Besluit van 10 november 2014 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Waterschapsbesluit in verband met het schrappen van de toekenning van de tegemoetkoming in de kosten van een ziekteverzekering aan commissieleden die geen raads- of statenlid zijn, wijziging van de hoogte van deze tegemoetkoming en een wijziging van technische aard (Correctiebesluit in verband met het schrappen van de tegemoetkoming ziektekostenverzekering voor commissieleden)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 17 oktober 2014, nr. 2014-0000555006, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel 93 van de Provinciewet, artikel 95 van de Gemeentewet en artikel 32a van de Waterschapswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 oktober 2014, No.W04.14.0384/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 november 2014;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een statenlid ontvangt ten laste van de provincie een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering van € 97,54 per jaar.

B

Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

Ten aanzien van individuele gevallen kunnen gedeputeerde staten artikel 10, eerste lid, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing van de in het Correctiebesluit in verband met het schrappen van de tegemoetkoming ziektekostenverzekering voor commissieleden (Stb. 2014, 431) aan dit artikellid verleende terugwerkende kracht, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

ARTIKEL II

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een raadslid ontvangt ten laste van de gemeente een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering van € 97,54 per jaar.

B

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

Ten aanzien van individuele gevallen kan het college van burgemeester en wethouders artikel 11, eerste lid, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing van de in het Correctiebesluit in verband met het schrappen van de tegemoetkoming ziektekostenverzekering commissieleden (Stb. 2014, 431) aan dit artikellid verleende terugwerkende kracht, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

C

In artikel 18a, eerste lid, wordt «€ 176,66» vervangen door «€ 180,90», «€ 210,46» door «€ 215,51» en «€252,43» door «€ 258,49».

ARTIKEL III

Het Waterschapsbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.8, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur ontvangt ten laste van het waterschap een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering van € 97,54 per jaar.

B

Na artikel 3.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.8aa

Ten aanzien van individuele gevallen kan het dagelijks bestuur artikel 3.8, eerste lid, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing van de in het Correctiebesluit in verband met het schrappen van de tegemoetkoming ziektekostenverzekering commissieleden (Stb. 2014, 431) aan dit artikellid verleende terugwerkende kracht, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2014.

ARTIKEL V

Dit besluit wordt aangehaald als: Correctiebesluit in verband met het schrappen van de tegemoetkoming ziektekostenverzekering voor commissieleden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 10 november 2014

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Uitgegeven de achttiende november 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Bij het Besluit harmonisering en modernisering rechtspositie politieke ambtsdragers (Stb. 2014, 230) is per 1 juli 2014 een groot aantal wijzigingen aangebracht in de rechtspositiebesluiten van tien decentrale politieke ambtsdragers1. Het doel van deze operatie was om voor vergelijkbare decentrale politieke ambtsdragers vergelijkbare voorzieningen vast te stellen. Beoogd was verschillen in de rechtspositie weg te nemen die enkel historisch zijn te verklaren of die intussen achterhaald blijken te zijn. Vervolgens is bezien, en dat is het streven naar modernisering geweest, of de desbetreffende voorziening nog adequaat was met het oog op het functioneren van de politieke ambtsdrager in de huidige tijd. Regelgeving is vereist, omdat politieke ambtsdragers, buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, als zodanig ten laste van het bestuursorgaan geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen mogen genieten (voor statenleden artikel 96 Provinciewet en voor raadsleden artikel 99 Gemeentewet).

In het genoemde besluit is onder meer artikel 10 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden alsmede artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden gewijzigd. Dit leidde ertoe dat per 1 juli 2014:

  • alle commissieleden2 ten laste van het bestuursorgaan recht hebben gekregen op een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering;

  • het bedrag van de tegemoetkoming ad € 203,21 per jaar per abuis is omgezet van een bruto-bedrag in een netto-bedrag, zowel voor raads-, staten- als commissieleden. Hierdoor is het bedrag de facto verdubbeld.

Voor de leden van het algemeen bestuur van de waterschappen is ten aanzien van artikel 3.8 van het Waterschapsbesluit dezelfde technische fout gemaakt als voor de raads- en statenleden. Ook voor hen is het bedrag van de tegemoetkoming ad € 203,21 per jaar per abuis omgezet van een bruto-bedrag in een netto-bedrag.

Het Interprovinciaal Overleg (IPO), gesteund door de vertegenwoordiger voor de statenleden in het ORDPA3, en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben de minister van BZK bij brieven van respectievelijk 18 september 2014, kenmerk IWV 07063/2014, en 25 september 2014, kenmerk ECWGO/U201401759, verzocht om deze tegemoetkoming voor commissieleden zo spoedig mogelijk te schrappen. De VNG heeft tevens gevraagd om deze tegemoetkoming vast te stellen op het bedrag dat netto gold vóór 1 juli 2014. De Unie van Waterschappen en de vertegenwoordiger voor de leden van het algemeen bestuur in het Overleg rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (ORDPA) ondersteunden de wens de niet beoogde verdubbeling met terugwerkende kracht teniet te doen.

Gebleken is dat artikel 94 van de Provinciewet en artikel 96 van de Gemeentewet bij nader inzien onvoldoende grondslag bieden voor het verstrekken van deze tegemoetkoming aan commissieleden. Een tegemoetkoming in de kosten voor een ziektekostenverzekering kan niet worden beschouwd als een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen of van reis- of verblijfskosten van een commissieleden.

In de praktijk bleek bovendien dat deze harmonisering tot ongewenste effecten leidt. De kosten van deze wijziging bleken op termijn veel omvangrijker te zijn dan vermoed. Gemeenten noch provincies worden, mede gezien de in eerste instantie berekende beperkte financiële effecten, via het Gemeentefonds respectievelijk het Provinciefonds gecompenseerd voor deze veranderingen. De oorzaak van de onverwacht hoge kosten van de wijziging op dit punt is dat de reikwijdte van de bepalingen veel groter is dan voorzien, waardoor veel meer commissies en dus commissieleden recht hebben op deze tegemoetkoming. De hoogte van de tegemoetkoming is bij veel commissieleden niet in verhouding tot de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen. Bovendien zorgt de uitvoering van deze bepaling in de praktijk voor veel uitvoeringsvraagstukken. Voorbeelden zijn:

  • Wat te doen indien iemand bij één gemeente is benoemd in verschillende commissies?

  • Wat te doen indien iemand bij verschillende gemeenten en provincies lid is van verschillende commissies?

  • Hoe om te gaan met reserve- of plaatsvervangende commissieleden?

  • Wat als de benoemde commissieleden niet op de vergaderingen aanwezig zijn?

De gewijzigde fiscale behandeling van de tegemoetkoming leidt verder tot veel extra kosten, omdat er in het Besluit harmonisering en modernisering rechtspositie politieke ambtsdragers abusievelijk geen debrutering heeft plaatsgevonden waardoor het bedrag van de tegemoetkoming de facto verdubbeld is. Deze verdubbeling van de aanspraak was niet beoogd.

Ook het bestuur van Raadslid.nu, de beroepsvereniging van raadsleden, acht het effect dat optreedt, in het bijzonder dat de tegemoetkoming voor commissieleden in geen verhouding staat tot de inkomensafhankelijke afdracht voor de ziektekostenverzekering, ongewenst en schadelijk voor de beeldvorming van het openbaar bestuur. Daarom onderschrijft Raadslid.nu het streven om een en ander zo spoedig mogelijk te corrigeren.

De regering herstelt daarom met de wijziging in dit besluit van artikel 10 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden en van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden de situatie zoals die vóór 1 juli 2014 gold: de tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering betreft uitsluitend de staten- en raadsleden. Ook de hoogte van de tegemoetkoming wordt in de genoemde besluiten alsmede in het Waterschapsbesluit, wat zij vroeger was: netto € 97,54 per jaar (2014). Zoals gezegd, de verdubbeling van de aanspraak per 1 juli 2014 was niet beoogd.

De regering vindt het zeer wenselijk om dit grondslaggebrek en de onbedoelde aanpassing van de hoogte van het bedrag te herstellen met terugwerkende kracht tot 1 juli 2014. Hierdoor loopt de situatie van vóór 1 juli 2014 ongewijzigd door. Deze wijziging met terugwerkende kracht acht de regering in dit geval gerechtvaardigd. Ten eerste, omdat een dergelijke vergoeding aan commissieleden in strijd is met de Provinciewet en de Gemeentewet. Ten tweede omdat de wens tot harmonisatie van vergoedingen en tegemoetkomingen geen reden kan zijn van het toekennen van extra financiële voordelen zonder andere rechtvaardiging.

De regering heeft daarbij de vraag onder ogen gezien of de betrokken staten-, raadsleden, leden van het algemeen bestuur van een waterschap of commissieleden mochten vertrouwen op de tekst in het Besluit harmonisering en modernisering rechtspositie politieke ambtsdragers. Voor zover er bij de staten-, raadsleden, leden van het algemeen bestuur van een waterschap of de commissieleden verwachtingen zijn gewekt door middel van de publicatie van genoemd besluit en de circulaires die een en ander toelichtten, is het is niet waarschijnlijk dat deze daadwerkelijk in een nadeliger positie zijn gebracht, doordat zij individueel hebben gehandeld, vertrouwend op de toekenning van de tegemoetkoming. Immers, het aangaan of wijzigen van een ziektekostenverzekering geschiedt in het algemeen per 1 januari van enig kalenderjaar. Bovendien is het toegekende bedrag klein: voor de raads- en statenleden en leden van het algemeen bestuur van een waterschap een verhoging per 1 juli 2014 (dus naar rato) met circa € 50 netto, en voor de commissieleden (eveneens naar rato) een bedrag van circa € 100 netto. De regering is verder van oordeel dat dit besluit de toets aan artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) kan doorstaan. Een inbreuk op eigendom is op grond van die bepaling toegestaan, indien er sprake is van een wettelijke basis, het algemeen belang wordt gediend en er sprake is van een «fair balance». Aan de eerste twee eisen wordt met onderhavig besluit zonder meer voldaan. De regering is van oordeel dat met bovenstaande afweging ook aan de derde eis is voldaan.

Maar om extra zorgvuldig te zijn is in de drie rechtspositiebesluiten een hardheidsclausule opgenomen voor de naar verwachting uitzonderlijke gevallen dat de intrekking of de terugvordering naar het oordeel van gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van het waterschap toch zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het gaat dan om gevallen waarbij een terugvordering leidt tot financiële problemen of waarin een staten-, raads- of commissielid of een lid van het algemeen bestuur kan aantonen dat hij of zij op basis van deze toegezegde tegemoetkoming onomkeerbare handelingen heeft verricht.

Om het effect van de terugwerkende kracht te mitigeren is het voornemen tot onderhavige wijziging op medio oktober bekend gemaakt met een circulaire aan de provincies, gemeenten en waterschappen.

Tot slot wijzigt de regering in artikel 18a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden drie bedragen. Per abuis waren in het Besluit harmonisering en modernisering rechtspositie politieke ambtsdragers, voor dit overgangsrecht met ingang van 1 juli 2014, de bedragen van 31 december 2013 gehanteerd en niet die van 1 januari 2014. Deze wijziging van artikel 18a geldt eveneens met ingang van 1 juli 2014, zodat men bij de indexering van de bedragen in de rechtspositiebesluiten per 1 januari 2015 van de correcte bedragen kan uitgaan. Dit is een kennelijk verschrijving, maar deze zou op 1 januari 2015 mogelijk tot problemen kunnen leiden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Het gaat om de rechtspositiebesluiten van de commissaris van de Koning, de burgemeester, de voorzitter van een waterschap, de gedeputeerde, de wethouder, het dagelijks bestuurslid van een waterschap, het staten- of commissielid, het raads- of commissielid, het algemeen bestuurslid van een waterschap, en van de Rijksvertegenwoordiger van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES).

X Noot
2

Dat zijn commissieleden als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden of artikel 1, onderdeel d, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden. Dat is een lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 80, 81 en 82 van de Provinciewet, dat niet tevens lid van de raad of van de staten is, of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

X Noot
3

Het ORDPA is het Overleg Rechtspositie Decentrale Politieke Ambtsdragers. Dat is het overlegorgaan van koepels en beroepsgroepen van de decentrale politieke ambtsdragers in de provincies, gemeenten en waterschappen. In het ORDPA wordt met de minister van BZK gesproken over de arbeidsvoorwaarden van de decentrale politieke ambtsdragers.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven