Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2015, 207 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2015, 207 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen te moderniseren teneinde een gelijk speelveld te bevorderen en zodoende zo veel mogelijk ongewenste verstoringen van de concurrentieverhoudingen te voorkomen tussen enerzijds private ondernemingen en anderzijds daarmee concurrerende directe overheidsondernemingen (ondernemingen die worden gedreven door publiekrechtelijke rechtspersonen) of indirecte overheidsondernemingen (volledig door publiekrechtelijke rechtspersonen beheerste privaatrechtelijke lichamen);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:
g. publiekrechtelijke rechtspersonen, niet zijnde de Staat, die niet al op grond van de onderdelen a, b, c, d en e belastingplichtig zijn, voor zover zij een onderneming drijven.
2. Het tweede en derde lid komen te luiden:
2. Als binnenlandse belastingplichtigen zijn mede aan de belasting onderworpen de ondernemingen gedreven door de Staat. Voor de toepassing van deze wet worden alle ondernemingen gedreven door de Staat die behoren tot eenzelfde bij koninklijk besluit ingesteld ministerie als bedoeld in artikel 44 van de Grondwet, geacht tezamen één onderneming gedreven door de Staat te vormen.
3. Onder een fonds voor gemene rekening wordt verstaan een fonds ter verkrijging van voordelen voor de deelgerechtigden door het voor gemene rekening beleggen of anderszins aanwenden van gelden, mits van de deelgerechtigdheid in het fonds blijkt uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid. Een fonds voor gemene rekening wordt als onderneming aangemerkt. De bewijzen van deelgerechtigdheid worden als verhandelbaar aangemerkt indien voor vervreemding niet de toestemming van alle deelgerechtigden is vereist, met dien verstande dat ingeval vervreemding uitsluitend kan plaatsvinden aan het fonds voor gemene rekening of aan bloed- en aanverwanten in de rechte linie de bewijzen niet als verhandelbaar worden aangemerkt.
3. Het zevende lid komt te luiden:
7. De ondernemingen van een lichaam als bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en g, worden voor de toepassing van deze wet geacht tezamen één onderneming te vormen.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. Voor de toepassing van deze wet wordt onder een publiekrechtelijke rechtspersoon verstaan een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon alsmede een daarmee vergelijkbare buitenlandse rechtspersoon.
B
Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking in zoverre van het eerste lid zijn met Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersonen vergelijkbare buitenlandse rechtspersonen slechts aan de belasting onderworpen voor zover zij een onderneming drijven.
C
In artikel 4 wordt in de aanhef «onderdeel e» vervangen door «onderdelen e en g, en tweede lid,». Voorts wordt «artikel 3, tweede lid» vervangen door: artikel 3, tweede en derde lid.
D
Na artikel 6a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Van de belasting zijn vrijgesteld lichamen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend:
a. als academisch ziekenhuis activiteiten verrichten als genoemd in artikel 1.4, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of
b. onderwijs geven of onderzoek verrichten, mits dat onderwijs en dat onderzoek hoofdzakelijk worden bekostigd uit publieke middelen, uit wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld als bedoeld in hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 2, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, uit lesgelden als bedoeld in artikel 3 van de Les- en cursusgeldwet, uit buitenlandse bijdragen die naar aard en strekking overeenkomen met genoemde college- of lesgelden of uit bijdragen van algemeen nut beogende instellingen waarvoor geen contractuele tegenprestatie wordt gevraagd.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van het eerste lid op lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b en e, en artikel 3, eerste lid, niet zijnde een lichaam als bedoeld in artikel 3, derde lid.
Van de belasting zijn vrijgesteld:
a. Groningen Seaports N.V.;
b. Havenbedrijf Amsterdam N.V.;
c. Havenbedrijf Rotterdam N.V.;
d. Havenschap Moerdijk;
e. N.V. Port of Den Helder;
f. Zeeland Seaports N.V., en
g. lichamen waarvan de activiteiten hoofdzakelijk bestaan uit het beheren, ontwikkelen of exploiteren van een zeehaven of uit werkzaamheden die daaraan dienstbaar zijn en waarvan:
1°. de bestuurders uitsluitend door de lichamen, bedoeld in de onderdelen a tot en met f, onmiddellijk of middellijk, worden benoemd en ontslagen en waarvan het vermogen bij liquidatie uitsluitend ter beschikking komt van de lichamen, bedoeld in de onderdelen a tot en met f, of
2°. uitsluitend de lichamen, bedoeld in de onderdelen a tot en met f, onmiddellijk of middellijk, aandeelhouder, vennoot, deelgerechtigde of lid zijn.
E
Na artikel 8d worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. Bij het bepalen van de winst van een lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, of tweede lid, dan wel artikel 3, derde lid, blijven buiten aanmerking voordelen uit:
a. activiteiten verricht voor:
1°. het lichaam zelf;
2°. een privaatrechtelijk overheidslichaam van het lichaam, of
3°. een publiekrechtelijke rechtspersoon of een privaatrechtelijk overheidslichaam in het kader van een dienstverleningsovereenkomst, indien de voordelen uit deze activiteiten bij die publiekrechtelijke rechtspersoon of dat privaatrechtelijke overheidslichaam bij het bepalen van de winst buiten aanmerking zouden blijven ingevolge onderdeel b, indien deze activiteiten door die rechtspersoon of dat lichaam zelf zouden zijn verricht;
b. activiteiten verricht in verband met de uitoefening van een overheidstaak of van een publiekrechtelijke bevoegdheid van de publiekrechtelijke rechtspersoon, tenzij met die activiteiten in concurrentie wordt getreden met ondernemingen gedreven door natuurlijke personen dan wel door lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, d en e;
c. activiteiten verricht in het kader van een samenwerkingsverband tussen publiekrechtelijke rechtspersonen of privaatrechtelijke overheidslichamen, mits:
1°. de activiteiten worden verricht voor de onmiddellijk of middellijk in het samenwerkingsverband deelnemende publiekrechtelijke rechtspersonen en privaatrechtelijke overheidslichamen, of voor privaatrechtelijke overheidslichamen van genoemde publiekrechtelijke rechtspersonen;
2°. de activiteiten niet tot belastingplicht zouden leiden of de voordelen hieruit zouden zijn vrijgesteld indien de activiteiten zouden zijn verricht door de onmiddellijk of middellijk deelnemende rechtspersonen of lichamen, en
3°. door deze rechtspersonen en lichamen naar evenredigheid van de afname van de activiteiten wordt bijgedragen in de kosten van het samenwerkingsverband.
2. Op verzoek van het lichaam blijft de toepassing van het eerste lid achterwege.
3. Het verzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt gedaan voorafgaand aan het eerste jaar waarover het lichaam de toepassing van het eerste lid achterwege wil laten. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
4. Bij inwilliging van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, geldt dit tot wederopzegging door het lichaam, waarbij wederopzegging alleen mogelijk is met ingang van het vijfde jaar na het einde van het eerste jaar waarop het verzoek betrekking heeft of een van de daaropvolgende jaren. Na wederopzegging kan voor een periode van vijf jaren vanaf het tijdstip waarop het eerste lid weer van toepassing is, geen verzoek worden gedaan als bedoeld in het tweede lid.
5. Onder een privaatrechtelijk overheidslichaam worden voor de toepassing van deze wet verstaan:
a. een lichaam zonder aandeelhouders, vennoten, deelgerechtigden en leden waarvan de bestuurders uitsluitend door publiekrechtelijke rechtspersonen, onmiddellijk of middellijk, worden benoemd en ontslagen en waarvan het vermogen bij liquidatie uitsluitend ter beschikking van publiekrechtelijke rechtspersonen komt, en;
b. een lichaam waarvan uitsluitend publiekrechtelijke rechtspersonen of lichamen als bedoeld in onderdeel a, onmiddellijk of middellijk, aandeelhouders, vennoten, deelgerechtigden of leden zijn.
6. Onder een privaatrechtelijk overheidslichaam van een publiekrechtelijke rechtspersoon wordt voor de toepassing van deze wet verstaan een privaatrechtelijk overheidslichaam waarvan:
a. de bestuurders uitsluitend, onmiddellijk of middellijk, door die publiekrechtelijke rechtspersoon worden benoemd en ontslagen en waarvan het vermogen bij liquidatie uitsluitend toekomt aan die publiekrechtelijke rechtspersoon, of
b. uitsluitend die publiekrechtelijke rechtspersoon of een of meer lichamen als bedoeld in onderdeel a onmiddellijk of middellijk aandeelhouder, vennoot, deelgerechtigde of lid is, onderscheidenlijk zijn.
7. Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. activiteiten als bedoeld in artikel 6b, en
b. het produceren, transporteren of leveren van gas, elektriciteit of warmte en het aanleggen of beheren van netten of leidingen ten behoeve van het transport van gas, elektriciteit of warmte.
8. Het eerste lid, onderdeel a, vindt bij lichamen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, toepassing op activiteiten verricht voor de Staat of voor een privaatrechtelijk overheidslichaam van de Staat.
1. Bij het bepalen van de winst van een privaatrechtelijk overheidslichaam blijven buiten aanmerking voordelen uit:
a. activiteiten verricht voor de publiekrechtelijke rechtspersoon tot wie dat privaatrechtelijke overheidslichaam in een relatie staat als bedoeld in artikel 8e, zesde lid, of voor een ander privaatrechtelijk overheidslichaam van die publiekrechtelijke rechtspersoon dan wel voor een publiekrechtelijke rechtspersoon of een privaatrechtelijk overheidslichaam in het kader van een dienstverleningsovereenkomst, indien de voordelen uit deze activiteiten bij die publiekrechtelijke rechtspersoon of dat privaatrechtelijke overheidslichaam bij het bepalen van de winst buiten aanmerking zouden blijven ingevolge onderdeel b, indien deze activiteiten door die rechtspersoon of dat lichaam zelf zouden zijn verricht;
b. activiteiten verricht in verband met de uitoefening van een overheidstaak of van een publiekrechtelijke bevoegdheid van dat privaatrechtelijke overheidslichaam, tenzij met die activiteiten in concurrentie wordt getreden met ondernemingen gedreven door natuurlijke personen, dan wel door lichamen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, c, d en e;
c. activiteiten verricht in het kader van een samenwerkingsverband tussen publiekrechtelijke rechtspersonen of privaatrechtelijke overheidslichamen, mits:
1°. de activiteiten worden verricht voor de onmiddellijk of middellijk in het samenwerkingsverband deelnemende publiekrechtelijke rechtspersonen en privaatrechtelijke overheidslichamen, of voor privaatrechtelijke overheidslichamen van genoemde publiekrechtelijke rechtspersonen;
2°. de activiteiten niet tot belastingplicht zouden leiden of de voordelen hieruit zouden zijn vrijgesteld indien de activiteiten zouden zijn verricht door de onmiddellijk of middellijk deelnemende rechtspersonen of lichamen, en
3°. door deze rechtspersonen en lichamen naar evenredigheid van de afname van de activiteiten wordt bijgedragen in de kosten van het samenwerkingsverband.
2. Op verzoek van het privaatrechtelijke overheidslichaam blijft toepassing van het eerste lid achterwege.
3. Artikel 8e, derde, vierde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking voordelen uit als academisch ziekenhuis verrichte activiteiten als bedoeld in artikel 6b, eerste lid.
2. Op verzoek van de belastingplichtige blijft toepassing van het eerste lid achterwege.
3. De artikelen 6b, tweede lid, en 8e, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
F
Artikel 9, eerste lid, onderdeel f, vervalt.
G
In artikel 33, eerste lid, wordt «een lichaam als bedoeld in artikel 2, zevende lid, eerste volzin,» vervangen door «een privaatrechtelijk overheidslichaam». Voorts vervalt: omdat het niet wordt aangewend in het kader van de uitoefening van een bedrijf als bedoeld in artikel 2, derde lid.
In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vervalt artikel 6c.
In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in artikel 4.5, eerste lid, «artikel 2, tweede lid» vervangen door: artikel 2, derde lid.
In de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt in artikel 1, tweede lid, «artikel 2, tweede lid» vervangen door: artikel 2, derde lid.
In de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AA, eerste lid, «artikel 2, tweede lid» vervangen door: artikel 2, derde lid.
De wet van 18 december 1997, houdende wijziging van enkele belastingwetten c.a. 1998 (fiscale milieuversterking) (Stb. 1997, 732) wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel XI wordt «onderneming als bedoeld in» vervangen door «onderneming als bedoeld in het tot het moment van inwerkingtreding van de Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen geldende». Voorts wordt «een lichaam als bedoeld in» vervangen door: een lichaam als bedoeld in het tot het moment van inwerkingtreding van de Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen geldende.
B
Artikel XII wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «onderneming als bedoeld in» vervangen door: onderneming als bedoeld in het tot het moment van inwerkingtreding van de Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen geldende.
2. In het tweede lid wordt «een lichaam als bedoeld in» vervangen door «een lichaam als bedoeld in het tot het moment van inwerkingtreding van de Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen geldende». Voorts wordt «in het slot van dat» vervangen door: in het slot van dat tot dat moment geldende.
In afwijking van artikel 8e, derde lid, eerste volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt het verzoek, bedoeld in artikel 8e, tweede lid, van die wet, indien het eerste boekjaar waarover het lichaam de toepassing van artikel 8e, eerste lid, van genoemde wet achterwege wil laten vóór 1 januari 2018 aanvangt, uiterlijk achttien maanden na afloop van dat eerste boekjaar gedaan. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op het verzoek, bedoeld in artikel 8f, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, en op het verzoek, bedoeld in artikel 8g, tweede lid, van die wet.
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2016.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel II in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministers, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te Wassenaar, 4 juni 2015
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes
Uitgegeven de elfde juni 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-207.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.