.

Incidentele middelen

Er volgt nog een uitwerking van de motie Voordewind c.s. (Kamerstuk 31 288, nr. 366). Als onderdeel van de Begrotingsafspraken 2014 is in 2015 en 2016 € 20 miljoen incidenteel beschikbaar. Deze middelen worden ingezet voor:

  • passend onderwijs in het mbo;

  • de Leidse Instrumentmakers School;

  • het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek;

  • het Nuffic;

  • Nederlands Onderwijs in het Buitenland;

  • het schone scholen fonds.

Schoolboeken

Als onderdeel van de Begrotingsafspraken 2014 is de bezuiniging «afschaffen gratis schoolboeken» met € 185 miljoen teruggedraaid.4

Incidentele middelen 2013

Om op korte termijn te kunnen investeren in de kwaliteit van het onderwijs is in 2013 reeds € 650 miljoen beschikbaar gesteld voor de lumpsum van de onderwijsinstellingen in het primair-, voortgezet-, middelbaar beroeps- en hoger onderwijs.

Publieke Omroep

In de Begrotingsafspraken 2014 is de voorgenomen bezuiniging op de Nederlandse Publieke Omroep met een jaar vertraagd en gehalveerd. In de brief bij de mediabegroting 2014 is dit toegelicht (Kamerstuk VIII, 2013/2014, 33 750, nr. 61).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Bijlage 1: Samenvattende tabel uitwerking Begrotingsafspraken 2014

Tabel 1: Uitwerking afspraken Begrotingsakkoord 2014 OCW (bedragen x 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

Kwaliteit onderwijs (reeks I, II, IV en VIII)

       

Meer en betere handen in de klas / zittenblijven voorkomen

155

155

175

175

Lumpsum

235

150

150

150

Matching (onderzoeksfinanciering conform Regeerakkoord Rutte II)

25

25

25

25

Totaal kwaliteit onderwijs

415

330

350

350

         

Passend Onderwijs (reeks III)

       

Ongedaan maken bezuiniging samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs

11

21

21

21

Extra middelen lumpsum samenwerkingsverbanden

4

27,1

24,4

26,3

Afbouwpercentages

0

1,9

4,6

2,7

Totaal passend onderwijs

15

50

50

50

         

MBO praktijk/techniek (reeks V)

       

Verhogen budget technische opleidingen

75

75

75

75

Excellent vakmanschap MBO

25

25

25

25

Totaal MBO praktijk/techniek

100

100

100

100

         

Onderzoek en innovatie (reeks VI)

       

Cofinanciering

50

50

50

50

Matching

25

25

25

25

Open competitie

25

25

25

25

Totaal Onderzoek en Innovatie

100

100

100

100

         

Incidentele middelen (reeks VII)

20

20

   
         

Publieke omroep

       

Terugdraaien bezuiniging publieke omroep

0

50

50

50

Totaal publieke omroep

0

50

50

50

         

Schoolboeken

       

Terugdraaien afschaffing gratis schoolboeken

247

187

187

187

Totaal Schoolboeken

247

187

187

187

         

Totaal onderwijs, onderzoek en media

897

837

837

837


X Noot
1

Voor het groene onderwijs wordt het gebruikelijke onderwijsdeel op basis van onderwijsdeelname toegevoegd aan de EZ begroting.Het groene onderwijs werkt momenteel samen met het bedrijfsleven en EZ aan de totstandkoming van een Pact Groen Onderwijs 2020. De bewindspersonen van EZ zullen onderzoeken in hoeverre deze middelen kunnen bijdragen aan de doelen van dit Pact. Doel daarvan is het duurzaam versterken van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en de rol van het groen onderwijs als onderdeel van het (groene)kennissysteem.

X Noot
2

In het verlengde van de brief van de Minister van Financiën dient deze lumpsumreeks tevens als compensatie voor het aandeel voor onderwijs en onderzoek in de korting op de prijsbijstelling uit de Begrotingsafspraken 2014 (Kamerstuk 33 750, nr. 23). In de Begrotingsafspraken 2014 is Rijksbreed in totaal € 480 miljoen aan prijsbijstelling ingehouden. Op het terrein van OCW betekent dit dat de prijsbijstelling voor de sectoren onderwijs, cultuur en wetenschap wordt ingehouden. De € 150 miljoen geldt enkel als compensatie voor het inhouden van de prijsbijstelling onderwijs en onderzoek, en niet voor cultuur en media.

X Noot
3

Hiermee wordt uitvoering gegeven de motie van lid Straus betreffende het inpassen van hoogbegaafdheid in het passend onderwijs (Kamerstuk 31 497, nr. 97). In het voorjaar volgt hiervan een nadere uitwerking.

X Noot
4

In totaal wordt er € 275 miljoen toegevoegd aan de OCW-begroting. Onderdeel van de maatregel «Afschaffen gratis schoolboeken» uit het Regeerakkoord was een compensatieregeling voor ouders/verzorgers met een laag inkomen ter grootte van € 90 miljoen. De € 275 miljoen is inclusief het terugdraaien van deze compensatie.

Naar boven