Besluit van 29 oktober 2015 tot wijziging van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in verband met de wettelijke plicht van de houder tot aansluiting bij de geschillencommissie en de openbaarmaking van gegevens uit onherroepelijke handhavingsbesluiten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 september 2015, 2015-0000244601;

Gelet op de artikelen 1.45, vierde lid, 1.47, zesde lid, artikel 1.47a, derde lid, 1.47b, tweede lid, 1.81, vierde lid, 2.2, derde lid, 2.4, zesde lid, 2.4a, derde lid, 2.4b, tweede lid, en 2.28a, vierde lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 30 september 2015, nr. W12.15.0310/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 oktober 2015, 2015-0000264372;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e van artikel 5, eerste lid, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. een document waaruit blijkt dat degene die de aanvraag indient voor zover het om een kindercentrum of een gastouderbureau gaat, is aangesloten bij de geschillencommissie.

B

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h van artikel 6, eerste lid, door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • i. de aansluiting van een houder bij de geschillencommissie, de begindatum van de aansluiting en indien van toepassing de einddatum van de aansluiting;

  • j. de vermelding van gegevens uit een besluit als bedoeld in artikel 1.81, eerste lid, van de wet.

C

Aan artikel 9 wordt aan het slot van het eerste lid toegevoegd: en voor zover het kindercentrum of het gastouderbureau niet op dat adres gevestigd is.

D

Na artikel 9b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9c. Opname gegevens handhavingsbesluiten in het register kinderopvang

De gegevens, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel j, kunnen door een ieder worden geraadpleegd gedurende een periode van drie jaar na de datum van vermelding in het register kinderopvang.

E

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d van artikel 11, eerste lid, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. een document waaruit blijkt dat degene die de aanvraag indient, is aangesloten bij de geschillencommissie.

F

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f van artikel 12, eerste lid, door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • g. de aansluiting van een houder bij de geschillencommissie, de begindatum van de aansluiting en indien van toepassing de einddatum van de aansluiting;

  • h. de vermelding van gegevens uit een besluit als bedoeld in artikel 2.28a, eerste lid, van de wet.

G

Aan artikel 15 wordt aan het slot van het eerste lid toegevoegd:

en voor zover de peuterspeelzaal niet op dat adres gevestigd is.

H

Na artikel 15b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15c. Opname gegevens handhavingsbesluiten in het register peuterspeelzaalwerk

De gegevens, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel h, kunnen door een ieder worden geraadpleegd gedurende een periode van drie jaar na de datum van vermelding in het register peuterspeelzaalwerk.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 29 oktober 2015

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de twaalfde november 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Doel van de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen (Staatsblad 2015, nr. 177) (hierna: de wet) is om de instrumenten te versterken voor ouders waarmee zij hun stem kunnen laten horen naar de houders van kindercentra, gastouderbureaus en peuterspeelzalen.

Met dit besluit wordt uitwerking gegeven aan enkele onderdelen van deze wet. Het gaat hierbij om de gegevenslevering in het kader van in artikel 1.57c, eerste lid, en artikel 2.13b, eerste lid, van de wet bepaalde verplichting dat houders zich aansluiten bij een door de Minister van Veiligheid en Justitie erkende geschillencommissie, in dit geval de Geschillencommissie Kinderopvang van de Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken (hierna: de geschillencommissie, Besluit van de Minister van Justitie van 28 juni 2006, 5404181/06/DTR (Stcrt. 126). Voorts wordt de openbaarmaking van de in de wet bepaalde gegevens uit onherroepelijke handhavingsbesluiten bij dit besluit nader uitgewerkt. De openbaarmaking vindt plaats via het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (hierna: het LRKP) dat wordt beheerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Hiertoe worden wijzigingen aangebracht in het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (hierna: het Besluit registers). De belangrijkste wijzigingen betreffen:

  • het vermelden in het LRKP bij de gegevens van de desbetreffende houder of deze houder wel of niet is aangesloten bij de geschillencommissie;

  • het vermelden in het LRKP van de in de wet bepaalde gegevens uit onherroepelijke handhavingsbesluiten bij de gegevens van de desbetreffende houders.

2. Hoofdlijnen van dit besluit

Opname in het LRKP van de verplichte aansluiting bij de geschillencommissie

De wet beoogt op het terrein van de kinderopvang een eensluidend klachtrecht voor iedere ouder tot stand te brengen. Dat betekent dat iedere ouder met een klacht de mogelijkheid krijgt om na de behandeling van de klacht door de houder of nadat de behandelingstermijn van 6 weken van de behandeling door de klacht door de houder is verstreken met een klacht of geschil naar de geschillencommissie te stappen. Bovendien kunnen in bepaalde gevallen op grond van de artikelen 1.66a, eerste lid, onderdeel a, en 2.24a, eerste lid, onderdeel a, van de wet de ouders een geschil direct voorleggen aan de geschillencommissie. Ook de oudercommissie kan de beoordeling van een geschil direct voorleggen aan de geschillencommissie. Om dit te kunnen realiseren zijn alle houders verplicht zich aan te sluiten bij de geschillencommissie.

Dit besluit regelt dat bij een nieuwe aanvraag tot exploitatie de toekomstige houder een document aan het college dient te overleggen, waaruit blijkt dat hij voldoet aan de wettelijke verplichting dat hij is aangesloten bij de geschillencommissie. Een houder sluit zich aan door zich te laten registreren bij de geschillencommissie en hiertoe een overeenkomst te sluiten met de geschillencommissie. Daarnaast wordt met dit besluit geregeld dat in het LRKP bij de gegevens van de desbetreffende houders zichtbaar wordt gemaakt welke kinderopvangcentra, gastouderbureaus en peuterspeelzalen aangesloten zijn bij de geschillencommissie. Gelet op het aantal te verwerken gegevens in de beginfase zullen in deze fase deze gegevens namens het college door DUO worden verwerkt op basis van de van de geschillencommissie te ontvangen gegevens over de houders die zich hebben aangesloten, in plaats van dat dit door ieder college afzonderlijk gebeurt. Verder wordt in dit besluit geregeld dat, zodra hiertoe een melding is ontvangen van de geschillencommissie dat de houder niet meer is aangesloten, dit gegeven wordt aangepast in het LRKP. De geschillencommissie kan de aansluiting van een houder beëindigen door de overeenkomst met de houder te ontbinden in het geval dat de houder zijn verplichtingen niet nakomt.

Vermelding in het LRKP van gegevens van handhavingsbesluiten

Eén van de maatregelen gericht op grotere transparantie is dat de in de wet bepaalde gegevens uit een aan de houder opgelegd onherroepelijk handhavingsbesluit door het college worden getoond in het publieke deel van het LRKP (zie artikel 1.81 respectievelijk 2.28a van de wet). In het eerste lid van voornoemde artikelen is bepaald welke categorieën handhavingsbesluiten moeten worden gepubliceerd als deze onherroepelijk zijn geworden. Het gaat onder andere om een aanwijzing, als bedoeld in artikel 1.65, een verbod, als bedoeld in artikel 1.66 of een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72. Dit besluit regelt de bevoegdheid om vanuit de gemeente de aangegeven gegevens uit een handhavingsbesluit zichtbaar te maken in het LRKP. Een handhavingsbesluit is een besluit waartegen bezwaar of beroep mogelijk is. Het zichtbaar maken van de in de wet bepaalde gegevens uit een handhavingsbesluit in het register vindt niet eerder plaats dan nadat de bezwaar- en beroepstermijnen zijn verstreken en nadat eventueel de rechter uitspraak heeft gedaan over dit besluit.

Bij de vermelding in het LRKP wordt het karakter van de sanctie of maatregel (bijvoorbeeld aanwijzing, exploitatieverbod) en een beschrijving van de verplichting die niet is nagekomen waarop het handhavingsbesluit betrekking heeft zichtbaar gemaakt.

De vermelding in het LRKP van de in de wet aangegeven gegevens van een handhavingsbesluit vindt plaats gedurende drie jaar vanaf de eerste dag van de vermelding in het LRKP.

Het doel van de vermelding van deze gegevens is om de kenbaarheid te vergroten en ouders en toekomstige ouders die gebruik maken van kinderopvang meer zicht te bieden op de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen. Het daartegenover staande belang van de houder is dat de in de wet bepaalde gegevens niet dermate lang in het LRKP staan dat hij onevenredig benadeeld wordt. De openbaarmaking heeft niet tot doel om leed toe te voegen aan houders bij wie een tekortkoming is geconstateerd. Gelet op het voorgaande, het belang van openbaarmaking versus het belang van de houders, is er voor gekozen om de termijn waarop de vermelding in het LRKP is opgenomen vast te stellen op drie jaar, nadat de in de wet bepaalde gegevens in het register bij de gegevens van de desbetreffende houder zijn vermeld. Drie jaar wordt beschouwd als een redelijke termijn, gelet op de belangen van openbaarmaking versus de belangen van de houder. Hierbij is aangesloten bij de op basis van de Wet aanpak schijnconstructies gehanteerde termijn van openbaarmaking, die eveneens op drie jaar wordt gesteld. Ook kan een houder na een bepaalde tijd verbeteringen hebben gerealiseerd ten aanzien van de geconstateerde tekortkomingen. De actuele stand van zaken ten aanzien van de kwaliteit van een vestiging is na te zien in de laatste inspectierapporten die te vinden zijn bij de gegevens van de desbetreffende vestiging in het publieke deel van het LRKP.

3. Regeldruk

De administratieve lasten en de inhoudelijke nalevingskosten vormen de kosten die samenhangen met de regeldruk. Het kabinet streeft ernaar de regeldruk terug te dringen. Bij de voorbereiding is nagegaan of sprake is van regeldrukeffecten. De regeldrukeffecten van deze wetswijziging zijn beschreven op pagina 13–15 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Naar aanleiding van de motie van de leden Yücel en Siderius (Kamerstukken II 2014/15, 34 045, nr. 12) is het vervallen van het adviesrecht op prijs dat oorspronkelijk was opgenomen in het wetsvoorstel niet doorgegaan. De hiervoor ingeschatte vermindering van de structurele nalevingskosten van – € 49.000,– vervalt hiermee ook. De structurele nalevingskosten zullen daarmee naar verwachting nihil zijn. De totale ingeschatte incidentele nalevingskosten van de maatregelen van deze wetswijziging zijn, zoals aangegeven in de memorie van toelichting, € 203.500,–.

4. Adviezen

Op grond van de voorliggende wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijn straks alle houders verplicht aangesloten bij de geschillencommissie. GGD GHOR Nederland en de VNG hebben in hun uitvoeringstoets aangegeven dat deze artikelen met elkaar en met het wetsvoorstel in tegenspraak waren. Het klopte dat er op dit punt sprake is van een tegenstrijdigheid. De houder is verplicht zich aan te sluiten. Als gevolg hiervan is het niet logisch dat de houder de mogelijkheid heeft een datum van beëindiging van de aansluiting door te geven. Het ontwerpbesluit is daarom op dit punt aangepast. Met deze aanpassing worden eveneens de opmerkingen van DUO ondervangen.

Echter, in die gevallen dat de houder niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen, kan de geschillencommissie de aansluiting met een houder beëindigen. In het publieke deel van het LKRP zal dan op basis van de melding hiervan van de geschillencommissie zichtbaar worden gemaakt dat de houder vanaf een bepaalde datum niet meer is aangesloten bij de geschillencommissie. Het ontwerpbesluit is hierop aangepast. Toezicht en handhaving wordt uitgevoerd door de GGD’en en gemeenten.

De VNG mist in het ontwerpbesluit overgangsrecht en geeft evenals GGD GHOR Nederland aan dat niet is geregeld op welke wijze en binnen welke termijn de aansluiting bij de geschillencommissie geregeld moet zijn. Vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet zullen alle houders aangesloten moeten zijn bij de geschillencommissie. De houders worden tijdig geïnformeerd over deze verplichting, zodat zij in de gelegenheid worden gesteld zich aan te sluiten bij de geschillencommissie voordat de wet in werking treedt.

De verplichting voor de houder om vanaf de datum van inwerkingtreding aangesloten te zijn bij de geschillencommissie komt in de plaats van de huidige verplichting voor de houders ingevolge artikel 2 van de huidige Wet klachtrecht cliënten zorgsector die geldt voor houders om een externe klachtencommissie in te stellen.

In het ontwerpbesluit was opgenomen dat de gegevens inzake onherroepelijke handhavingsbesluiten vijf jaar na vermelding in het register door het college worden vernietigd. De VNG, GGD GHOR Nederland en DUO veronderstellen dat de intentie van dit artikel is dat gegevens na vijf jaar niet meer worden getoond in plaats van dat de besluiten worden vernietigd. Zij hebben voorgesteld de tekst aan te passen overeenkomstig de intentie. Het ontwerpbesluit is op dit punt aangepast. Verder adviseerde de VNG om voor de termijn van de verwijdering van gegevens zeven jaar aan te houden in plaats van de vijf jaar die in het ontwerpbesluit staat. Dit houdt verband met de geldende termijn van zeven jaar waarop ook andere gegevens uit het LRKP zullen worden verwijderd. VNG is er voorstander van om een eenduidige termijn te hanteren voor het verwijderen van de gegevens uit het LRKP.

Het artikel is aangepast in die zin, dat verduidelijkt is dat de gegevens inzake onherroepelijke handhavingsbesluiten na een in acht te nemen termijn niet meer in het LRKP zichtbaar zijn. Met betrekking tot de termijn waarop de handhavingsbesluiten worden vermeld in het LRKP is het advies van de VNG niet overgenomen. De VNG had aangegeven dat het in lijn is met de verwijdering van andere gegevens om hiervoor een termijn aan te houden van zeven jaar. Hier is echter niet voor gekozen, gelet op de belangenafweging tussen het belang van openbaarmaking versus de belangen van de houder. De houder is uiteraard niet gebaat bij een onevenredig lange termijn waarop gegevens openbaar worden gemaakt ten aanzien van een tekortkoming die is geconstateerd bij een van zijn vestigingen. Gelet op eerdergenoemde belangenafweging is gekozen voor een termijn van drie jaar gedurende welke de gegevens in het LRKP worden getoond. Hiervoor verwijs ik naar de toelichting onder 2.

Het feit dat alleen de bepaalde gegevens uit onherroepelijke handhavingsbesluiten moeten worden getoond in het LRKP, maakt volgens de VNG de uitvoerbaarheid van dit artikel erg bezwaarlijk. Volgens de VNG zal de status van de handhavingsactie door de gemeente namelijk (handmatig) bijgehouden moeten worden indien ouders of houders ervoor hebben gekozen om bezwaar te maken. Volgens de VNG gaat deze bepaling voor gemeenten uitvoeringslasten en -kosten met zich brengen. DUO onderschrijft het bovenstaande en geeft aan dat gezocht zal moeten worden naar systeemaanpassingen en/of procedurele aanpassingen.

In overleg met de VNG en DUO is gezocht naar een zo praktisch mogelijke oplossing om deze gegevens in het LRKP zichtbaar te kunnen maken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de gegevens die zijn opgenomen in de Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte (GIR). De gemeente maakt, nadat een handhavingsbesluit onherroepelijk is geworden, de in de wet bepaalde gegevens openbaar in het LRKP.

Verder geven de VNG en de GGD GHOR Nederland aan dat een paragraaf over de behandeling van geschillen door de geschillencommissie niet thuis hoort in het Besluit kwaliteit kinderopvang en peterspeelzalen, dat is gericht op de uitwerking van de kwaliteitseisen uit de wet. Het ontwerpbesluit is op dit punt aangepast door dit artikel te schrappen. De werkwijze van de geschillencommissie is uitgewerkt in het reglement, dat de geschillencommissie verplicht is op te stellen op grond van artikel 1.66a, eerste lid, van de wet. Bepaalde aspecten, zoals het voldoen van een bijdrage van een houder aan de geschillencommissie, zijn onderdeel van de tussen de geschillencommissie en de houder te sluiten overeenkomst.

Indien van toepassing zijn de technische aanpassingen doorgevoerd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (Artikel 5)

In artikel 5, eerste lid, van het Besluit registers is bepaald welke gegevens bij de aanvraag tot exploitatie van een kinderopvangvoorziening aan het college moeten worden verstrekt. In dit onderdeel van het besluit wordt aan het eerste lid van artikel 5 van het Besluit registers een subonderdeel toegevoegd. In artikel 1.57c, eerste lid, van de wet is de verplichting voor de houder van een kindercentrum of gastouderbureau opgenomen om zich aan te sluiten bij de geschillencommissie. Aansluiting houdt in dat een houder zich registreert bij de geschillencommissie en dat er tussen de houder en de geschillencommissie een overeenkomst wordt gesloten. Indien voornoemde aansluiting heeft plaatsgevonden, ontvangt de houder een bevestiging van de geschillencommissie dat hij zich heeft aangesloten.

Uit artikel 1.45 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko) blijkt dat een nieuwe houder die een kindercentrum of gastouderbureau wil gaan exploiteren, een aanvraag moet indienen bij het college. Met deze voorgestelde wijziging van het Besluit registers moet een nieuwe houder bij de aanvraag, naast de andere in artikel 5, eerste lid, bepaalde gegevens, de bevestiging van de aansluiting bij de geschillencommissie kunnen verstrekken aan het college. In artikel 1.46, eerste lid, is bepaald dat de toezichthouder onderzoekt of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de in de Wko gestelde kwaliteitseisen en de toezichthouder toetst dus ook of een houder heeft voldaan aan zijn verplichting zich aan te sluiten bij de geschillencommissie. De toezichthouder adviseert het college over de toelating van de nieuwe houder. Indien het college positief beschikt over de aanvraag, wordt het kindercentrum of gastouderbureau ingeschreven in het LRKP.

Voor nieuwe houders geldt derhalve dat zij aangesloten moeten zijn bij de geschillencommissie voordat het college positief kan beschikken op hun aanvraag tot exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau.

Een houder moet voor elke nieuwe vestiging een aanvraag tot exploitatie indienen. In het geval de houder reeds met een of meerdere vestigingen is opgenomen in het LRKP, dient hij aangesloten te zijn bij de geschillencommissie en beschikt de houder over een bevestiging hiervan. Daarnaast zal in het LRKP zichtbaar worden of en per wanneer een houder is aangesloten bij de geschillencommissie.

Onderdeel B (Artikel 6)

In artikel 6 van het Besluit registers is bepaald welke gegevens het college opneemt in het LRKP. In het eerste lid is bepaald dat de bij de aanvraag door de houder verstrekte gegevens, zoals bepaald in artikel 5, eerste en tweede lid, van het Besluit registers, worden opgenomen in het LRKP. Door de wijziging van onderdeel A is de houder ook verplicht een bevestiging van de aansluiting bij de geschillencommissie te overleggen bij zijn aanvraag tot exploitatie. Gelet op artikel 6, eerste lid, wordt het gegeven dat een nieuwe houder is aangesloten bij de geschillencommissie opgenomen in het LRKP. Een andere categorie houders zijn degenen die op het moment dat de wet in werking treedt al houder zijn van een kinderopvangvoorziening. Ook zij zullen zich, gelet op de verplichting van artikel 1.57c, eerste lid, van de wet, moeten aansluiten bij de geschillencommissie. Ook van deze houders moet het gegeven dat zij zich hebben aangesloten bij de geschillencommissie worden opgenomen in het LRKP. Gelet op het voorgaande wordt in dit onderdeel voorgesteld subonderdeel i aan artikel 6, eerste lid, toe te voegen. Met dit subonderdeel wordt bepaald dat de begindatum van de aansluiting van een houder bij de geschillencommissie en, indien van toepassing, de einddatum van de aansluiting worden opgenomen in het LRKP. Op deze manier is zichtbaar voor ouders en anderen of en per wanneer een kindercentrum of gastouderbureau is aangesloten bij de geschillencommissie.

Daarnaast wordt met dit onderdeel geregeld dat in het geval een houder niet langer bij de geschillencommissie is aangesloten, dit ook wordt verwerkt in het LRKP en dat daarbij de einddatum van de aansluiting wordt opgenomen.

Met subonderdeel j wordt uitvoering gegeven aan artikel 1.81, eerste lid, van de wet. In dit artikel is bepaald dat de in artikel 1.81, derde lid, van de wet genoemde gegevens uit een onherroepelijk handhavingsbesluit worden vermeld in het LRKP, zodra het voornoemde besluit onherroepelijk is. Door deze voorgestelde wijziging van artikel 6, eerste lid, van het Besluit registers wordt bepaald dat het college deze gegevens openbaar maakt via het LRKP. Daarbij wordt vermeld wat het karakter is van de sanctie of de maatregel die is opgelegd, alsmede een beschrijving van en/of verwijzing naar de wettelijke verplichting die niet is nagekomen.

Onderdeel C (Artikel 9)

Met deze wijziging wordt artikel 9, eerste lid, van het Besluit registers in overeenstemming gebracht met artikel 1.57b, zesde lid, van de wet. Beoogd wordt om het woonadres van de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau niet voor een ieder zichtbaar te maken, indien een houder een natuurlijk persoon is. Dit gegeven wordt om die reden in beginsel niet opgenomen in het LRKP. Een uitzondering hierop geldt voor de situatie dat op het woonadres van een houder tevens een kindercentrum of gastouderbureau is gevestigd. In dat geval wordt ook het woonadres van een houder opgenomen in het LRKP. In die situatie is het immers onwenselijk dat dit adres niet is opgenomen in het LRKP.

Onderdeel D (Artikel 9c)

In dit onderdeel wordt bepaald dat de in de wet bepaalde gegevens uit onherroepelijke handhavingsbesluiten drie jaar zichtbaar blijven in het LRKP. Deze termijn begint vanaf de datum waarop voornoemde gegevens openbaar worden gemaakt via het LRKP. Bij de bepaling van deze termijn is een afweging gemaakt tussen het belang van onder andere de ouders om op de hoogte te zijn van aan een houder opgelegde handhavingsbesluiten enerzijds en het belang van de houders anderzijds. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

De vermelding in het LRKP van gegevens uit een besluit als bedoeld in artikel 1.81, eerste lid, van de wet, is eveneens een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop moet door het college in het handhavingsbesluit tegelijkertijd worden meegedeeld aan de betreffende houder dat de in artikel 1.81 van de wet bepaalde gegevens uit het handhavingsbesluit zullen worden getoond in het LRKP, zodra dit handhavingsbesluit onherroepelijk is geworden. Een houder wordt op deze manier in de gelegenheid gesteld niet alleen bezwaar te maken tegen het opgelegde handhavingsbesluit, maar ook tegen het besluit gegevens uit dit handhavingsbesluit op te nemen in het LRKP.

Onderdelen E, F, G, H (Artikelen 11, 12, 15, 15c)

Deze wijzigingen hebben betrekking op de artikelen ten aanzien van het register peuterspeelzaalwerk (hoofdstuk 3 van het Besluit registers) en zijn gelijkluidend aan de voorgestelde wijzigingen van de artikelen ten aanzien van het register kinderopvang (hoofdstuk 2 van het Besluit registers). Voor een toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdelen A tot en met D.

Artikel II

Voor de inwerkingtreding van dit besluit wordt aangesloten bij het moment dat de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen in werking treedt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven