Besluit van 4 mei 2015 tot vaststelling van het tijdstip van gedeeltelijke inwerkingtreding van de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand en van het Besluit van 17 december 2014 tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand (Stb. 2014, 587)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 28 april 2015, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 638771;

Gelet op artikel IV, eerste lid, van de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand en artikel II, eerste lid, van het Besluit van 17 december 2014 tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand (Stb. 2014, 587);

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De artikelen I, onderdelen A, Aa, onder 1 en onder 2, voor zover het betreft de invoeging van het derde lid, C, F, G, I tot en met X, Y, met uitzondering van artikel 63, tweede lid, Z, AA, en III van de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand treden in werking met ingang van 1 september 2015.

ARTIKEL II

Artikel I, onderdelen A, C, F, H, I, onder 2, L tot en met N en P tot en met S van het Besluit van 17 december 2014 tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand (Stb. 2014, 587) treedt in werking met ingang van 1 september 2015.

Onze Minister van Veiligheid en Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 4 mei 2015

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Uitgegeven de vijftiende mei 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit koninklijk besluit wordt geregeld dat de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand (Stb. 2014, 380) en het Besluit van 17 december 2014 tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand (Stb. 2014, 587) voor een groot gedeelte met ingang van 1 september 2015 in werking treden. De Wet voorziet in artikel IV in de mogelijkheid dat sommige onderdelen van de wet eerder dan andere kunnen worden ingevoerd. Artikel II van genoemd Besluit correspondeert hiermee. De mogelijkheid van een gefaseerde inwerkingtreding hangt samen met het tweeledige doel van de wet. Enerzijds beoogt de wet bepaalde procedures inzake de burgerlijke stand, zoals de procedure voor het aangaan van het huwelijk of een geregistreerd partnerschap, voor de burger te vereenvoudigen. Anderzijds strekt de wet tot (gefaseerde) invoering van elektronische dienstverlening door de burgerlijke stand jegens de burger.

De wetswijzigingen die zien op de vereenvoudiging van bepaalde procedures en andere technische verbeteringen in de wet en het besluit, kunnen met ingang van 1 september 2015 in werking treden. Dit sluit aan bij de wens van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken. Hiermee wordt een uitzondering gemaakt op de in beginsel vaste verandermomenten. Een eerdere inwerkingtredingsdatum – en daarmee afwijken van de minimuminvoeringstermijn voor decentrale overheden – levert aanmerkelijke nadelen voor gemeenten op. In verband met de inwerkingtreding van de wet zullen gemeenten een aantal processen anders moeten inrichten en andere formulieren moeten opstellen. Wachten op het volgende vaste verandermoment is nadelig voor de burger, die profijt heeft van de vereenvoudiging van bepaalde procedures inzake de burgerlijke stand. Gelet hierop zorgt inwerkingtreding per 1 september 2015 voor een passend evenwicht tussen gemeentelijke en particuliere belangen.

De elektronische dienstverlening door de burgerlijke stand aan de burger zal in verschillende fases in werking treden. Een goede en betrouwbare dienstverlening langs elektronische weg, meer in het bijzonder de mogelijkheid tot het doen van elektronische aangifte en de verstrekking van digitale uittreksels, vergt aanpassing van de geautomatiseerde systemen van gemeenten. Het streven is dat medio 2015 een begin kan worden gemaakt met de elektronische overlijdensaangifte. De inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen zal bij afzonderlijk besluit geschieden. Na verloop van tijd volgt de elektronische melding van een voorgenomen huwelijk of geregistreerd partnerschap en daarna wordt, als sluitstuk, de mogelijkheid tot het doen van de aangifte van geboorte langs elektronische weg ingevoerd. Drie jaar na de inwerkingtreding van de wet – medio 2018 – zal vervolgens een evaluatie plaatsvinden, aan de hand waarvan wordt besloten over de invoering van de elektronische opmaak en opslag van akten van de burgerlijke stand.

Artikel I

Naast enkele technische wijzigingen, treden op grond van het eerste artikel de bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in werking, die zien op de vereenvoudiging van bepaalde procedures inzake de burgerlijke stand. Het gaat om de bepalingen die betrekking hebben op:

  • de verificatieplicht van de ambtenaar van de burgerlijke stand van door de burger verstrekte gegevens die nodig zijn voor het opmaken van een akte, die in de plaats komt van de verplichting van de burger om bepaalde stukken te overleggen. Dit vloeit voort uit het uitgangspunt van «eenmalige bevraging van de burger en meervoudig gebruik van de verstrekte gegevens». In verband met de verificatieplicht van de ambtenaar van de burgerlijke stand en het vervallen van de verplichte overlegging van een geboorteakte door de burger voor het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap, vervalt tevens de akte van bekendheid. Deze akte wordt nu nog overgelegd indien de aanstaande echtgenoot of partner in de onmogelijkheid verkeert de geboorteakte te tonen.

  • de uitbreiding van de zelfstandige verbeterbevoegdheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand, waardoor hij ook kennelijke misslagen in de akte kan verbeteren zonder de nu nog benodigde toestemming van de officier van justitie.

  • de melding van een voorgenomen huwelijk of geregistreerd partnerschap die de huwelijksaangifte of aangifte van een geregistreerd partnerschap vervangt en waardoor de akte van aangifte vervalt.

  • een plaatsonafhankelijke dienstverlening door de burgerlijke stand. Hierdoor zijn aanstaande echtgenoten of geregistreerde partners voor de melding van hun voornemen tot het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap niet langer verplicht zich eerst te wenden tot de burgerlijke stand van de woonplaats van een van hen, maar kunnen zij bij elke ambtenaar van de burgerlijke stand terecht.

  • een stelsel van dubbele controle bij een huwelijk of geregistreerd partnerschap ingeval een van de aanstaande echtgenoten of partners niet de Nederlandse nationaliteit heeft of niet rechtmatig in Nederland verblijft. De nu vereiste verklaring van de korpschef wordt daarbij vervangen door een eigen opgave van de aanstaande echtgenoten of partners. Zij moeten verklaren dat het voorgenomen huwelijk of geregistreerde partnerschap niet wordt aangegaan met het oogmerk om verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen en aangeven wat de verblijfsrechtelijke status is van de aanstaande niet-Nederlandse echtgenoot of partner. De ambtenaar van de burgerlijke stand toetst de opgegeven eigen verklaring inzake het verblijfsrecht zowel na de melding van het voorgenomen huwelijk of partnerschap als voorafgaand aan de voltrekking van het huwelijk of de registratie van het partnerschap. Hiermee wordt de procedure ter voorkoming van schijnhuwelijken en -relaties versterkt. Als de ambtenaar van de burgerlijke stand de overtuiging heeft dat hiervan sprake is, gaat hij niet over tot de sluiting van het huwelijk of de registratie van het partnerschap.

Van de inwerkingtreding bij dit besluit zijn slechts uitgezonderd de bepalingen die betrekking hebben op de elektronische dienstverlening door de burgerlijke bestand.

Artikel III van de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand betreft een wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Deze wet is inmiddels vervangen door de Wet basisregistratie personen. Inwerkingtreding van artikel III leidt ertoe dat de overgangsbepaling van artikel 1.8 van de Aanpassingswet basisregistratie personen (Stb. 2013, 316) van kracht wordt. Dat houdt in dat de artikelen 2.8, 2.9 en 2.12 van de Wet basisregistratie personen worden aangepast aan het vervallen van de akte van bekendheid en de vervanging van de verklaring van de korpschef door de eigen verklaring van de aanstaande echtgenoten of geregistreerde partners.

Artikel II

De wijzigingen van het Besluit burgerlijke stand 1994 die ingevolge het tweede artikel in werking treden, betreffen vrijwel uitsluitend wetstechnische aanpassingen in verband met de Wet elektronische dienstverlening burgerlijke stand. Om die reden wordt aangesloten bij de gedeeltelijke inwerkingtreding van de wet. Dat betekent dat de bepalingen die te maken hebben met de invoering van elektronische dienstverlening van dit besluit zijn uitgezonderd. Alle overige wijzigingen die voortvloeien uit de vereenvoudiging van procedures of die technische verbeteringen inhouden, treden daarentegen tegelijk met de wet in werking.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven