Besluit van 8 december 2014, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 26 november 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode en wijziging van de Participatiewet in verband met wijziging van de berekening en de periodieke aanpassing van de bijstandsnormen voor pensioengerechtigden (Stb. 2014, 502)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 december 2014, nr. 2014-00001798631;

Gelet op artikel II van de wet van 26 november 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode en wijziging van de Participatiewet in verband met wijziging van de berekening en de periodieke aanpassing van de bijstandsnormen voor pensioengerechtigden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen van de wet van 26 november 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode en wijziging van de Participatiewet in verband met wijziging van de berekening en de periodieke aanpassing van de bijstandsnormen voor pensioengerechtigden (Stb. 2014, 502) treden in werking met ingang van 1 januari 2015, met uitzondering van artikel I, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 8 december 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Uitgegeven de zestiende december 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Dit Koninklijk Besluit voorziet in de inwerkingtreding van de wet van 26 november 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende periode en wijziging van de Participatiewet in verband met wijziging van de berekening en de periodieke aanpassing van de bijstandsnormen voor pensioengerechtigden (Stb. 2014, 502) (hierna: de wet).

Het enig artikel van dit besluit voorziet in de inwerkingtreding van de artikelen IA, IB, IC en ID van de wet op 1 januari 2015. Hiermee wordt voldaan aan het systeem van de vaste verandermomenten. De gebruikelijke invoeringstermijn wordt daarbij niet gehanteerd. Vanaf de inwerkingtreding van de verbeterde berekeningssystematiek voor de AIO-norm op grond van artikel IA van de wet, zal rekening worden gehouden met de actuele ouderenkortingen. Het ligt daarom in de rede dat de invoering van deze berekeningssystematiek tegelijk met de reguliere aanpassing van de ouderenkortingen plaatsvindt. Dit vereist een spoedige inwerkingtreding van de wet. Voor de uitvoering door de Sociale verzekeringsbank (SVB) levert de verkorte invoeringstermijn geen problemen op. Aan de Eerste Kamer is toegezegd dat de aanpassing van het overgangsrecht van de Wet hervorming kindregelingen op grond van artikel IC van de wet op 1 januari 2015 in werking treedt. Het is van belang dat deze aanpassing, die een verbetering voor de doelgroep inhoudt, snel wordt ingevoerd. Dit laatste geldt ook voor de aanpassing van het overgangsrecht van de Wet WWB Maatregelen op grond van artikel IB van de wet.

Tevens voorziet het enig artikel van dit besluit in de inwerkingtreding van artikel I van de wet met ingang van de dag na datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst. In de wet is bepaald dat artikel I zal terugwerken tot en met 24 maart 2014. Hiertoe is besloten omdat zonder deze terugwerkende kracht de kans reëel is dat er tussen bekendmaking van de maatregelen en inwerkingtreding van de wet een grote toeloop van personen ontstaat die gebruik wensen te maken van de gunstigere inkoopregeling. Dit is zeer ongewenst omdat daarmee de kans op onbedoeld gebruik toeneemt, een effect dat deze maatregelen juist beogen tegen te gaan. Onbedoeld gebruik houdt in dat migranten naar Nederland komen en hier AOW inkopen zonder de intentie zich ook na pensionering blijvend te vestigen in Nederland. Dit effect is in potentie zeer groot en legt de last van de hieruit voortvloeiende toename van de AOW-uitgaven bij de toekomstige generaties. Tegenmaatregelen dienen deze toeloop daarom te voorkomen. Op 24 maart 2014 verscheen het persbericht van de ministerraad waarin de gevolgen voor betrokkenen zijn toegelicht, en op de sites van de overheid en de SVB is breed bekendheid gegeven aan de maatregelen. Derhalve is terugwerkende kracht van de wet gerechtvaardigd. Op het punt van de rechtvaardiging van de terugwerkende kracht van de wet is in de memorie van toelichting bij de wet uitgebreid ingegaan.1

Artikel ID bevat een bepaling die de samenloop regelt met het voorstel van rijkswet Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen.2 Dit voorstel van wet is thans nog bij de Tweede Kamer in behandeling. Deze bepaling regelt dat als de termijn voor verlening van het Nederlanderschap wordt verlengd van vijf naar zeven jaar dienovereenkomstig de in de AOW voor de vrijwillige verzekering voorgeschreven termijn van de verplichte ouderdomsverzekering wordt verlengd van vijf naar zeven jaar. Deze samenloopbepaling treedt met ingang van 1 januari 2015 in werking.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstukken II 2013/14, 33 928, nr. 3, p. 10.

X Noot
2

Kamerstukken II 2013/14, 33 852 (R2023).

Naar boven