De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget;
Besluit:
ENIG ARTIKEL
De bedragen in de Wet op het kindgebonden budget worden met ingang van 1 januari 2016
als volgt gewijzigd en vastgesteld:
A
In artikel 1, vierde lid, wordt ‘€ 82.093’ telkens vervangen door: € 82.504.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt ‘€ 1.032,–’ vervangen door: € 1.038,–.
b. In onderdeel b wordt ‘€ 1.823,–’ vervangen door: € 1.833,–.
c. In onderdeel c wordt ‘€ 2.006,–’ vervangen door: € 2.017,–.
d. In onderdeel d wordt ‘€ 2.006,–’ vervangen door ‘€ 2.017,–’ en wordt ‘€ 106,–’ vervangen
door ‘€ 107,– ’.
2. In het vierde lid wordt ‘€ 231’ vervangen door: € 233,–.
3. In het vijfde lid wordt ‘€ 412’ vervangen door: € 415,–.
4. In het zesde lid wordt ‘€ 3.050,–’ vervangen door: € 3.066,–.
Den Haag, 13 oktober 2015
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens deze, de directeur Stelsel en Volksverzekeringen, J.A.A. Dikmans
TOELICHTING
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget (hierna:
wet) worden het bedrag van de (gezamenlijke) grondslag sparen en beleggen, genoemd
in artikel 1, vierde lid, van de wet, de bedragen die betrekking hebben op de aanspraak
op het kindgebonden budget, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de wet, de bedragen
van de verhoging van het kindgebonden budget voor kinderen van 12 tot en met 15 jaar
en kinderen van 16 of 17 jaar, genoemd in artikel 2, vierde en vijfde lid, van de
wet, alsmede de aanspraak op een verhoging van het kindgebonden budget van een ouder
zonder partner, genoemd in artikel 2, zesde lid, van de wet, bij het begin van het
kalenderjaar gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel
10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
De onderhavige bekendmaking strekt er toe de geïndexeerde bedragen van het kindgebonden
budget voor het jaar 2016 bekend te maken. De tabelcorrectiefactor voor het jaar 2016
bedraagt 0,5%. De indexatie heeft telkens plaatsgevonden vanuit de oorspronkelijke
afgeronde bedragen (2015), waarbij de uitkomst naar boven is afgerond op de eerst
hogere hele euro. Bij verhoging van de bedragen met 0,5% resulteert dit voor het jaar
2016 in het bedrag van de (gezamenlijke) grondslag sparen en beleggen van € 82.504.
De bedragen van de aanspraak op het kindgebonden budget zijn na indexering bij één
kind, bij twee kinderen en bij drie of meer kinderen vastgesteld op € 1.038,– respectievelijk
€ 1.833,– respectievelijk € 2.017,–. Het extra bedrag per kind wordt na indexering
vastgesteld op € 107,–. De bedragen van de verhoging van het kindgebonden budget voor
kinderen van 12 tot en met 15 jaar en kinderen van 16 of 17 jaar worden na indexering
vastgesteld op € 233,– respectievelijk € 415,–. De aanspraak op een verhoging van
het kindgebonden budget van een ouder zonder partner wordt vastgesteld op € 3.066.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens deze, de directeur Stelsel en Volksverzekeringen, J.A.A. Dikmans