33 612 Structuurvisie Windenergie op land

Nr. 49 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2015

In deze brief bericht ik u over de voortgang van windenergie op land. Eerst komt de Monitor Wind op Land aan bod. Daarna bespreek ik de stand van zaken in Fryslân en in Drenthe. Tot slot ga ik in op de maatschappelijke acceptatie van windenergie.

Monitor Wind op Land

Bijgaande monitor heb ik samen met IPO, VNG, windsector, netbeheerders en natuur en milieuorganisaties door RVO laten opstellen1. Ik heb met uw Kamer en de provincies afgesproken dat ik 31 december 2014 als belangrijke peildatum zou hanteren voor de voortgang van windenergie op land richting het doel in het Energieakkoord van 14% duurzame energie in 2020. Afspraak was immers dat alle provincies op deze datum de gebieden voor windenergie planologisch vastgelegd zouden hebben. Tot mijn genoegen heb ik in een Bestuurlijk Overleg van 3 maart jl. samen met het IPO geconstateerd dat dit met uitzondering van Fryslân gelukt is.

Bovendien is de productiecapaciteit van de geplande projecten voldoende voor de realisatie van 6000 MW in 2020, de landelijke doelstelling voor windenergie op land in het Energieakkoord. Op basis van de monitor constateer ik dat op dit moment 2533 MW in Nederland gerealiseerd is, ruim 42% van 6000 MW. Daarnaast zit er voor 3500 MW projecten in de planning.

De bovengenoemde partijen realiseren zich dat er nog steeds veel werk aan de winkel. Planologisch vastleggen is een belangrijke stap, maar het gaat uiteindelijk om de realisatie van 6000 MW wind op land in 2020. Een groot aantal projecten zit in het voortraject. Wel is het projectvermogen in het voortraject tussen juni en december afgenomen, terwijl het projectvermogen in procedure en in de bouwfase is toegenomen. Dit wijst er op dat de projecten in de pijplijn doorstromen op weg naar realisatie. Om in 2020 bij te kunnen dragen aan de doelstelling streven partijen er naar dat projecten uiterlijk in 2018 in de bouwfase zitten.

Om de realisatie van 6000 MW dichterbij te brengen pak ik samen met bovengenoemde partijen knelpunten aan. Zo heb ik afgelopen jaar winddifferentiatie in de SDE+ doorgevoerd. Hierdoor wordt er meer gestuurd op energieopbrengst en wordt windenergie in alle delen van Nederland gestimuleerd. De windsector heeft samen met de natuur en milieubeweging het afgelopen jaar de gedragscode windenergie op land vastgesteld waarin vroegtijdige participatie moet zorgen voor meer acceptatie van wind op land.

Ook constateer ik op basis van de monitor dat een aantal provincies de uitvoering van de taakstelling bij gemeenten hebben neergelegd. Ik waardeer het dat gemeenten zich ook committeren aan de opgave voor windenergie op land, maar provincies blijven op grond van de IPO-Rijk afspraken verantwoordelijk voor de realisatie van de taakstelling. Ik zal hen daar ook op blijven aanspreken.

Fryslân

Zoals hierboven genoemd is Fryslân de enige provincie waar het planologisch vastleggen van de gebieden voor windenergie nog niet gelukt is. In Fryslân hebben provinciale staten voor het eind van vorig jaar een besluit genomen. Dit is echter nog niet vastgelegd in een provinciale structuurvisie. Bovendien laat het besluit nog enkele keuzes open.

In 2014 heeft de provincie een half jaar extra de tijd gekregen om alternatieve locaties voor windenergie op land in kaart te brengen en vast te leggen. Via het initiatief Fryslân foar de wyn heeft de provincie een aantal locaties voor wind op land in beeld gebracht, welke planologisch vastgelegd hadden kunnen worden. Hier heeft de provincie uiteindelijk niet voor gekozen. In plaats daarvan heeft de provincie aangegeven 316 MW in het IJsselmeer te willen realiseren, met een voorkeur voor een opstelling van windmolens op en langs de Afsluitdijk in plaats van het in overleg met diezelfde provincie in de Structuurvisie Wind op Land vastgelegde gebied. Ik heb over deze voorkeur gesproken met de provincie en aangegeven dat tijdige realisatie van de 6000 MW wind op land voor mij voorop staat. Bij keuze voor plaatsing langs de Afsluitdijk zou weer een geheel nieuw besluitvormingsproces moeten worden opgestart, terwijl dit proces voor de SWOL-locatie nu kan worden afgerond. Een nieuw besluitvormingsproces zou tijdige realisatie van het windpark in gevaar brengen. Daarmee vormt het een onacceptabel risico dat dit grootschalige park geen bijdrage gaat leveren aan de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020. Dat brengt deze optie in strijd met het Energieakkoord. Ook na die bespreking heeft de provincie mij geen alternatief aangereikt dat wél tijdig de benodigde bijdrage gaat leveren aan de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020. De provincie houdt vast aan de voorkeur voor plaatsing op en langs de Afsluitdijk. Daarom heeft het kabinet moeten besluiten weliswaar mee te gaan met de voorkeur van de provincie voor een windpark van 316 MW in het IJsselmeer, maar daarbij geen ruimte te bieden voor plaatsing op en langs de Afsluitdijk. De realisatie van een windpark van ca. 316 MW zal moeten plaatsvinden in het Friese deel van het IJsselmeer dat in de Structuurvisie Wind Op Land is aangewezen. Op basis van dit besluit wordt nu een ontwerpinpassingplan opgesteld. Naar verwachting wordt dit plan samen met de andere benodigde ontwerpbesluiten en de Milieueffectrapportage (MER) binnen enkele maanden ter inzage gelegd, zoals gebruikelijk bij een Rijkscoördinatieregeling(RCR)-project.

Hiermee doet het kabinet recht aan de door uw Kamer aangenomen motie (Kamerstuk 30 196, nr. 287) die mij vroeg om rekening te houden met de wensen van de provincie met inachtname van de afspraken uit het Energieakkoord.

Drenthe

In uw brief van 24 februari 2015 heeft u mij het verzoek van het lid Smaling om de stand van zaken in Drenthe toe te lichten overgebracht (Handelingen II 2014/15, nr. 55, item 8). Het verzoek van lid Smaling kwam naar aanleiding van uitspraken van de commissaris van de Koning in Drenthe, dhr. Tichelaar, over de opstellingsvariant waarmee ik de inpassingsprocedure van het windpark Drentse Monden Oostermoer wil starten.

De Provincie Drenthe heeft in het kader van de afspraken tussen het Rijk en de Provincies toegezegd om 285,5 MW windenergie op haar grondgebied te realiseren. Hiervoor heeft het twee gebieden aangewezen: het gebied Emmen/Coevorden, en het gebied Drentse Monden Oostermoer. Naar aanleiding van een RCR-melding van enige jaren geleden ben ik reeds drie jaar in gesprek met de provincie en de betrokken gemeenten in Drenthe. De initiatiefnemers beoogden aanvankelijk een windpark van 400 MW in Drentse Monden Oostermoer. Begin 2014 heb ik aangegeven het park te willen beperken tot 150–185,5 MW. In het najaar van 2014 heeft de provincie Drenthe definitief planologisch vastgelegd dat het 135,5 MW windenergie in het gebied rond Emmen-Coevorden gerealiseerd zal worden. Voor het gebied Drentse Monden en Oostermoer volstaat dan 150 MW.

Over de invulling van het gebied heeft meerdere malen overleg plaatsgevonden met de initiatiefnemers, de provincie en de betrokken gemeenten. Uit de mogelijke opstellingsvarianten die voorlagen is de door mij geadviseerde variant gekozen. Initiatiefnemers hadden een voorkeur voor een andere variant. Inmiddels hebben de initiatiefnemers voorwaardelijk ingestemd met deze variant, die nu de voorkeursvariant is. Hierin wordt rekening gehouden met alle wettelijke vereisten en zijn ook belangen van omwonenden en andere belanghebbenden meegewogen.

Met de voorkeursvariant die de initiatiefnemers hebben ingediend start ik de procedure voor het inpassingsplan. Op korte termijn informeer ik hierover de bewoners van het gebied. De MER kan worden afgerond, er wordt een concept Rijksinpassingsplan opgesteld en de ontwerpvergunningen kunnen worden aangevraagd. Conform de procedure van de Rijkscoördinatieregeling worden deze in het najaar ter inzage gelegd.

Tegelijkertijd gaan de initiatiefnemers in gesprek met omwonenden over participatiemogelijkheden. De initiatiefnemers hebben aangegeven de gedragscode van NWEA en de Natuur en Milieuorganisaties voor participatie en compensatie te volgen.

Maatschappelijke acceptatie

Maatschappelijke acceptatie voor wind op land blijft een belangrijk aandachtspunt. Initiatiefnemers en de gezamenlijke overheden pakken dit onder meer aan door versterkte aandacht voor omgevingsmanagement en door het beschikbaar stellen van actuele informatie over aspecten van windenergie. De pilot kennisplatform geluid van windturbines van het RIVM, die voor 1 april resulteert in een kennisbericht, is hiervan een goed voorbeeld.

Bij RCR-projecten is omgevingsmanagement vaak al een belangrijk onderdeel van het ontwikkelingstraject. In concrete projecten wordt gezorgd dat het contact met de omgeving wordt geïntensiveerd. Indien wenselijk wordt een onafhankelijke procesbegeleider ingezet. Hiermee ga ik in op de motie van lid Van Veldhoven c.s. (Kamerstuk 30 196, nr. 273). Omgevingsmanagement wordt ook gewaarborgd in de lopende reorganisatie van het energiedirectoraat, waarin een aparte directie Energie en Omgeving wordt gevormd.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven