Besluit van 4 november 2015, houdende wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen in verband met de implementatie van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 12 augustus 2015, nr. 2015-0000457057, CZW;

Gelet op de artikelen 120 van de Woningwet en 11 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) (PbEU L153/13);

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 september2015, nr.W04.15.0261/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 28 oktober 2015, nr. 2015-0000617807, CZW;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit energieprestatie gebouwen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, komt in de definitie van «energielabel» het derde onderdeel te luiden:

  • 3°. die aanbevelingen voor een kostenoptimale of kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie bevat, tenzij er voor een dergelijke verbetering geen redelijk potentieel is ten opzichte van de geldende energieprestatie-eisen. Deze aanbevelingen zijn technisch haalbaar voor het gebouw waarvoor het energielabel is afgegeven en kunnen een raming bieden van de terugverdientijden of kostenvoordelen gedurende de economische levensduur. Deze aanbevelingen omvatten in ieder geval maatregelen betreffende de ingrijpende renovatie van de bouwschil of technische bouwsystemen en maatregelen voor individuele onderdelen van een gebouw zonder dat er sprake is van een ingrijpende renovatie, alsmede een vindplaats voor extra informatie;.

B

In artikel 2.1, zesde lid, wordt «500 m2» vervangen door: 250 m2.

C

Na artikel 2.4 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2.5

  • 1. Een overheidsinstantie voert voor een gebouw in haar eigendom de in het voor dat gebouw afgegeven energielabel opgenomen aanbevelingen uit binnen de geldigheidsperiode van dat energielabel.

  • 2. Met het uitvoeren van de in het eerste lid bedoelde aanbevelingen wordt gelijkgesteld het treffen van voorzieningen die een zelfde mate van verbetering van de energieprestatie opleveren als beoogd met de in het eerste lid bedoelde aanbevelingen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 4 november 2015

Willem-Alexander

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Uitgegeven de twaalfde november 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

Op 1 januari 2008 is het Besluit energieprestatie gebouwen in werking getreden ter implementatie van de richtlijn 2002/91/EG van 16 december 2002 betreffende de energieprestatie van gebouwen, de voorloper van de huidige herziene richtlijn. Aanleiding voor deze wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen is de implementatie van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking). Deze herziene richtlijn energieprestatie gebouwen (hierna ook herziene EPBD) bevat een nadere uitwerking en aanscherping van de eerdere richtlijn van 16 december 2002 en heeft als oogmerk de energie-efficiëntie in de gebouwde omgeving verder te stimuleren. Ter implementatie van deze richtlijn zijn eerder de Woningwet, het Besluit energieprestatie gebouwen (hierna ook BEG), het Bouwbesluit 2012, alsmede de Regeling energieprestatie gebouwen en de Regeling Bouwbesluit 2012 gewijzigd.

Met de onderhavige wijziging van het BEG worden enkele eerder nog niet (volledig) omgezette voorschriften uit de herziene EPBD omgezet. Het gaat daarbij om een voorschrift met betrekking tot de in het energielabel (energieprestatiecertificaat) opgenomen aanbevelingen en om een voorschrift met betrekking tot de voortrekkersrol van de overheidsinstanties. Met deze wijzigingen, waarmee de richtlijn overigens strikt wordt geïmplementeerd, wordt een verdere bijdrage geleverd aan de doelstellingen van de herziene EPBD.

In onderdeel 5 van dit algemeen deel van de toelichting is een transponeringstabel opgenomen met een overzicht van de voor de implementatie van de herziene EPBD benodigde wijzigingen in de regelgeving.

2. Notificatie

Het ontwerpbesluit is op 14 juli 2015 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2015/0382/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De meeste bepalingen van dit besluit bevatten mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn (notificatierichtlijn). Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer van goederen en evenredig.

Van de Commissie zijn geen opmerkingen ontvangen.

Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor de handel.

3. Lasten

Regeldruk

De regeldrukeffecten zijn in kaart gebracht in het onderzoek naar de Regeldruk aanpassing Bouwbesluit 2012 en Besluit energieprestatie gebouwen (Sira, 6 juli 2015).

Administratieve lasten en nalevingskosten voor bedrijven.

Dit besluit leidt tot hogere kosten voor burgers en extra nalevingskosten voor bedrijven vanwege de meer uitgebreide informatie die beschikbaar komt op het energielabel. De ontvanger van het energielabel heeft meer tijd nodig om kennis te nemen van de uitgebreidere aanbevelingen. Voor burgers betekent dit een totale toename van de structurele extra kosten van circa 75.000 uur per jaar. Voor bedrijven die panden kopen of huren worden de nalevingskosten met een bedrag van ongeveer € 84.000 per jaar verhoogd.

De administratieve lasten zijn zeer laag, zodat het effect op de nationale doelstelling van de vermindering van de regeldruk zeer beperkt is.

Bestuurlijke lasten

De bestuurlijke lasten voor overheden stijgen naar verwachting met een bedrag van tussen de € 2 miljoen en de € 10 miljoen per jaar, vanwege het uitvoeren van de maatregelen op het energielabel binnen de geldigheidsperiode van dat label. Naar schatting betreft dit zo’n 2.000 gebouwen van met name decentrale overheden die eens in de tien jaar de maatregelen op het energielabel moeten doorvoeren. De specifieke kosten kunnen per gebouw sterk verschillen. Dit is afhankelijk van de reeds genomen maatregelen en de verdere eigenschappen van het gebouw die bepalen welke maatregelen kosteneffectief zijn. Geschat wordt dat deze kosten liggen tussen de € 10.000 en de € 50.000 per verbouwing. Gezien het feit dat de maatregelen kosteneffectief zijn, mag er vanuit worden gegaan dat ze zich terugverdienen. Voor gebouwen van de Rijksoverheid en decentrale overheden met een bruikbaar vloeroppervlak van minimaal 250m2 geldt op basis van de Energy Efficiency Directive (EED) al de verplichting om kostenefficiënte energiebesparende maatregelen te nemen. Aangenomen wordt dat de Rijksoverheid de aanbevelingen op het energielabel voor haar gebouwen zal uitvoeren om te komen tot de energiebesparing zoals die wordt gesteld in de EED. Overheidsgebouwen met een bruikbaar vloeroppervlak kleiner van 250m2zijn niet verplicht om een energielabel te hebben en vallen dan ook buiten de reikwijdte van dit artikel.

4. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Het ontwerpbesluit is beoordeeld aan de hand van de standaardtoets op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid (HUF-toets). Dit leidde niet tot aanpassing van het besluit.

5. Transponeringstabel Richtlijn nr. 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PbEU L153/13)

Bepaling in richtlijn 2010/31/EU

Bepaling in implementatieregelgeving of in bestaande regelgeving

Artikel 1

Onderwerp

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Het artikel benoemt onderwerp en voorschriften waarop de richtlijn betrekking heeft.

Artikel 2

Definities

Geïmplementeerd in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012, artikel 1.1 van het Besluit energieprestatie gebouwen, onderdeel A van de wijziging van het Bouwbesluit 2012 die parallel loopt met het voorliggende wijzigingsbesluit, en onderdeel A van het voorliggende wijzigingsbesluit.

Artikel 3

Vaststelling methode voor berekening energieprestatie gebouwen

Geïmplementeerd met artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012.

Artikel 4

Vaststelling minimumeisen voor de energieprestaties

Geïmplementeerd in afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012. Artikel 5.2 van dat besluit wordt aangevuld in onderdeel C van een met het onderhavige wijzigingsbesluit parallel lopende wijziging van dat besluit.

De uitzonderingen die mogelijk zijn op basis van artikel 4, tweede lid, zijn opgenomen in artikel 2.2 van het Besluit energieprestatie gebouwen.

Artikel 5

Berekening kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestatie

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Het eerste lid en vierde lid betreffen activiteiten door de Europese Commissie. Het tweede en derde lid hebben betrekking op het indienen van een verslag door de lidstaten. Dat verslag is door Nederland op 20 maart 2013 ingediend.

Artikel 6

Nieuwe gebouwen

Deels geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012.

Met onderdeel C van de wijziging van het Bouwbesluit 2012 die parallel loopt met het onderhavige wijzigingsbesluit, worden het eerste lid, tweede alinea, en het tweede en derde lid omgezet.

Artikel 7

Renovatie bestaande gebouwen

Ingrijpende renovatie is geïmplementeerd met artikel 5.6, derde lid, van het Bouwbesluit 2012. De derde alinea wordt omgezet met onderdeel D van de wijziging van het Bouwbesluit 2012 die parallel loopt met het voorliggende wijzigingsbesluit.

Artikel 8

Technische bouwsystemen

Eerste lid

systeemeisen

Geïmplementeerd met afdeling 6.13 van het Bouwbesluit 2012.

Artikel 8, tweede lid

Slimme meetsystemen

Geïmplementeerd met het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen.

Artikel 9

Bijna-energieneutrale gebouwen

Vanaf 1 januari 2015 vindt regelmatige aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt en van de isolatiewaarde plaats (tabel 5.1 van het Bouwbesluit 2012). Met onderdeel C van de wijziging van het Bouwbesluit 2012 die parallel loopt met het voorliggende wijzigingsbesluit, wordt het eerste lid van artikel 5.2 aangevuld, zie ook hierboven de omzetting van artikel 4 van de richtlijn. Verder worden in onderdeel C van genoemde wijziging van het Bouwbesluit aan artikel 5.2 twee leden toegevoegd met betrekking tot het bijna energieneutraal zijn van nieuwe gebouwen met ingang 1 januari 2019 (overheidsgebouwen) en 31 december 2020 (overige gebouwen)

Artikel 10

Financiële stimulansen en marktbelemmeringen

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving.

In het kader van het eerste en tweede lid heeft Nederland op 30 april 2014 een lijst van maatregelen aan de Europese Commissie verstuurd. Het derde tot en met vijfde lid hebben betrekking op activiteiten van de Europese Commissie. Uit de rapportage in het kader van het tweede lid en de vigerende regelgeving van het Bouwbesluit 2012 blijkt dat in Nederland bij het verstrekken van prikkels voor de bouw of de ingrijpende renovatie rekening wordt gehouden met de kostenoptimale niveaus van energieprestatie. Het zevende lid betreft een constatering dat bepalingen van de richtlijn geen beletsel vormen om prikkels boven kostenoptimale niveaus te stellen.

Artikel 11 Energieprestatiecertificaten

Eerste tot en met vierde, zesde en zevende lid

De artikelen 1.1, eerste lid, en 2.4 van het Besluit energieprestatie gebouwen, en de artikelen 2 en 2a tot en met 2c van de Regeling energieprestatie gebouwen.

Verdere omzetting van de leden twee en drie van artikel 11 vindt plaats met het voorliggende wijzigingsbesluit (onderdeel A). Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de richtlijn biedt op het gebied van representativiteit.

Artikel 11, vijfde lid

Wordt omgezet met onderdeel B van het voorliggende wijzigingsbesluit. Daarnaast geeft de rijksoverheid het goede voorbeeld door invulling te geven aan het Energieakkoord om samen met gemeenten projecten voor het verduurzamen van de energievoorziening te stimuleren.

Artikel 11, achtste lid

Artikel 2.1, zevende lid, van het Besluit energieprestatie gebouwen

Artikel 11, negende lid

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Het betreft een activiteit van de Europese Commissie.

Artikel 12

Afgifte energieprestatiecertificaten

Afdeling 2.1 van het Besluit energieprestatie gebouwen, met een uitwerking in de Regeling energieprestatie gebouwen

Artikel 13

Afficheren van energieprestatiecertificaten

Artikel 2.4 van het Besluit energieprestatie gebouwen

Artikel 14

Keuring van verwarmingssystemen

Wordt niet omgezet in regelgeving. Er is gekozen voor de mogelijkheid van informatieverstrekking aan gebruikers.

Artikel 15

Keuring van airconditioningsystemen

Artikel 3a1 van het Besluit energieprestatie gebouwen. Nadere voorschriften zijn opgenomen in paragraaf 3 van de Regeling energieprestatie gebouwen.

Artikel 16

Verslagen over keuring van verwarmings- en aircosystemen

Artikel 3a1 van het Besluit energieprestatie gebouwen.

Artikel 17

Onafhankelijke deskundigen

Artikel 3a1 van het Besluit energieprestatie gebouwen. Nadere voorschriften zijn opgenomen in paragraaf 3 van de Regeling energieprestatie gebouwen.

Artikel 18

Onafhankelijk controlesysteem

(volgens bijlage II)

Op grond van artikel 93 van de Woningwet kan de minister voor Wonen en Rijksdienst ambtenaren aanwijzen voor het houden van toezicht op de verplichtingen die zijn opgenomen in het Besluit energieprestatie gebouwen

Artikel 19

Evaluatie

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Betreft een activiteit van de Europese Commissie.

Artikel 20

Informatie

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Er is in het verleden ook veel aan voorlichting gedaan. Het vierde lid betreft een activiteit van de Europese Commissie.

Artikel 21 Raadpleging

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Er vindt regulier overleg met marktpartijen en lokale overheden plaats.

Artikel 22 Aanpassing van bijlage I aan de technische vooruitgang

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Betreft een activiteit van de Europese Commissie.

Artikel 23 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Betreft een activiteit van de Europese Commissie.

Artikel 24 Intrekking van de delegatie

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving; is gericht tot het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 25 Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving; is gericht tot het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 26 Comitéprocedure

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving; heeft betrekking op de Europese Commissie.

Artikel 27 Sancties

Bestuursrechtelijke sancties: last onder bestuursdwang; last onder dwangsom; bestuurlijke boete (wijziging met ingang van 1 juli 2015, zie ook Stb 2015,232).

Strafrechtelijke sancties: Wet economische delicten (economisch delict); Wetboek van strafrecht (valsheid in geschrifte, oplichting).

Civielrechtelijke sancties: Burgerlijk wetboek (wanprestatie).

Artikel 28 Omzetting

Is voltooid met het onderhavige wijzigingsbesluit en de parallelle wijziging van het Bouwbesluit 2012.

II Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

Met deze wijziging van het derde onderdeel van de definitie van het energielabel is een verdere invulling gegeven aan artikel 11, tweede en derde lid, van de richtlijn. In genoemde leden zijn de randvoorwaarden voor de op het energielabel op te nemen aanbevelingen opgenomen. Het overeenkomstig artikel 2 (voor woningen) en 2a (voor utiliteitsgebouwen) van de Regeling energieprestatie gebouwen te verstrekken label zal voortaan voldoen aan deze nieuwe in de omschrijving van het energielabel opgenomen eisen.

Onderdeel B

In artikel 2.1, zesde lid, is 500 m2 vervangen door 250 m2. Hiermee is dit lid in overeenstemming gebracht met artikel 12 van de richtlijn.

Onderdeel C

Met het voorschrift van artikel 2.5 is invulling gegeven aan artikel 11, vijfde lid, van de herziene EPBD, dat verplicht tot een voortrekkersrol van overheidsinstanties op het gebied van de energieprestatie van gebouwen. Op grond van het eerste lid van het nieuwe voorschrift moet in die gevallen dat een overheidsinstantie als eigenaar van een gebouw, een energielabel heeft, de overheidsinstantie de in het label opgenomen aanbevelingen opvolgen. Dit betekent dat de overheid in een dergelijk geval binnen de geldigheidsperiode van het label (10 jaar) de aanbevolen maatregelen moet treffen. Zoals ook uit de toelichting bij onderdeel A blijkt gaat het om aanbevelingen die in het specifieke geval technisch haalbaar zijn en die leiden tot een kostenoptimale of kosteneffectieve verbetering van de energieprestatie. Het tweede lid biedt de mogelijkheid om in plaats van de in de aanbevelingen bedoelde voorzieningen andere voorzieningen te treffen. Deze andere voorzieningen moeten dan gelijkwaardig zijn, ze moeten (tenminste) een zelfde mate van verbetering van de energieprestatie opleveren. Dit tweede lid is met name van belang omdat het hiermee mogelijk is om ook nieuwe tijdens de geldigheidsduur van het energielabel ontwikkelde voorzieningen toe te passen.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van dit besluit, de dag na publicatie in het Staatsblad. Bij de inwerkingtreding is geen rekening gehouden met de vaste verandermomenten. Ook aan de minimale invoeringstermijn van twee maanden kon niet worden voldaan, gezien het feit dat het hier om implementatie van een richtlijn gaat en het onderwerpen betreft die naar de letter van de richtlijn reeds eerder hadden moeten worden omgezet. Overigens wordt opgemerkt dat het ontwerp technisch is genotificeerd in het kader van richtlijn 98/34/EG, waarmee deze wijziging eveneens bekend is gemaakt. Zie ook onderdeel 2 van het algemeen deel van de toelichting.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven