Besluit van 11 december 2014 tot wijziging van het Besluit van 4 juli 2014 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten, de Wet hervorming kindregelingen en de Invoeringswet Participatiewet (Stb. 271)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 december 2014, nr. 2014-0000180487;

Gelet op de artikelen XX van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten, XIV van de Wet hervorming kindregelingen en LIII, eerste lid, van de Invoeringswet Participatiewet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Het artikel van het Besluit van 4 juli 2014 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten, de Wet hervorming kindregelingen en de Invoeringswet Participatiewet (Stb. 271) wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «en IX, onderdelen A tot en met F en H,» vervangen door: IX, onderdelen A tot en met F en H, en XVI, onderdeel A.

b. In onderdeel b wordt «en Xb» vervangen door: , Xb en XI, onder 1 tot en met 8.

c. In onderdeel c wordt «en LII» vervangen door: LII en XLIII, onderdeel A.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De artikelen II, onderdelen A tot en met E, H en I, III, onderdelen A, D en E, V, onderdelen A, B, C en F, en XVI, onderdeel A, van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten, XI, onder 1 tot en met 8, van de Wet hervorming kindregelingen en XLIII, onderdeel A, van de Invoeringswet Participatiewet treden in werking met ingang van 1 juli 2015.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 11 december 2014

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de negentiende december 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

In artikel XVI, onderdeel A, van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten (Wet WWB maatregelen) wordt artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat over de beslagvrije voet gaat, aangepast. De huidige aanpassing vindt zijn basis in de tweede nota van wijziging. In de toelichting bij de nota van wijziging is toegezegd dat bij de doorvoering van de wijzigingen een overgangstermijn in acht zal worden genomen. Die overgangstermijn is wenselijk om de praktijk – met name de beslaglegger en de beslagene – voldoende gelegenheid te geven om zich voor te bereiden op de wijzigingen en ook noodzakelijk om te voorkomen dat het in artikel XVIII van de Wet WWB maatregelen gecreëerde overgangsrecht wordt doorkruist.

De beoogde overgangstermijn zou worden geregeld in het inwerkingtredingbesluit. Per omissie is dit niet gebeurd.

In dit besluit tot wijziging van het besluit van 4 juli 2014 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten, de Wet hervorming kindregelingen en de Invoeringswet Participatiewet (Stb. 271) wordt deze omissie alsnog hersteld. Dit wordt geregeld door artikel XVI, onderdeel A, van de Wet WWB maatregelen per 1 juli 2015 in werking te laten treden. Omdat artikel 475d ook wordt gewijzigd in de Invoeringswet Participatiewet, de Wet hervorming kindregelingen en de Verzamelwet SZW 2015, en deze wijzigingen voortborduren op de wijziging van artikel 475d in de Wet WWB maatregelen, dient ook de inwerkingtreding van die wijzigingen van artikel 475d te worden uitgesteld tot 1 juli 2015. Nu dit technische wijzigingen betreft, heeft dit geen inhoudelijke impact. De inwerkingtreding van de wijziging van artikel 475d in de Verzamelwet SZW 2015 wordt overigens geregeld in een apart inwerkingtredingbesluit.

De uitgestelde inwerkingtreding heeft tot gevolg dat de verwijzingen in artikel 475d naar de normen van de Wet werk en bijstand een half jaar lang onaangepast blijven. Dit laatste kan onduidelijkheden oproepen als het gaat om de van toepassing zijnde norm. Door verschillende wetsvoorstellen die met ingang van 1 januari 2015 in werking treden (Wet WWB maatregelen, Invoeringswet Participatiewet, Wet hervorming kindregelingen, Verzamelwet SZW 2015) zijn deze niet alleen inhoudelijk (door de kostendelersnorm en het kindgebonden budget), maar ook technisch (de normen zijn nu in andere artikel(onderdel)en vormgegeven) gewijzigd.

Hieronder zal daarom kort ter verduidelijking worden weergegeven om welke verwijzingen het gaat en hoe die verwijzingen gedurende de overgangsperiode dienen te worden geïnterpreteerd.

Doordat door de invoering van de Wet hervorming kindregelingen de alleenstaanden oudernorm komt te vervallen worden de gehuwdennormen in de artikelen 21 en 22 van de Participatiewet met ingang van 1 januari 2015 verletterd. De gehuwdennormen staan dan niet langer in artikel 21, onderdeel c, en artikel 22, onderdelen c en d, maar onder artikel 21, onderdeel b, en artikel 22, onderdelen b en c. Dat betekent dat in artikel 475d, eerste lid, onderdeel a, voor «21, onderdeel c» wordt gelezen «21, onderdeel b» en voor «22, onderdeel c en d» wordt gelezen: 22, onderdelen b en c.

Zoals hiervoor uitgelegd vervalt de alleenstaande oudernorm per 1 januari 2015. Dat betekent dat verwijzingen naar deze norm (in artikel 21, onderdeel b, en artikel 22, onderdeel b, Participatiewet) dienen te vervallen. Om deze reden wordt in artikel 475d, eerste lid, onderdeel b, onder 1 en onder 2, voor «21, onderdeel a en b» gelezen: 21, onderdeel a» en wordt in het eerste lid, onderdeel c, voor «22, onderdeel a en b» gelezen: 22, onderdeel a.

Ten slotte komt door de invoering van de Wet WWB Maatregelen artikel 25 van de Participatiewet te vervallen. Artikel 25 bevatte een toeslag aan de alleenstaande (ouder) als hij niet of niet geheel de noodzakelijke kosten van het bestaan met een ander kan delen. Dit is overbodig geworden door het opnemen van de toeslag in verband met het niet kunnen delen van kosten in de basisnorm voor een alleenstaande (ouder) in de artikelen 20, 21 en 22 en door het introduceren van de kostendelersnorm.

Om deze reden is de in artikel 475d, eerste lid, onderdeel b, onder 1, opgenomen verwijzing naar «het bedrag genoemd in artikel 25, tweede lid,» overbodig geworden. Het in dit artikel genoemde bedrag is per dan in de norm genoemd in artikel 21, onderdeel a opgenomen.

Ten slotte dient overal in het artikel waarin naar de Wet werk en bijstand verwezen wordt, de Participatiewet gelezen te worden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven