Besluit van 28 april 2015 tot wijziging van het Reglement rijbewijzen ter voldoening aan richtlijn nr. 2003/59/EG

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 19 maart 2015, nr. IenM/BSK-2015/56815, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 151d, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 april 2015, nr.W.14.15.0078/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 20 april 2015, nr. IenM/BSK-2015/77849, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 156q, zesde en zevende lid, vervalt.

B

In artikel 156v vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 2015.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 28 april 2015

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de achtste mei 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Richtlijn nr. 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschap van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PbEU 2003, L 226) (hierna: de richtlijn) stelt regels met betrekking tot de vakbekwaamheid van chauffeurs van vrachtwagens of bussen.

De richtlijn is in Nederland geïmplementeerd door het besluit van 17 juni 2008, houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen en enige andere besluiten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid bestuurders) (Stb. 2008, 255).

Nu is gebleken dat bij die implementatie ten onrechte vrijstellingen zijn opgenomen van de basiskwalificatie en van de nascholing voor chauffeurs die voor 1 juli 1955 geboren zijn. Die vrijstellingen verdragen zich niet met de richtlijn die uitsluitend vrijstelling kent van de basiskwalificatie voor buschauffeurs die op 10 september 2008 en vrachtwagenchauffeurs die op 10 september 2009 hun rijbewijs hadden.

Met dit besluit is deze strijdigheid met de richtlijn weggenomen.

Als gevolg van het schrappen van deze (onterechte) vrijstellingen moeten buschauffeurs voor 10 september 2015 en vrachtwagenchauffeurs voor 10 september 2016 hebben voldaan aan de nascholingsverplichtingen (artikel 156r, tweede lid, van het Reglement rijbewijzen).

Uit deze reparatie van het Reglement rijbewijzen volgen geen administratieve lasten maar wel inhoudelijke nalevingskosten.

De inhoudelijke nalevingskosten worden gevormd door de directe kosten van het volgen van de nascholing en de indirecte kosten daarvan (niet gereden uren). De kosten voor het volgen van nascholing zijn bij de implementatie van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders geschat op circa € 500 per dag (kosten nascholing en loonkosten chauffeurs voor die uren), aangezien de nascholingsverplichting 35 uur omvat, komen de kosten per chauffeur op ongeveer € 2.200,–. Het aantal oudere chauffeurs dat ten onrechte was vrijgesteld van de nascholing en nog steeds werkzaam is, is niet bekend. Het is daarom niet mogelijk om een reële inschatting te geven van de totale inhoudelijke nalevingskosten van het schrappen van de onterechte vrijstellingen.

De inwerkingtredingsdatum van dit besluit voldoet niet aan het stelsel van vaste verandermoment en invoeringstermijnen. Aangezien dit besluit reparatiewetgeving betrof ter voldoening aan Europeesrechtelijke verplichtingen zijn twee uitzonderingen op dat stelsel van toepassing.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven