29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2011

Hierbij bied ik u het rapport «Gaskwaliteit voor de toekomst»1 aan en zet mijn beleid over de gassamenstelling uiteen zoals aangekondigd in het Algemeen Overleg van 1 februari 2011. In dit rapport wordt ingegaan op de technische gevolgen van veranderende gassamenstelling en de kosten en de mogelijkheden voor maatregelen om deze zo goed mogelijk in te kunnen passen in onze energievoorziening. Hiermee voldoe ik ook aan het verzoek van uw Kamer (kenmerk 29 023-83/2011D11071).

In een eerdere brief aan uw Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 023, nr. 81) heb ik aangegeven dat de samenstelling van ons gas in de nabije toekomst gaat wijzigen. Een substantieel aandeel aardgas in onze energievoorziening is essentieel voor onze energievoorzieningszekerheid. Onvermijdelijk is dan echter dat de samenstelling van ons gas sterk zal veranderen.

De voornaamste redenen hiervan zijn:

  • 1) het afnemen van de Nederlandse productie van hoogcalorisch gas (H-gas) uit de Nederlandse kleine velden,

  • 2) een groter aandeel van aardgassen uit andere bronnen zoals Rusland en Noorwegen,

  • 3) de aanvoer van LNG uit bijvoorbeeld Midden Oosten of Afrika en

  • 4) de productie van biogas en opwerking tot groen gas.

Nederland zal de komende decennia voor zijn voorzieningszekerheid afhankelijk blijven van fossiele brandstoffen. Aardgas is onze belangrijkste fossiele brandstof. Meer dan 50% van de Nederlandse elektriciteitsopwekking is gebaseerd op aardgas. Aardgas kenmerkt zich als schoonste fossiele brandstof en heeft een uitermate flexibele inzetbaarheid. Hierdoor blijft aardgas een essentiële plaats innemen in onze energievoorziening naast andere energiebronnen. Daarnaast speelt aardgas een belangrijke rol in de verduurzaming van de Nederlandse samenleving. Enerzijds als drager van duurzame gassen als biogas en waterstof. Anderzijds als brandstof voor flexibele elektriciteitsproductie ten behoeve van de intermitterende opwekking van wind- en zonne-energie.

Mijn beleid is erop gericht om een zo breed mogelijk aanbod van verschillende gassen (samenstellingen) in de huidige infrastructuur te kunnen accommoderen. Deze diversificatie komt ten gunste van consumenten en bedrijven. Uitgangspunt blijft dat bij het toelaten van ander gas er geen extra risico´s mogen zijn voor de veiligheid van burger en werknemer alsmede de leverings- en voorzieningszekerheid in Nederland afdoende geborgd zijn.

Een andere gassamenstelling kan effecten hebben op de emissies van bedrijven. Ik streef naar geen significante effecten ten aanzien van de emissies. De precieze omvang van de emissies en hoe deze zich verhouden tot andere onzekerheden in de emissieprognose voor 2020 is van belang. Nader onderzoek hiervoor is noodzakelijk en essentieel. In bijlage I ga ik hier nader op in.

Het bijgevoegde rapport beschrijft dat aanpassing bij de eindgebruikers strategisch de beste keuze is. De onderzoekers geven aan dat juist door tijdig deze transitie bij de gebruikers te beginnen het nieuwe gas op een verstandige manier ingepast kan worden. Hierdoor voorkomen we dat Nederland in Europa een eiland wordt qua gaskwaliteit. We behouden dan onze belangrijke internationale rol en garanderen ook de gasvoorziening door import voor onze industrie en huishoudens op de lange termijn. Het kabinet onderschrijft deze visie en staat aanpassingen aan de kant van de gebruikers voor als de meest toekomstvaste oplossing.

De studie biedt ook een aantal overwegingen over de verdeling van de kosten van de transitie onder alle betrokken actoren. De onderzoekers hebben geconstateerd dat drie factoren veel geld kunnen besparen: tijd, maatwerk en duidelijkheid over de gassamenstelling in de toekomst. Dit betekent inspanningen in alle delen van de keten. Daarom hanteer ik drie uitgangspunten voor mijn beleid:

  • 1. alle gebruikers moeten zich uiteindelijk aanpassen aan de nieuwe gassamenstellingen,

  • 2. een redelijke transitieperiode is nodig,

  • 3. duidelijkheid over de gassamenstelling.

Ik ben me bewust van de zorgen die er leven bij consumenten over de verandering in de gassamenstelling. Ik wil benadrukken dat in dit gehele traject veiligheid en gemak voor de consument voor mij voorop staat. Ik zal borgen dat consumenten er vanuit kunnen gaan dat zij geen problemen ondervinden van de veranderende gassamenstelling. Daarvoor doe ik het volgende.

Ten eerste werk ik er hard aan om voor consumenten en de andere gebruikers van laagcalorisch gas zo lang mogelijk dezelfde gassamenstelling te garanderen. Met het verlengen van de transitieperiode wil ik voorkomen dat in de verre toekomst een toestel van een consument niet meer bruikbaar is. Vooralsnog heb ik deze periode kunnen verlengen van 2011 tot 2021. Ik ben nu in overleg met Gasunie en GasTerra om ook daarna zo lang mogelijk een ongewijzigde gassamenstelling te garanderen.

Ten tweede zet ik zo snel mogelijk in op de vervangingsmarkt, conform het advies in het rapport. De verwachting in het rapport is dat een aanzienlijk deel van de huidige toestellen (die consument nu in gebruik heeft dan wel nu op de markt beschikbaar zijn) bruikbaar zullen blijven. Echter, voor een deel van de toestellen kan het zo zijn dat deze minder goed bruikbaar zijn bij een veranderende gassamenstelling. Ik vind het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheid, de toestellenbranche, de gasleveranciers en de netbedrijven om de consument niet met de ongemakken op te zadelen. Ik zal dan ook het maximale doen om met de markt tot overeenstemming te komen over een integraal pakket aan maatregelen die zorgt dat de consument geen nadelige gevolgen ondervindt van de veranderende gassamenstelling. Hoe ik dat precies zal doen, zal ik uw Kamer zodra ik weer concrete stappen heb kunnen zetten, informeren.

Voor de hoogcalorisch gasgebruikers (chemische industrie en e-centrales) kies ik voor een pakket aan overgangsmaatregelen waardoor regionaal maatwerk en maatwerk per grootgebruiker mogelijk is. Het door mij opgerichte Projectbureau Nieuw Aardgas speelt hierin een belangrijke rol. KEMA-Kiwa-Arcadis geven aan dat deze route de juiste is en dat door het zoeken van oplossingen bij alle partijen de hoge kosten van de transitie en mogelijk extreme maatregelen worden vermeden.

In de eerste bijlage1 van deze brief worden de twee transitiepaden beschreven voor zowel het hoogcalorische gasnetwerk (H-gas) als het laagcalorische gasnetwerk (G-gas). In de tweede bijlage1 worden de belangrijkste bevindingen uit het rapport «Gaskwaliteit voor de toekomst» weergegeven.

Ik ben van mening dat ik met dit pakket aan afspraken en concrete stappen invulling geef aan mijn regierol. De transitie naar rijkere gassen betreft een gezamenlijke uitdaging, die we ook gezamenlijk tegemoet moeten treden.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven