Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2014, 458 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2014, 458 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in een aantal wettelijke bepalingen op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties enkele wetstechnische gebreken te herstellen alsmede daarin andere wijzigingen van ondergeschikte aard aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In artikel 1 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt in de zinsnede met betrekking tot de Leegstandwet in onderdeel b «zesde lid» vervangen door: negende lid.
In artikel 8 van de Algemene wet gelijke behandeling wordt «strijd met artikel 5, wegens» vervangen door: strijd met artikel 5 of wegens.
Artikel 253 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de tweede volzin wordt na «huishoudinkomen» ingevoegd: over het peiljaar.
b. De derde volzin komt te luiden: De tweede verklaring wordt door de verhuurder bij een verzoek als bedoeld in de eerste volzin overgelegd.
c. Na de derde volzin worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 252a lid 1 heeft gedaan en de huurder zich beroept op een van de gevallen, genoemd in artikel 252a lid 6, verstrekt de huurder, indien het deel uitmaken van een groep, bedoeld in onderdeel a van laatstgenoemd artikellid, of het huishoudinkomen voorwerp van geschil is, bij de verklaring, bedoeld in de eerste volzin, gegevens met betrekking tot dat deel uitmaken of dat huishoudinkomen. Bij regeling van Onze Minister wordt bepaald welke gegevens de huurder verstrekt.
2. In het tweede lid komen de tweede en de derde volzin te luiden: De huurder legt bij dit verzoek een afschrift van het voorstel en van dat schrijven en, indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 252a lid 1 heeft gedaan en het deel uitmaken van een groep, bedoeld in artikel 252a lid 6 onderdeel a, of het huishoudinkomen voorwerp van geschil is, gegevens met betrekking tot dat deel uitmaken of dat huishoudinkomen over. Lid 1 vijfde volzin is van overeenkomstige toepassing.
Artikel IVAD van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob vervalt.
In artikel 81oa, derde lid, van de Gemeentewet wordt «onder k en q» vervangen door: onder k en o.
De Huisvestingswet 2014 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na het tweede lid van artikel 15 worden twee leden ingevoegd, luidende:
3. De vergunning kan, in afwijking van het eerste lid, worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
4. Voordat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
B
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw), onderdelen a en b, wordt «vergunninghouder» vervangen door: houder van de vergunning.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning voorts intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
3. Voordat toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
Ba
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt na «aangewezen categorie gebouwen» ingevoegd: en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen wijk.
2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het einde van onderdeel c, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. te verbouwen tot twee of meer woonruimten.
C
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het eerste lid tot derde lid worden voor dat lid twee leden ingevoegd, luidende:
1. De vergunning, bedoeld in artikel 21 of 22, kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
2. Voordat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «de gronden» vervangen door: de overige gronden.
D
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. De vergunning, bedoeld in artikel 21 of 22, kan voorts worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
3. Voordat toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
E
In artikel 35, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 24» vervangen door: artikel 26.
F
Artikel 40 vervalt.
Artikel 8.17, onderdeel B, van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening vervalt.
De Kieswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel D 3b, vijfde lid, wordt «’s Gravenhage» vervangen door: ’s-Gravenhage.
B
In de artikelen G 1, eerste lid, G 2, eerste lid, G 2a, eerste lid, en G 3, eerste lid, komt de tweede zin te luiden: De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
C
In de artikelen H 3, eerste lid, I 2, eerste lid, onderdeel g, en I 5, onderdeel e, wordt «bevoegd tot deelneming aan de verkiezing» vervangen door: bevoegd tot deelneming aan de desbetreffende verkiezing.
D
In artikel H 4, achtste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. een nieuwe aanduiding indien twee of meer groeperingen als één groepering onder een nieuwe naam samen aan de verkiezingen deelnemen en bij de laatstgehouden verkiezingen van de leden van het desbetreffende orgaan onder een samengevoegde aanduiding met een gezamenlijke lijst deelnamen en daaraan één of meer zetels zijn toegekend.
E
In de artikelen H 11, eerste en tweede lid, N 16, eerste lid, P 2, tweede lid, R 10, eerste en tweede lid, U 4, tweede lid, en W 3, eerste en tweede lid, wordt «te zamen» vervangen door: tezamen.
F
Artikel I 6, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. van wie niet uit de overgelegde verklaring blijkt dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst voor deze kieskring;.
G
In artikel I 7, tweede lid, wordt in de zinsnede «Artikel D 9 lid, is van overeenkomstige toepassing» het woord «lid,» geschrapt.
H
In artikel I 16, tweede lid, wordt na «deze kandidatenlijst» ingevoegd: , indien nog niet genummerd,.
I
In artikel I 17, tweede lid, wordt «bij het centraal stembureau voor een ieder ter inzage te leggen» vervangen door «op een algemeen toegankelijke wijze openbaar te maken» en vervalt de tweede volzin.
J
In artikel J 8, vijfde lid, wordt na «artikel J 7a» ingevoegd: , tweede lid, onderdelen a, c, d en e,.
K
In artikel J 12, vijfde lid, wordt «totdat dit wel het het geval is» vervangen door: totdat dit wel het geval is.
L
In artikel J 20, eerste lid, tweede zin, wordt «het hoofdstembureau» vervangen door: het centraal stembureau.
M
In artikel L 5, derde lid, wordt «schriftelijke aanvrage» vervangen door: schriftelijke aanvraag.
N
In artikel M 6, tweede lid, wordt «onder b, c,d en e» vervangen door: onder b, c, d en e.
O
In artikel N 16, tweede lid, wordt «artikel N 4» vervangen door: artikel N 5.
Oa
In artikel V 2, vijfde lid, wordt «Zolang nog niet, tot toelating van de benoemde is besloten» vervangen door: Zolang nog niet tot toelating van de benoemde is besloten.
P
Artikel V 15, eerste lid, eerste zin, komt te luiden: Indien op het tijdstip van periodieke aftreding van de leden van provinciale staten, het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap, onderscheidenlijk van de gemeenteraad, niet de geloofsbrieven van meer dan de helft van het wettelijk voorgeschreven aantal leden is goedgekeurd, houden de leden van dat vertegenwoordigend orgaan zitting, totdat zulks is geschied.
Q
In artikel X 6 wordt «totdat de goedkeuring van de geloofsbrieven van hun opvolgers onherroepelijk is geworden» vervangen door: totdat de geloofsbrieven van hun opvolgers zijn goedgekeurd.
R
In de artikelen Y 3, onderdeel b, aanhef, Y 4, onderdeel b, aanhef, Y 32, negende lid, Y 34 en Y 36 en het opschrift van hoofdstuk Y, paragraaf 4, wordt «lid-staten» vervangen door: lidstaten.
S
Artikel Y 23 komt te luiden:
T
In artikel Z 8a wordt «Europese Gemeenschappen» vervangen door: Europese Unie.
Artikel 15 van de Leegstandwet wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «artikel 15, eerste lid, onderdeel b» vervangen door «het eerste lid, onderdeel b» en wordt «derde lid, onderdelen a, b en c» vervangen door: derde lid, onderdelen a, b, c en e.
2. Het zesde tot en met dertiende lid worden vernummerd tot negende tot en met zestiende lid.
3. Na het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Indien sprake is van een aanvraag van een vergunning voor dezelfde woonruimte wordt die vergunning slechts verleend indien voor die woonruimte voor de duur van ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die vergunning wordt verleend geen vergunning voor het aangaan van overeenkomsten van huur en verhuur op grond van deze wet was verleend.
4. Het lid 4a wordt vernummerd tot zesde lid, in welk lid de tweede volzin komt te luiden: Deze vergunning kan niet worden verlengd.
5. Het vijfde lid (oud) wordt vernummerd tot achtste lid, in welk achtste lid:
1. in de eerste volzin «dan dat, bedoeld in lid 4a» wordt vervangen door «dan die, bedoeld in het zesde en zevende lid», en
2. de tweede volzin vervalt.
6. Onder vernummering van het lid 5a tot zevende lid, wordt dit lid geplaatst voor het achtste lid (nieuw) en komt de eerste volzin te luiden: De vergunning ten aanzien van woonruimte als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt verleend voor vijf jaren.
7. In het negende lid (nieuw) wordt «derde lid, onder b, c, d en e» vervangen door: derde lid, onderdelen b, c en d.
8. In het twaalfde lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door: negende lid.
9. Het dertiende lid (nieuw) komt te luiden:
13. Een van rechtswege verleende vergunning als bedoeld in:
a. het eerste lid, onderdeel a, ten aanzien van woonruimte voor het gebruik waarvan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend, vervalt van rechtswege op het tijdstip dat die omgevingsvergunning vervalt en in ieder geval tien jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de beschikking tot verlening van de vergunning;
b. het eerste lid, onderdeel b, vervalt van rechtswege vijf jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van de beschikking tot verlening van de vergunning.
c. het eerste lid, onderdeel a, ten aanzien van woonruimte voor het gebruik waarvan geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend, of het eerste lid, onderdeel c, vervalt van rechtswege twee jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van de beschikking tot verlening van de vergunning, indien de duur waarvoor de vergunning is aangevraagd meer dan twee jaren bedraagt dan wel in de aanvraag die duur niet is aangegeven;
10. Het veertiende lid (nieuw) komt te luiden:
14. Een van rechtswege verleende beschikking tot verlenging van een vergunning vervalt van rechtswege een jaar na het tijdstip van de inwerkingtreding van de beschikking tot verlenging, indien de duur waarvoor de vergunning is aangevraagd meer dan een jaar bedraagt, of indien als gevolg van die verlenging de gehele duur van de vergunning bedoeld in:
a. het eerste lid, onderdeel a, ten aanzien van woonruimte voor het gebruik waarvan geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend, meer dan tien jaren zou bedragen, op het tijdstip waarop de gehele duur van de vergunning tien jaren bedraagt;
b. het eerste lid, onderdeel c, meer dan zeven jaren zou bedragen, op het tijdstip waarop de gehele duur van de vergunning van de vergunning zeven jaren bedraagt.
11. Het vijftiende lid (nieuw) komt te luiden:
15. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning als bedoeld in het eerste lid, intrekken indien:
a. de eigenaar onjuiste gegevens heeft verstrekt bij de aanvraag, bedoeld in artikel 15, tweede lid, of bij het verzoek tot verlenging, bedoeld in het negende lid;
b. de vergunning van rechtswege is verleend en daarbij niet voldaan is aan de voorwaarde, bedoeld in het vijfde lid, in welk geval artikel 4:20f, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing is.
De Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10, tweede lid, derde volzin, komt te luiden: Bij ministeriële regeling worden de bedragen, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, en de eerste volzin, met ingang van 1 januari van elk jaar, voor het eerst op 1 januari 2014, gewijzigd met het percentage waarmee per 1 januari van het peiljaar het bedrag, genoemd in artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag is gewijzigd.
B
In hoofdstuk IIIa komt het opschrift van artikel 19a te luiden: Artikel 19b.
1. Na de inwerkingtreding van deze wet berust de Regeling inkomensgrenzen inkomensafhankelijke huurverhoging 2014 op artikel 10, tweede lid, derde volzin, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.
2. Hoofdstuk 3. Wijziging van de inkomensgrenzen van het Besluit vermindering verhuurderheffing 2014 vervalt.
In artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming wordt «E 11, derde en vierde lid» vervangen door: E 11, derde, vierde en vijfde lid.
In artikel 20 van de Uitvoeringswet EGTS-verordening wordt «Europese Gemeenschap» vervangen door: Europese Unie.
In artikel 174 van de Waterschapswet wordt «27 maart 2015» vervangen door: 26 maart 2015.
In artikel V, derde lid, van de Wet aanpassing waterschapsverkiezingen wordt na «Bij de toepassing van de artikelen» ingevoegd: H 4,.
De Wet algemene regels herindeling wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 55, derde lid, wordt «G 5, tweede lid, van de Kieswet» vervangen door: G 5, eerste lid, onder b en c, van de Kieswet.
B
In artikel 65, eerste lid, wordt «onderscheidelijk» vervangen door: onderscheidenlijk.
De Wet basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.3 wordt «waarvan de moeder» vervangen door «waarvan de moeder uit wie het kind is geboren» en «de gemeente waar de moeder» vervangen door: de gemeente waar die moeder.
B
In artikel 2.18 wordt «de moeder» vervangen door: de moeder uit wie het kind is geboren.
C
Artikel 2.38, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «overlegt de geschriften» vervangen door: legt de geschriften over.
2. In de laatste volzin wordt «overlegt hij een hem betreffend verhuisbericht» vervangen door: legt hij een hem betreffend verhuisbericht over.
D
In de artikelen 2.44, tweede volzin, 2.45, vierde lid, 2.46, eerste volzin, en 2.47 wordt «overlegt de geschriften» vervangen door: legt de geschriften over.
E
In artikel 2.51 wordt «overleggen de geschriften» vervangen door: leggen de geschriften over.
F
Artikel 2.52 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «overlegt» vervangen door «legt» en wordt voor de punt ingevoegd: over.
2. In het tweede lid wordt «overleggen» vervangen door «leggen» en wordt voor de punt ingevoegd: over.
G
In artikel 2.67, tweede lid, wordt «overlegt» vervangen door «legt» en wordt voor de punt ingevoegd: over.
H
In artikel 3.7, eerste lid, wordt «het college van burgemeester van wethouders» vervangen door: het college van burgemeester en wethouders.
I
In artikel 4.7, eerste lid, wordt voor «het Besluit bevolkingsboekhouding» ingevoegd: artikel 69, tweede lid, van.
Artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 14°, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur komt te luiden:
14°. de artikelen 8, eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet 2014;
In artikel 92, tweede lid, onder b, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt «Commissie van de Europese Gemeenschappen» vervangen door: Europese Commissie.
De Wet financiering politieke partijen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 178.384» vervangen door «€ 181.429,68», wordt «€ 51.740» vervangen door «€ 52.623,15», en wordt «€ 1.953.202» vervangen door: € 1.986.553,46.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 125.287» vervangen door «€ 127.425,88» en wordt «€ 12.877» vervangen door: € 13.096,72.
3. In het tweede lid wordt «€ 502.223» telkens vervangen door: € 510.798,56.
B
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 181.429,68» vervangen door «€ 181.431», wordt «€ 52.623,15» vervangen door «€ 52.624» en wordt «€ 1.986.553,46» vervangen door: € 1.986.571.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 127.425,88» vervangen door «€ 127.427» en wordt «€ 13.096,72» vervangen door: € 13.097.
3. In het tweede lid wordt «€ 510.798,56» telkens vervangen door: € 510.803.
C
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 181.431» vervangen door «€ 179.057», wordt «€ 52.624» vervangen door «€ 51.935 en wordt «€ 1.986.571» vervangen door»: € 1.960.578.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 127.427» vervangen door «€ 125.760» en wordt «€ 13.097» vervangen door: € 12.926.
3. In het tweede lid wordt «€ 510.803» telkens vervangen door: € 504.120.
4. In het derde lid wordt «€ 615.000» vervangen door «€ 616.196» en wordt «€ 885.000» vervangen door: € 886.721.
D
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 179.057» vervangen door «€ 176.371,15», wordt «€ 51.935» vervangen door «€ 51.155,98» en wordt «€ 1.960.578» vervangen door: € 1.931.169,33.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 125.760» vervangen door «€ 123.873,60» en wordt «€ 12.926» vervangen door: € 12.732,11.
3. In het tweede lid wordt «€ 504.120» telkens vervangen door: € 496.558,20.
E
In artikel 34, eerste lid, vervalt «een deelraad als bedoeld in artikel 87, tweede lid, van de Gemeentewet,».
F
In artikel 43, aanhef, wordt «artikel 8, vierde lid» vervangen door: artikel 8, vijfde lid.
Artikel 27, tweede lid, onderdeel e, van de Wet gemeenschappelijke regelingen komt te luiden:
e. of een openbaar lichaam, een bedrijfsvoeringsorganisatie of een gemeenschappelijk orgaan is ingesteld.
In artikel I, onderdeel Z, van de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (Stb. 2014, 306) wordt in artikel 28, eerste lid, «het openbaar bestuur» vervangen door: het bestuur van het openbaar lichaam.
Indien de onderdelen Y, Z, AT, CA, CQ, DI en DZ van artikel I van de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (Stb. 2014, 306) nog niet in werking zijn getreden op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel Y wordt artikel 26 als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het gemeentebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
B
In onderdeel Z wordt in artikel 28, eerste lid, na «het bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: of van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
C
In onderdeel AT wordt artikel 42 als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende provincies bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan de Staatscourant. Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
D
In onderdeel CA wordt artikel 53 als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende provincies en gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
E
In onderdeel CQ wordt artikel 62a als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het gemeentebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten en waterschappen bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
F
In onderdeel DI wordt artikel 75 als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten, provincies en waterschappen bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
G
In onderdeel DZ wordt artikel 85 als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende provincies en waterschappen bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
Indien de onderdelen Y, Z, AT, CA, CQ, DI en DZ van artikel I van de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (Stb. 2014, 306) reeds in werking zijn getreden op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt de Wet gemeenschappelijke regelingen als volgt gewijzigd:
A
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het gemeentebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
B
In artikel 28, eerste lid, wordt na «het bestuur van het openbaar lichaam» ingevoegd: of van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
C
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende provincies bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
D
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende provincies en gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
E
Artikel 62a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het gemeentebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de gemeente van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten en waterschappen bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 140 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
F
Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten, provincies en waterschappen bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
G
Artikel 85 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het provinciebestuur dat daartoe bij de regeling is aangewezen onderscheidenlijk het bestuur van de provincie van de plaats van vestiging maakt de regeling tijdig in alle deelnemende provincies en waterschappen bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging, verlenging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.
Artikel 1.1 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel n betreffende «Onze Minister» wordt de punt aan het slot vervangen door een puntkomma.
2. Onderdeel n betreffende «Onze Minister wie het aangaat» wordt geletterd o.
In artikel 40, tweede lid, onder d, van de Wet op de parlementaire enquête 2008 wordt voor «Hoofdstuk 2 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens» ingevoegd: paragraaf 2 van.
De Wet op de Raad van State wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5, vijfde lid, laatste volzin, komt te luiden:
De artikelen 44, vijfde tot en met achtste en tiende lid, en 44a, eerste tot en met achtste en tiende lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing.
B
In de artikelen 8, vierde lid, en 10, derde lid, wordt «5, eerste lid, aanhef en onder d, en tweede lid» vervangen door: 5, eerste lid, aanhef en onder d, en vijfde lid.
Artikel III, eerste lid, van de Wet van 9 april 2014 tot wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek en de Huisvestingswet naar aanleiding van de evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek) vervalt.
In artikel 41, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 wordt «basisregistratie personen persoonsgegevens» vervangen door: basisregistratie personen.
De artikelen III, onderdeel A, onder 4, en XVI, onderdeel A, van de wet van 25 juni 2009 tot wijziging van diverse wetten op de beleidsterreinen van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in verband met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten, alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard (Stb. 297) vervallen.
Indien het bij koninklijke boodschap van 14 juni 2013 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten in verband met de afschaffing van de plusregio’s (Wet afschaffing plusregio’s) (33 659) tot wet is of wordt verheven en die wet op hetzelfde tijdstip in werking treedt als de Huisvestingswet 2014, wordt in artikel 51 van de Huisvestingswet 2014, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Het tweede lid is niet van toepassing op de huisvestingsverordeningen, bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Huisvestingswet. Op deze verordeningen is artikel XXIII van de Wet afschaffing plusregio’s van toepassing.
Indien het bij geleidende brief van 16 november 2005 aanhangig gemaakte voorstel van wet van de leden Dubbelboer, Duyvendak en Van der Ham, houdende regels inzake het raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum) (Kamerstukken 30 372) tot wet is of wordt verheven, wordt in artikel 110 van die wet «artikel 63» vervangen door: artikel 59.
De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel g vervalt.
2. De onderdelen h tot en met p worden geletterd g tot en met o.
B
Artikel 7b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Tenzij een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk het uitdrukkelijk toestaat, is het verboden een bouwwerk te bouwen, voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 8, zevende lid» vervangen door: artikel 8, zesde lid.
3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 8, achtste lid» vervangen door «artikel 8, zevende lid» en wordt «het negende lid» vervangen door «het achtste lid».
C
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid vervalt.
2. Het zesde tot en met negende lid worden vernummerd tot vijfde tot en met achtste lid.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt «het tweede, vijfde en zesde lid» vervangen door: het tweede en vijfde lid.
4. In het zevende lid (nieuw) wordt «tweede tot en met vierde, zesde en zevende lid» vervangen door: tweede tot en met zesde lid.
5. In het achtste lid (nieuw) wordt «het achtste lid» vervangen door: het zevende lid.
D
De artikelen 9 en 10 vervallen.
E
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede «bij een vergunning voor een bouw- of sloopactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, respectievelijk 2.2, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» vervangen door: bij een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk.
2. In het tweede lid, wordt «artikel 8, negende lid» vervangen door «artikel 8, achtste lid» en wordt «artikel 8, achtste lid» vervangen door «artikel 8, zevende lid».
F
In artikel 12, derde lid, vervalt de zinsnede «of met in de bouwverordening opgenomen voorschriften van stedenbouwkundige aard».
Fa
In artikel 14, zesde lid, wordt «aan de degene» vervangen door: aan degene.
G
In artikel 120, tweede lid, wordt «artikel 8, negende lid» vervangen door: artikel 8, achtste lid.
H
Na artikel 132 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Voor gebieden waar op het tijdstip van inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 een bestemmingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is, blijven de artikelen 1, eerste lid, onderdeel g, 7b, eerste lid, 8, vijfde en zevende lid, 9, 10 en 12, derde lid, zoals die laatstelijk luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014, van toepassing tot het tijdstip van wijziging van het bestemmingsplan voor het gebied, doch uiterlijk tot 1 juli 2018.
2. Voor gebieden waar op het tijdstip van inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 geen bestemmingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is, blijven de artikelen 1, eerste lid, onderdeel g, 7b, eerste lid, 8, vijfde en zevende lid, 10 en 12, derde lid, zoals die laatstelijk luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014, van toepassing tot het tijdstip van het van toepassing worden van een bestemmingsplan voor dat gebied, doch uiterlijk tot 1 juli 2018.
3. Op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014, alsmede op enig bezwaar of beroep, ingesteld tegen een besluit over een dergelijke aanvraag, blijven de artikelen 1, eerste lid, onderdeel g, 7b, eerste lid, 8, vijfde en zevende lid, 9, 10 en 12, derde lid, zoals deze luidden op het tijdstip waarop de aanvraag werd ingediend, van toepassing.
4. Op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, ingediend op of na het tijdstip van inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 tot 1 juli 2018, waarbij het bouwen plaatsvindt in een gebied waar op het tijdstip van indienen van de aanvraag geen bestemmingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is, alsmede op enig bezwaar of beroep, ingesteld tegen een besluit over een dergelijke aanvraag, blijven de artikelen 1, eerste lid, onderdeel g, 7b, eerste lid, 8, vijfde en zevende lid, 10 en 12, derde lid, zoals deze laatstelijk luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014, van toepassing.
1. Deze wet, met uitzondering van de artikelen XIVa, XVIa en XXIII, onderdeel Fa, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij wordt geplaatst.
2. De artikelen III en VIII, onderdeel B, werken terug tot en met 16 maart 2013.
3. De artikelen IV en XVI, onderdeel E, werken terug tot en met 19 maart 2014.
4. Artikel XIVa treedt in werking op het tijdstip waarop de Huisvestingswet 2014 in werking treedt. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na het tijdstip waarop die wet in werking is getreden, treedt artikel XIVa in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt het terug tot en met het tijdstip waarop die wet in werking is getreden.
5. Artikel XVI, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 januari 2011.
6. Artikel XVI, onderdeel B, werkt terug tot en met 1 januari 2012.
7. Artikel XVI, onderdeel C, werkt terug tot en met 1 januari 2013.
8. Artikel XVI, onderdeel D, werkt terug tot en met 1 januari 2014.
9. Artikel XVIa treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel D, van de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (Stb. 2014, 306) in werking treedt. Indien artikel I, onderdeel D, van de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen reeds in werking is getreden op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, treedt artikel XVIa van deze wet in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt het terug tot en met het tijdstip waarop artikel I, onderdeel D, van de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en een aantal andere wetten in verband met de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur en de invoering van een bedrijfsvoeringsorganisatie met rechtspersoonlijkheid, alsmede regeling van diverse andere onderwerpen in werking is getreden.
10. Artikel XXIII, onderdeel Fa, treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 4 juni 2014 tot wijziging van de Woningwet in verband met het versterken van het handhavingsinstrumentarium (Stb. 2014, 249) in werking treedt. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na het tijdstip waarop die wet in werking is getreden, treedt artikel XXIII, onderdeel Fa, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt het terug tot en met het tijdstip waarop die wet in werking is getreden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te Wassenaar, 19 november 2014
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok
Uitgegeven de achtentwintigste november 2014
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2014-458.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.