Bekendmaking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 oktober 2015, nummer 2015-0000254970, betreffende wijziging vaststelling bedragen Wet op het kindgebonden budget

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget;

Besluit:

ENIG ARTIKEL

De bedragen in de Wet op het kindgebonden budget worden met ingang van 1 januari 2016 als volgt gewijzigd en vastgesteld:

A

In artikel 1, vierde lid, wordt ‘€ 82.093’ telkens vervangen door: € 82.504.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘€ 1.032,–’ vervangen door: € 1.038,–.

b. In onderdeel b wordt ‘€ 1.823,–’ vervangen door: € 1.833,–.

c. In onderdeel c wordt ‘€ 2.006,–’ vervangen door: € 2.017,–.

d. In onderdeel d wordt ‘€ 2.006,–’ vervangen door ‘€ 2.017,–’ en wordt ‘€ 106,–’ vervangen door ‘€ 107,– ’.

2. In het vierde lid wordt ‘€ 231’ vervangen door: € 233,–.

3. In het vijfde lid wordt ‘€ 412’ vervangen door: € 415,–.

4. In het zesde lid wordt ‘€ 3.050,–’ vervangen door: € 3.066,–.

Deze bekendmaking zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 oktober 2015

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Namens deze, de directeur Stelsel en Volksverzekeringen, J.A.A. Dikmans

TOELICHTING

Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget (hierna: wet) worden het bedrag van de (gezamenlijke) grondslag sparen en beleggen, genoemd in artikel 1, vierde lid, van de wet, de bedragen die betrekking hebben op de aanspraak op het kindgebonden budget, genoemd in artikel 2, tweede lid, van de wet, de bedragen van de verhoging van het kindgebonden budget voor kinderen van 12 tot en met 15 jaar en kinderen van 16 of 17 jaar, genoemd in artikel 2, vierde en vijfde lid, van de wet, alsmede de aanspraak op een verhoging van het kindgebonden budget van een ouder zonder partner, genoemd in artikel 2, zesde lid, van de wet, bij het begin van het kalenderjaar gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

De onderhavige bekendmaking strekt er toe de geïndexeerde bedragen van het kindgebonden budget voor het jaar 2016 bekend te maken. De tabelcorrectiefactor voor het jaar 2016 bedraagt 0,5%. De indexatie heeft telkens plaatsgevonden vanuit de oorspronkelijke afgeronde bedragen (2015), waarbij de uitkomst naar boven is afgerond op de eerst hogere hele euro. Bij verhoging van de bedragen met 0,5% resulteert dit voor het jaar 2016 in het bedrag van de (gezamenlijke) grondslag sparen en beleggen van € 82.504. De bedragen van de aanspraak op het kindgebonden budget zijn na indexering bij één kind, bij twee kinderen en bij drie of meer kinderen vastgesteld op € 1.038,– respectievelijk € 1.833,– respectievelijk € 2.017,–. Het extra bedrag per kind wordt na indexering vastgesteld op € 107,–. De bedragen van de verhoging van het kindgebonden budget voor kinderen van 12 tot en met 15 jaar en kinderen van 16 of 17 jaar worden na indexering vastgesteld op € 233,– respectievelijk € 415,–. De aanspraak op een verhoging van het kindgebonden budget van een ouder zonder partner wordt vastgesteld op € 3.066.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Namens deze, de directeur Stelsel en Volksverzekeringen, J.A.A. Dikmans

Naar boven