Besluit van 10 mei 2016 tot wijziging van het Besluit gastoestellen en het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten in verband met de veranderende samenstelling van gas in Nederland, alsmede technische wijziging van enige andere besluiten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 25 november 2015, kenmerk 867534-143734-VGP;

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, van de richtlijn 2009/142/EG van het Europees parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende gastoestellen, alsmede op artikel 4, eerste lid, artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en artikel 32b, tweede lid, van de Warenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 januari 2016, nummer W13.15.0422/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 mei 2016, kenmerk 918328-143734-VGP;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit gastoestellen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, worden onder vervanging van een punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:

e. G+-gas:

gas met de samenstelling en kenmerken als vermeld in de tweede gasfamilie onder2 in bijlage VI bij dit besluit;

f. H-gas:

gas van een kwaliteit als bedoeld in groep E vermeld in bijlage VI bij dit besluit;

g. te koop aanbieden:

het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de Nederlandse markt.

2. In het tweede lid wordt na de eerste volzin een volzin toegevoegd, luidende:

Artikel 2, vierde lid, en artikel 6, vijfde lid, zijn niet van toepassing op gastoestellen die niet bestemd zijn om in Nederland op het aardgasnet te worden aangesloten.

B

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het is verboden om een gastoestel te koop aan te bieden dat niet aantoonbaar geschikt is voor G+-gas en H-gas, dan wel niet aantoonbaar geschikt is voor G+-gas en aantoonbaar geschikt is te maken voor H-gas.

C

Aan artikel 6 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Een te koop aan te bieden gastoestel bevat een onlosmakelijke op of in het toestel op een duidelijke plaats aangebrachte, onuitwisbare aanduiding van geschiktheid voor G+-gas of H-gas.

  • 6. De in het eerste lid bedoelde aanduiding is voor G+-gas: I2(43,46 – 45,3 MJ/m3 (0°C)) en voor H-gas: I2E.

D

In artikel 10 wordt «Besluit gastoestellen» vervangen door: Warenwetbesluit gastoestellen.

E

In de bijlagen I tot en met V wordt «Besluit gastoestellen» telkens vervangen door: Warenwetbesluit gastoestellen.

F

Na Bijlage V wordt de volgende bijlage toegevoegd:

Bijlage VI behorende bij het Warenwetbesluit gastoestellen

Gas familie

Wobbe index (bovenwaarde) in

Leveringsdruk in mbar

 

MJ/m3 of kWh/m3(0°C)

Minimum

Nominaal

Maximum

TWEEDE2

43,46 – 45,3 MJ/m3 3

23,74

254

304

         

Groep E5

53,51 MJ/m3

47,00 – 55,7 MJ/m3 6

197

207

17–257

257

X Noot
2

Deze groep is specifiek voor Nederland. Het betreft gassen die een lage Wobbe-index hebben en een relatief hoog aandeel hogere koolwaterstoffen en koolstofdioxide kunnen bevatten. Deze groep was nog niet opgenomen in appendix B van de geharmoniseerde norm EN 437. De start van distributie van deze naamloze specifieke groep laag calorisch gas is op zijn vroegst per 1-1-2022;

X Noot
3

De veilige werking van de gastoestellen van deze groep moet verzekerd zijn voor gassen die veel koolstofdioxide, moleculair waterstof of hogere koolwaterstoffen bevatten. Voor gebruikers op uitzonderlijke geografische locaties kan een hogere Wobbe-index gelden, waardoor effectief een andere gasgroep geldt.

X Noot
4

De leveringsdrukken tonen de gasdruk, na de eventuele gasdrukregelaar, voor de gasmeter bij de eindverbruiker. Leveringsdrukken aan industriële gebruikers kunnen aanzienlijk hoger zijn.

X Noot
5

start van distributie van gas van Groep E aan de huidige gebruikers van laag calorisch gas op zijn vroegst per 1-1-2030».

X Noot
6

Dit is de nationale bandbreedte van de Wobbe-index.

X Noot
7

De leveringsdrukken weerspiegelen de druk bij binnenkomst in de meter voor huishoudelijke gebruikers. Leveringsdrukken aan niet-huishoudelijke gebruikers kunnen aanzienlijk hoger zijn.

ARTIKEL II

In de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten komt in de tabel met de kolommen «Omschrijving van de overtreding» en «Boetebedrag per categorie» rubriek C-10 als volgt te luiden:

C-10

Warenwetbesluit gastoestellen

   

C-10.1.1

art. 2, lid 1art. 3, lid 1

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.1.2

art. 2, lid 1 j° art. 3 lid 2

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.2.1

art. 2 lid 2art. 3 lid 1

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.2.2

art. 2 lid 2art. 3 lid 2

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.2.3

art. 2 lid 2art. 5 lid 1

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.2.4

art. 2 lid 2art. 5 lid 2

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.2.5

art. 2 lid 2art. 5 lid 3

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.2.6

art. 2 lid 2art. 5 lid 4

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.2.7

art. 2 lid 2art. 6 lid 1

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.2.8

art. 2 lid 2art. 6 lid 2

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.2.9

art. 2 lid 2art. 6 lid 3

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.2.10

art. 2 lid 2art. 6 lid 4

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.3.11

art. 2 lid 2 j° art. 6, lid 5

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.4.12

art. 2 lid 2 jo art. 6, lid 6

€ 525,–

€ 1050,–

C-10.3.13

art. 2 lid 3

€ 525,–

€ 1050,–

C10.3.14

art. 2 lid 4

€ 525,–

€ 1050,–

ARTIKEL III

In artikel 3.5a van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt «Besluit gastoestellen» vervangen door: Warenwetbesluit gastoestellen.

ARTIKEL IV

In artikel 6 van het Besluit rendementseisen cv-ketels wordt «Besluit gastoestellen» vervangen door: Warenwetbesluit gastoestellen.

ARTIKEL V

In artikel 2 van het Warenwetbesluit drukapparatuur wordt «Besluit gastoestellen» vervangen door: Warenwetbesluit gastoestellen.

ARTIKEL VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 10 mei 2016

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Uitgegeven de veertiende juni 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Introductie

Artikel 2, eerste lid, van richtlijn 2009/142/EG van het Europees parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende gastoestellen (hierna: Gastoestellenrichtlijn) bepaalt dat de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat gastoestellen alleen te koop worden aangeboden indien zij bij normaal gebruik geen gevaar opleveren voor de veiligheid van personen, huisdieren of eigendommen. Deze richtlijn is geïmplementeerd in het Besluit gastoestellen.

De aardgasvoorraad in Groningen, het zogenoemde Groningen gas (G-gas), raakt op. Nederland zal daarom moeten overstappen op onder andere gas uit alternatieve bronnen met een andere samenstelling. Hiervoor zijn twee alternatieven beschikbaar, laagcalorisch gas, pseudo-Groningengas (G+-gas) en hoogcalorisch gas (H-gas). Een aanpassing van het gedistribueerde gas is naar de mening van de regering op termijn zeer waarschijnlijk. Het meest waarschijnlijk is dat wordt overgestapt op G+-gas. Op langere termijn zal wellicht worden overgestapt op H-gas.

De samenstelling van het gas voor consumenten en zakelijk kleinverbruikers gaat op termijn waarschijnlijk veranderen. Dit kan tot gevolg hebben dat gastoestellen die aan de huidige vereisten voldoen het nieuwe gas niet op een veilige manier kunnen verwerken. Om deze reden wordt het Besluit gastoestellen aangepast.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is verantwoordelijk voor de veiligheid van gastoestellen. Door de eisen voor gastoestellen aan te passen aan de veranderende gassamenstelling geeft de Minister van VWS invulling aan deze verantwoordelijkheid. Daarbij is het doel dat gastoestellen vanaf 1 januari 2017 alleen te koop aangeboden mogen worden indien deze toestellen aantoonbaar geschikt zijn bevonden voor G+-gassamenstelling en H-gassamenstelling of aantoonbaar geschikt zijn voor G+-gas en aantoonbaar geschikt zijn te maken voor H-gas. Daarbij is tevens een vereiste dat gastoestellen het nieuwe gas moeten aankunnen, maar ook moeten blijven voldoen aan de vigerende Europese en Nederlandse vereisten van onder meer de Gastoestellenrichtlijn.

1.1 Aanloop tot het besluit

Experts zijn het er over eens dat de huidige gastoestellen het H-gas niet aantoonbaar veilig aankunnen en de veiligheid van G+-gas bij gebruik door de huidige gastoestellen is onbekend, maar waarschijnlijk speelt ook hier een aanzienlijk veiligheidsrisico. De veiligheid van de gastoestellen moet onder de veranderende omstandigheden steeds gegarandeerd blijven. De regering kiest daarom voor een verbod op de verkoop van gastoestellen die niet aantoonbaar geschikt zijn voor de nieuwe gassamenstellingen. Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste dilemma’s die zijn meegenomen bij het maken van deze keuze.

1.2 Geschiktheid

De precieze omvang en samenstelling van het gastoestellen«park» in gebruik bij de consument en zakelijke kleinverbruiker is niet bekend. Gastoestellen kennen een grote vorm van variëteit en levensduur. Het gaat naar schatting om elf tot vijftien miljoen toestellen, met name cv-ketels, geisers, fornuizen, sfeerhaarden en stralingsverwarmers. Het testen van al deze toestellen op G+-gas normen, waaruit zou kunnen blijken dat alle toestellen G+-gas veilig aankunnen voor 1 januari 2017 lijkt geen reële optie, omdat dit een zeer arbeidsintensieve, miljoenen euro’s kostende operatie is waarbij alle huishoudens met een gastoestel gecontroleerd moeten worden. Het testen van gastoestellen in huishoudens ligt in het kader van het Besluit gastoestellen voorts niet voor de hand, aangezien eisen worden gesteld aan producten die worden verhandeld. De wet- en regelgeving in het kader van de Warenwet is niet van toepassing ten aanzien van hetgeen geschiedt in het kader van de particuliere huishouding.

Technisch is het mogelijk om tot in de lengte van dagen gas bij de eindgebruiker te leveren vergelijkbaar aan het huidige G-gas, maar daarvoor dient mogelijk het wel beschikbare gas uit bijvoorbeeld Rusland of Noorwegen behandeld te worden (door het verwijderen van hogere koolwaterstoffen) en dient stikstof te worden toegevoegd. Dit is echter geen structurele oplossing waardoor ook deze optie in de ogen van de regering voor de langer termijn afvalt.

1.3 Reserveren Groningengas voor Nederlandse afnemers

Het Groningengas wordt op basis van langjarige contracten verkocht aan afnemers in onder andere België, Duitsland en Frankrijk. Indien deze export zou stoppen, zou er meer en langer gas voor de Nederlandse afnemers beschikbaar blijven. Dit is echter niet mogelijk. Het probleem van minder of geen G-gas in de buurlanden wordt in dat geval een acuut probleem. Op basis van het vrije verkeer van goederen zullen partijen uit buurlanden alsnog G-gas op de Nederlandse gasmarkt kopen en dit exporteren.

1.4 Planning

Het tijdstip waarop G+-gas en H-gas voor het eerst door de Nederlandse distributiegasleidingen naar de huishoudelijke en klein zakelijke markt zal stromen staat niet vast. Eerder heeft de Minister van Economische Zaken aan de Tweede Kamer1 toegezegd ten minste tot 2022 het huidige G-gas te garanderen en dat die datum zo ver mogelijk wordt opgerekt «... om burgers niet op kosten te jagen». Van de oorspronkelijke 2.600 miljard kubieke meter gas in het Groningen veld zit nu nog ongeveer 800 miljard onder de grond. Naar mate de voorraad gas kleiner wordt, komt het gas des te langzamer uit de grond. Hierdoor is er een zeer lange productiestaart. Rond 2020 begint de afname, en mogelijk bestaat over vele decennia nog steeds een economisch winbare hoeveelheid G-gas. Door de productieplafonds op G-gas vanwege aardbevingsrisico’s blijft er nu meer gas in voorraad dan eerder in de productieplanning was opgenomen. Het is onmogelijk om te voorspellen welke andere ontwikkelingen die van invloed zijn op de gaswinning zich tussen nu en de verdere toekomst zullen voordoen.

1.5 Levensduur

De gemiddelde levensduur van bijvoorbeeld een cv-ketel is ongeveer 20 jaar. Het is daarom mogelijk dat het te koop aanbieden van andere gastoestellen die gedurende hun levensduur veilig zouden zijn geweest, wordt verboden, bijvoorbeeld als het G-gas tot 2032 uit de leidingen komt. Het verbod voorkomt evenwel dat een consument onnodig kosten moet maken aan een toestel dat tijdens zijn levensduur ongeschikt blijkt te zijn voor het nieuwe gas. Daarnaast zou dit onnodig risico opleveren voor de gezondheid van mensen als zij, om wat voor reden dan ook, hun gastoestel niet aanpassen.

Gastoestellen van vóór 2017 zullen mogelijk niet geschikt (te maken) zijn voor de nieuwe gassamenstelling. In de aanloop van de wijziging van de gassamenstelling moet de overheid ervoor zorgen dat de consument wordt geïnformeerd over de veranderende situatie. De consument kan dan zelf in huis passende maatregelen treffen om gastoestellen veilig te kunnen gebruiken, ook al is dat wettelijk niet verplicht.

1.6 Conclusie

Gezien het feit dat het G-gas opraakt, de grote waarschijnlijkheid dat wordt overgestapt op G+-gas en wellicht op langere termijn op H-gas, en de grote waarschijnlijkheid dat de huidige toestellen in elk geval het H-gas niet aan kunnen én de onduidelijkheid over de veiligheid van het G+gas op de huidige toestellen, is een verbod nodig op het te koop aanbieden van gastoestellen die niet geschikt zijn voor tenminste G+-gas en H-gas, dan wel geschikt zijn voor G+-gas en geschikt zijn te maken voor H-gas. Nu nog onbekende veiligheidsrisico’s voor de consument worden dan zekerheidshalve ondervangen. Daarnaast wordt voorkomen dat consumenten hoge kosten moeten maken voor het vervangen van gastoestellen voordat deze zijn afgeschreven. Duidelijkheid over de ingangsdatum van het verbod geeft iedereen de gelegenheid passende maatregelen te treffen om te voorkomen dat een bestaand gastoestel onveilig wordt.

2. Waarom nu dit besluit

Sinds de ontdekking van de gasvelden in Groningen zijn in Nederland alle gastoestellen afgestemd op de kwaliteit van het Groningen-gas (G-gas, laagcalorisch gas met relatief veel stikstof in vergelijking met gas uit andere velden). Omdat de productie van het G-gas zal afnemen en het aanbod van H-gas (hoog calorisch gas) zal toenemen, zal de samenstelling van het gas voor consumenten en zakelijk kleinverbruiker veranderen. Waarschijnlijk eerst in G+-gas (laag calorisch gas met iets bredere bandbreedte dan G-gas) en vervolgens in H-gas. De gastoestellen die op dit moment verkocht worden en in de huizen aanwezig zijn worden door de fabrikant geconstrueerd voor G-gas. Het is niet duidelijk of die toestellen het nieuwe gas op een veilige manier kunnen verwerken. Hierdoor kan bijvoorbeeld koolmonoxide ontstaan doordat het nieuwe gas anders wordt verbrand. Ook is het mogelijk dat de toestellen op een veilige manier uitvallen.

Het onderhavige besluit richt zich op het voorbereiden van het gastoestellenpark van de consument en zakelijke kleinverbruiker die nu G-gas krijgen op de te verwachten veranderende gassamenstelling. Dit wordt verwezenlijkt door voor te schrijven dat vanaf 1 januari 2017 alleen nog gastoestellen te koop aangeboden mogen worden, indien een gastoestel aantoonbaar geschikt is bevonden voor de G+-gassamenstelling en de H-gas-samenstelling of aantoonbaar geschikt is voor G+-gas en aantoonbaar geschikt is te maken voor H-gas. De huidige industriële H-gas gebruikers in Nederland vallen buiten de reikwijdte van het onderhavige besluit.

Het streven is om hierdoor te realiseren dat op het moment dat het anders samengestelde gas wordt gedistribueerd een zo groot mogelijk deel van het gastoestellenpark bij de consument en de zakelijk kleinverbruiker (door economische afschrijving) reeds is vervangen door gastoestellen waarvan de veiligheid met die nieuwe gassamenstelling is gewaarborgd.

3. Afweging van alternatieven

Om de consument zo goed mogelijk te beschermen tegen de negatieve gevolgen van veranderende gassamenstelling en voor te bereiden op de veranderde gassamenstelling zijn drie instrumenten mogelijk: een wettelijk verbod, de wettelijk verplichte vermelding of een convenant. In deze paragraaf worden deze opties kort beschreven en de belangrijkste voor- en nadelen benoemd.

3.1 Wettelijk verbod

In de (waren)wet- en regelgeving kan worden vastgelegd op welke datum alleen nog gastoestellen te koop aangeboden mogen worden die aantoonbaar geschikt zijn voor G+-gas en H-gas, dan wel aantoonbaar geschikt zijn voor G+-gas en aantoonbaar geschikt te maken zijn voor H-gas. Door een verbod wordt voor alle betrokkenen duidelijkheid gecreëerd. Daarbij constateert de regering voorts dat in Duitsland effectief een verbod op gastoestellen, die niet geschikt zijn voor een brede band voor laagcalorisch gas en/of hoog-calorisch H-gas, reeds is ingevoerd, wat ertoe heeft geleid dat de Duitse consument klaar is voor de geleidelijke afname vanaf 2020 van de import van laag-calorisch gas uit Nederland.

Door een verbod in te voeren wordt het te koop aanbieden van toestellen die niet aantoonbaar geschikt zijn voor het G+-gas en het H-gas verboden, terwijl die gedurende hun levensduur misschien nog veilig zouden zijn geweest zolang nog niet zou zijn overgegaan naar distributie van G+ of H-gas. De nieuwe eis valt samen met de eco-design-richtlijn2, waardoor nieuwe toestellen ontwikkeld en op de markt gebracht moeten worden. Er is hierdoor nauwelijks of geen prijsopdrijvend effect.

3.2. Wettelijk verplichte vermelding

In de (waren)wet- en regelgeving kan worden vastgelegd dat er verplicht op het toestel staat of deze geschikt is voor het nieuwe G+ en/of H-gas.

Het voordeel van deze optie is dat de consument langer een keuze heeft welk toestel hij wil aanschaffen. De consument moet echter wel kunnen controleren of de vermelding op zijn toestel aangeeft dat het toestel voor het nieuwe gas geschikt is of niet.

Het nadeel van deze optie is dat er veel langer toestellen op de markt blijven die dan mogelijk niet geschikt zijn voor de nieuwe gassamenstelling. Dit kan tot gevolg hebben dat het gas niet gaat branden of dat de verbranding onvolledig is. Dit laatste heeft tot gevolg dat koolmonoxide ontstaat waardoor de consument een veiligheidsrisico loopt.

3.3.Convenant

Ten slotte kan in een convenant met de sector geregeld worden wat de uiterste verkoopdatum is van toestellen die geschikt zijn voor een bepaalde gassamenstelling. Het merendeel van de marktpartijen zal naar verwachting partij willen zijn bij een dergelijk convenant, net als dat de consumentenvertegenwoordiger en ook de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) uitgenodigd kunnen worden om deel te nemen.

Nadeel van een convenant is de afdwingbaarheid. Er kan in het convenant een boetebeding worden opgenomen als het convenant niet wordt nageleefd. Het beleidsdoel (veiligheid consument) wordt daarmee echter niet op voorhand bereikt. Bijkomend nadeel is dat nooit iedereen partij is bij het convenant (naast bepaalde Nederlandse bedrijven ook buitenlandse fabrikanten). Er blijven daardoor tot op het laatste moment toestellen op de markt komen die het nieuwe gas (misschien) niet aan kunnen. De regering acht deze mogelijkheid daarom minder geschikt voor een internationale markt waarbij alleen toestellen, die in Nederland worden verkocht geschikt moeten zijn voor de Nederlandse gassamenstelling.

3.4. Conclusie

Een nadeel dat in meer of mindere mate aan alle opties kleeft is de mogelijke kosten voor de consument. Zolang er twee soorten gastoestellen op de markt blijven loopt de consument, zeker bij een keuze voor een wettelijk verplichte melding en in mindere mate in het geval van een keuze voor een convenant de kans om onwetend een verkeerd toestel te kopen. Daarnaast blijven langer oude toestellen op de markt. Er is dan een kans dat het gas verarmd moet worden om veiligheidsrisico’s te voorkomen.

Dit overwegende is een verbod door middel van het onderhavige besluit de beste keuze omdat daarmee de veiligheid van de consument het beste is geborgd. Bovendien wordt voor alle betrokkenen duidelijkheid gecreëerd. Daarbij kiest de regering er tevens voor om verplicht te stellen om aan te geven op toestellen, die te koop worden aangeboden, voor welk soort gas zij geschikt zijn.

4. Handhaving

De controleambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) zullen worden belast met de handhaving van het onderhavige besluit.

De verplichting om een aanduiding van de geschiktheid voor G+-gas en/of H-gas op een gastoestel aan te brengen beperkt de mogelijkheden om zich aan de werking van dit besluit te onttrekken.

Aan de hand van de aanduiding op een gastoestel kan worden gecontroleerd of een gastoestel geschikt is voor G+-gas en/of H-gas. De namens de Minister van VWS gemandateerde functionarissen van de NVWA kunnen indien wordt geconstateerd dat gastoestellen niet voldoen aan de bepalingen van het onderhavige besluit degene, die de desbetreffende toestellen te koop aanbiedt of te koop heeft aangeboden gelasten om toestellen uit de handel te nemen, de handel te staken of terug te laten roepen of het publiek te waarschuwen. Tevens kunnen deze functionarissen namens de Minister van VWS een bestuurlijke boete opleggen.

5. Financiële consequenties en administratieve lasten

Het onderhavige besluit betreft een verbod voor aanbieders van gastoestellen. Deze aanbieders moeten vanaf 1 januari 2017 eenmalige kosten maken of hebben gemaakt om gastoestellen geschikt te maken voor de nieuwe gassamenstelling. Deze worden geschat op maximaal € 30 miljoen euro. Een gedeelte van deze investeringen zijn door aanbieders reeds gemaakt als gevolg van de implementatie van de Ecodesign-richtlijn. Ook wordt een gedeelte van deze kosten door aanbieders sowieso gemaakt als gevolg van het continu verbeter- en innovatieproces bij de ontwikkeling van nieuwe gastoestellen. De eenmalige kosten die voortvloeien uit onderhavig besluit kunnen hierdoor dus lager uitvallen. Hoeveel lager is door de grote verscheidenheid aan gastoestellen niet vast te stellen. Om de kosten te beperken hebben de vertegenwoordigende organisaties van gastoestelfabrikanten het ministerie in de context van reguliere overleggen Warenwet die aan gastoestellen zijn gewijd, verzocht om het besluit pas per 1 januari 2017 in werking te laten treden. Dit verzoek heeft het ministerie ingewilligd. Hierdoor kunnen de ontwikkel- en keuringskosten zeer sterk beperkt worden omdat per deze datum aan alle gastoestellen die onder de Gastoestellenrichtlijn vallen, ook de andere nieuwe eisen worden gesteld. Het is moeilijk de eenmalige ontwikkel- en keuringskosten die het gevolg zijn van deze regeling, van de Eco-designrichtlijn en de reguliere productontwikkeling in de branche te scheiden.

De regering verwacht dat de structurele kosten voor het aanbrengen van een aanduiding op een gastoestel voor geschiktheid voor G+- of H-gas nihil zijn, omdat deze in de plaats komen van de aanduiding die nu al verplicht is.

Het besluit heeft gevolgen voor de consument als gebruiker, maar brengt geen directe vervangingskosten met zich mee voor de gebruiker, omdat het vervangen van een gastoestel niet wordt verplicht. Daarbij geldt dat hoe langer van tevoren bekend is op welk type gas gebruiker zich moet richten, des te lager kosten voor het vervangen of het aanpassen van apparatuur zullen zijn als er te zijner tijd besloten wordt gas met een andere samenstelling te distribueren vóórdat er slechts gastoestellen bij consumenten staan die deze andere samenstelling aankunnen. De regering zal om deze reden en om redenen van veiligheid te zijner tijd aandacht besteden aan de communicatie over de veranderende gassamenstelling en de noodzaak voor het vervangen of aanpassen van gastoestellen. Kosten van versnelde vervanging of aanpassing van gastoestellen is geen gevolg van voorliggende regeling. Over deze eventuele versnelling op termijn kan het volgende worden opgemerkt.

Bij de aanschaf van nieuwe apparatuur wordt op basis van dit besluit rekening gehouden met zowel de huidige als het te verwachten type gas. Veelal zijn de meerkosten bij nieuwe installaties die geschikt moeten zijn voor zowel het bestaande type gas als het nieuwe type gas beperkt, omdat bestaande gastoestellen in sommige gevallen eenvoudig aan te passen zijn. Als de distributie van het nieuwe type gas kan worden afgestemd met de normale termijnen voor de revisie of vervanging van gasapparatuur zijn de kosten van het aanpassen van de apparatuur zeer beperkt. De kosten hiervan zijn grosso modo de totale restwaarde van alle gebruiksapparatuur.

In de rapportage Gaskwaliteit voor de toekomst deel 2 uit 20113 wordt voorgesteld om de gassamenstelling, waarvoor de gastoestellen voor consumenten geschikt moeten worden gemaakt te verbreden. De kosten van de maatregel in deze rapportage voor het aanpassen aan G+-gas variëren van € 5,1 mld. in 2020 tot nihil in 2035, afhankelijk van het moment waarop de nieuwe gassamenstelling wordt ingevoerd. Hierbij is rekening gehouden met de economische levensduur van 20 jaar en het op de markt komen van een nieuw toesteltype in 2015. In de berekening wordt er vanuit gegaan dat jaarlijks gemiddeld 0,7 mln. toestellen (14,4 mln. toestellen / 20 jaar levensduur) natuurlijk worden vervangen, en daarom het aandeel toestellen dat vervangen moet worden, met de tijd afneemt. Bij de afschrijving wordt uitgegaan van de gemiddelde leeftijd van het toestellenpark dat nog niet is vervangen.

In de onderstaande tabel is de berekening weergegeven:

 

2015

2020

2025

2030

2035

Aantal toestellen vervangen (natuurlijk verloop, mln.)

0

3,6

7,2

10,8

14,4

Aantal toestellen nog niet vervangen

14,4

10,8

7,2

3,6

0

Kosten per eenheid nieuw (€)

1.250

1.250

1.250

1.250

1.250

Afschrijving oude toestel

50%

63%

75%

88%

100%

Restwaarde per toestel (€)

625

469

313

156

0

Totaalkosten (€ mld.)

9

5,131

2,3

0,6

0

Bij de normale vervangingscyclus voor huishoudelijke toestellen zal de tijduur voor deze maatregel 20 jaar bedragen.

Reeds geïnstalleerde gastoestellen zijn veilig tot de distributie van G+ (of H-gas) start. Voordat ander gas gedistribueerd gaat worden, zullen de gastoestellen die vóór 2017 geïnstalleerd zijn geschikt gemaakt moeten worden voor het nieuwe gas dan wel vervangen moeten worden. Dit zal niet eerder dan 2022 zijn en waarschijnlijk veel later (na 2030).

6. Notificatie

Het ontwerpbesluit is op 18 december 2015 gemeld aan de Commissie van de Europese Unie, ter voldoening aan artikel 6, eerste lid, van richtlijn 2009/142/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende gastoestellen (PbEU 2009, L 330, hierna: gastoestellenrichtlijn). In dit artikel wordt verwezen naar richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG 1998, L 204).4 Daarom is voor de melding van dit ontwerpbesluit gebruik gemaakt van de procedure voor de melding van technische voorschriften.

Deze notificatie aan de Commissie was noodzakelijk, omdat de gastoestellenrichtlijn volledige harmonisatie van de regelgeving van gastoestellen beoogt. Hiervan kan slechts worden afgeweken indien een lidstaat van mening is dat de geharmoniseerde normen niet geheel voldoen aan de fundamentele voorschriften die zijn opgenomen in bijlage I van de gastoestellenrichtlijn. Doordat de veiligheid van gastoestellen niet is gewaarborgd bij verandering van de gassamenstelling, wordt aan verschillende van de in bijlage I genoemde fundamentele voorschriften niet voldaan. Een beroep op artikel 6 van de gastoestellenrichtlijn wordt daarom gerechtvaardigd op grond van de veiligheid van de consument.

Naar aanleiding van de notificatieprocedure zijn door de Europese Commissie en de Franse regering opmerkingen geplaatst zonder dat de standstillperiode is verlengd. Beide reacties hebben betrekking op de bij het ontwerpbesluit vermelde tabel met gassamenstellingen (bijlage VI). De Europese Commissie en de Franse regering zijn van mening dat een nieuwe gascategorie dient te worden opgenomen in de Europese geharmoniseerde norm EN 437 die de proefgassen, proefdrukken en toestelcategorieën omvat met betrekking tot het gebruik van gasvormige brandstoffen van de eerste, tweede en derde familie en dient als referentiedocument voor de specifieke normen die gelden voor toestellen die onder het toepassingsgebied van de gastoestellenrichtlijn desbetreffende gastoestellen vallen. Tot die tijd kan gebruik worden gemaakt van de tabel zoals gepubliceerd in het Officiële Publicatieblad van de EU (Pb EU C44/10 van 5 februari 2016), waarin een naamloze categorie is opgenomen voor het Nederlandse gastype.

De regering kan hierover toelichten dat in 2013 een verzoek is gedaan om aan het Comité Européen de Normalisation (CEN) mandaat te geven om de norm EN 437 aan te passen, zodat niet langer met een naamloze categorie hoeft te worden gewerkt. Inmiddels zijn de daarvoor noodzakelijke procedurele stappen in gang gezet. De regering is bereid om deze ontwikkelingen te bevorderen met inachtneming van de wettelijke verantwoordelijkheden voor productveiligheid.

7. Regulier Overleg Warenwet (ROW)

Op 17 mei 2013, 13 juni 2014, 20 maart 2015 en 12 augustus 2015 is het Regulier Overleg Warenwet (ROW)5 geraadpleegd en geïnformeerd over het ontwerpbesluit. De ontvangen vragen en opmerkingen zijn door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), in samenspraak met het ministerie van Economische Zaken (EZ) verwerkt in de tekst. De geplande datum van inwerkingtreding van het besluit is overeenkomstig de wens van het ROW.

De regering is er zich van bewust dat de onzekerheid rondom de gassamenstelling voor onrust bij de branche zorgt. Feit is dat in de huidige situatie een verbod nodig is om veilig gebruik van gastoestellen te kunnen garanderen. Daarom wordt met dit ontwerpbesluit het verbod ingevoerd om na 1 januari 2017 gastoestellen te koop aan te bieden die niet geschikt zijn voor G+-gas en H-gas, dan wel niet geschikt zijn voor G+-gas en geschikt zijn te maken voor H-gas, gebaseerd op de huidige (te verwachten) gassamenstelling. De importeurs en fabrikanten van gastoestellen rekenen momenteel al langere tijd op de voorliggende eisen aan gastoestellen.

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In onderdeel A wordt een aantal definities toegevoegd.

Het betreft de definities van de verschillende samenstellingen van G+-gas en H-gas.

Het gastype G+-gas bedoeld artikel 1, onder e heeft in de Europese definitie van gasfamilies geen afzonderlijke naamsaanduiding. In Nederland wordt deze groep aangeduid met de letter «k». De Europese Commissie erkent echter geen gasgroepen die niet in norm EN 437 gedefinieerd worden. De letter «k» is in de norm niet opgenomen. Het is wel toegestaan om de grenswaarden van het gas aan te geven. Op die manier wordt het gastype G+ gedefinieerd.

Voorts wordt het begrip «te koop aanbieden» gedefinieerd. Dit begrip wordt geïntroduceerd ten behoeve van de nationale eisen in het besluit ten aanzien van gastoestellen, die in Nederland op de markt worden aangeboden. Gastoestellen die op de markt gebracht worden en niet zijn bestemd voor de Nederlandse markt, vallen buiten de reikwijdte van het onderhavige wijzigingsbesluit.

Onderdeel B

Artikel B bevat een verbodsbepaling: het is verboden om gastoestellen te koop aan te bieden, die niet geschikt zijn voor G+-gas en H-gas, dan wel niet geschikt zijn voor G+-gas en geschikt zijn te maken voor H-gas. In deze laatste situatie is voorzien, aangezien sommige gastoestellen, die geschikt zijn voor G+-gas op termijn geschikt gemaakt kunnen worden gemaakt voor H-gas op het moment dat dit de enige gassamenstelling is, die kan worden gebruikt door gastoestellen, zonder dat het gehele toestel hoeft te worden vervangen. Dit kan een kostenbesparing opleveren voor consumenten en producenten.

Onderdeel C

Onderdeel C bevat een nader voorschrift over de verplichting tot het aangeven van de geschiktheid van een gastoestel voor een bepaald type gassamenstelling. Op alle gastoestellen dient te worden vermeld of het gastoestel voor G+-gas, H-gas of beiden is geschikt. Deze verplichting geldt voor gastoestellen, die te koop aangeboden worden vanaf de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit. Daarbij wordt aangegeven voor welke gassamenstelling het desbetreffende gastoestel op dat moment geschikt is.

Ten tweede bevat onderdeel C de voorschriften hoe de aanduidingen voor G+-gas en H-gas moeten worden aangegeven.

Onderdeel D en E

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de citeertitel van het Besluit gastoestellen te wijzigen in Warenwetbesluit gastoestellen. Hiermee wordt beter aangesloten bij de formulering van andere algemene maatregelen van bestuur op grond van de Warenwet.

Onderdeel F

Met onderdeel F wordt een bijlage VI aan het besluit toegevoegd, waarin de samenstellingen van G+-gas en H-gas nader zijn gespecificeerd. Hierbij wordt aangesloten bij de publicatie in het Officiële Publicatieblad van de Europese Unie van 5 februari 2016 (Pb. EU C44/10), waar in de tweede categorie onder 2) deze naamloze gascategorie is gespecificeerd.

Artikel II

In de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten wordt de citeertitel van het Besluit gastoestellen aangepast en worden boetebedragen gekoppeld aan overtreding van de nieuwe bepalingen in het Warenwetbesluit gastoestellen.

Artikel III tot en met V

De artikelen III tot en met V bevatten technische wijzigingen als gevolg van de aanpassing van de citeertitel van het Besluit gastoestellen.

Artikel VI

Gelet op de toezegging door de Minister van Economische Zaken aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2010/11, 29 023, nr. 84) dat tenminste tot 2022 gas met de huidige samenstelling aan consumenten en zakelijke kleinverbruikers zal worden gegarandeerd acht de regering een snelle inwerkingtreding van het onderhavige besluit van belang. De gemiddelde levensduur van een gastoestel wordt immers ingeschat op 20 jaar, zodat daarom redelijkerwijs kan worden verwacht dat globaal vanaf 2035 de meeste gastoestellen geschikt zijn voor veilig gebruik met een nieuwe gassamenstelling. Hierbij kiest de regering voor een inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2017 om fabrikanten en importeurs in de gelegenheid te stellen hun productieproces aan te passen en oude voorraden te verkopen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Kamerstukken II, 2010/11, 29 023, nr. 84

X Noot
2

Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PbEU 2009, L 285).

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstukken II 2010/11, 29 023, nr. 84

X Noot
4

Deze richtlijn is met ingang van 7 oktober 2015 vervangen door richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (Pb EU 2015, L 241).

X Noot
5

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en van Economische Zaken), van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, en van branche organisaties.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven