Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2015, 310 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2015, 310 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 15 juli 2014, FM/2014/1160 M, directie Financiële Markten;
Gelet op de artikelen 9d, eerste lid, aanhef en onderdeel b, tweede, derde en vierde lid, en 9g, tweede lid, van de Bankwet 1998;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 oktober 2014, no. W06.14.0279/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën, FM/2014/1577 U, directie Financiële Markten;
Hebben goedgevonden en verstaan:
1. De internationale organisaties, bedoeld in artikel 9d, eerste lid, aanhef, van de Bankwet 1998 zijn:
a. het Internationaal Monetair Fonds;
b. de Raad voor Financiële Stabiliteit;
c. de Bank voor Internationale Betalingen.
2. De rechtspersonen, bedoeld in artikel 9d, eerste lid, onderdeel b, van de Bankwet 1998, zijn:
a. de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster;
b. de Kamer van Koophandel, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Kamer van Koophandel.
3. De categorieën, bedoeld in artikel 9d, tweede lid, van de Bankwet 1998 en de gegevens die de Bank bij hen kan opvragen, zijn:
a. de Stichting Bureau Kredietregistratie gevestigd te Tiel, waarbij gegevens kunnen worden opgevraagd die zijn geregistreerd in haar Centraal Krediet Informatiesysteem, zijnde een stelsel van kredietregistratie als bedoeld in artikel 4:32 van de Wet op het financieel toezicht;
b. financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waarbij gegevens kunnen worden opgevraagd over balansposten van die ondernemingen en financiële transacties van die ondernemingen met andere partijen, voor zover deze gegevens niet door de Bank kunnen worden verkregen uit hoofde van de Wet op het financieel toezicht;
c. ondernemingen die buiten het reguliere bankwezen actief zijn in het kredietintermediatieproces, waarbij gegevens kunnen worden opgevraagd over balansposten van die ondernemingen en financiële transacties van die ondernemingen met andere partijen.
1. De aanlevering van de gegevens, bedoeld in artikel 9d, derde lid, van de Bankwet 1998, vindt plaats binnen een door de Bank te stellen termijn die ten minste drie weken bedraagt.
2. In afwijking van het eerste lid kan de Bank een kortere termijn stellen indien dit vanwege de spoedeisendheid van het verzoek noodzakelijk is.
De instanties, bedoeld in artikel 1, tweede lid, en derde lid, onderdeel a, mogen de kosten die zij hebben gemaakt voor het verzamelen, produceren, vermenigvuldigen en verstrekken van gegevens, in rekening brengen bij de Bank.
1. Het basisbedrag van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 9g, tweede lid, van de Bankwet 1998, bedraagt € 5.000.
2. De Bank kan het basisbedrag met ten hoogste 100 procent verlagen of met ten hoogste 50 procent verhogen, indien de ernst of de duur van de overtreding een dergelijke verlaging of verhoging rechtvaardigt.
3. De Bank kan voorts het basisbedrag met ten hoogste 100 procent verlagen of met ten hoogste 50 procent verhogen, indien de mate van verwijtbaarheid van de overtreder een dergelijke verlaging of verhoging rechtvaardigt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad wordt geplaatst.histnoot
Wassenaar, 10 juli 2015
Willem-Alexander
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem
Uitgegeven de achtentwintigste juli 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Het onderhavige besluit strekt er toe ter uitvoering van artikel 9d van de Bankwet 19981 nadere regels te stellen ten aanzien van de verwerving en het gebruik van gegevens door de Nederlandsche Bank (DNB) ten behoeve van haar taak tot het bevorderen van de stabiliteit van het financiële stelsel, haar taak tot het verzamelen van statistische gegevens en het vervaardigen van statistieken of om te voldoen aan informatieverzoeken van internationale organisaties. Voorts strekt het onderhavige besluit er toe ter uitvoering van artikel 9g, tweede lid, van de Bankwet 19982, het basisbedrag vast te stellen van de bestuurlijke boete die DNB kan opleggen voor het niet tijdig verstrekken van de gevraagde informatie aan DNB.
DNB heeft, naast het uitoefenen van toezicht op individuele instellingen, onder meer de taak om de stabiliteit van het financiële stelsel te bevorderen en de taak om statistische gegevens te verzamelen en statistieken te vervaardigen. Deze taken en bijbehorende bevoegdheden zijn verankerd in de Bankwet 1998 (artikel 4, eerste lid, onderdelen c en d). Om die taken naar behoren te kunnen uitvoeren moet DNB ontwikkelingen die relevant zijn voor de stabiliteit van het financiële stelsel tijdig kunnen signaleren en analyseren en zij moet daarover kunnen adviseren.
De hierboven geschetste ontwikkeling heeft ook een internationale dimensie. Veel risico’s kennen een grensoverschrijdend karakter en vereisen in toenemende mate internationale samenwerking en informatie-uitwisseling. Het is daarom van belang dat deze risico’s op meer mondiaal niveau in kaart worden gebracht. Hiermee komt beter in beeld hoe instellingen die opereren op de financiële markten zich tot elkaar verhouden en wordt meer inzicht verkregen in de verwevenheid van die instellingen zodat een beter beeld ontstaat waar zich mogelijke macroprudentiële risico’s (kunnen) voordoen. Internationale financiële organisaties waarbij Nederland is aangesloten, zoals het Internationaal Monetair Fonds3, de Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board)4 en de Bank voor Internationale Betalingen (Bank for International Settlements)5 hebben het voortouw genomen om hiaten in de informatievoorziening te verminderen. In dat kader wordt door deze organisaties een grotere beschikbaarheid van financieel-economische informatie gevraagd van de aangesloten lidstaten, centrale banken en toezichthouders. Daarbij wordt voortgebouwd op de bestaande reguliere statistische rapportages in die lidstaten. Aanspreekpunt voor de aanlevering van de door genoemde organisaties gevraagde informatie is in Nederland doorgaans DNB, omdat DNB beschikt over de daarvoor benodigde infrastructuur voor gegevensverwerking en over de contacten met de onder toezichtstaande en dus aan DNB rapporterende ondernemingen. Steeds vaker vragen genoemde internationale organisaties echter informatie die DNB niet op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) kan krijgen van onder toezichtstaande instellingen. Tot op heden kreeg DNB die informatie dan vrijwillig van de betreffende instellingen, maar gelet op het toenemende belang van internationale dataverzameling en deelname daaraan door alle lidstaten, is een wettelijke basis voor daaruit voortvloeiende rapportages door Nederlandse instellingen gewenst.
Om de hiervoor geschetste doelen te bereiken is door middel van de Wijzigingswet financiële markten 2015 een nieuw hoofdstuk IIB in de Bankwet 1998 ingevoegd, op grond waarvan DNB de bevoegdheid heeft om gegevens op te vragen bij (semi)overheidsinstellingen, ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen. DNB krijgt hiermee de bevoegdheid om gegevens op te vragen voor het maken van statistieken en economische analyses ten behoeve van haar financiële stabiliteitstaak, haar statistiekentaak of om te voldoen aan informatieverzoeken van internationale organisaties. Artikel 9d van de Bankwet 1998 bepaalt dat de internationale organisaties waarvan DNB informatieverzoeken ontvangt waaraan zij moet voldoen bij algemene maatregel van bestuur moeten worden aangewezen (9d, eerste lid, aanhef, van de Bankwet 1998). Hetzelfde geldt voor de semi-overheidsinstellingen en de private partijen waarbij DNB informatie kan opvragen voor macroprudentiële doeleinden; voor de private partijen moet tevens bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald welke gegevens DNB kan opvragen (9d, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van de Bankwet 1998). Het voorgaande is in artikel 1 van het onderhavige besluit geregeld. Ten aanzien van schaduwbanken in artikel 1, derde lid, onderdeel c, kan worden opgemerkt dat in artikel 1, derde lid, onderdeel c, de volgende omschrijving is gegeven van schaduwbanken: ondernemingen die buiten het reguliere bankwezen actief zijn in het kredietintermediatieproces. Deze omschrijving van schaduwbanken is internationaal gangbaar en bekend en is geïntroduceerd door de Raad voor Financiële Stabiliteit in haar rapport «Shadow Banking: Scoping the Issues» van 12 april 20116. Onderzoek van De Nederlandsche Bank en de Raad voor Financiële Stabiliteit heeft de afgelopen jaren aangetoond dat het van belang is inzicht te verkrijgen in de activiteiten van ondernemingen die geen reguliere bank of financiële onderneming zijn en die actief zijn in het kredietintermediatieproces dan wel in de activiteiten van reguliere banken en financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft die buiten het reguliere banksysteem om worden ondernomen in het kredietintermediatieproces. Kredietintermediatie via deze kanalen kan een bron van risico's voor het financiële systeem als geheel vormen, vooral wanneer er een sterke verwevenheid van dergelijke ondernemingen met het reguliere bancaire systeem bestaat. Monitoring van de ontwikkeling in de kredietintermediatie door deze schaduwbanken kan ertoe bijdragen de opbouw van dergelijke risico's voor het financiële systeem te mitigeren. Het is daarom van belang dat DNB bij deze ondernemingen gegevens kan opvragen over balansposten van die ondernemingen en financiële transacties van die ondernemingen met andere partijen.
Voorts bevat het besluit een bepaling over de vergoeding van kosten. Tot slot is in dit besluit ook het basisbedrag van de bestuurlijke boete vastgesteld. Artikel 9g, tweede lid, van de Bankwet 1998 bepaalt dat DNB een bestuurlijke boete kan opleggen als een instantie de gevraagde informatie niet binnen de gestelde termijn verstrekt. In dat artikel is ook bepaald dat de boete, in afwijking van wat artikel 9c, derde lid, van de Bankwet 1998, hierover vermeldt, ten hoogste € 10.000 bedraagt. Op grond van artikel 9c, derde lid, van de Bankwet 1998, dient het basisbedrag van de op te leggen boete bij algemene maatregel van bestuur te worden vastgesteld. Daartoe strekt artikel 3 van het onderhavige besluit.
Zoals in de toelichting bij het wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 2015 is opgemerkt, is beoogd de administratieve lasten voor het bedrijfsleven tot een minimum te beperken. Dit is gerealiseerd doordat DNB pas in laatste instantie private partijen zal vragen om gegevens. Eerst zal DNB nagaan of er gegevens beschikbaar zijn binnen de eigen organisatie of binnen het Europees Stelsel van Centrale Banken. Als dat niet het geval is, treedt DNB in overleg met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) of gebruik kan worden gemaakt van gegevens waarover het CBS beschikt. Indien het CBS niet over de noodzakelijke gegevens beschikt, zal DNB de belastingdienst, het Kadaster, de Kamer van Koophandel of het Bureau Kredietregistratie vragen7 8. Pas als al de voorgaande organisaties niet kunnen leveren wat DNB wenst en DNB aanleiding heeft te veronderstellen dat bepaalde private partijen die gegevens wel kunnen leveren, kan DNB die gegevens aan die partijen vragen. Om welke categorieën private partijen en gegevens het daarbij gaat, is limitatief vastgelegd in het onderhavige besluit. Het voorgaande moge duidelijk maken dat DNB niet vaak bij private partijen terecht komt. Op deze manier wordt gewaarborgd dat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo laag mogelijk zijn. Verder kan in dit kader nog worden gemeld dat DNB in het geval van gegevensverzameling bij private partijen, indien mogelijk, aansluiting zoekt bij de automatisering van de betreffende private partij. In artikel 1, derde lid, zijn de Stichting Bureau Kredietregistratie, financiële ondernemingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft en schaduwbanken aangewezen. De kostenvergoeding is momenteel beperkt tot de Kamer van Koophandel, het Kadaster en het Bureau Kredietregistratie. De kosten die in rekening worden gebracht bij DNB, worden vanuit het centrale bankdeel van DNB gefinancierd.
Instellingen die onder toezicht staan van DNB en schaduwbanken (en eventuele andere categorieën van private partijen die in de toekomst in dit besluit worden aangewezen) komen niet in aanmerking voor kostenvergoeding omdat de data-uitvraag tot doel heeft de stabiliteit van het financiële stelsel te bevorderen. Onder toezichtstaande instellingen en schaduwbanken (en eventuele andere categorieën van private partijen in de toekomst) maken deel uit van dit stelsel en vanuit dat oogpunt is te rechtvaardigen dat zij de kosten zelf moeten dragen. Het voorgaande geldt niet voor de eerder genoemde instanties die op grond van artikel 2 in aanmerking komen voor een kostenvergoeding (Kamer van Koophandel, Kadaster, Stichting Bureau Kredietregistratie). Daarbij zorgt de reikwijdte van het wetsvoorstel er juist voor dat DNB de data opvraagt waar dit het meest efficiënt kan, waardoor DNB minder snel gegevens hoeft op te vragen bij onder toezicht staande instellingen en schaduwbanken.
Het onderhavige besluit is geconsulteerd van maandag 24 maart tot en met vrijdag 18 april 2014 (4 weken). De urgentie van de nieuwe bevoegdheid voor DNB is ingegeven door de financiële crisis en uitdrukkelijk benoemd in het Parlementair onderzoek financieel stelsel (Commissie De Wit). In Aanbeveling 1 beveelt de Commissie De Wit aan dat DNB minimaal een keer per jaar de regering en het parlement informeert over de internationale en nationale macro-economische ontwikkelingen in samenhang met de ontwikkelingen in de financiële sector, waarbij de focus moet liggen op de risico’s in macro-economische ontwikkelingen voor de stabiliteit van het financiële stelsel9. Door de urgentie om DNB bevoegdheden te geven ter bevordering van de stabiliteit van het financiële stelsel, was er geen tijd om het nieuwe hoofdstuk IIB van de Bankwet 1998 te consulteren. De partijen die een consultatiereactie hebben gegeven op het onderhavige besluit, hebben echter wel de beschikking gehad over de tekst van het wetsvoorstel gedurende drie weken van de consultatie van dit besluit.
Reacties zijn ontvangen van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), het Verbond van Verzekeraars (Verbond) en VNO-NCW. De volgende onderwerpen werden in de reacties aan de orde gesteld:
I. Geheimhoudingsregime voor de aan DNB verstrekte informatie.
II. Voorwaarden van het dataverzoek.
III. Termijn voor het voldoen aan het dataverzoek en de sanctie voor het niet voldoen aan het dataverzoek.
IV. Vergoeding van de kosten die worden gemaakt om te voldoen aan het dataverzoek.
Hieronder worden bovenstaande onderwerpen kort behandeld, waarbij zal worden aangegeven of het bewuste commentaar aanleiding heeft gegeven tot aanpassing van het besluit of het wetsvoorstel.
Zorgen zijn geuit over het geheimhoudingsregime dat geldt voor de informatie die DNB op grond van haar nieuwe bevoegdheid opvraagt. Hierover kan worden opgemerkt dat het geheimhoudingsregime voor de informatie die DNB op grond van artikel 9d van de Bankwet 1998 opvraagt, vergelijkbaar is met het geheimhoudingsregime voor de informatie die DNB op grond van de Wet op het financieel toezicht opvraagt. DNB mag die informatie slechts intern gebruiken voor statistische doeleinden en economische analyses (artikel 9e, eerste lid, van de Bankwet 1998). Voor openbaarmaking van de gegevens geldt dat dit alleen geaggregeerd mag; de openbaar gemaakte informatie mag dus nooit herleidbaar zijn tot individuele ondernemingen (artikel 9e, derde lid, van de Bankwet 1998). Voor de verstrekking door DNB aan de internationale organisaties, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van dit besluit (het Internationaal Monetair Fonds, de Raad voor Financiële Stabiliteit en de Bank voor internationale Betalingen) (artikel 9f van de Bankwet 1998) geldt dat het soms noodzakelijk is dat de verstrekte informatie herleidbaar is tot individuele instellingen. Als dat het geval is, verstrekt DNB die informatie slechts onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de betreffende internationale organisatie die informatie alleen intern mag gebruiken en geheim moet houden; zij mag de informatie slechts openbaar maken of aan derden verstrekken als dat niet herleidbaar tot individuele instellingen geschiedt (artikel 9f van de Bankwet 1998). Indien de informatie is vergaard bij de uitoefening van de toezichttaak van DNB geldt dat, voor zover het gaat om vertrouwelijke gegevens of inlichtingen in de zin van artikel 1:89 van de Wft, deze gegevens door DNB alleen op geaggregeerd niveau, dat wil zeggen niet herleidbaar tot personen, kunnen worden verstrekt aan de betreffende internationale organisatie. In het kader van de geheimhouding werd ook in een consultatiereactie opgemerkt dat veilig moet worden gesteld dat DNB met haar nieuwe bevoegdheid niet de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) overtreedt. Hierover kan worden opgemerkt dat DNB op grond van haar nieuwe bevoegdheid geen persoonsgegevens in de zin van de Wbp kan opvragen (zie artikel 9d, eerste en tweede lid, aanhef, van de Bankwet 1998).
In de consultatiereacties werd opgemerkt dat gemist werd dat een verzoek van DNB voldoende specifiek moet zijn. Ook werd opgemerkt dat een procesbeschrijving werd gemist over de exacte inhoud van een dataverzoek en over de wijze waarop daar aan tegemoet gekomen kan worden. Als laatste werd aandacht gevraagd voor de proportionaliteit van de uitvraag door DNB. Is die gewaarborgd en is er ruimte voor de partij aan wie DNB informatie vraagt om te toetsen of de gevraagde informatie nodig is voor het doel van de uitvraag of dat DNB zelf de proportionaliteitstoets maakt. Allereerst wordt opgemerkt dat in artikel 9d, eerste lid, aanhef, van de Bankwet 1998 specifiek wordt bepaald voor welke doelen DNB informatie mag opvragen. DNB mag alleen informatie opvragen als dat nodig is voor haar taken bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen c en d, van de Bankwet 1998 (ter bevordering van de stabiliteit van het financiële stelsel of ten behoeve van haar statistiektaak) of ter voldoening aan informatieverzoeken van aangewezen internationale organisaties. DNB zal bij haar data-uitvraag duidelijk moeten motiveren dat de gevraagde informatie nodig is voor een van deze limitatief opgesomde doelen en dat de uitvraag proportioneel is. Overigens vinden er regelmatig overleggen plaats tussen DNB en de financiële sector over de rapportages. Tijdens die overleggen wordt afgestemd en informatie gedeeld over de planning van rapportages en over toekomstige ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de rapportages. De nieuwe bevoegdheid in de Bankwet 1998 van DNB zal voortaan ook in deze rapportageoverleggen besproken worden.
Over de wijze waarop partijen informatie kunnen verstrekken aan DNB, wordt in de algemene toelichting bij de Wijzigingswet financiële markten 2015 opgemerkt dat «DNB in geval van gegevensverzameling bij ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen, streeft naar geautomatiseerde aanlevering waarbij, indien mogelijk, aansluiting wordt gezocht bij de automatisering van de betreffende onderneningen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen»10. DNB zal verder zorg moeten dragen voor de nodige technische en organisatorische voorzieningen ter beveiliging van de gegevens die zij krijgt aangeleverd en die zij eventueel verstrekt aan internationale organisaties. Deze verplichting geldt voor DNB reeds op grond van artikel 41 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en is om die reden niet afzonderlijk opgenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Bankwet 1998 (zie voor een uitgebreide toelichting van de gegevensbescherming door DNB de algemene toelichting bij het wetsvoorstel Wijzigingswet financiële markten 201511).
In de consultatiereacties werd aangegeven dat de standaardtermijn van drie weken om te voldoen aan een informatieverzoek van DNB te kort is. Dit heeft geleid tot een voorstel tot aanpassing van artikel 9d, derde lid, van de Bankwet 1998. De termijn van drie weken is gewijzigd in een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn. In artikel 2 van het onderhavige besluit wordt hier uitvoering aan gegeven. De mogelijkheid om een boete op te leggen als niet voldaan wordt aan het verzoek van DNB wordt gehandhaafd. Het is erg belangrijk dat de organisaties en ondernemingen voldoen aan de informatieverzoeken van DNB. De mogelijkheid tot het opleggen van een boete onderstreept dit belang en is in overeenstemming met andere wetten op grond waarvan DNB ook informatie kan opvragen (bijvoorbeeld de Wet op het financieel toezicht en de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994).
Dat de kostenvergoeding momenteel beperkt is tot de Kamer van Koophandel, het Kadaster en het Bureau Kredietregistratie is hierboven in paragraaf 4 reeds toegelicht. Daar wordt ook vermeld dat de categorieën private partijen die in artikel1, derde lid, onderdelen b en c, worden aangewezen (instellingen die onder toezicht staan van DNB en schaduwbanken) niet in aanmerking komen voor kostenvergoeding omdat de data-uitvraag tot doel heeft de stabiliteit van het financiële stelsel te bevorderen. Onder toezichtstaande instellingen en schaduwbanken (en in de toekomst eventueel andere categorieën private partijen die in dit besluit worden aangewezen) maken deel uit van dit stelsel en vanuit dat oogpunt is te rechtvaardigen dat zij de kosten zelf moeten dragen.
In dit artikel zijn de internationale organisaties aangewezen waarvan DNB informatieverzoeken ontvangt waaraan zij moet voldoen (eerste lid). Hetzelfde geldt voor de semi-overheidsinstellingen en de private partijen waarbij DNB informatie kan opvragen voor macroprudentiële doeleinden; voor de private partijen is tevens in het onderhavige besluit bepaald welke gegevens DNB kan opvragen (derde lid).
Artikel 2 geeft uitvoering aan artikel 9d, derde lid, van de Bankwet 1998. Laatstgenoemd artikel bepaalt dat gegevens binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn moeten worden verstrekt. Met het oog daarop schrijft artikel 2, eerste lid, voor dat de aanlevering van gegevens geschiedt binnen een door DNB te bepalen termijn die ten minste drie weken bedraagt. Mocht het gezien de spoedeisendheid van de informatie- uitvraag noodzakelijk zijn dat de gevraagde gegevens eerder dan binnen een termijn van drie weken worden aangeleverd, dan kan DNB op grond van het tweede lid een kortere termijn stellen die zij vergezeld zal laten gaan van een nadere motivering van de spoedeisendheid.
Artikel 9d, vierde lid, van de Bankwet 1998, bepaalt dat instellingen, diensten, zelfstandige bestuursorganen, ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren en rechtspersonen als bedoeld in artikel 9d, eerste en tweede lid, de in die leden bedoelde gegevens kosteloos verstrekken tenzij bij algemene maatregel van bestuur anders is bepaald. In het onderhavige artikel is bepaald dat de Kamer van Koophandel, het Kadaster en het Bureau Kredietregistratie de werkelijk gemaakte kosten voor het verstrekken van informatie aan DNB, in rekening mogen brengen bij DNB. Voor een uitgebreide toelichting bij de keuze van de instanties die hun kosten vergoed krijgen, zij verwezen naar paragraaf 4 van de algemene toelichting.
In het eerste lid van artikel 4 is bepaald dat het basisbedrag van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 9g, tweede lid, van de Bankwet 1998, voor het niet tijdig verstrekken van de gevraagde informatie aan DNB, € 5.000 bedraagt. Bij het vaststellen van de bestuurlijke boete dient DNB rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. Boeteverlagende en verhogende factoren zijn de ernst en duur van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid (tweede lid en derde lid). De maximale boete die kan worden opgelegd voor het niet binnen een redelijke termijn verstrekken van de door DNB gevraagde informatie bedraagt € 10.000 (9g, tweede lid van de Bankwet 1998). Het basisbedrag en het maximumbedrag van de boete zijn afgeleid van de boetebedragen die gehanteerd worden in de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 voor het niet tijdig verstrekken van gegevens aan DNB.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem
Dit artikel is ingevoegd in de Bankwet 1998 bij de Wijzigingswet financiële markten 2015, Kamerstukken II 2013/14, 33 918.
Het Internationaal Monetair Fonds (International Monetary Fund) is in 1945 opgericht ter uitvoering van de akkoorden van Bretton Woods en gevestigd te Washington D.C.
De Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability board) is in 2009 opgericht bij besluit van de staatshoofden en regeringsleiders van de G20, waarvan het secretariaat is gevestigd te Bazel.
De Bank voor Internationale Betalingen (Bank for International Settlements) is in 1930 opgericht en gevestigd te Bazel.
Shadow Banking: Scoping the Issues, A Background Note of the Financial Stability board, van 12 april 2011, https://www.financialstabilityboard.org/publications/r_110412a.pdf.
Zie de drietrapsbenadering in artikel 9d, van de Bankwet 1998, ingevoegd bij de Wijzigingswet financiële markten 2015, Kamerstukken II 2013/14, 33 918.
Van het Bureau kredietregistratie zal informatie kunnen worden gevraagd die betrekking heeft op leningen zoals doorlopende kredieten, aflopend krediet en hypotheekleningen, verstrekt aan huishoudens (en de kenmerken van die huishoudens).
Wijzigingswet financiële markten 2015, Kamerstukken II 2013/14, 33 918, nr. 3, blz. 10 en 11.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-310.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.