Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 67, item 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 67, item 10 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Regels omtrent windenergie op zee (Wet windenergie op zee) ( 34058 ).
De voorzitter:
Er hebben zich tien sprekers gemeld. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Ouwehand.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. We behandelen vandaag het wetsvoorstel voor windenergie op zee. Op dit moment is het al mogelijk om windmolenparken op zee te bouwen. Met het wetsvoorstel dat het kabinet heeft gepresenteerd, zou dit makkelijker en sneller moeten verlopen. Op zichzelf is dat een goede ambitie, maar de Partij voor de Dieren is er nog niet van overtuigd dat met dit wetsvoorstel daadwerkelijk bereikt wordt wat nodig is voor de bredere ambities om de aarde leefbaar te houden: tempering van de klimaatverandering, maar ook bescherming van kwetsbare natuur hier.
De noodzaak is wel duidelijk. Op 14 april ligt het klimaatbeleid van dit kabinet voor in de rechtbank in Den Haag. Dat is niet voor niets. Nederland heeft zich in internationaal verband gecommitteerd aan het beperken van de broeikasgasuitstoot, zodat de gevaarlijke grens van twee graden opwarming van de temperatuur op aarde wereldwijd niet wordt overschreden. Dat is van groot belang voor de leefbaarheid van de aarde, maar het blijft helaas bij woorden. Het klimaat- en energiebeleid van dit kabinet stevent met rasse schreden af op een veel grotere opwarming van de aarde: drie of zelfs vier graden mondiale temperatuurstijging is in zicht en lijkt zelfs onafwendbaar. Dat zal desastreuze consequenties hebben voor de natuur, want zowel op zee als op land staat die onder grote invloed van de klimaatverandering. Zeeën verzuren, soorten verdwijnen. Het zal ook grote gevolgen hebben voor ons, voor onze kinderen en kleinkinderen en helaas in nog veel grotere mate voor mensen rond de evenaar, die geen aandeel hebben gehad in de klimaatverandering, maar die wel het hardst getroffen zullen worden door de gevolgen daarvan.
De noodzaak van een snelle transitie van fossiele brandstoffen naar duurzame, hernieuwbare energie is dus van het allergrootste belang. We moeten af van kolen- en gascentrales. We moeten niet beginnen aan schaliegas, niet nog meer boren naar gas onder het wad of bij woonwijken. Kernenergie is simpelweg geen duurzame oplossing. We moeten geen energie groen gaan noemen die dat aantoonbaar niet is. De productie van biobrandstoffen stoot mensen het brood uit de mond, zorgt voor grootschalig verlies van biodiversiteit en is dus niet groen.
Dan hebben we ook nog de mestvergisters, die door het enorme mestoverschot in ons land overal als paddenstoelen uit de grond poppen. De Partij voor de Dieren heeft al vaker op verschillende fronten aangegeven een fel tegenstander te zijn van mestvergisters. Het is van belang om in een breder kader te bekijken wat hier gebeurt. Het is een wereldwijde noodzaak om onze energieproductie te verduurzamen en om energie te besparen. Mest komt namelijk niet zomaar uit de lucht vallen. Voor de productie van mest wordt juist ongelofelijk veel energie gebruikt. Aan de andere kant van de wereld vindt grootschalig verlies van biodiversiteit plaats, omdat we regenwouden kappen om plaats te maken voor monocultures waar genetisch gemanipuleerde soja en mais komen te staan. Er wordt ongelofelijk veel kunstmest gebruikt om die gewassen te laten groeien. En laat kunstmest nou een enorme energieverspiller zijn: alleen al in Nederland gaat 6% van de gasproductie op aan de productie ervan. Die soja en mais komen hierheen en worden aan dieren gevoerd, en wij blijven zitten met het mestoverschot. De energieproductie die dat alleen al voor de import van het veevoer in Nederland vraagt, is 62 petajoule per jaar. Dat is genoeg om jaarlijks 5 miljoen huishoudens in Nederland van energie te voorzien. Wij hebben er waardering voor dat het kabinet de noodzaak ook ziet om in te zetten op groenere energie. Binnen dat kader vinden wij het onvoorstelbaar dat de noodzaak tot vleesvermindering — die wordt ons aanbevolen door klimaatwetenschappers en iedereen die verstand heeft van natuur, energie en biodiversiteit — niet eens op de agenda van dit kabinet staat en niet eens een onderdeel is van de klimaatbesprekingen in Parijs. Als je dan toch inzet op verduurzaming van energie, vinden wij dat je ook naar deze problematiek moet kijken. Ook als dit een beetje pijn doet, moet je het wel onder ogen zien en aanpakken. De enige optie om echt duurzaam in onze energievraag te voorzien, is dus om de vraag zelf te verminderen. Op dat punt is de vleesconsumptie een van de meest voor de hand liggende dingen.
Energie is namelijk nooit gratis. Aan elke vorm van energieopwekking kleven nadelen. Op dit moment begeven veel van die nadelen voor mens, dier en natuur zich grotendeels buiten ons gezichtsveld. Voorbeelden zijn de kolenwinning in Colombia, waar mensenrechten op grove schaal worden geschonden, de winning van teerzandolie, waarvoor mensen van hun land gejaagd worden en ecosystemen worden verwoest, en de barbaarse strijd van ISIS, die gefinancierd wordt door olieopbrengsten.
De heer Jan Vos (PvdA):
Is dit het debat over de Wet windenergie op zee?
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Wat mij betreft wel.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik meen dat we vandaag het plan bespreken om miljoenen gezinnen in Nederland te voorzien van duurzame energie die is opgewekt met windmolens. We hebben een spreektijd van vijf minuten toegestaan. Ik stel dan ook voor dat we die spreektijd daaraan besteden.
De voorzitter:
Sorry dat ik u onderbreek. Dit is een wetsbehandeling, en daarbij heeft ieder Kamerlid het recht om er net zo lang over te praten als hij of zij zelf wil. Mevrouw Ouwehand heeft ons verteld dat ze ongeveer een kwartier zal praten. Als ze van tevoren had gezegd dat ze drie kwartier of vijf uur wil praten, had dat ook gemogen.
De heer Jan Vos (PvdA):
Dan wens ik mevrouw Ouwehand heel veel succes met het behandelen van de onderwerpen die ze wenst te bespreken, maar ik zou haar toch vriendelijk willen verzoeken om zich te beperken tot de behandeling van het wetsvoorstel.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik begrijp de vraag wel, maar het punt is nou juist dat de Partij voor de Dieren niet zomaar heel enthousiast is over het plaatsen van windmolens in zee, omdat dit effecten zal hebben op de natuur. Ik wil graag stilstaan bij alle andere mogelijkheden waarvan ik vind dat we die als overheid ook moeten benutten voordat we de natuur op zee nog verder belasten. Want dat is wat wij gaan doen met dit wetsvoorstel. Voor mijn fractie, zo zal ik de heer Vos van de Partij van de Arbeid zeggen, is die afweging niet zomaar gemakkelijk te maken. Wij zien de noodzaak om over te stappen op duurzame energie, maar wij vinden ook dat je het niet kunt maken om allerlei voor de hand liggende oplossingen te laten liggen en wel te zeggen: op de Noordzee kan de natuur wel eventjes onze wanprestatie op andere terreinen dragen. Voor ons is dus nog niet duidelijk of wij deze wet steunen. Ik ben daarom heel benieuwd naar de reactie van de minister op mijn specifieke vragen over dit wetsvoorstel, en naar zijn ambitie namens het kabinet om ook de andere problemen op te pakken.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik hecht er dus aan om te schetsen dat de huidige manier van energieopwekking grote nadelen heeft. Dichter bij huis zien we dat bij de gaswinning in Groningen, maar ook bij de uitstoot van kwik in de Waddenzee door de kolencentrales. Ook de grote hoeveelheden schadelijk stikstof zetten onze natuur en gezondheid onder zware druk.
En dan? Daarin zit het dilemma, want ook de productie van hernieuwbare energie uit zon, wind en water heeft effecten die je niet zomaar weg mag poetsen, hier en elders. Voor de productie van zonnepanelen wordt gebruikgemaakt van schadelijke stoffen: zoutzuur, arseen, fosfor en cadmium. Die zijn gevaarlijk voor het milieu en worden onder erbarmelijke omstandigheden gewonnen. Bij de productie van energie in waterkrachtcentrales wordt nog al te vaak een groot stuk natuur verwoest en bij gemalen zijn vissen op grote schaal het slachtoffer. Ook windmolens, waar we vandaag over spreken, hebben effecten op mensen, vogels, vleermuizen, vissen en zeezoogdieren. De Partij voor de Dieren hecht eraan te noemen dat we die zorgen serieus moeten nemen. Voor mensen hebben die zorgen betrekking op slagschaduw, geluidsoverlast en de effecten op de gezondheid die we moeten erkennen. Dat geldt dan ook voor de effecten op de natuur. Dieren worden geraakt door de wieken, hun routes worden verstoord of zij sterven of raken verdwaald door het heien van windmolens onder water en het onderwatergeluid dat de molens produceren als ze draaien. Laten we niet doen — zo is mijn pleidooi — alsof er aan de productie van duurzame energie geen nadelen kleven voor mens, dier en milieu, want die nadelen zijn er wel.
Een onontkoombaar effect van de transitie naar een decentrale, hernieuwbare energievoorziening, die de Partij voor de Dieren onderschrijft, is dus dat we de effecten van die productie op mens, dier en milieu ook voor een deel naar ons toe zullen trekken. Geen kolen meer uit Colombia betekent energieopwekking hier en voor een deel de milieueffecten hier. Maar het allerbelangrijkste dat in die noodzaak moet gebeuren, is besparen. Besparen, besparen, besparen. Aan alle vormen van energieopwekking zitten nadelen. Ook als we de criteria heel scherp stellen en alleen gebruikmaken van zon, wind en water, zullen we echt ons best moeten doen om ervoor te zorgen dat we niet zo veel energie nodig hebben, want wat je niet opmaakt, hoef je ook niet op te wekken. Dan is het wel moeilijk te verkroppen dat we de natuur op zee zouden willen aantasten zodat het licht 's nachts in kantoorgebouwen kan blijven branden, dat we energie produceren met windmolens die vervolgens vooral wordt omgezet in onbruikbare warmte door inefficiënte hallogeenlampen en dat we winkeldeuren in de winter wagenwijd openhouden waardoor winkeliers eigenlijk voor de straat stoken. En ik heb het al gezegd: de noodzaak voor vleesvermindering, hét cruciale onderdeel van klimaatbeleid, staat niet eens op de agenda van het kabinet. We willen ook in dit debat het kabinet aansporen om hier wel werk van te maken, omdat we zien dat ook windmolens nadelen hebben.
De natuur onder water is kwetsbaar. Het plaatsen van windmolens op zee gaat gepaard met grote schade aan het onderwaterleven. Zeker wanneer windmolens worden geheid, sterven duizenden vissen en de nog kwetsbaardere vislarven. Ook wanneer de windmolens eenmaal draaien, hebben ze impact op vis- en zeezoogdieren die verstoord worden door het geluid, want het geluid onder water draagt ver.
Naar aanleiding van de vragen die we daarover gesteld hebben, werd duidelijk dat er geen windmolens in beschermde Natura 2000-gebieden zelf worden geplaatst. Daar zijn we blij over. De Partij voor de Dieren houdt echter zorgen over de vraag of de effecten op de natuur wel goed worden ingeschat en gemonitord. We lezen immers in dit wetsvoorstel dat de natuurbeschermingstoets wordt ingevoegd in de procedures voor het aanwijzen van de kavels. Dat betekent dus dat er geen aparte vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet meer hoeft te worden afgegeven. Wij zijn er niet gerust op — zo zeg ik tegen de minister — dat de bescherming van de belangrijke natuurwaarden op zee hiermee niet aan kwaliteit inboet. Graag krijg ik daar nog een nadere reactie op. In de beantwoording van de minister op de schriftelijke vragen lezen wij namelijk tussen de regels door dat er snel gekozen zal worden voor compenserende maatregelen in plaats van mitigerende als de plaatsing van windmolens in Natura 2000-gebieden wel significante gevolgen heeft, met andere woorden: dat er dus niet gekozen zal worden voor locaties en technieken waarmee voorkomen wordt dat het gevolgen heeft voor de natuur, maar dat het kabinet dan zal kiezen voor oplapmaatregelen. Is dat zo? Ik zou namelijk de garantie van het kabinet willen dat die keuze niet volgt, hetgeen belangrijk is voor onze afweging om voor dit wetsvoorstel te stemmen.
De Partij voor de Dieren heeft ook voorgesteld om in dit wetsvoorstel een bovengrens op te nemen voor het niveau van onderwatergeluid dat zou mogen optreden bij de plaatsing en het in werking hebben van windmolens. Het kabinet zegt dat het dat niet in de wet wil opnemen en verwijst naar het nog te ontwikkelen kader ecologie. Daarin, zo zegt het kabinet, zal dieper worden ingegaan op de cumulatieve ecologische effecten en de mitigerende maatregelen. Aan de hand van dat toetsingskader zal beoordeeld worden of kan worden uitgesloten dat windparken op zee significante negatieve effecten op de ecologie zullen hebben. Om eventueel optredende significante negatieve effecten te voorkomen zullen zo nodig voorschriften worden opgenomen in de kavelbesluiten, zo stelt het kabinet. De Partij voor de Dieren wil meer duidelijkheid over dat kader voordat we over deze wet stemmen. Kan de minister aangeven aan welke kaders en voorschriften nu wordt gedacht? Wordt daarin een bovengrens voor onderwatergeluid opgenomen, zoals Duitsland ook al doet? Zo ja, hoe hoog wordt die grens dan? Zo nee, op welke manier wil de minister dan zorgen voor innovatie en een forse vermindering van de huidige schade die windmolens toebrengen aan de natuur? De weifelende antwoorden op onze schriftelijke vragen stellen namelijk nog niet echt gerust.
Het Rijk wijst kavels aan waar windmolens mogen komen en laat het vervolgens aan marktpartijen over om met voorstellen te komen om daar windparken te realiseren. Een ander punt van zorg. We lezen namelijk dat de aanbesteding voor die parken vervolgens alleen gebeurt op basis van een financiële afweging. Er wordt dus onder de streep alleen maar gekeken naar wie het goedkoopste is en vervolgens mag die partij gaan bouwen. De Partij voor de Dieren heeft voorgesteld om bij de gunning niet alleen te kijken naar het goedkoopste maar juist ook naar het beste plan, het plan dat dus de negatieve gevolgen voor dier, natuur en milieu het meest weet te verkleinen. Ik begrijp niet waarom het kabinet dat voorstel afwijst. Door in de aanbesteding te kiezen voor het beste plan kun je namelijk de innovatie aanjagen, die wel degelijk zeer hoopvol is, op het gebied van het verkleinen van de effecten van windenergie op natuur. Ik hoor graag van de minister waarom hij dat plan afwijst. Hij zegt alleen maar dat de subsidieregeling niet geschikt is om op andere doelen te sturen dan kosteneffectiviteit. Wij zijn dat gewoon echt met hem oneens. Een goede subsidieregeling voor duurzame energie zorgt ervoor dat energie echt zo duurzaam mogelijk wordt opgewekt. Dat betekent dus ook dat je de natuureffecten zo klein mogelijk houdt. Ik overweeg een motie op dat punt.
Dan een andere keerzijde van de windmolens. Windmolens worden met anodes beschermd tegen roest. Hierdoor lossen stoffen als aluminium, zink en andere zware metalen geleidelijk op in het water, wat betekent dat er giftige metalen in zee terechtkomen. Nou bestaan er technieken om het staal te beschermen zonder deze schadelijke stoffen. Dat is weliswaar duurder maar ook in dit geval vindt de Partij voor de Dieren dat je wel moet kiezen voor de beste in plaats van de goedkoopste oplossing. Zo zorg je er ook voor dat er geen zware metalen in het milieu terechtkomen. Als de minister zich afvraagt waar hij dat dan van zou moeten betalen, wijs ik hem op de overdreven subsidie voor de mestvergisters. Ik wil graag van de minister horen of hij de zorg over de vervuiling van de zee door windmolens onder de huidige regels deelt. Is hij bereid om de minder vervuilende manieren om roest van windmolens te voorkomen, daadwerkelijk voor te schrijven? Wat ons betreft, komt dat echt in de voorschriften en de subsidieregeling.
Met de bouw van windmolens wordt de natuur op zee nog verder aangetast dan nu al het geval is. Dat maakt de afweging moeilijk. Industriële bevissing, olieboringen, gasboringen: de Noordzee staat al hevig onder druk door al die economische activiteiten. Het kabinet staat erbij en kijkt ernaar — dat is een groot bezwaar van de Partij voor de Dieren tegen het huidige kabinetsbeleid — ondanks de internationale verdragen die dienen ter bescherming van de marine natuur. Het OSPAR-Verdrag is laatst door de minister van Infrastructuur en Milieu afgewezen met de woorden: we doen ons best, maar er is geen resultaatverplichting. Het OSPAR-Verdrag gaat over het beschermen van onze marine ecosystemen. Ik vind dat het kabinet dat gewoon moet naleven, want onze handtekening staat eronder.
Er zijn te veel gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn al beschermd hadden moeten worden, maar dat nog niet zijn; het kabinet laat het erbij zitten. Ik denk daarbij aan de Centrale Oestergronden, de Bruine Bank, de Zeeuwse Banken, de Borkumse Stenen, de Kustzee en de Voordelta. Andere landen weten dat wel te doen. Duitsland heeft zijn verantwoordelijkheid genomen en heeft zijn deel van de Borkumse Stenen aangewezen als Natura 2000-gebied, maar Nederland weigert dat. Naast Duitsland beseft ook Groot-Brittannië de urgentie van het beschermen van de marine ecosystemen. Dat land heeft onlangs het grootste zeereservaat ter wereld gecreëerd: 834.000 km2. De Partij voor de Dieren vindt dat het kabinet niet alleen moet inzetten op groene energie, wat belangrijk is, maar ook op het beschermen van de natuur, wat we samen mogelijk moeten maken in de Noordzee. Het is tekenend dat we het wel makkelijk maken om windmolenparken op zee neer te zetten, maar dat we ondertussen niet investeren in natuurreservaten.
Concluderend: de klimaatverandering moet worden aangepakt. Daarvoor is de transitie naar groene energie echt noodzakelijk. Dat is ook in het belang van de natuur op zee. Ik heb de verzuring van de zeeën en oceanen als gevolg van de klimaatverandering al genoemd. Het is belangrijk dat wij bij wat wij doen altijd ook de natuureffecten meewegen, evenals de andere effecten die in dit geval windmolens kunnen hebben. De consequenties van windenergie op mens, dier, natuur en milieu mogen we niet bagatelliseren omdat het noodzakelijk is om de klimaatverandering aan te pakken. We moeten op alle fronten strijden, zo zeg ik tegen het kabinet. Ik roep de minister op om echt zijn best te doen voor meer energiebesparing. Een wet die er slechts op is gericht om de vergunningprocedure voor de bouw van windparken te versnellen, waarbij nog onduidelijk is op welke manier de natuur beschermd wordt, krijgt dus niet zomaar de steun van de Partij voor de Dieren. We zijn kritisch. We zijn benieuwd naar de antwoorden van de minister. We zullen in onze fractie een afweging moeten maken op basis van de reactie van het kabinet.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik denk dat we het aan de mensen in Groningen, de Noordoostpolder, Boxtel en Rotterdam niet hoeven uit te leggen. Zij worden geconfronteerd met gaswinning, kolencentrales en de mogelijkheid van winning van schaliegas. Als er één ding duidelijk is, is het dat de energievoorziening in Nederland schoner moet. We moeten snel onafhankelijk worden van fossiele brandstoffen, van oliesjeiks en gasbaronnen. Dit is in het belang van de leefomgeving, van onze volksgezondheid en onze economie. Daarvoor is een forse groei van windparken op zee nodig. Nederland heeft hierin helaas vertraging opgelopen ten opzichte van andere landen — ik noem Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken — terwijl Nederland juist alles in huis heeft om koploper te zijn op het gebied van windenergie. Wij hebben in Nederland echt de beste wetenschappers, we hebben een lange en windrijke kuststrook en we hebben ook nog een sterke offshore-industrie. De offshore-industrie groeit sterk omdat de bouw en het onderhoud van windparken steeds belangrijker worden. Het is goed dat de Wet wind op zee nu voorligt om snel die doorstart te kunnen maken. Het is zaak dat de wet snel wordt aangenomen, maar dat ook de bijbehorende regelgeving snel duidelijk is. Ik denk hierbij aan de SDE+-regeling en het kavelbesluit.
Deze wetgeving moet zorgen voor meer investeringen in windenergie op zee. Afgelopen week maakte het pensioenfonds ABP bekend te willen gaan beleggen in windparken op zee. Volgens het ABP was dat lange tijd niet interessant, omdat de technische en financiële risico's te groot waren. De ChristenUnie ziet in deze wet een keuze voor langjarige zekerheid en daarmee ook een aantrekkelijk investeringsklimaat. Is de minister in gesprek met de grote beleggers om meer investeerders over de streep te trekken?
De minister maakt in zijn brief van deze week melding van enorme kostenbesparingen. Het subsidiebedrag komt op 12 miljard euro uit. Dit is een stuk lager dan de eerdere maximale ramingen van 18 miljard. Dat komt onder meer door de forse kostenreductie. Dat is natuurlijk heel goed nieuws. Wellicht kan de minister dit nog nader toelichten?
De eerste tender voor windenergie op zee zou in december 2015 moeten plaatsvinden. De eerste SDE+-beschikking wordt pas in 2016 gegeven. In het energieakkoord staat dat in 2015 450 megawatt zal worden aanbesteed. Maar als ik even die data op een rij zet, lijkt mij dat vrijwel onmogelijk geworden. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister.
Het vertrouwen in een goed investeringsklimaat is vorig jaar aangetast door het intrekken van de bestaande vergunningen voor windparken op zee, die tot 2017 geldig waren. Dit is echt een slecht signaal geweest. Bedrijven hebben jaren moeten wachten en hebben veel voorinvesteringen gedaan. Dat hebben zij ook gedaan op basis van het energieakkoord, waarin wordt verwezen naar het "meedoen van bestaande vergunningen". Waarom heeft de minister aangestuurd op een deuk in het vertrouwen van investeerders? Waarom is niet overlegd met de vergunninghouders over het eventueel meenemen van bestaande vergunningen in de nieuwe ronde? Waarom is op zijn minst niet gewacht tot de nieuwe vergunningenronde aan de orde was? Nu is besloten tot een schadevergoeding van in totaal 7 miljoen euro. Ik ben, eerlijk gezegd, zeer verbaasd dat de schade wordt betaald uit de SDE+. Burgers en het mkb hebben te maken met een opslag op de energierekening, maar de opbrengst daarvan is toch niet bedoeld om missers van deze regering te compenseren? Wil de minister deze schadevergoeding gewoon uit zijn eigen begroting betalen?
In de nieuwe wet staan allerlei gronden om vergunningen in te trekken. Artikel 34, lid 2, zorgt ook nog eens voor de mogelijkheid om bestaande vergunningen per algemeen verbindende maatregel te laten vervallen. Hierdoor is bijvoorbeeld geen beroep bij de bestuursrechter mogelijk. Waarom is dit niet voorgelegd aan de Raad van State?
Een ander punt is artikel 17. In lid 1, onderdeel c, staat bijvoorbeeld dat vergunningen vervallen als de subsidie wordt ingetrokken. Dat vinden wij een opmerkelijke redenering. Is het niet zelfs onbehoorlijk om het intrekken van een subsidie als reden te gebruiken om de vergunning in te trekken? Ik denk dat dit het vertrouwen onder investeerders niet zal vergroten. Daarom heb ik ook een amendement ingediend om dit onderdeel te schrappen.
Ik ga naar onderdeel d uit lid 1 van artikel 17. Ook hier is er veel ruimte voor interpretatie. Wat wordt verstaan onder een wijziging in de financiële of technische mogelijkheden van de vergunninghouder? Omdat mijn fractie dit onderdeel niet relevant vindt en omdat het meer investeringsonzekerheid geeft, heb ik een amendement ingediend om dit onderdeel te schrappen. Het is natuurlijk wenselijk om een vergunning in te kunnen trekken wanneer realisatie van het windpark geen doorgang meer kan vinden. Wat dat betreft, zijn wij het eens met de minister. Maar volgens ons biedt de wet al ruim voldoende mogelijkheden om vergunninghouders aan de afspraken te houden. Daarvoor verwijs ik ook naar artikel 15.
Ik kom te spreken over het net op zee. Een heel belangrijke voorwaarde voor een snelle realisatie van wind op zee is duidelijkheid over de snelle aanleg van het net op zee. Dat betekent dat er ook snel een wettelijke aanwijzing moet komen van de netbeheerder TenneT. Er is nog geen zicht op de behandeling van de omvangrijke wet stroomlijnen, optimaliseren en moderniseren (STROOM), waarin onder meer de aanwijzing van de netbeheerder op zee wordt geregeld. Waarom heeft de minister niet gekozen voor het aanwijzen van een netbeheerder in de voorliggende wet, de wet die wij vandaag bespreken? Is hij bereid om zo nodig in een apart wetsvoorstel zo snel mogelijk het netbeheer op zee wettelijk vast te leggen? Wij overwegen op dit punt een motie.
Over de omvang van de kosten van het netwerk op zee is nog steeds onduidelijkheid. De minister beweert dat aanwijzing van TenneT als netbeheerder de kosten met 10% drukt. Het gaat dan in totaal om 3 miljard. Wat is de onderbouwing van deze besparing? Als 10% 3 miljard is, wat zijn dan de kosten van het net op zee in totaal? 30 miljard euro? Dit bedrag staat niet in de brief van maandag. Er wordt zelfs geen enkel bedrag genoemd. Graag meer duidelijkheid.
Over de verdeling van kosten is ook nog geen helderheid. De minister overweegt bijvoorbeeld om een deel van de kosten bij de producenten in rekening te brengen, maar waarom mogen de kolencentrales in de Eemshaven en op de Maasvlakte dan wel gratis aansluiten op het energienet? In het verleden heeft de ChristenUnie al eens voorgesteld om het landelijk uniform producententarief, dat nu op nul staat, te verhogen, waardoor producenten gaan meebetalen aan de netkosten. Neemt de minister nu ook weer in overweging om dit op land toe te passen, nu hij het immers ook voor wind op zee voorstelt?
Binnen de 12 mijlszone, tussen de 10 en 12 mijl, dus tussen 18,5 en 22 kilometer, liggen ook kansen om windparken op zee aan te leggen. Ik heb gelezen dat daar zorgen over zijn, maar mijn fractie vindt dat wij dit niet bij voorbaat moeten uitsluiten. Het kan echt een stuk goedkoper zijn om windmolens op bepaalde plaatsen net binnen de 12 mijlszone aan te leggen. Wij vragen de minister dan ook hiermee voortvarend verder te gaan. Wanneer komt de structuurvisie daarover naar de Kamer en welke locaties zijn hiervoor geschikt?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Over de 12 mijlszone heeft de minister in zijn brief van afgelopen maandag aan de Kamer geschreven dat nog wordt berekend of het misschien toch voordeliger is om, alle kosten meewegend, verder op zee de windparken te gaan realiseren. Is mevrouw Faber bereid om daarop te wachten?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Volgens mij komt op enig moment een voorstel naar de Kamer waarin ook de berekeningen zullen zitten. Mijn verwachting is dat uit dat voorstel naar voren zal komen dat de windparken dichter bij land bouwen, dus binnen de 10 mijlszone tot 12 mijlszone, voordeliger is. We zullen daarover volgens mij vandaag geen besluit nemen omdat het geen onderdeel is van het wetgevingstraject, maar het is juist vanwege de kosten wel een punt waar mijn fractie positief tegenover staat. We zien dus ook reikhalzend uit naar de voorstellen van de minister.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Als wij vandaag deze wet zouden goedkeuren, gaat volgens ons TenneT alvast aan de slag. Er zijn nog heel veel vragen over de financiering en de totale kosten. Mevrouw Faber heeft daarvoor ook al aandacht gevraagd. Is zij niet bang dat zij nu al onomkeerbare stappen neemt en eigenlijk die hele route afsluit?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik ben een beetje in verwarring door de vragen van het CDA, want ik heb een amendement voorbij zien komen waarin de CDA-fractie juist uitsluit dat er binnen die 12 mijlszone netwerken aangelegd worden. Mijn pleidooi is juist om die route niet af te sluiten maar die nadrukkelijk open te houden. Wij zullen dus ook geen steun verlenen aan het amendement van het CDA. Over 18,5 kilometer moet ik bijna vier uur wandelen; dat is de afstand waar wij het over hebben als het op het land zou zijn. Dat vinden wij dan ook een zeer acceptabele afstand, ook voor de kustplaatsen, het toerisme et cetera. Ik denk dan ook dat dit een goede route is. Nogmaals, ik ben zeer verbaasd door de vraag van het CDA omdat zij juist de route wil uitsluiten terwijl wij die willen openhouden. Daarover komen wij nog met de minister te spreken.
Ik kom bij mijn laatste punt, het medegebruik. Ik vind het ook belangrijk dat medegebruik, bijvoorbeeld door de scheepvaart en de visserij, goed wordt afgestemd met de plannen voor wind op zee. In de schriftelijke beantwoording erkent de minister ook dat de belangen goed moeten worden afgewogen. Kan de minister toezeggen dat partijen die ook gebruikmaken van de Noordzee — ik noem de visserijsector, maar ook de scheepvaart — in een vroeg stadium bij de plannen worden betrokken? Ik heb natuurlijk de nota naar aanleiding van het verslag gelezen. De minister geeft aan dat hij dat doet, maar ik hoor vanuit de sector andere geluiden, dus graag krijg ik hierop nog een nadere toelichting.
De minister houdt ook de optie open om mijnbouwactiviteiten voorrang te verlenen boven windparken op zee. Ik vind dit de wereld op zijn kop. Mijnbouwactiviteiten, boringen naar olie en gas, passen niet meer in deze tijd. We gaan windparken op zee bouwen om juist de omslag te maken naar duurzame energie. Het kan toch niet zo zijn dat fossiele energie dan voorrang zou krijgen? Wij vragen de minister dan ook om in deze situaties voorrang te geven aan duurzaam. Is hij dat met de ChristenUnie eens? Als hij dat niet toezegt, zullen wij ook op dit punt een motie indienen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Vandaag spreken we over de Wet windenergie op zee. Deze wet moet helderheid scheppen en het makkelijker maken om een windpark op zee aan te leggen, zodat we eindelijk kunnen gaan bouwen aan duurzame energie in Nederland. Dat is hard nodig, want Nederland is hekkensluiter in Europa, terwijl die overgang juist kansen biedt, bijvoorbeeld voor onze trotse offshore-industrie. D66 is in hoofdlijnen positief over het wetsvoorstel en in het bijzonder over de planmatige uitrol, de mogelijkheid om windgebieden aan te wijzen en de koppeling tussen subsidie en vergunning om grote vertragingen te voorkomen. We moeten snelheid maken! Mijn fractie heeft nog wel een aantal vragen over de uitwerking.
Ook wij waren blij met het goede nieuws dat het wellicht maar 12 miljard gaat kosten in plaats van 18 miljard, zoals we lazen in de brief van de minister. Maar hoe hard is dat? TenneT zal het net op zee uitrollen en centrale stopcontacten plaatsen. Daarmee moet 3 miljard subsidie worden bespaard. Dat is natuurlijk prachtig, maar welke cijfers zitten er achter de aannames? Dat blijft toch nog onduidelijk. Kan de minister een nadere onderbouwing geven?
In het energieakkoord is een kostendaling van 40% afgesproken, maar het is nog niet duidelijk hoe die 40% verdeeld zal worden over de overheid en het bedrijfsleven. Kan de minister aangeven welk deel van de 40% uit innovaties moet komen en, zo ja, uit welke innovaties? In de green deal die destijds is afgesloten, lees ik dat het zou gaan om nieuwe fundatietechnieken, nieuwe installatietechnieken, efficiëntere windturbinetechnologieën, betere vaartuigen, het verbeteren van de turbinebeschikbaarheid, het standaardiseren van contracten, innovatie in aansluittechnologieën, innovatie in ecologische benadering en innovatie in opleiding en voorlichting. Het lijkt mij dan dat het grootste deel van de kostenbesparing die gerealiseerd moet worden, bij de overheid zal liggen. Ik hoor graag van de minister hoe hij dit voor zich ziet.
In het energieakkoord staat heel duidelijk dat de kostendaling niet wordt gerealiseerd door het verschuiven van netkosten door socialisering, maar door daadwerkelijke innovaties en productiviteitswinst bij de bouw en aanleg van windparken. Kan de minister bevestigen dat de kostenbesparing van 3 miljard dus niet meetelt voor de -40%? Dat staat immers duidelijk in het energieakkoord.
Hoe gaan de windenergiebedrijven op dit moment aan de slag met die kostendaling? Waar zien we de meeste voortgang? De minister zegt dat voor een evenredige verdeling de verhoudingen gelijk moeten zijn. Maar uit wat ik zojuist voorlas, blijkt dat in de green deal en het energieakkoord toch net wat andere afspraken zijn gemaakt. Kortom, we hebben helderheid nodig over de precieze verdeling van die 40% en de rol die de lagere kosten voor de uitrol van het net op zee daar al dan niet bij spelen. Ik vraag dat, omdat het me een aanpassing lijkt te zijn van de afspraken die in het energieakkoord zijn gemaakt.
TenneT legt een stopcontact op zee aan en maakt daarvoor grote investeringskosten voor de voorbereiding, de aanleg en het onderhoud. Natuurlijk moeten deze kosten ook worden doorberekend. Hoe gebeurt dit en welke partijen zullen uiteindelijk de lasten dragen? In eerste instantie zal het worden doorberekend in de netwerktarieven, wat betekent dat het door alle afnemers zal worden betaald. De minister denkt volgens mij echter dat de bedrijven die veel energie verbruiken, op die manier worden benadeeld. Daarom wil hij bij de wetgeving STROOM kijken naar een andere verdeling. Daarbij noemt hij expliciet de mogelijkheid om het via de SDE+ te vergoeden. Dan zouden echter vooral de huishoudens gaan betalen voor de aanleg van het netwerk. Waarom kiest de minister voor het nog verder verzwaren van de lasten voor de huishoudens?
Natuurlijk is het van belang om te kijken naar de gevolgen van wind op zee voor de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven, maar het kan niet zo zijn dat, nadat de kolenbelasting al bij de huishoudens is neergelegd, de huishoudens ook disproportioneel de lasten gaan dragen van dat net op zee. Je kunt je zelfs afvragen waarom voor het stuk netwerk dat toevallig in het water ligt, een andere systematiek gehanteerd zou moeten worden dan voor het stuk van het netwerk dat op land ligt. Ook de ChristenUnie refereerde daaraan met de opmerking dat de kosten van het aansluiten van een nieuwe kolencentrale gewoon worden gesocialiseerd. Waarom maakt de minister onderscheid tussen duurzame energie en niet-duurzame energie? Of gaan de kolencentrales ook betalen? Ik begrijp dat er eerder een afspraak was dat dit zou kunnen. Daarom vraag ik de minister of hij van plan is om ervoor te zorgen dat hij bij de aanleg niet discrimineert tussen de verschillende soorten energie en alle vormen van energie gelijk behandelt.
Ik zou dus van de minister graag ruim voor de behandeling van STROOM willen weten hoe hij de voorbereidings-, aanleg- en onderhoudskosten gaat doorberekenen. Welke verdelingen wil hij maken? Welke financiële gevolgen heeft dit voor het Rijk, voor huishoudens en bedrijven? Ik wil in het antwoord van de minister ook graag een vergelijking van zijn voorstel met de verwachte gevolgen van het energieakkoord. Graag een toezegging op dit punt. Als de minister van plan is om dit te financieren uit de SDE+, moet in zijn antwoord ook worden meegenomen hoeveel minder duurzame energie we dan kunnen financieren met het budget dat we er met elkaar voor bedacht hadden. In hoeverre gaat dit de doelstellingen onder druk zetten die in het energieakkoord zijn afgesproken?
Dan natuur. De minister wil een deel van de Nederlandse natuurwetgeving buiten werking stellen, omdat deze wetgeving de bouw van windparken in de weg staat. Om precies te zijn, gaat het dan over de wetgeving betreffende het niet-opzettelijk doden of verwonden van beschermende dieren en het opzettelijk verontrusten van vogels. Windparken mogen deze regels straks gewoon naast zich neerleggen. De vraag is of dat altijd nodig is. Op deze manier hebben windenergiebedrijven geen prikkel om alternatieven toe te passen of innovaties te ontwikkelen die misschien minder invasief zijn en waarmee ze hun impact op de natuur tot een minimum kunnen beperken. Mijn fractie is van mening dat het opzijzetten mogelijk moet zijn als het echt nodig is, maar niet per definitie als uitgangspunt. Daarom dien ik een amendement in waarin deze natuurregels onder voorwaarden en met specifieke goedkeuring van de minister kunnen worden opgeschort, maar de windparken moeten kijken naar alternatieven die minder impact hebben.
Dan de locatie van windmolens. Met dit wetsvoorstel kan de minister de locatie van windmolens aanwijzen. Hij is nu van plan om ook windmolens dichter bij de kust toe te staan, omdat dat goedkoper is. Het heeft echter ook grote nadelen. Immers, windmolens concurreren daar met andere doeleinden, zoals visserij, scheepvaart en recreatie. Hoewel die 12 mijlszone natuurlijk nooit bedoeld is geweest of tot stand is gekomen als een soort zichtlijn, moeten we wel constateren dat als je daarbinnen komt, je de windmolens vanaf het strand kunt zien. De vraag is of dat per definitie niet zou moeten. Zo ver wil ik niet gaan, maar ik vind het wel belangrijk dat deze keuze zorgvuldig gemaakt wordt.
De conclusie van het MKBA-rapport waar de minister zich op baseert, laat zien dat er nog twee gaten in onze kennis zitten. De eerste plek waar nog gaten zitten, betreft de mogelijkheid dat de maatschappelijke nadelen op sommige locaties groter blijken dan de voordelen. Eigenlijk is dat dus een aanbeveling om toch nog een keer wat locatiespecifieker te kijken waar je het wel zou moeten willen en waar niet. De tweede plek betreft de gevolgen voor de kusteconomieën, waaronder de werkgelegenheidseffecten. Ook daarvan wordt gezegd dat als je het landelijk bekijkt, het beeld positief is, maar dat we nog eens goed zouden moeten kijken naar de weerslag op bepaalde locaties. Kan de minister toezeggen dat hij hier eerst nog nader onderzoek naar zal doen?
Wanneer windmolens zowel binnen als buiten de 12 mijlszone worden toegestaan, krijgen we ook met twee soorten rechtssystemen te maken, namelijk de territoriale zee en de exclusieve economische zone. Heeft de minister onderzocht of dit mogelijk juridische complicaties zou kunnen opleveren waarmee, bijvoorbeeld door administratieve lasten, een deel van het kostenvoordeel weer verloren zou kunnen gaan?
Dan de rechtspositie van de verschillende partijen. Natuurlijk heeft het voor iedereen de absolute voorkeur dat de rijksoverheid samen met de kustprovincies en de kustgemeenten op basis van consensus overeenstemming bereikt over de locaties van de kavels van wind op zee. Niemand wil dat verschillende bestuurslagen elkaar voor de rechter slepen. Mijn fractie vindt het echter ook niet de juiste weg om door toepassing van de Crisis- en herstelwet al van tevoren de rechtspositie van lagere overheden totaal buiten werking te stellen en het kavelbesluit ontoegankelijk te maken voor beroep. D66 is altijd kritisch geweest op de Crisis- en herstelwet. Deze kan wel gebruikt worden om tot snellere besluiten te komen, maar niet om beroep en inspraak op controversiële beslissingen te verminderen. Daarom dient mijn fractie een amendement in waarin wel de versnelde rechtsprocedures van de Crisis- en herstelwet worden toegepast, zodat we snelheid kunnen maken, maar niet de inperking van de beroepsmogelijkheden op het kavelbesluit van toepassing is.
Dan de aanbestedingen. Zij vormen een belangrijk onderdeel van de wet. Om het tempo erin te houden, moeten de termijnen niet te kort zijn. Tegelijkertijd is het van belang dat het wel realistisch blijft. De deelnemers moeten immers voldoende tijd hebben om een geode tender uit te schrijven. Kan de minister aangeven wat het precieze ijkmoment voor het begin van de aanbestedingsprocedure zal zijn? Hebben de deelnemende bedrijven op dat moment alle gegevens beschikbaar, zodat zij hun tijd effectief kunnen gebruiken? Ik vraag mij af of de Europese aanbestedingsregels hier van toepassing zijn. Misschien kan de minister daarover helderheid verschaffen. Het gaat immers over grote openbare tenderprocedures, maar het zijn wel subsidies en vergunningsverleningen, het is geen inkoop door de overheid. Het lijkt mij belangrijk om op dit punt helderheid te hebben voor alle partijen.
Ik meen me te herinneren dat we mijn volgende punt al eens met elkaar hebben besproken, maar ik weet dat niet zeker. Daarom breng ik het graag nog eens naar voren bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Bij vergunningen is er altijd een zekere doorlooptijd vanaf het moment waarop een voorstel wordt ingediend tot het moment waarop er uiteindelijk wordt gebouwd. Als zich in de tussentijd innovaties voordoen die een initiatiefnemer graag zou willen implementeren omdat hij denkt dat daarmee het rendement wordt verbeterd of de impact wordt verkleind, zijn de vergunningen dan zo vormgegeven dat dit soort technologische innovaties mogelijk blijft, ook als er enige tijd zit tussen het moment van de vergunningverlening en het moment van implementatie?
Met dit wetsvoorstel wil de minister de oude vergunningen laten vervallen omdat de nieuwe locaties goedkoper zijn. Daar heb ik een aantal vragen over. Volgens mij hopen wij allemaal dat het niet gebeurt, maar als de nieuwe systematiek op een later moment toch spaak loopt, wat gebeurt er dan? Hebben we onze schepen dan al van tevoren verbrand? Is het niet logischer om de oude vergunningen aan te houden totdat de vergunning voor het equivalent van megawatts onder het nieuwe systeem is verleend? Dan vervallen de oude vergunningen dus pas wanneer de nieuwe vergunningen werkelijk zijn verleend. Is er nu al overeenstemming over de vergoeding? De minister geeft in zijn brief alleen aan dat hij de vergoeding heeft berekend die hij naar zijn mening zou kunnen bieden, maar hij geeft ook aan dat het de partijen altijd vrijstaat om daarvan geen gebruik te maken. Dat laat in het midden of hier overeenstemming over is. Vandaar mijn vraag aan de minister. Ik vraag de minister ook waarom de schadevergoeding niet gewoon uit de begroting wordt betaald en nu weer uit de SDE+-regeling wordt gehaald. Deze minister hield zijn rug juist steeds recht, ook als er allerlei goede ideeën kwamen, bijvoorbeeld over het financieren van energiebesparing vanuit de SDE+-regeling. Dan zei hij: nee, de SDE+-regeling dient echt alleen voor het opwekken van hernieuwbare energie. Waarom wordt dit soort dingen dan daaruit vergoed? Misschien zegt de minister, de Kamer gehoord hebbende, dat dit maar een optie was en dat dit toch niet gebeurt.
Deze wet is hard nodig. Mijn fractie hoopt dan ook dat we er met elkaar snel mee aan de slag gaan.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
De wet is hard nodig als we windenergie op zee willen realiseren, maar er zijn op dit moment nogal wat open eindjes. Is de D66-fractie bereid om te wachten op het MKBA-onderzoek op de 12 mijlsgrens? Als wij nu al ja zeggen, begint TenneT immers de voorbereidingen en zijn dus ook de parken binnen die 12 mijlszone in beeld. Hoe kijkt de D66-fractie daartegen aan?
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik denk dat we niet alles moeten ophouden, maar ik wacht de beantwoording door de minister op dit punt af. Dit zal ook te maken hebben met de tijd die hij nodig denkt te hebben voor het uitvoeren van die onderzoeken. Daarom wacht ik graag eerst de beantwoording door de minister op dit punt af. Als hij zegt dat hij de onderzoeken binnen een maand heeft, kunnen we het zekere voor het onzekere nemen. Als het echt nog een tijd gaat duren, gaat het ook om de afweging tussen de risico's die je neemt. In het windmolenpark dat nu is ingepland voor de kust, staan een aantal molens binnen de 12 mijlszone, maar de bulk van de molens staat daarbuiten. Je zou dus ook kunnen zeggen dat je daar nog steeds een windmolenpark wilt, maar dat je die paar molens binnen de 12 mijlszone verplaatst naar de andere kant van het park. Dan zijn de voorbereidingskosten niet helemaal voor niets gemaakt. Ook bij het optimaliseren van het ontwerp van het park kun je die uitkomsten van de onderzoeken dus nog meenemen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Op zich is dit een helder antwoord. Ik zou nog wel graag helder en inzichtelijk willen hebben wat de effecten op de kustplaatsen zijn, met name in relatie tot het onderzoek dat ook nog moet komen en dat de minister afgelopen maandag in zijn brief heeft aangegeven. Wij zouden daar graag op willen wachten om daarover echt zekerheid te hebben, met name voor onze inwoners daar en voor het draagvlak.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dan heb ik een tegenvraag voor mevrouw Mulder: hoelang is zij bereid om dit uit te stellen? Hoeveel vertraging mag dit oplopen? Mag de eerste tender wat het CDA betreft hierdoor in gevaar komen?
De voorzitter:
Ik stel voor dat u die vraag aan mevrouw Mulder stelt wanneer het haar beurt is om bevraagd te worden.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Zeker voorzitter, maar dan kan zij zich alvast voorbereiden op die vraag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. GroenLinks, mijn partij, is al sinds de oprichting een warm voorstander van een snelle overgang naar duurzame en schone energie. Daar horen energie-efficiëntie maar ook alle schone energiebronnen bij. Wij zijn dus in principe een warm voorstander van deze wet en van het zo snel mogelijk realiseren van zo veel mogelijk fatsoenlijk geplaatste wind op zee. 2014 was het warmste jaar ooit. Volgens het International Energy Agency stevenen we af op een temperatuurstijging van 3,6 graden. Ik mis bij deze regering en bij een aantal collega's toch echt het gevoel van urgentie dat het niet iets is van een onderzoek afwachten of nog even wat uitzoeken, maar dat er nu snel moet worden doorgepakt. Ik was dan ook, samen met mijn collega van de ChristenUnie, verbijsterd over het feit dat deze minister mijnbouw op zee voorrang wil geven boven wind op zee. Dat begrijp ik werkelijk niet, als je kijkt naar waar het energieakkoord voor gesloten is. Voelen we nou echt urgentie en willen we alles op alles zetten om zo veel mogelijk schone energie in Nederland te realiseren of is het een van de vele dingen die alle energieopties openhouden: van alles een beetje en niet te snel? Ik zie mijn collega van de VVD instemmend knikken. Wat GroenLinks betreft zijn windmolens op zee een belangrijke stap in de energietransitie. De molens die met deze wet gebouwd kunnen worden, vormen bijna een vijfde van de productie die nodig is om het doel aan schone energie voor 2023 dat deze regering zelf heeft vastgesteld, te realiseren. Daar is dus haast bij. Molens op zee produceren straks bijna een vijfde van de in Nederland benodigde stroom. Wij juichen dus elke stap toe, zeker als het gaat om wind op zee. Iedereen die campagne heeft gevoerd in de afgelopen maanden, weet dat voor wind op zee een heel breed draagvlak bestaat onder de Nederlandse bevolking. In de vorige ronde, met de vergunningen die met de invoering van deze wet gaan vervallen, was er ook groot enthousiasme onder bedrijven om dat te gaan realiseren.
Er ligt een grote tijdsdruk op het uitvoeren van het energieakkoord. Bij wind op land en ook bij energiebesparingsonderdelen van het energieakkoord kampen we al met vertraging. Deze minister heeft wat ons betreft dus een heel grote verantwoordelijkheid om het tijdschema voor wind op zee te bewaken. De vorige keer dat wij hierover debatteerden, was tijdens het dertigledendebat over wind op zee. De minister sprak de Kamer er toen op aan dat wetten niet snel genoeg behandeld worden. Ik heb toen ook gezegd dat ik het heel vervelend vind als het aan ons ligt dat het te lang duurt voordat het energieakkoordonderdeel wind op zee wordt uitgevoerd. Ik vroeg aan de minister een tijdlijn, die aangeeft wat we in welk tempo moeten doen om ervoor te zorgen dat wind op zee op tijd wordt uitgevoerd. Op dat moment hoorde ik van mijn collega's van PvdA — hij is er nu even niet — en de VVD instemming: we moeten dit met z'n allen hier behandelen en door de Kamer krijgen. Ik ben nog steeds benieuwd naar het tijdschema: in welke volgorde moet wat komen om ervoor te zorgen dat we die tijdlijnen van het energieakkoord halen. Een klein punt terug naar de minister: het heeft blijkbaar een maand gekost om een nota naar aanleiding van het verslag bij de Kamer te krijgen. Ook de brief van gisteren kwam twee weken later dan aangekondigd. Als we met z'n allen tempo moeten maken, vraagt de minister dat terecht aan de Kamer. Maar dan vragen wij op onze beurt de minister of op het ministerie dezelfde mate van urgentie aanwezig is.
Collega's hebben al een vraag gesteld over de eerste tender en de aanbesteding. Kan dat voordat de wet STROOM van kracht is? Lukt het om die tender uiterlijk in december van dit jaar te organiseren? Over de kostenreductie hebben we al heel regelmatig de degens gekruist. We hebben op alle mogelijke manieren geprobeerd, een echte onderbouwing van die 3 miljard van de minister te krijgen. Verschillende collega's hebben daar vragen over gesteld. Ik citeer de minister vorige maand: "Ik heb het gehad over de 3 miljard die TenneT realiseert en die onderdeel is van de 40% kostenbesparing. Het ligt nog iets genuanceerder: een deel van die 3 miljard valt onder de 40% en een ander deel valt daarbuiten." Mijn collega van D66 haalde net de afspraken uit het energieakkoord aan, want die zeggen weer wat anders. Maar uit de brief die wij kregen, maak ik misschien niet geheel correct op dat de besparing geheel binnen de 40%-kostenreductie valt, tenzij TenneT nog meer gaat besparen. Klopt dat? Hoe zit dat? Kan de minister nog een laatste poging doen om de Kamer uit te leggen hoe die sommen in elkaar zitten?
Eerst was het: de afgesproken 40%-kostenreductie op zee kunnen bedrijven realiseren. Vervolgens kwam de minister met het stopcontact op zee van TenneT. Klopt het dat die oorspronkelijke 40% nooit was gehaald als TenneT er niet bij gehaald was?
Hoe duur wordt de aanleg van de aansluiting, dat stopcontact, van de windparken op zee? Hoeveel goedkoper is het geheel dan in vergelijking met de situatie dat het via vaste lijnen zou worden gedaan? De windenergiebedrijven zelf hebben het gehad over 3,5 miljard. Deze informatie is belangrijk voor de Kamer om straks de systematiek van de kostenverdeling te kunnen beoordelen. Collega's vroegen het al, wie krijgt welke kosten? Waarom gaat het uit de SDE+-subsidie? Komt het bij de burgers terecht? Aan welk gedeelte betalen grote bedrijven al dan niet mee? Waarom een verschillende behandeling van enerzijds kolencentrales en anderzijds wind op zee? Graag een antwoord.
Wij vinden het net als andere partijen vreemd dat een schadevergoeding aan bedrijven die een vergunning hadden uit de SDE-subsidie komt. Die is toch echt bedoeld voor schone energie, dachten wij.
Welke kosten voor transport zijn bij de consument terechtgekomen en welke bij de grote bedrijven? Kunnen wij daarvan een overzicht krijgen? In mijn periode in de Kamer heb ik de kolenbelasting en de wietheffing meegemaakt. Als stroom niet kan worden toegerekend aan iemand, gaat de rekening voornamelijk naar de consumenten. We hebben de Aldel-heffing gehad. Om de een of andere reden houden grote bedrijven het net stabiel en daar moeten consumenten voor betalen. Er is nu het voorbeeld van een school en een Albert Heijn die geen directe lijn waarmee ze kosten kunnen besparen mogen aanleggen, terwijl bedrijven dat wel mogen. Kunnen we een totaaloverzicht krijgen van de kosten die bij de consument terecht zijn gekomen en van de kosten die bij grootverbruikers terecht zijn gekomen?
In februari heb ik een motie ingediend over de verantwoordelijkheid voor een tijdige aansluiting op het net. Straks hebben bedrijven een windpark neergezet. Je hoopt het niet, maar stel dat het TenneT niet lukt om ze op tijd aan te sluiten. Ik heb mijn motie aangehouden omdat de minister mij snel uitsluitsel zou geven. Kan de minister al uitsluitsel geven? Is er al een opzet? Is de minister het eens met GroenLinks dat het risico van een te late aansluiting — de minister heeft gekozen voor TenneT — niet bij de bouwer of de exploitant terecht kan komen? Heeft hij al ideeën over de vraag waar dat dan wel terecht moet komen?
Artikel 17, lid 1c, geeft de minister de mogelijkheid om de vergunning in te trekken als de SDE+-beschikking komt te vervallen. Graag hoor ik in welke voorkomende gevallen dit artikel noodzakelijk zou zijn. Kan de minister een situatie schetsen waaruit duidelijk blijkt dat dit een redelijk onderdeel van deze wet is? Waarom heb je dat nodig? Mijn fractie is bang dat dit extra onzekerheid geeft, en elke extra onzekerheid drijft of de prijs op of maakt de realisatietermijn langer. SDE+ heeft potentie, maar is tot nu toe nog totaal geen baanbrekend instrument gebleken om over te gaan op schone energie.
Het is in Nederland wel vaker voorgekomen dat nieuwe kabinetten denken aan nieuwe systemen. Het is dus mogelijk dat er op termijn weer iets verandert. Onze fractie vindt dat de exploitant in zo'n geval zekerheid moet hebben over de vergunning en de subsidie. Hoe beschermen we investeerders die nu nóg wat aarzelender zullen zijn na de vorige ronde van ervaringen met het wisselende energiebeleid? Hoe lokken we investeerders naar onze windparken?
Als medewetgever wil ik in elk geval niet verantwoordelijk zijn voor het laten vervallen van bestaande vergunningen om windparken te bouwen als de minister deze noodzaak niet aan de Kamer kan uitleggen. De minister komt met argumenten dat het onhandig en onduidelijk is om twee systemen naast elkaar te hebben. Ik zou bijna zeggen, ik kan in Nederland geen gebied aanwijzen waar we niet twee regimes naast elkaar hebben. We hebben er soms wel vijf of zes. An sich is dat voor mij dus nog geen overtuigend argument. Het andere argument dat de minister gebruikt is dat er een Kamermotie van D66 ligt. Dat lijkt mij toch niet het doorslaggevende argument om vergunningen te laten vervallen. GroenLinks zou zeggen: gooi geen oude schoenen weg voor je nieuwe hebt. Dat staat ook in ons amendement. Wij houden de vergunning als back-up voor het geval dat er een kink in de kabel komt. Er moeten nog drie stukjes wetgeving komen en er moet nog een hele tender worden doorlopen. Gooi die oude schoenen nog niet weg voordat de nieuwe er zijn.
Ik heb nog een loshangend vraagje over de pleziervaart in windmolenparken. Ik weet dat er overleg plaatsvindt met alle verschillende verenigingen die zeilen vanuit de kust en zeilwedstrijden organiseren. Ik weet dat Groot-Brittannië dat naar tevredenheid geregeld heeft. Dat heeft al veel meer windparken voor de kust waar zeilschepen wel doorheen kunnen. Ik weet dat er overleg geweest is. Misschien kan de minister al uitsluitsel geven.
We zijn nu heel hard bezig om het energieakkoord te realiseren. GroenLinks wil graag meer, maar we zullen sowieso verder moeten. Biedt deze wet een goede basis voor de verdere uitbreiding van onze capaciteit op zee? Welke stappen moeten we doorlopen als we willen groeien naar de 4.450 MW? Hoe zit dat in elkaar en wat moeten we dan?
Tot slot. De GroenLinksfractie heeft een aantal aanvullende vragen over deze wet, maar zij wil zich graag met de collega's inspannen om wind op zee zo snel mogelijk te realiseren. Zij is dus in principe voor deze wet.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik hoor GroenLinks geen zorgen uiten over de natuureffecten van windmolens op zee. De Partij voor de Dieren maakt zich in elk geval wel zorgen over het gemak waarmee het kabinet de natuurbeschermingstoets eventjes in die kavelbesluiten fietst. Hoe ligt dat voor GroenLinks? Hoe schat GroenLinks die effecten en de mogelijke schade op het onderwaterleven in, aangezien de Noordzee al niet het meest robuuste ecologische mariene systeem ter wereld is?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Net als de Partij voor de Dieren ben ik er enorm voor dat de zeereservaten gerealiseerd worden. Ik heb in een vorig werkzaam bestaan nog mogen protesteren voor de Borkumse Stenen en andere zeereservaten, dus dat zou ik graag willen. Ik heb ook onderzoek gezien waaruit blijkt dat een windpark ook een rustpunt kan geven, mits de visserij geweerd wordt uit zo'n gebied. Ik zie daar dus plussen en minnen aan. Ik ben het ermee eens — de Partij voor de Dieren heeft dat keurig verwoord — dat we bij een windmolenpark moeten kijken naar betere materialen en of er gewerkt kan worden met minder aantasting. Ik vind dat die windparken er moeten komen. Als het echt noodzakelijk is — mevrouw Van Veldhoven zei dat geloof ik ook — mag er wat opzijgezet worden, maar dat moet niet als een automatisme gebeuren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik herinner mij die acties voor de Borkumse Stenen nog wel. Het is treurig dat Nederland dat gebied nog steeds niet beschermt ondanks de inzet van mevrouw Van Tongeren in een vorig leven. Het is ook een beetje treurig dat het kabinetsbeleid eigenlijk zo is dat de enige manier waarop er geen verdere natuurverstoring plaatsvindt in een gebied op zee, dus dat er geen bodemberoerende visserij plaatsvindt, is als we er windmolenparken zetten, waardoor de boten er echt niet kunnen komen. Het voelt ook wel een beetje zuur, om in termen van de verzuring van de oceaan te blijven, dat het kabinet zo veel dingen laat liggen op het gebied van bescherming van natuur en de noodzaak om energie te besparen terwijl het ook nog eens natuurbeschermingsregels verder afstoft en uitkleedt. Kunnen we samen bekijken of het kabinet dat wel als een harde voorwaarde kan hanteren omdat je wanprestaties op het gebied van energie en klimaat niet kunt afwentelen op de Noordzee?
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ook GroenLinks vindt dat zaken zoals visserij en mijnbouw enorm beperkt zouden moeten worden en dat er meer beschermde natuur moet komen op de Noordzee. Ik weet dat mijn collega Klaver, die woordvoerder is op het gebied van natuur, graag met de Partij voor de Dieren optrekt om zo veel mogelijk waarborgen in te bouwen. Inderdaad is het heel vervelend om geduwd te worden in een positie waarin je tussen twee kwaden moet kiezen. Klimaatverandering tast de natuur over de hele planeet aan. Door er wat aan te doen, tast je de natuur gedeeltelijk lokaal aan. Als ik een totaalset aan maatregelen zou mogen maken voor de Noordzee, zou de Noordzee daar inderdaad stukken beter van worden. Op dat punt trekken we graag met de Partij voor de Dieren op.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik was klaar, voorzitter. Ik had als laatste zin namelijk gezegd dat wij voor deze wet zijn en graag willen dat zo snel mogelijk zo veel mogelijk wind op zee wordt gerealiseerd binnen verstandige voorwaarden.
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Of je nu de schepping of de evolutie aanhangt, zonder zon, water, zuurstof en nutriënten zoals fosfaat zou er geen leven op aarde mogelijk zijn. De vraag is of dat ook geldt voor wind. Dat is een interessante vraag. Hoewel wind soms, namelijk als er te veel is, als hinderlijk wordt ervaren, hadden wij zonder wind niet de oceanen bevaren om ons overal in Azië, Afrika en Latijns-Amerika te verlustigen aan goederen, specerijen en zelfs slaven. Kinderdijk was de eerste Nederlandse plaats met een elektriciteitsvoorziening, in 1886. Het molencomplex is nu een fraai stukje werelderfgoed. Ook in de muziek zie je de opkomst van de wind. We moesten het lang doen met Earth & Fire. Dat was op zich geen straf, maar pas met de komst van Earth, Wind & Fire was de cirkel rond. Het nummer Fantasy staat een beetje model voor het niet zo alledaagse wetsvoorstel dat we hier vandaag behandelen.
Wij zijn niet het eerste land dat bezig is met wind op zee. Dat brengt mij bij mijn eerste, algemene vraag aan de minister: wat is internationaal gezien de plek van Nederland wat betreft wind op zee? Welke sterke en zwakke kanten hebben wij? Als je het hele veld overziet, zie je aan de ene kant kennis, werkgelegenheid en specifieke expertise en aan de andere kant, doordat het zo'n druk land is, locatiekeuze, inpassing en de relatie met ander zeegebruik. Wat dit laatste betreft: als je een keer bij helder weer naar Engeland vliegt, dan zie je hoe druk het is op de Noordzee.
Over het kavelbesluit als planfiguur hoor ik positieve geluiden, onder andere van de natuur- en milieuorganisaties. Met de Omgevingswet zou dit overgaan in een projectbesluit. Die wet moeten we echter nog behandelen. Ik wil daar nog wel een robbertje over vechten met de minister van Infrastructuur en Milieu, omdat veel figuren die uit de Crisis- en herstelwet komen, een-op-een naar de Omgevingswet zullen overgaan. Mevrouw Van Veldhoven had het daar ook al even over. Daarom is het ook goed dat de Crisis- en herstelwet nu grondig wordt geëvalueerd. Mijn vraag aan de minister is echter: had het kavelbesluit op basis van de Wet ruimtelijke ordening niet ook als een rijksinpassingsplan kunnen worden geformuleerd? Dan zit je in een net wat andere systematiek.
Ik heb verder nog een vraag over Natura 2000. Is dat nu goed afgedicht in de ogen van de minister? Bij Borssele zit je met instandhoudingsdoelstellingen voor de Voordelta, zeehondenpopulaties en dergelijke. Zijn de afspraken daarin nu goed geborgd? Wat blijft er over van de aquatische ecologie, die mevrouw Van Tongeren ook noemde? Je moet funderen. Dat geeft onrust op de zeebodem. Naderhand kan het juist een schuilplaats worden voor vissen. Daar kun je dan een biodiversiteit mee opbouwen. Hoeveel weten we daarvan en hoeveel zouden we daar misschien nog meer van moeten weten?
Ik kom op de 12 mijlszone. Er is het een en ander te doen over de afstand van de windparken tot de kust en over de manier waarop TenneT de aansluiting kan gaan verzorgen. Dit heeft natuurlijk ook weer effect op de kosten en daarmee op de subsidie. De brief die de minister eerder deze week stuurde, geeft op dat punt wel duidelijkheid. Het blijft toch nog wel een beetje een puzzel. Daarom heb ik nog deze vraag: wat is het verschil in kosten en baten als je de 12 mijlszone al dan niet als harde grens neemt? In hoeverre is de toekenning van de netaansluitingen aan TenneT verdisconteerd in het verschil tussen de kosten en de baten?
De kustprovincies zijn blij met de extra werkgelegenheid in de windsector, maar voor de badplaatsen lijkt het een aderlating. Uit onderzoek blijkt dat hoe dichterbij een windpark staat, hoe groter de impact is op het toerisme en op de daaraan gekoppelde werkgelegenheid. Hebben de provincies nog wat in de melk te brokkelen wanneer de kavelbesluiten worden genomen? Is de minister zelf naar Zandvoort, Noordwijk en Scheveningen geweest om met ondernemers en bewoners hierover te praten? Welke mogelijkheden ziet hij om de mensen op wat voor manier dan ook tegemoet te komen? Ik ben daar benieuwd naar, evenals mijn hele fractie.
Ik kom op werkgelegenheid en investeringen. Wind op zee levert tot nu toe werk aan 2.200 mensen in Nederland, zo heb ik gelezen. Volgens het energieakkoord, naar ik meen pijler 8, moeten wij naar 15.000 banen erbij waarvan een groot deel in de offshore windsector. Is die notie in het energieakkoord nog steeds actueel? Klopt het getal van 15.000 nog steeds? Hoeveel mensen zouden in offshore wind actief worden? Is dat een bruto of een netto getal?
In de Provinciale Zeeuwse Courant is te lezen dat wind op zee een flinke impuls geeft aan de werkgelegenheid in Vlissingen. Het succes gaat zelfs misschien wel met Vlissingen op de loop. De vraag is of er wel genoeg goed geschoold technisch personeel is. Zo niet, gaan wij dan mensen van buiten halen? Of verwacht de minister dat wij, gezien zijn betrokkenheid bij bijvoorbeeld het techniekpact, in hoog tempo de benodigde expertise kunnen leveren in Vlissingen en misschien in Den Helder en de andere plekken waar deze sector zich zal manifesteren?
Ook niet onbelangrijk en positief is dat het ABP over de brug is gekomen. Eerst wilde het fonds alleen in waterkracht in Noorwegen investeren, maar nu wil het toch enkele honderden miljoenen investeren in windpark Borssele. Pensioenfondsen moeten uiteraard voorzichtig zijn en goed nadenken over de vraag waar zij hun geld in stoppen. Dat onderschrijft mijn fractie ook, maar er is nu wel een schaap over de dam. Hoe ziet de minister dit? Is dit het eerste schaap over de dam? Zo ja, welke investeerders ziet hij hierachter schuilgaan?
Wat gebeurt er als bedrijven tijdens de aanleg failliet gaan? Risico en aansprakelijkheid zijn ook kwesties die hier moeten worden benoemd. Bouwers schrijven de laatste tijd veel te vaak in op scherp geprijsde aanbestedingen. Nu is Ballast Nedam in het nieuws en Heijmans heeft ook dergelijke problemen gehad. Ik verwijs naar de aanbestedingen in het openbaar vervoer. Veolia is naar de rechter gestapt omdat de concessies te scherp werden geprijsd, zodat een concessie alleen onder de kostprijs kon worden binnengehaald. Hoe zit het daarmee? Wat als bijvoorbeeld TenneT niet kan leveren doordat het door zijn risicovolle onderneming in Duitsland in de problemen zou komen? Hoe zit het met de risicoverdeling? Hoeveel tijd neemt de minister tussen het bekend zijn van alle informatie over een kavel, dus de bodemkenmerken, waterdiepte en andere zaken, en de sluiting van de termijn voor de indiening van offertes?
Ik noem Delta die groene stroom zal afnemen van Borssele. Als Delta echter tegelijkertijd wordt gedwongen tot splitsing waardoor het vervolgens weer een lagere ranking van investeringsbureaus zal krijgen, is het misschien wel einde verhaal voor Delta. Dit werd ons zo letterlijk door de baas verteld tijdens het rondetafelgesprek dat wij onlangs hebben gevoerd. Daarmee neem je ook een risico.
Hoe zit het met de aansprakelijkheid bij ongelukken? Stel dat er een schip tegen een windmolen aanvaart? Hoe zit dat dan?
Mijn volgende punt heeft betrekking op de kosten. Met een kostenreductie van 0,5 cent per kWh per jaar tot 2023 kom je volgens de minister uit op een subsidiebedrag van 12 miljard euro tot 2038. Ik hoop dat ik het zo goed formuleer. Is de kostenreductie die in de brief wordt voorgesteld reëel? Je zou zeggen dat dit het geval is als je kijkt naar zonnepanelen en woningisolatie. Dat gaat hard en de prijs daalt als het eenmaal massa en volume krijgt. Een paar jaar geleden kostte woningisolatie nog zo'n €70.000 per woning en nu is dat de helft. Welke baten zijn hierin meegenomen? Het is voor onze achterban heel belangrijk dat wij goed kunnen uitleggen waar wij 12 miljard insteken. Als ondernemers en klanten het willen en de technologie krijgt bijval, dan gaat de prijs omlaag. Dat ritme zit nu eenmaal in de economie.
De grotere vraag is waar de sturingsruimte voor de minister zit. Je kunt het natuurlijk overlaten aan de ondernemers en aan de mensen en bedrijven die stoom en gas afnemen, maar het is de vraag of de minister nog meer kan sturen op vraag en aanbod. Het is zijn taak om de prijs van fossiel en die van duurzaam zo snel mogelijk naar elkaar toe te laten bewegen. Dat is de essentie van het energieakkoord en van de wet waarvan dit debat onderdeel uitmaakt. Je zou moeten profiteren van het feit dat E.ON bijvoorbeeld zijn businessmodel heeft veranderd. Je moet profiteren van het feit dat een groot pensioenfonds brood ziet in wind op zee, dat de NS volledig op groene stroom overstapt, dat Purmerend nu een biowarmtecentrale heeft en dat er werkelijk van alles gebeurt. De energiemarkt is een, in de natuurkundige zin van het woord, chaotisch systeem. De uitdaging voor de minister is daarom om net op het juiste moment op de goede knoppen te drukken, om het tempo erin te houden. Dat vereist wel flexibiliteit. Ik hoop dat de minister die heeft. Wij kennen andere dossiers waarbij die flexibiliteit volgens ons wat minder zichtbaar is, maar misschien is dat hierbij niet het geval.
Ik noem een paar zaken waaraan de minister kan denken. We zouden naar een hogere stroomprijs en een lagere energiebelasting kunnen toewerken, zodat het voor de consument uiteindelijk niet uitmaakt, maar de marktprijs van fossiel en van duurzaam wel in een sneller tempo dichter bij elkaar worden gebracht. Een hogere stroomprijs zal immers ook leiden tot de hogere besparingen die we ook willen. Door een snellere financiering van isolatie in het bedrijfsleven en het werken met feed-intarieven kan ook sneller een slag worden gemaakt. Daarbij speelt nog iets anders wat mijn fractie erg belangrijk vindt. Doordat er van alles gebeurt, doordat er veel decentrale opwekking is en doordat er nul-op-de-meterwoningen komen, moet de SDE+-regeling door een slinkende populatie worden opgehoest. Dat is een soort tweedeordedynamiek die we naar mijn idee nog te weinig in de vingers hebben. Ik vraag de minister of hij op deze punten meer kan sturen.
Tot slot. Bij dit wetsvoorstel heb ik de mensen in gedachten die wel meewillen naar een meer duurzame samenleving, maar die zich weinig of geen extra uitgaven kunnen veroorloven. Helaas zijn dat er nogal wat. Het gaat mij daarbij niet om de mensen in de Houthavens in Amsterdam, die een energielabel A-appartement zonder gasaansluiting en met een warmte-koudeopslag kunnen kopen. Het gaat mij wel om de mensen in een slechtgeïsoleerde huurwoning, om de mensen die de energierekening niet goed doorgronden, om de mensen die niet uit zichzelf gemakkelijk de stap zetten naar energiebesparing en om de mensen die we op dit punt eigenlijk zouden moeten ontzorgen. Mijn fractie wil niet dat deze opslag voor duurzame energie ertoe bijdraagt dat deze mensen aan het eind van hun geld een nog groter stuk maand overhouden dan nu al het geval is. Wat wil de minister daaraan doen?
Mevrouw Klever (PVV):
De heer Smaling had het over het draagvlak voor die windturbineparken op zee. Die ontbreekt in de kustgemeenten van Noord- en Zuid-Holland. Wij hebben daar heel veel mails over gehad. Ik neem aan de heer Smaling ook. Hij vraagt aan de minister wat hij daaraan gaat doen. Mijn vraag aan de heer Smaling is: wat wil de SP daarmee gaan doen? Als de SP echt bezorgd is om dat draagvlak, zou ze tegen deze wet moeten stemmen. Of heeft de SP andere ideeën?
De heer Smaling (SP):
De SP vindt draagvlak heel belangrijk; dat weet mevrouw Klever ook. Badplaatsen gaan hier misschien last van krijgen. Zij hebben een en ander laten becijferen; daarom breng ik dit nu op. Voor plaatsen als Den Helder en Vlissingen is het positief en voor het havengebied in Rotterdam ook, want het levert een heleboel extra bedrijvigheid op. Die zaken moet je toch meewegen. Nederland is natuurlijk één grote backyard, omdat er zo veel mensen zijn. Als die 10 of 12 mijl ook nog bij die backyard horen, moeten we zaken afwegen en bekijken wat op een gegeven moment de doorslag geeft. Als dit allemaal kan zonder 10 mijlszone, graag. Daarom vraag ik dat ook aan de minister. Voordat wij tot onze eindafweging komen, wil ik echter eerst hierover een debat voeren.
Mevrouw Klever (PVV):
De SP zegt dus dat draagvlak wel belangrijk is, maar ik begrijp dat draagvlak voor de SP niet zodanig belangrijk en doorslaggevend is dat zij uiteindelijk tegen deze wet zal stemmen als het er niet is. En we hebben kunnen lezen dat dat draagvlak er niet is. Zo ver gaat de SP dus ook weer niet.
De heer Smaling (SP):
Als er te weinig draagvlak is, kun je verschillende dingen doen. Je kunt tegen de wet stemmen. Je kunt ook met de bewoners en ondernemers gaan praten en proberen hen tegemoet te komen. Je kunt bekijken hoeveel opbrengstenderving er werkelijk is, en bekijken of zo'n windpark toeristische kansen kan bieden omdat mensen daarnaartoe kunnen gaan. Er zijn natuurlijk allerlei mogelijkheden bespreekbaar. Totdat we met de mensen daar hebben gesproken en er geen gezamenlijk alternatief op tafel blijkt te kunnen komen waarmee valt te leven, is er wat mij betreft geen reden om tegen deze wet te stemmen. Als we al op voorhand zeggen dat we dat gaan doen, hadden we dat hele energieakkoord niet moeten schrijven.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. De heer Dijkgraaf heeft mij laten weten dat hij helaas verhinderd is om deel te nemen aan het debat. Daarom geef ik nu het woord aan mevrouw Agnes Mulder van het CDA.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Het belangrijkste doel van het SER-energieakkoord is vermindering van de CO2-uitstoot. Door een grotere duurzame energievoorziening in ons land te realiseren worden wij minder afhankelijk van fossiele brandstoffen, die aangevoerd moeten worden uit het buitenland of uit ons eigen land afkomstig zijn. Het CDA onderkent het belang van een duurzamere energievoorziening. We moeten gezamenlijk werken aan de transitie naar een duurzame energievoorziening, via projecten op grote, en zeker ook op kleine schaal.
Vandaag spreken we over een wetsvoorstel dat de basis legt voor een heel groot project, namelijk het mogelijk maken van het bouwen van windmolenparken op zee. Met deze windmolens willen we in 2023 zestig petajoule windenergievermogen realiseren. Dat is een zesde van het totale doel voor de duurzame energie in 2023.
Het gaat hier om enorme investeringen in duurzaamheid. Het CDA vindt dat we daar financieel zorgvuldig en degelijk mee om moeten gaan. De minister zat aan de onderhandelingstafel en de Tweede Kamer niet. Het CDA steunt op hoofdlijnen de grote stappen die gezet worden met het energieakkoord, maar als volksvertegenwoordiger zie ik het ook als mijn taak om te controleren en vragen te stellen. De eerste vraag daarbij is of ons geld goed wordt besteed. In het bijzonder is er bij het CDA nog veel onduidelijkheid over de kostenbesparing van 40% die de minister wil realiseren. Bij de start van dit megaproject wil het CDA zeker weten dat deze kostenbesparing er ook komt. Zo vraagt de CDA-fractie zich af ten opzichte van welke totale kosten deze kostenbesparing zal worden gerealiseerd. Het gaat dan niet om percenten per kilowattuur. Uitgangspunt is die 40%-kostenreductie van alle kosten die in de €0,15 zitten, dus de infra en de turbines. Hoe ligt die verdeling? Graag ontvangen wij daar vandaag helderheid over van de minister. Verwacht de minister dat de partijen gaan inschrijven op de voorgestelde maximumbedragen voor de tender? Wat doet de minister als er geen partijen inschrijven onder de voorgestelde maximumbedragen? Hoe schat de minister dat in?
In het voorliggende wetsvoorstel wordt TenneT aangewezen om voorbereidende handelingen te treffen voor de verbindingen met nieuwe windparken op zee. De kostenbesparing die daaruit zou voortkomen, zou 10% zijn. In de brief van afgelopen maandag staat dat de aanwijzing van TenneT als netbeheerder op zee een besparing van 3 miljard oplevert. In het energieakkoord staat dat deze kostenreductie niet komt door het verschuiven van de netkosten door socialisering, maar wel door daadwerkelijke innovaties en productiviteitswinst bij de aanbouw en de aanleg van de windparken op zee. Wat is nu het bedrag dat TenneT in totaal nodig heeft voor de uitrol van wind op zee? Wat zouden de kosten zijn als de initiatiefnemers van de windparken de aansluitingen op het net zelf zouden aanleggen? Kan de minister een overzicht geven aan de Kamer hoe de besparing per kostenpost wordt bereikt? Is een besparing van 3 miljard door TenneT niet heel veel, ten opzichte van de totale kosten van de naar verwachting 12 miljard tot maximaal 18 miljard in de SDE+-regeling? Is dat reëel? Kan de minister het onderbouwen? En op welke termijn wordt deze kostenbesparing bereikt? Andere fracties waren ook al heel kritisch op dit punt. Ik denk daarom dat er een Kamerbrede behoefte is om een goede onderbouwing te krijgen. Welke garantie is er dus dat deze kostenbesparing gehaald wordt en welke afspraken heeft de minister hierover gemaakt met TenneT? Hoe kan de Kamer er toezicht op houden dat deze kostenbesparing ook daadwerkelijk wordt bereikt?
Onze fractie zal niet instemmen met de wet als er geen gedegen financiële onderbouwing komt van de manier waarop en ten opzichte waarvan er een kostenreductie van 10% bereikt wordt door het aanwijzen van TenneT. Ook wachten wij nog op informatie over berekeningen van de mogelijk lagere kosten voor windparken verder uit de kust. De minister geeft in zijn brief van afgelopen maandag aan dat hij de Kamer daarover binnenkort zal informeren. Wanneer is dat precies?
De minister wil de kosten die TenneT maakt helemaal of deels verrekenen met de SDE+-regeling. In de uitwerking van het wetsvoorstel STROOM geeft de minister aan op welke wijze de kosten van TenneT gefinancierd worden. Dat vindt onze fractie fundamenteel de verkeerde volgorde. Eerst moet er volstrekte helderheid over de kosten zijn, dan pas moeten we beginnen.
Het gaat in deze wet niet om het heel specifiek aanwijzen van de gebieden. Toch wil ik opnieuw benadrukken dat de CDA-fractie heel kritisch is over het realiseren van windparken voor de Hollandse kust binnen de 12 mijlszone. Andere fracties spraken hun zorgen daarover ook al uit. In Duitsland is er bewust voor gekozen om windmolens ver uit de kust te plaatsen vanwege het toerisme. De Duitse toerist zou het niet mooi vinden. Nu mogen we juist in de kustgemeenten ieder jaar veel Duitse toeristen verwelkomen. Mede daarom wil de CDA-fractie de windparken graag buiten de 12 mijlszone verder realiseren.
De heer Jan Vos (PvdA):
Dit standpunt van de CDA-fractie komt niet helemaal onverwacht. Windmolens op land mogen niet in de buurt komen van waar mensen wonen en een kerncentrale wil ze wel, maar ze zegt niet waar omdat er dan natuurlijk lokale weerstand komt. En nu komen er windmolens op zee en mogen ze niet op 10 mijl maar moeten ze buiten de 12 mijlszone komen. De CDA-fractie heeft net bij de minister veel aandacht gevraagd voor de kosten van wind op zee, maar nu vraag ik mevrouw Mulder: waar wilt u de dekking vandaan halen voor de extra kosten van het verder uit de kust realiseren van het windpark op zee, zoals u hier zo mooi voorstelt? Als u de ander de maat neemt, doe ik dat ook even bij u, als u het niet erg vindt.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
We hebben al bij het WGO Energie aangegeven dat wij de windmolens niet binnen de 12 mijlszone zouden willen hebben. Daarom zal het voor de PvdA-fractie inderdaad geen verrassing zijn geweest dat ik vandaag exact hetzelfde verhaal houd. Het gaat ons erom dat wij het totaal van de kosten goed in beeld hebben. Misschien heeft de PvdA-fractie wel helemaal goed in beeld hoe het zit met alle kostenbesparingen. Dat zou kunnen, maar wij hebben dat op dit moment niet. Dat is de financiële degelijkheid die ook de PvdA-fractie van een partij als het CDA mag verwachten; wij zijn daar kritisch in. Wij hebben de berekeningen van het verder uit de kust plaatsen nog steeds niet gezien. Daarom zeggen wij op dit moment: wij willen die berekeningen graag zien. Nadat je die hebt afgewogen tegen het banenverlies dat te verwachten is in de kustgemeenten, moet je de financiële afweging maken. Dat kan betekenen dat je je leidingen een aantal meters verder moet trekken. En dat is niet gratis, zo zeg ik erbij.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik constateer dat de CDA-fractie de oppositierol opnieuw met verve invult. Zij is tegen de plannen van de regering, stelt ondertussen zelf duurdere plannen voor en levert daarvoor geen dekking aan.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Volgens mij hebben we het over een bedrag van in totaal 18 miljard dat is gereserveerd in de SDE+-regeling. We zouden nu op 12 miljard uitkomen. Omdat ik geen berekeningen heb over de wat verder uit de kust gelegen mogelijkheden, kan ik daar nu geen bedrag aan hangen. Het is dan dus ook lastig om te beoordelen om je dat wel of niet wilt. Ik neem aan dat we zaken zullen beoordelen op basis van concrete voorstellen en de heer Vos mag de CDA-fractie dan altijd aanspreken op financiële degelijkheid.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mevrouw Mulder had het zojuist over concrete voorstellen, waaronder ook voorstellen van het kabinet met betrekking tot de plaatsing van windturbines binnen of buiten de 12 mijlszone. Ik heb hier een amendement in mijn handen waarin de CDA-fractie kennelijk al bij de behandeling van dit wetsvoorstel aangeeft dat zij niet wil dat er binnen de 12 mijlszone, op die afstand gebouwd wordt. Waarom nou niet even afwachten? In deze interruptie stel ik precies dezelfde vraag aan mevrouw Mulder als die welke zij aan mij heeft gesteld. Mijn fractie is bereid om nog eens even goed te bekijken wat de voor- en nadelen zijn, maar dan wel met een positieve grondhouding. Waarom doet de CDA-fractie nu al de deur dicht?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Feitelijk hebben wij al eerder aangegeven dat wij grote moeite hebben met het bouwen binnen de 12 mijlszone. Dat hebben we bij het wetgevingsoverleg Energie al volstrekt helder gemaakt. Wij hebben op dit moment nog geen gegevens binnen waaruit blijkt dat dit wel op een goede manier zou kunnen, maar we maken het nu in principe wel mogelijk om alle plannen door te voeren zoals ze oorspronkelijk in de Wet windenergie op zee en in de structuurvisie, al naar voren kwamen. Wij hebben er grote moeite mee om deze kans nu te laten liggen, omdat wij eigenlijk heel graag duidelijk willen maken waar wij staan op dit punt. Daarom denken wij er zo over, zoals we al eerder hebben aangegeven bij het wetgevingsoverleg Energie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik zou toch heel graag van de CDA-fractie willen horen om welke kosten het precies gaat als we verder weg gaan bouwen, wie die kosten moeten gaan betalen en waarom voor die grens van 12 mijl gekozen is en niet voor 10 mijl, of daar geen stukje willekeurigheid in zit et cetera. Het baanverlies in het toerisme is genoemd. Er zijn allemaal aannames gedaan waar we op dit moment geen volstrekte helderheid over hebben. Ik vraag de CDA-fractie dus nogmaals waarom zij nu toch, in mijn woorden, vrij gemakkelijk met een amendement komt waarin staat dat 12 mijl de grens is en dat het nooit dichterbij mag komen, wat het ook kost en wat het ons ook oplevert. Waarom nu al dat amendement?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Omdat we straks in onderliggende regelgeving te maken krijgen met de uitwerking. Dit is het moment om hier volstrekt helder over te zijn. Op het punt van de financiering ben ik net al helder geweest in mijn antwoord aan de PvdA-fractie. Ik neem aan dat mevrouw Dik-Faber dat ook heeft gehoord.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Mijn vraag aan de CDA-fractie zal niet onverwacht komen. Waarom kiest zij voor de volstrekt arbitraire grens van de 12 mijlszone? Het is immers helemaal niet gezegd dat je op 12,1 mijl de windmolens niet meer ziet, terwijl dat toch het enige is wat in het amendement wordt voorgesteld.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Er zou onlangs een bijeenkomst zijn waarin die visualisatie helder zou worden, maar die bijeenkomst is afgeblazen en dan word ik achterdochtig. Ik denk dan: waarom kan dat niet gewoon heel duidelijk en zichtbaar worden? Wij hebben het idee dat het te zichtbaar is binnen de 12 mijlszone. Wij hebben daar grote moeite mee, juist ook vanwege de Duitse toeristen die veelvuldig onze mooie kust bezoeken. Wij vinden het van belang dat het toerisme in onze kustplaatsen gewoon doorgang kan vinden en daarom strijden wij hiervoor.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De CDA-fractie heeft gehoord dat ik ook in mijn bijdrage heb gevraagd om een goede afweging van de verschillende belangen. Het valt mij echter op dat de CDA-fractie in feite zonder enige onderbouwing op basis van een soort onderbuikgevoel van "goh, dit zou weleens een verkeerde kosten-batenanalyse kunnen opleveren" nu iets uitsluit in de wet. Je zou echter ook kunnen zeggen: in de wet staat de mogelijkheid maar daar hoeven we natuurlijk geen gebruik van te maken als de onderliggende kosten-batenanalyses negatief zijn. Waarom kiest het CDA niet voor die route en sluit het die nu eigenlijk uit voordat de feiten op tafel liggen, terwijl we dat ook alsnog zouden kunnen doen op basis van een negatieve kosten-batenanalyse?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij hebben natuurlijk bij het wetgevingsoverleg Energie in november al aangegeven dat dit voor ons een heel belangrijk punt was vanwege toerisme in de kustplaatsen. Daar is door de kustplaatsen zelf ook onderzoek naar gedaan. Het blijkt dat het inderdaad banen zou kosten. Dat lijkt ons geen goede zaak, wetende dat dit ook een rol speelt voor de Duitse toeristen die hiernaartoe komen en dat ze er in Duitsland speciaal voor kiezen om het verderop te doen. Dan kan de D66-fractie vinden dat dit wel volstrekt willekeurig kan zijn gebeurd. Dat lijkt mij niet. Dat argument wegen wij ook af. Wij willen liever eerst goed kijken naar de totale kosten voordat wij zeggen: verder op zee gaan wij het niet doen. Daar lijkt het met deze wet wel naartoe te gaan en dat willen wij vandaag uitsluiten.
Mevrouw Klever (PVV):
Het CDA heeft tot nu toe alle windmolenplannen van dit kabinet gesteund. De laatste maanden horen we het CDA wat vaker praten over draagvlak. We hebben het nu over de kustgemeenten. Daar bestaat geen draagvlak voor de plannen voor windmolens op zee. Het CDA heeft een amendement opgesteld om de windturbines in ieder geval niet dicht bij de kustgebieden te situeren. Hoe hard is die eis van het CDA? Is het een keiharde voorwaarde? Verwerpt het CDA de wet als dit amendement niet wordt aangenomen?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik heb aangegeven dat de onderbouwing van de totale kosten, dus inclusief de kosten van TenneT en de besparing die worden aangegeven, voor ons een belangrijk gegeven is bij het beoordelen van deze wet, dus ook inclusief de 12 mijlszone. Een groot aantal partijen in deze Kamer hebben er grote moeite mee dat binnen die 12 mijlszone wordt gebouwd. Stel dat de minister nu aangeeft er toch nog een keer serieus naar te willen kijken en te zullen wachten met de definitieve besluitvorming totdat hij volstrekte helderheid heeft over de gevolgen, dan gaat dat een richting op waar ik mij misschien in kan vinden. Ik weet echter nog niet wat de minister gaat zeggen. Dus ik ga afwachten hoe de minister daarop reageert, maar ik vind dat hij wel een beweging moet maken richting de kustgemeenten. Je kunt het namelijk niet op deze manier laten doorgaan.
Mevrouw Klever (PVV):
Dat is al iets van een afzwakking, want het CDA is tot nu toe altijd heel kritisch geweest op dit punt, in de zin dat er draagvlak voor moet zijn. Ik begrijp nu echter dat het voor het CDA niet een keiharde voorwaarde is. Het is een van de voorwaarden die het CDA stelt. Draagvlak is voor het CDA wel belangrijk, maar niet dusdanig belangrijk dat het op basis daarvan deze wet zou afschieten.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dat is een conclusie die mevrouw Klever trekt. Ik heb de conclusie over het definitieve wel of niet steunen van deze wet op basis van het totale pakket nog niet getrokken. Dit is een belangrijk punt van afweging voor de CDA-fractie. Dat is absoluut helder en dat was ook al helder bij het wetgevingsoverleg over energie. Dus daar zullen we deze wet zeker op toetsen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het CDA heeft volgens mij nog steeds in zijn programma staan dat het in 2020 14% schone energie in Nederland wil. Dat is ongeveer het minimumniveau waar we ons in Europa aan gecommitteerd hebben. Mevrouw Mulder weet net zo goed als ik dat de kans dat we dat gaan halen, heel klein is, ook als we maximaal tempo maken. Aan de ene kant zegt het CDA nu dat duurzame energie nodig is. Aan de andere kant zie ik vertragende bewegingen. Wil het CDA herbevestigen dat 14% schone energie in 2020 moet worden gehaald en dat daar enorm tempo voor moet worden gemaakt, of mag het ook wel tien jaar later?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Weet u wat het is? Uit alle berekeningen blijkt dat we 14% in 2020 niet gaan halen. Welke route kies je dan om met maximaal draagvlak, maximale werkgelegenheid en innovatie alsnog zo dicht mogelijk bij dat doel uit te komen? De berekeningen liggen er. Wij gaan ervoor, maar wij willen wel nagaan of wij dit met maximaal draagvlak kunnen doen, verder op zee. Tegen de PvdA-fractie en andere fracties zeg ik dat wij ook goed zullen kijken naar de kosten, maar het kostenpunt dat wij vandaag maken, betreft de inzichtelijkheid. Daarbij heb ik mevrouw Van Tongeren altijd op mijn pad gevonden: wij willen die kosten inzichtelijk hebben. Dan kom je uit bij financiële duurzame degelijkheid. Ik vind dat het nu niet inzichtelijk genoeg is. Dan ga ik niet tekenen bij het kruisje.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik hoor mevrouw Mulder zeggen: wij willen 14% schone energie in 2020 als het even kan. Dat moet dan echter weer onderzocht worden, er komt weer vertraging en die parken moeten dan echt zo ver mogelijk van de kust af. In België of in Castricum in Nederland liggen parken echt dicht bij de kust zonder dat dit effect heeft op het toerisme. Is het nu gewoon een beetje populisme? Aan de ene kant, voor de groene mensen in de achterban, zegt het CDA dat het schone energie wil. Aan de andere kant, voor de kustgemeentes, zegt het CDA: rustig maar, wij zullen ervoor zorgen dat het niet bij jullie in de buurt komt. Dat is precies dezelfde beweging die we zagen bij wind op land: wel het doel omhelzen, maar het vervolgens onmogelijk maken om het te halen. Is dat wat het CDA nu doet, een praatje voor de vaak houden?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het is jammer dat mevrouw Van Tongeren het zo opvat, maar dat is aan haar. Wij willen graag zaken met draagvlak realiseren. Je kunt het erdoor drukken van bovenaf; voor die route lijkt GroenLinks te kiezen. Dat is niet de route van het CDA. Wij willen zaken graag met draagvlak van onderop realiseren. Soms heb je dan net even een paar maanden extra nodig om dat goed voor elkaar te krijgen. Dan zeg ik: neem nu die tijd om later, over tien of twintig jaar, niet enorm veel spijt te hebben. Dat is een andere route dan die waar GroenLinks voor kiest, maar het gaat om de doelstelling op lange termijn. Die wil de CDA-fractie net zo graag halen als de GroenLinksfractie.
De heer Smaling (SP):
Windmolenpark Egmond aan Zee bij Wijk aan Zee ligt zo'n 10 kilometer uit de kust, niet 10 mijl. Dat hebben wij als een soort referentiepunt. Ik wil niet bagatelliseren dat ondernemers en bewoners in badplaatsen bang zijn voor wat er gaat gebeuren. Stel dat de minister, als hij gaat praten met de bewoners en de ondernemers, tot een vergelijk komt voor bijvoorbeeld compensatie — ik heb zo een-twee-drie niet voor ogen wat — is de CDA-fractie dan toch bereid om te gaan voor de plannen die er nu liggen en de 12 mijlsgrens die in het amendement staat, los te laten? Of is dat niet bespreekbaar?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Ik was blij met de vragen van de heer Smaling aan de minister. Hij vroeg de minister om met de mensen daar in gesprek te gaan en te bekijken wat de mogelijkheden zijn. Bij wind op land zien we dat het aan de achterkant verkeerd loopt omdat men het aan de voorkant niet goed heeft opgepakt. Als wij nu exact dezelfde fout gaan maken bij wind op zee, zijn we straks verder van huis en halen we onze doelstelling niet. Daar maak ik mij echt grote zorgen over. Volgens mij doet de SP-fractie dat ook. Ik hoor graag wat de minister straks te zeggen heeft en wat hij wel of niet gaat doen. Ik moet echter wel zeggen dat wij grote moeite hebben met veel grotere windmolens dan die er op dit moment al voor onze kust staan. Je hebt het dan wel over een ander type windmolens, met meer megawatt. Dat zal het beeld anders maken. Als de minister met de mensen gaat praten, laat hij dan volstrekt helder zijn over hoe het eruit komt te zien, zodat de mensen daar er een gevoel bij krijgen en met elkaar een afweging kunnen maken. De vraag is of de minister bereid is om zo veel ruimte te bieden. Ik wil op dit moment gewoon voorkomen dat wij bij wijze van spreken straks al een tijdje onderweg zijn, dat we hebben gezegd dat plaatsing binnen die 12 mijlszone gewoon zonder meer de optie wordt. Ik wil voorkomen dat we er met elkaar bij hebben gestaan en ernaar hebben gekeken, maar dat vervolgens wordt gezegd: je had eigenlijk op een eerder moment al duidelijk moeten aangeven waar je staat. Dat is wat ik hier vandaag doe.
De heer Smaling (SP):
Mag ik het amendement op dit moment dan meer duiden als een stok achter de deur voor de rest van het debat dan dat de CDA-fractie een soort Berlijnse muur plaatst op de grens van de 12 mijlszone?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Het ligt er dan wel aan wat er voor die deur gebeurt. Als er geen enkele beweging in zit, houd ik hem gewoon op deze manier overeind. Stel dat de minister komt met de uitspraak dat hij echt met de kustgemeenten wil gaan praten en dat wordt gekeken naar de mogelijkheden om het anders neer te zetten. Het is mogelijk dat dat de kustgemeenten na een goede raadpleging van de inwoners en een visualisatie zeggen: het valt ons eigenlijk wel een beetje mee, hadden we dat maar eerder geweten. Stel dat dit gebeurt. Die kans mag het, wat mij betreft, wel hebben. Ik houd echter vast aan mijn amendement, aan de visie van het CDA dat je het niet ten koste van de inwoners moet gaan doen. Ik wil dat overeind houden. Dan zouden we dus nog even moeten wachten met de aanneming van deze wet. Als dat mogelijk is, dan valt daar zeker met ons over te praten.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik wil nog even doorgaan op dit punt. Ik begrijp dat het CDA uiteindelijk ook zegt: we weten nog niet alles en het is belangrijk om de mogelijkheid open te houden om nog verder onderzoek te doen en verder in gesprek te gaan. Ik meen echter, kijkend naar de wettekst, dat het technisch niet noodzakelijk is om daarvoor de wet nu aan te houden, omdat de wet enkel een optie schetst en niet zegt: dit gaan we doen. Dat moeten we echter aan de minister vragen. Je kunt dus na de aanneming van de wet nog de afweging maken of je het daadwerkelijk gaat doen. Daarbij zou je nog verschillende suggesties over belangrijke punten aan de minister kunnen doen. Dat is echter meer iets voor een motie dan voor een amendement. Volgens mij is het technisch niet noodzakelijk om daarvoor de wet an sich aan te houden. Dat levert weer heel veel vertraging op en brengt de uitrol en het halen van de doelstellingen in gevaar. Kan de CDA-fractie bevestigen dat het haar daar niet om te doen is, dat zij waar mogelijk kiest voor voortgang?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Als wij die doelstellingen willen halen, zullen wij een groot gedeelte van wind op zee moeten realiseren, in die totale energiemix die we hebben. Wij vinden alleen dat we wel heel helder moeten aangeven welke kant de minister op moet gaan. Als we nu niet duidelijk aangeven dat het, wat ons betreft, niet binnen die 12 mijlszone mag, en hij niet alle mogelijkheden heeft bekeken, zeggen we nu eigenlijk al tegen de minister: ga het maar doen zoals het er staat. Ook ten aanzien van de kosten vinden wij het van belang dat volstrekt helder is waar we het hier vandaag over hebben. Dat is het op dit moment gewoon niet. Alle fracties hebben daar terechte opmerkingen over gemaakt. Als dat ertoe leidt dat de minister zegt dat hij de wet op dit moment nog even aanhoudt, omdat er nog zo veel onduidelijkheden en vragen zijn en er nog een aantal onderzoeken onderweg is, dan horen wij dat graag in zijn beantwoording. Dan kunnen we bekijken hoe wij daarmee omgaan. Maar die 12 mijlszone is er gewoon, omdat het voor de inwoners helder moet zijn dat wij daar met elkaar ons best voor zouden moeten doen. We moeten dit echt voor elkaar gaan krijgen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Een amendement op de wet is digitaal. Als het amendement wordt aangenomen, kan het niet. Als het amendement niet wordt aangenomen, is het een optie. Als het CDA dit amendement doorzet, maak je in feite nu al de keuze. Al die uitspraken dat de minister in gesprek moet gaan et cetera, zijn dan eigenlijk niets meer waard. Dan wordt immers nu al besloten dat we het niet willen, zonder dat we eigenlijk weten of we het echt niet willen. Daar zit mijn probleem. Dan is het ook nog zo dat die 12 mijlsgrens niet per definitie de zichtlijn is. Dus als je al niet wilt dat het binnen de zichtlijn komt, heb je ook nog eens niets aan die 12 mijlszone. Dat is arbitrair. Mijn vraag blijft dus: zit het principiële punt voor het CDA nu op de 12 mijlszone of op de opdracht aan de minister om met de kustprovincies te bekijken of samen met de bewoners wel de goede afwegingen tussen de kosten en baten worden gemaakt? Als dat het is, moet je dit amendement niet indienen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij hebben vorig jaar, tijdens het wetgevingsoverleg energie, al gezegd dat wij dit niet willen binnen de 12 mijlszone. Daarover zijn wij volstrekt helder geweest. De minister heeft in de tussentijd niet al die stappen gezet, dus ik heb op dit moment daarvan geen hoge verwachtingen. Maar misschien verrast de minister ons vandaag. Dan zullen wij dat zien en dan hebben wij een heel duidelijke stok achter de deur, zoals de SP aangaf. Ik heb die niet voor niets ingediend, want ik wil heel graag dat er serieus wordt geluisterd naar de mensen in onze kustprovincies. Op dit moment is dat niet het geval. Ik vind dat onzorgvuldig.
Over de 12 mijlszone is er bij de Hollandse kustgemeenten, zoals bijna alle fracties hebben aangegeven, zelfs heel veel weerstand, net als bij alle politieke partijen, behalve GroenLinks; dat moet ik eerlijk zeggen, want tijdens de verkiezingscampagne in Noord-Holland bleek ongeveer iedere fractie tegen windmolens op zee dicht bij de kust. Wij hebben zowel hier als in de provincie hetzelfde gezegd.
In de antwoorden op mijn schriftelijke vragen gaf de minister aan dat er een visualisatie is gemaakt van het park dat de minister voor ogen heeft. Ondertussen is een informatiebijeenkomst voor gemeenteraadsleden, onder andere voor de gemeente Zandvoort, geannuleerd. Is deze visualisatie dan zo schokkend? Wanneer wordt deze openbaar gemaakt?
Wij hebben een amendement op dit punt ingediend. Om aan te geven dat wij niet alleen kijken naar duurzame energie door heel grote projecten maar juist ook door kleine, brengt het CDA iedere keer ook decentrale energieopwekking van onderop naar voren.
Op dit moment is er de postcoderoosregeling. Dat is eigenlijk een draak van een regeling. Ik weet niet hoeveel initiatieven er op dit moment al zijn goedgekeurd. Graag horen we dat van de minister. We zouden eind maart, begin april worden geïnformeerd. Misschien kan de minister daar nu al iets over zeggen. Energiecoöperaties zouden wat ons betreft ook via de SDE+-regeling kunnen worden gestimuleerd. We horen graag of de minister daarover nog wil nadenken en wat zijn ervaringen op dit moment zijn met de postcoderoos. Hoeveel projecten zijn al vergund?
We zullen groot en klein moeten gebruiken om de doelstellingen te kunnen behalen. We redden dat niet alleen maar met wind op zee. We hebben ook zonne-energie op land nodig uit kleinschalige initiatieven van onderop. Draagvlak is niet voor niets vandaag al heel vaak genoemd en ook werkgelegenheid is een belangrijk punt, net als innovatie. De vraag is heel terecht waar die innovatie zit, hoeveel dat kost dat en of de minister vandaag de kosten inzichtelijk kan maken.
Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. Dit wetsvoorstel opent de sluizen voor de miljardenverspilling die windenergie op zee heet. Maar liefst 18 miljard euro aan subsidie maakt deze VVD-minister over aan veelal buitenlandse bedrijven die voor onze kust, vanaf Zeeland tot aan de kop van Noord-Holland, voorgoed het uitzicht komen verpesten. Strandgasten zien straks in plaats van de ondergaande, brandende zon aan de horizon hun belastinggeld verdampen. Bepaald geen rustgevende gedachte voor een lekker dagje uit.
Het is dan ook logisch dat veel ondernemers aan de kust zich zorgen maken over het wegblijven van bezoekers, met als gevolg minder inkomsten en verlies van banen. Uit onderzoek van een aantal kustgemeenten blijkt dat dit kan oplopen tot wel 6.000 banen. Toen ik de minister een jaar gelden in schriftelijke vragen naar dit onderzoek vroeg, vond hij het nog te vroeg om dergelijke conclusies te trekken. Hoe staat de minister daar nu in? Deelt hij de conclusies van dit onderzoek en wat gaat hij ermee doen?
Niet alleen in de toeristische sector dreigt er banenverlies, ook andere sectoren zoals de visserij en de olie- en gaswinning worden getroffen, zo blijkt onder meer uit het rapport van het Centraal Planbureau. Maar liefst 5 miljard euro schade brengen de windmolenplannen op zee van dit kabinet toe aan onze welvaart. Is de minister bereid om, voordat er windparken gerealiseerd worden, eerst met de sector te kijken of er winbare olie- en gasvoorraden zijn? Wij zien namelijk liever dat er gas uit de Noordzee wordt gehaald dan uit Groningen. Is de minister het hiermee eens? Kan de minister regelen dat de olie- en gaswinningsector ook bezwaar aan kan tekenen tegen voorbereidingsbesluiten? Dat is nu namelijk niet mogelijk.
Windmolens draaien niet op wind, maar op subsidie; dat weet inmiddels iedereen. Echter, op hoeveel subsidie is niet helemaal duidelijk, al waardeer ik wel de uitleg die de minister hierover geeft in de nota naar aanleiding van het nader verslag. De minister gaat de windturbineparken aanbesteden in de periode tussen 2015 en 2019 voor bedragen vanaf €0,145 aflopend naar €0,125 per kWh. Wordt er bij de aanbesteding in 2015 dan uitgegaan van die hoge kosten in 2015, het jaar van aanbesteding, of van die lagere kosten in 2019, het jaar van oplevering?
Tegelijkertijd zegt de minister dat de industrie een kostenreductie van minimaal 40% moet realiseren. Bij een uitgangsbedrag van €0,15 per kWh, zou je dan uiteindelijk op €0,09 per kWh moeten uitkomen. Maar als de minister alle windturbineparken aanbesteedt in de periode 2015-2019 en uitgaat van die kosten, dan wordt nog niet de helft van de beloofde reductie behaald. Kan de minister dit toelichten? Klopt onze conclusie dat die 40% kostenreductie met de huidige planning in het geheel niet gehaald wordt? Kan de minister ook toelichten waarom de door netbeheerder TenneT gerealiseerde kostenbesparing nog niet verwerkt is in de kostentabel? Moeten de maximale subsidiebedragen voor 2015 t/m 2019 niet gecorrigeerd worden voor die €0,015 die TenneT realiseert? En €0,01 per kWh klinkt misschien als weinig, maar het gaat uiteindelijk om miljarden euro's. Een besparing van TenneT van €0,015 is bijvoorbeeld al 3 miljard euro.
Ook onduidelijk is de grote variatie in subsidiemiljarden die de minister gaat uitdelen voor de windturbines op zee. In antwoord op schriftelijke vragen van de PVV over uitlatingen van de heer Nijpels dat windenenergie geen subsidie kost, antwoordt de minister dat de plannen voor wind op zee voorzien in maximaal 5,5 miljard euro subsidie. Maar de afgelopen anderhalf jaar ging de minister steeds uit van maximaal 18 miljard euro. In de nota naar aanleiding van het nader verslag van vorige maand heeft de minister het nog steeds over 18 miljard, maar heeft hij het ook over 9 miljard en in de brief van maandag gaat het over 12 miljard euro. Kan de minister toelichten hoe al die bedragen zich tot elkaar verhouden?
Verder blijft het vreemd dat de minister al bij afsluiting van het energieakkoord kosten laat maken door TenneT voor een netwerk op zee, terwijl daar nog afstemming met de Kamer en een wetwijziging voor nodig zijn. De minister verdedigt dit door te wijzen op het krappe tijdschema voor het halen van de afspraken in het energieakkoord, maar ook een minister hoort zich in dit land te houden aan de wetten, die er nu zijn, en TenneT is nog niet de netbeheerder op zee. De minister geeft dus opdracht voor iets wat op dat moment strijdig is met de wet. Dat vraagt om uitleg! Wij vragen ons ook af of deze manier van handelen niet tot juridische problemen zal leiden. Getroffen partijen zullen immers beroep gaan aantekenen.
Een ander punt van zorg is de uitzondering die gemaakt wordt voor windenergie op zee voor de Nederlandse Flora- en faunawet. Daardoor maakt het niet langer uit of er bij het vermalen van vogels, het verpulveren van vleermuizen en het verdoven van bruinvissen en zeehonden sprake is van opzet of niet. Als het om windturbines op zee gaat, is alles geoorloofd. Waarom creëert de minister deze uitzondering alleen voor wind op zee? Waarom behandelt de minister niet alle activiteiten, waaronder ook de olie- en gaswinning, op een gelijke manier? Beide zijn immers volgens dit kabinet van gelijkwaardig nationaal belang. De PVV denkt daar anders over, omdat olie- en gaswinning ons welvaart en banen bezorgen en windenenergie ons welvaart en banen kost. Wat de PVV betreft zouden voor alle activiteiten op zee in ieder geval dezelfde regels moeten gelden. Is de minister bereid om dit aan te passen?
Afrondend concludeer ik dat de PVV niets ziet in dit wetsvoorstel. Het is een aanslag op onze welvaart en pakt de burger in zijn portemonnee. Het is dan ook niet verrassend dat het Centraal Planbureau het met de PVV eens is. Bovendien is er geen sprake van milieuwinst. In plaats van geld over de balk te smijten, moet de minister werken aan een energievoorziening die draait om betaalbaarheid en betrouwbaarheid, waarbij we optimaal gebruikmaken van de innovaties die we de komende jaren kunnen verwachten. De minister moet werken aan een energievoorziening die energie goedkoper maakt in plaats van duurder. Met deze wet gaat de minister duidelijk voor politiek resultaat op de korte termijn, ten koste van het algemeen belang op de lange termijn. Dankzij dit wetsvoorstel zien hardwerkende ondernemers in de kustplaatsen hun inkomsten aan de horizon verdampen. De PVV zegt daarom wederom: stop met deze miljardenverspilling.
De heer Smaling (SP):
Waar de boomklever zo'n mooie vogel is, is de windmolen-Klever toch een beetje een boos vogeltje. Ik snap het niet. Mevrouw Klever zegt dat het wetsvoorstel slecht is voor allerlei plaatsen waar schade wordt gerealiseerd. In Den Helder en het hele gebied rond Rotterdam en Dordrecht is de PVV vorige week als grootste partij uit de bus gekomen, en in Vlissingen werd de PVV de derde partij. Toch zijn dat allemaal steden en gebieden waar al ontzettend veel werkgelegenheid in de windmolenindustrie zit en waar er nog meer bij zal komen. Is mevrouw Klever nu dus haar eigen kiezers aan het wegjagen? Hoe moet ik dit zien?
Mevrouw Klever (PVV):
Dat vind ik een beetje een vreemde vraag. Met steun van de Socialistische Partij geeft dit kabinet miljarden euro's uit aan onrendabele windmolentechnologie, die niets oplevert. Het Centraal Planbureau heeft berekend dat die technologie zelfs 5 miljard euro aan welvaart vernietigt. Ze levert niets op, zelfs geen milieuwinst. Dit kabinet gooit miljarden euro's over de balk en het levert niets op. De PVV zegt: stop daar nou mee en wacht op de innovatie. De innovatie in de wereld gaat razendsnel. Wetenschappers verwachten bijvoorbeeld dat zonne-energie al in 2020 economisch rendabel is, met prijzen vergelijkbaar met de huidige prijzen voor fossiele energie. Waarom zouden we nu investeren in een verouderde technologie terwijl de ontwikkelingen razendsnel gaan? Mijn argument zou u als wetenschapper trouwens ook moeten aanspreken, mijnheer Smaling.
De heer Smaling (SP):
Die innovatiekwestie deel ik. Er zijn heel veel ontwikkelingen in de duurzame-energietechnologie. Dat is zo. Maar je kunt natuurlijk niet eindeloos blijven wachten. Ik vind het jammer dat de PVV zo eenzijdig naar deze kwestie kijkt. Er zijn namelijk wel baten. Kijk naar een programma als Ruimte voor de Rivier. Daar steken we 20 miljard in. Dat is misschien ook wel helemaal niet nodig, want we gaan uit van een debiet bij Lobith van 18 miljard kubieke meter per seconde en dat is ridicuul. Dan heb je dijken in Keulen nodig waardoor je de Dom van Keulen niet eens meer kunt zien. Daar hoor ik de PVV echter niet over, terwijl je toch 10 miljard van dat budget af kunt halen en dan ben je benedenstrooms nog steeds veilig. Het is zó cherrypicking wat de PVV op dit punt doet, terwijl er toch echt wel mogelijkheden zijn om hier een succes van te maken, áls het maar eenmaal volume krijgt. Of komen wij niet nader tot elkaar op dit punt, mevrouw Klever? Dat vind ik in persoonlijke zin jammer, maar in politieke zin vrees ik het ergste. Ik hoop dat we via een debatje toch wat dichter bij elkaar kunnen komen.
Mevrouw Klever (PVV):
Wij voeren een debat over de Wet windenergie op zee. De heer Smaling haalt er nu een aantal zaken bij. Tja, ik kan ook wel een aantal zaken verzinnen waar ik het niet mee eens ben, bijvoorbeeld de miljarden die naar de EU gaan of de miljarden voor ontwikkelingssamenwerking. Dat vindt de SP allemaal prima, maar dat willen wij ook niet. Daar gaat het in dit debat echter niet over. In dit debat gaat het over de energievoorziening van Nederland. En ik constateer dat dit kabinet met steun van de gehele Kamer, inclusief de SP, energie voor de gewone mensen onbetaalbaar maakt. Wetenschappers hebben berekend dat gezinnen binnenkort €500 extra per jaar gaan betalen voor al deze plannen. Ik begrijp werkelijk niet dat de SP daarmee in kan stemmen. De SP, die altijd opkomt voor de mensen met een kleine beurs, stemt gewoon in met energierekeningen die honderden euro's hoger uitvallen. Ik had juist verwacht dat de SP onze kant op zou komen en samen met ons deze onzinplannen, die niets opleveren, zou afschieten. Maar helaas.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik denk dat mevrouw Klever heel hoge verwachtingen heeft van een enorme bel aan olie en gas die nog onder de Noordzee ligt. Anders zou ik haar willen vragen waarom zij zo graag de bankrekening van Poetin, ISIS en Saudi-Arabië spekt in plaats van te investeren in banen in Nederland of Europa.
Mevrouw Klever (PVV):
Tja, dat is ook weer zo'n uitspraak ... Dit is werkelijk onzin! Overal in de wereld kun je olie en gas kopen, echt niet alleen maar bij Poetin of de oliesjeiks. Er is voor 178 jaar olie op de wereld, volgens de World Energy Outlook, voor 233 jaar gas en nog voor 30 eeuwen kolen, echt niet alleen maar bij de heer Poetin, voor wie D66 kennelijk zo bang is. Ik noem Canada, Venezuela, Angola, Noorwegen en ga zo maar door. Je kunt werkelijk overal gas kopen! Het is echt onzin dat wij Poetin of oliesjeiks zouden spekken. Dat is bangmakerij van D66 waar ik afstand van neem.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Feit blijft dat de Europese Unie als geheel per jaar meer dan 1 miljard uitgeeft aan de import van fossiele brandstoffen. Wij rijden dus elk jaar 1 miljard van dit continent af. Dat miljard kunnen wij ook investeren in dit continent, zodat het hier banen oplevert in plaats van alleen maar bankrekeningen elders te spekken. Als mevrouw Klever liever haar olie uit Angola haalt en dat prettiger vindt dan bij ISIS, laat ik dat graag bij haar. Feit blijft dat wij welvaart aan het exporteren zijn, terwijl mijn fractie meer kiest voor investeren.
Mevrouw Klever (PVV):
Als D66 het over "wij" heeft, gaat dat over Europa, maar als ik het over "wij" heb, heb ik het over Nederland. Wij zitten hier ook in het Nederlandse parlement. Feit is dat wij in Nederland zelfvoorzienend zijn in onze gasbehoefte. Wij zijn helemaal niet afhankelijk van Poetin. Sterker nog, wij exporteren gas. Ik zou dus zeggen: trap niet in die bangmakerij van D66, want het is allemaal zwaar overdreven. D66 wil niet meer olie en gas importeren, maar in de Botlek staan allerlei bedrijven die voor hun productieproces olie en gas nodig hebben. D66 wil dus eigenlijk tegen deze bedrijven zeggen: "Dat mag niet meer. Sluit je deuren maar; weg ermee! Wij willen geen olie en gas importeren." Dat vind ik nog eens slecht beleid.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik hoor de PVV zich met regelmaat zorgen maken over de kosten van energie voor mensen met een laag inkomen. GroenLinks is voorstander van het goedkoper maken van schoon en het duurder maken van vuil. Als ik mevrouw Klever zo hoor, wil zij eigenlijk heel Nederland aan duurdere energie helpen. Wij hebben samen opgetrokken in het debat over het gas in Groningen. Wij willen dat de gaskraan dichtgaat en dat er meer lng komt, maar lng is een ongelooflijk stuk duurder. Wat wil de PVV nou? Wil zij ervoor zorgen dat niet alleen de huidige generatie mensen met een laag inkomen, maar ook de toekomstige generatie lagere energiekosten krijgt? Dan zijn energie-efficiëntie, isolatie en meer eigen energie de enige oplossing. Of vindt mevrouw Klever dat het best wat mag kosten, als het maar geen schone energie is?
Mevrouw Klever (PVV):
Om te beginnen is stroom uit lng nog altijd stukken goedkoper dan stroom uit windmolens, maar dat daargelaten. Mevrouw Van Tongeren vraagt wat de PVV wil. De PVV wil stoppen met de miljardenverspilling die het energieakkoord met zich meebrengt. Wij zijn in Nederland op het gebied van stroom zelfvoorzienend. Wij hebben nog tot 2030 gas. Als wij stoppen met de export van ons gas, zijn wij nog veel langer zelfvoorzienend. Dan kunnen wij langzamer oppompen in Groningen en is het een stuk veiliger voor de Groningers. Intussen staat de technologische ontwikkeling niet stil. Ik zei al tegen de heer Smaling dat bijna alle wetenschappers het erover eens zijn dat in 2020, dus al over vijf jaar, zonne-energie gewoon kan concurreren en economisch rendabel is. Er zijn ook ontwikkelingen op het gebied van thorium en op het gebied van kernfusie. De wereld staat niet stil. In plaats van investeren in verouderde technologie wil de PVV inzetten op nieuwe technologie. Wij willen inzetten op technologie van de toekomst in plaats van technologie van het verleden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben aangenaam verrast om te horen dat wij allebei groot voorstander zijn van een snelle uitrol van meer zonne-energie.
Mevrouw Klever (PVV):
Zonder subsidie!
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Daar kunnen wij elkaar dan in vinden, maar ik zou wel even voorgerekend willen hebben dat stroom uit lng goedkoper is. Je haalt het eerst per boot uit een ander land, waarvoor je het vloeibaar maakt, daarna zet je het hier weer om en vervolgens maak je er elektriciteit van. Kan mevrouw Klever mij voorrekenen waarom dit goedkoper zou zijn dan windenergie? Die sommen ken ik namelijk niet.
Mevrouw Klever (PVV):
Lng is zo'n 40% duurder dan gas. Stroom van een gascentrale kost €0,04 à €0,05. Tel je daar 40% bij op, dan zit je op ongeveer €0,06. Wat windturbines op zee betreft, weten we uit de tabel in de brief van minister Kamp dat hij gaat aanbesteden voor €0,145. Dat is nog steeds twee keer zo duur als stroom uit lng.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De PVV maakt zich zorgen over de portemonnee van de Nederlanders. De ChristenUnie wil daar ook goed op letten. Daarom hebben wij steeds gezegd dat de kolencentrales die in ons land draaien — binnenkort gaat er meer capaciteit draaien — eerlijk de rekening zouden moeten laten zien van hun kosten: niet alleen de gezondheidsschade, maar bijvoorbeeld ook de indirecte kosten. We moeten onze dijken verhogen door de klimaatverandering, die wordt veroorzaakt door CO2-uitstoot. Heel veel indirecte kosten die mensen moeten betalen via de belastingen en via de rekening bij de huisarts, komen nu niet terug. Ik krijg graag een reactie van de PVV-fractie op het feit dat er geen eerlijke vergelijking wordt gemaakt tussen kolen en duurzame energie.
Mevrouw Klever (PVV):
Mevrouw Dik-Faber vindt het niet eerlijk, omdat zij het er niet mee eens is. Het Centraal Planbureau, het belangrijkste adviesorgaan van de regering, heeft gewoon uitgerekend dat de plannen voor windturbines op zee de maatschappij 5 miljard euro welvaartsverlies opleveren. Het kost 5 miljard euro meer dan het oplevert. Mevrouw Dik-Faber kan dat niet leuk vinden, maar als zij denkt dat zij het beter weet dan het Centraal Planbureau, vind ik dat nogal arrogant.
Over de klimaatverandering wil ik ook nog wel wat zeggen. Nederland doet 0,5% van de wereldwijde CO2-uitstoot. Het is natuurlijk een illusie dat we met een paar windturbines op zee het klimaat kunnen veranderen. Dat is ook een soort grootheidswaanzin. Wij doen maar 0,5%. Wij zijn nog niet eens een druppel op de gloeiende plaat.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik hoor heel veel grote woorden van de PVV-fractie, maar geen antwoord op mijn vraag. Er zijn veel maatschappelijke indirecte kosten door de aanwezigheid van kolencentrales in ons land en door het feit dat wij binnenkort meer kolencentrales bouwen. We hebben het er net al even over gehad dat de tarieven voor de aansluitkosten wel moeten worden betaald voor wind op zee, maar niet voor de kolencentrales. Ik kan allerlei situaties schetsen waarin er een ongelijk speelveld is tussen kolencentrales en wind op zee. Mijn vraag blijft of we niet eerlijk zouden moeten kijken naar de kosten van kolencentrales en van wind op zee en de opbrengsten daarvan, ook op het gebied van innovaties en werkgelegenheid. Dan komen wij, zeker weten, met elkaar tot andere conclusies dan de PVV-fractie hier schetst.
Mevrouw Klever (PVV):
Ik ben het helemaal met mevrouw Faber eens dat er een ongelijk speelveld is tussen kolencentrales en wind op zee. Kolencentrales kosten de belastingbetaler namelijk niks en windmolens op zee kosten de belastingbetaler 18 miljard euro. Dat is inderdaad een enorm ongelijk speelveld.
De voorzitter:
Het is overigens mevrouw Dik. Mevrouw Van Veldhoven heeft nog een kleine correctie voor de Handelingen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik zei net dat wij 1 miljard per jaar importeren, maar het is natuurlijk meer dan 1 miljard per dag. De Europese Unie importeert tussen de 400 miljard en 500 miljard per jaar aan fossiele brandstoffen. Het leek mij belangrijk om dat nog even te corrigeren voor de Handelingen, aangezien dat de omvang van de problematiek hier nog wat beter schetst.
Mevrouw Klever (PVV):
Dat is dus niet alleen voor de energievoorziening, maar ook als grondstof voor grote bedrijven.
De voorzitter:
Voordat ik de heer Vos het woord geef, moet het mij als voorzitter van het hart dat, hoe ludiek het ook bedoeld is, ik het toch verstandig vind dat wij in het parlement geen grapjes maken over elkaars naam. Het is alweer enige tijd geleden, maar ik vind het belangrijk om dat toch even te markeren.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. Vandaag is zo'n dag waarop je als Kamerlid blij en trots bent dat je hier kunt staan, omdat je weet dat je in dit parlement echt iets kunt betekenen en dat je dingen kunt veranderen. Vandaag is de dag waarop we miljoenen Nederlandse gezinnen via een belangrijke wet van duurzame energie gaan voorzien. Dat is iets heel bijzonders. Daarmee slaan we met dit land een ander pad in. Het moet me dan ook van het hart dat ik het jammer vind dat op zo'n dag het nieuws gedomineerd wordt door een net benoemde collega — hij is overigens niet aanwezig bij het debat; dat was blijkbaar niet de moeite waard — omdat hij een zetel rooft en hier een van de 150 plaatsen inneemt, terwijl hij niet democratisch gekozen is.
Vandaag is de dag dat we met elkaar praten over de Wet windenergie op zee. Het zal geen verrassing zijn dat de fractie van de Partij van de Arbeid groot voorstander is van die wet. In het regeerakkoord hebben we grote plannen aangekondigd om wind op zee te realiseren. In het energieakkoord zijn die afspraken nog eens bestendigd en hebben bijna 50 maatschappelijke organisaties en bedrijven afspraken gemaakt om die windmolens op zee te kunnen realiseren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik heb even getwijfeld, maar ik vind dat ik toch een opmerking moet maken over de start van de inbreng van de heer Vos. Iedereen in deze Kamer is gekozen. Daarna heeft de geschiedenis haar loop gehad.
De voorzitter:
Mijnheer Vos, dat is een punt van orde. Daar hoeft u verder niet op te reageren.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. De wijze waarop het kabinet de uitvoering van het energieakkoord ter hand heeft genomen, verdient wat mijn fractie betreft grote waardering. Het is nogal iets wat we hier doen. Het is een enorm infrastructureel project. Als we over tien jaar langs al die windmolens op zee varen — daar heeft bijna niemand echt last van, zoals we wel last hebben van kolencentrales en van aardbevingen in Groningen of van windmolens die op enkele honderden meters van onze huizen werden geplaatst — en zien wat we hebben gerealiseerd, dan denk ik dat we een heel bijzonder moment kunnen markeren. Het komt niet vaak voor dat we als land zulke grote infrastructurele projecten hebben gerealiseerd. Ik denk dat je daarvoor terug moet naar de werkzaamheden voor de Deltawerken in de monding van de Oosterschelde. Mijn fractie spreekt dus haar waardering uit aan het adres van het kabinet.
Wij hopen dat de wet in werking kan treden op 1 juli 2015, zodat al dit najaar kan worden overgegaan tot de eerste tender. Ik krijg daarop graag een reactie van de minister. Het mag duidelijk zijn dat de fractie van de Partij van de Arbeid geen voorstellen zal steunen van fracties die verdere vertraging van dit project zullen opleveren. We hebben op dit punt de nodige spoed te betrachten.
De wet geeft een integraal kader voor het aanwijzen van een windpark, waarbij de verstrekking van vergunningen en subsidies aan elkaar gekoppeld wordt. Dat is een verbetering. Ook wordt in het wetsvoorstel het Kavelbesluit geïntroduceerd, waarin de minister van EZ en de minister van I en M aangeven op welke locatie en onder welke voorwaarden een windpark op zee kan worden gerealiseerd. Dat is ook een verbetering. Tevens komt er één netbeheerder, en dat is hoogspanningsbeheerder TenneT. Mijn fractie steunt deze voorstellen en het budget dat daarvoor aan TenneT wordt toegekend, de zogenaamde voorbereidingskosten. Mijn fractie steunt ook de wijze waarop de minister invulling heeft gegeven aan de afhandeling van de bestaande vergunningen. Ik denk dat het goed is dat dit punt uit de weg is geruimd. Dat was toch iets wat ook mijn fractie enigszins zwaar op de maag heeft gelegen. Dat vuiltje is wat ons betreft nu weggewerkt.
Mijn fractie is zich bewust van de hoge kosten van dit project. De schattingen van ECN belopen ongeveer 9 miljard euro. De minister spreekt nu van 12 miljard euro. Eerder spraken we over 18 miljard euro. Dat zijn hoge kosten. Het is natuurlijk mooi dat we een korting van 40% op de kosten kunnen realiseren door het zo grootschalig op te zetten. Ik denk echter dat het nog slimmer en goedkoper kan. Mijn fractie vindt dat de wijze waarop we het nu financieren, vooral investeerders bevoordeelt, en banken, die in de financiële markt opereren en die geld lenen voor deze grote projecten, en investeerders, die hun eigen vermogen kunnen inzetten op de toch wel heel goudgerande, door de overheid gegarandeerde werkwijze. Ik vraag mij af of wij dit project niet beter vanuit de rijksoverheid met eigen vermogen kunnen financieren, via een staatsdeelneming, via een staatsbank, of gewoon door direct te participeren. Niemand kan namelijk goedkoper lenen en uitlenen dan de Staat zelf. Het sommetje is vrij simpel. We lenen op dit moment onder de 1%, terwijl we aan vreemd vermogen zo'n 15% verstrekken op deze projecten, en aan eigen vermogen 7%, 8%; dat is een beetje afhankelijk van de gekozen insteek. Het verschil kunnen we teruggeven aan burgers in de vorm van lastenverlichting, of we kunnen het gebruiken om nog meer duurzame energie te realiseren. We zijn er immers nog lang niet. Een aantal fracties gaven dat ook aan. Je kunt dan miljarden besparen op dit project, zo denken wij. De minister is met die 40% wat betreft besparen een heel goede weg ingeslagen, maar het kan nog wat sneller en beter. Ik vraag hem om daaraan aandacht te besteden.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Kan de heer Vos een onderbouwing geven van zijn opmerking dat dit miljarden gaat besparen?
De heer Jan Vos (PvdA):
Als je, zoals nu gebeurt, investeert in een windmolenproject door de zogenaamde onrendabele top van windenergie op zee te subsidiëren, dan subsidieer je eigenlijk een privaat project. De investeerders die daar geld op inleggen, moeten daaraan verdienen. Dat gaat al snel om zo'n 8% tot 10%. Verder heb je te maken met vreemd vermogen, want het geld moet "geleveraged" worden en dan komt er extra vreemd vermogen bij. Dat is nog eens 10% tot 15%. Dat zijn allemaal kosten die niet hoeven te worden gemaakt als de overheid zelf participeert. De overheid leent op dit moment geld op de kapitaalmarkt voor zo'n 1,5% rente. Bij zo'n project gaat het om 9 tot, volgens de ruimste schatting, 18 miljard. Als je dan de financieringskosten eraf haalt, dan zit je al snel op een bezuiniging van 2 tot 3 miljard. Ik zou graag willen dat de minister dit eens een keertje goed uitrekent. Volgens mij heeft de minister-president dat in een eerder stadium ook toegezegd. We kunnen slimmer omgaan met het overheidsgeld. Dat geld kunnen we beter besteden. Er is nog iets anders. Op dit moment verdienen vooral rijke mensen en banken aan windenergie op zee, maar alle burgers in Nederland betalen hetzelfde. Ik ben van de Partij van de Arbeid. Als lasten en lusten eerlijker kunnen worden verdeeld, dan sta ik dus vooraan.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Slimmer omgaan met ons belastinggeld: iedereen kan daar altijd alleen maar in geïnteresseerd zijn. Het lijkt mij echter dat de minister dit plannetje nog maar eens even goed moet doorrekenen. De overheid gaat het natuurlijk niet zelf uitvoeren, dus moet zij daarvoor bedrijven in de arm nemen en die bedrijven moeten dan wel winst maken. Die miljarden waarmee de Partij van de Arbeid zich nu zo snel rijk rekent, zou ik dus nog graag eens goed doorgerekend zien. Volgens mij moeten we de hele boel niet overhoop gooien op basis van deze berekening op de achterkant van een sigarendoosje. Zou het bovendien ook niet een enorme vertraging opleveren? Is de heer Vos bereid om die vertraging op te lopen?
De heer Jan Vos (PvdA):
Het kan gewoon binnen de huidige systematiek. Neem bijvoorbeeld de FMO, een bank waar de overheid voor 51% in zit. Die bank investeert ook in deelnemingen. EBN investeert in fossiele-energieprojecten en haalt daar rendement uit. EBN is een 100%-overheidsparticipatie. EBN zou ook kunnen investeren in duurzame energie. Engeland, het Verenigd Koninkrijk heeft een green bank. Ik heb daar met de collega-woordvoerder van mevrouw Van Veldhoven eens een motie over ingediend: zo'n green bank zou ook voor Nederland een heel mooie manier zijn om dit soort projecten te financieren. In Italië heeft recentelijke een econome, Mazzucato, een prachtig verhaal geschreven over de wijze waarop de entrepreneurial state, de ondernemende staat, kan opereren en geld kan worden terugverdiend. Ze wijst ook op een aantal projecten in de Verenigde Staten, maar je kunt in Nederland bijvoorbeeld ook ASML nemen. ASML is een heel succesvol bedrijf. Het produceert 80% van de chips op de wereldmarkt. Alle bewindspersonen en woordvoerders economische zaken gaan erlangs. De Nederlandse overheid heeft heel veel geïnvesteerd in dit bedrijf. In de aanloopfase, begin jaren negentig, was meer dan de helft van alle investeringen afkomstig van de overheid. Het rendement daarvan plukken we nu als samenleving. Als we dat op een slimmere manier ook bij de windmolens doen, dan krijgen we uiteindelijk ook meer geld in eigen zak. Dat verkondigt ook die Italiaanse econome. Dat betekent lastenverlichting voor de burgers. Dat is een belangrijk punt voor de VVD, maar ook mevrouw Van Veldhoven heeft er op haar liberale momenten weleens een handje van om daarop de nadruk te leggen. Uiteindelijk is er dan een eerlijke verdeling van lasten en lusten, en zo zijn dan ook de sociaaldemocraten weer gelukkig.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De heer Vos was een beetje verbaasd over mijn bijdrage aan dit debat, waarin ik probeerde het kader te schetsen waarbinnen mijn fractie haar afwegingen moet maken: niet genoeg doen voor het klimaat en niet genoeg doen om energiebesparing echt te realiseren, maar dan wel met opzijschuiving van de natuurtoets windmolens plaatsen in de Noordzee, terwijl we weten dat die er ook niet al te best voor staat. Wij vinden dat lastig. Ik vraag mij dus af wat de Partij van de Arbeid ervan vindt als het kabinet de Natura 2000-gebieden, die Duitsland wel belangrijk vindt, wil laten zitten en het internationale OSPAR-Verdrag om de zee beter te beschermen niet wil volgen. Kijkt de Partij van de Arbeid zo naar het kabinet als totaal? De noodzaak van groene energie ziet de Partij voor de Dieren ook, maar willen we het kabinet niet aansporen om iets meer te maken van natuurbescherming?
De heer Jan Vos (PvdA):
De Partij voor de Dieren vindt de Partij van de Arbeid naast zich als het gaat om natuurbescherming. We hebben in de afgelopen jaren op meerdere momenten succesvol kunnen samenwerken op dat vlak. Dat zal in de toekomst ook zo zijn. In mijn ogen is wind op zee op de nu geplande afstand van de kust een heel goede manier om duurzame energie op te wekken. Natuurlijk kleven er aan windmolens ook nadelen, maar we moeten verder.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Die redenering snap ik wel, want de klimaatverandering gaat de zee ook geen goed doen. De vraag is wel of de Partij van de Arbeid zich aansluit bij het amendement van mevrouw Van Veldhoven, dat ik mee mag ondertekenen, waarin staat dat de natuurtoets niet zomaar aan de kant mag worden gezet, niet standaard. Roept de Partij van de Arbeid het kabinet wel tot de orde als dat geen zin zegt te hebben in inspanningen voor de bescherming en het herstel van de natuur op de Noordzee? We creëren met die windmolens een extra natuureffect op de Noordzee, terwijl die toch al niet zo veel kan hebben. Het gaat dus concreet om de voorliggende moties waarin wordt verzocht om de Borkumse Stenen aan te wijzen als beschermd gebied en om het internationale OSPAR-Verdrag te volgen, dat we hebben ondertekend. Kunnen we rekenen op de Partij van de Arbeid?
De heer Jan Vos (PvdA):
Als het gaat om de naleving van internationale verdragen vindt de Partij voor de Dieren de Partij van de Arbeid natuurlijk zeker aan haar zijde. Amendementen die worden ingediend zal ik beoordelen. Mevrouw Ouwehand zal het merken als we tegenstemmen. Als we voor stemmen zal zij dat ook zien.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Jan Vos (PvdA):
In het verleden is er speculatief geboden op grote projecten voor wind op zee. Wij hebben naar aanleiding daarvan de volgende vragen. Hoe gaat de minister met het risico van speculatieve biedingen om? Hoe kan worden voorkomen dat parken niet of met grote vertragingen worden gerealiseerd doordat een deelnemende partij onvoldoende mogelijkheden heeft op financieel of technisch gebied? Moet een bankgarantie van een bepaalde omvang worden geëist alvorens een partij aan een tender te laten deelnemen?
Mijn fractie sluit near-shorewindenergie niet uit. Zeker op een afstand van 10 zeemijlen, zoals nu voorzien, lijken de bewoners van de kustplaatsen in vergelijking met sommige bewoners van de provincies Drenthe en Friesland goed af. We delen wel de terecht geuite bezorgdheid en steunen het eerder door de VVD gedane verzoek om onderzoek naar IJmuiden Ver op de belangrijke voorwaarde dat er geen vertraging optreedt. We zien ook heel graag dat de daardoor in Vlissingen, IJmuiden, Den Helder, Rotterdam en de Eemshaven ontstane werkgelegenheid, waaraan mijn collega van de SP al even refereerde, echt in Nederland terechtkomt en niet in andere landen. Sommige landen trekken de werkgelegenheid van die projecten heel graag naar zich toe. Ik zou zeggen dat we onze eigen werkgelegenheid eerst vooruit helpen.
De voorzitter:
Dank u wel. Voordat ik de heer Bosman het woord geef, wil ik voor de Handelingen opgemerkt hebben dat de Commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven van alle leden die lid zijn van de Tweede Kamer heeft vastgesteld dat zij terecht zijn toegelaten tot deze Kamer.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Vandaag bespreken we de Wet windenergie op zee, een kleine, maar belangrijke wet. Grote trajecten verlopen vaak in vele stappen, waarbij iedere afzonderlijke stap wel gezet moet worden om het uiteindelijke doel te bereiken. Dat geldt ook voor deze wet. Deze wet regelt een nieuw stelsel voor de uitgifte van vergunningen voor de exploitatie van windparken op zee. Dat is niet het meest sexy onderwerp, maar het moet wel in alle zorgvuldigheid gebeuren.
Deze wet is een stap in de uitvoering van alle afspraken die uit het energieakkoord volgen. Mijn fractie wil die afspraken natuurlijk nakomen. In het energieakkoord is afgesproken om wind op zee uit te rollen volgens een gestandaardiseerde aanpak indien die efficiënter blijkt. Dat is nu het geval. We verlaten daarom de oude systematiek waarbij ieder project zijn eigen aanpak had. Voortaan kiezen we voor standaardisering en daarmee voor het benutten van de schaalvoordelen en de financieringsvoordelen die zij meebrengt. We krijgen dus een aantal parken van gelijke grootte die planmatig worden gebouwd. Met de voorbereiding daarvan kan TenneT op basis van deze wet aan de slag. Zodoende draagt deze wet bij aan de afgesproken kostenreductie van 40%. Die kostenreductie is een harde afspraak. Wordt die niet gehaald, dan ligt het risico volgens mij bij de sector. Maar dat hoor ik graag van de minister.
Om die gestandaardiseerde aanpak mogelijk te maken, wordt in deze wet het zogenoemde kavelbesluit geïntroduceerd. Daarmee gaat deze wet niet over de specifieke locaties van de windparken op zee, maar geeft hij wel de ministers van Economische Zaken en I en M de mogelijkheid om later tot een concrete aanwijzing van locaties te kunnen overgaan. Kan de minister bevestigen dat deze wet daarmee niet voorsorteert op concrete locaties, maar alle opties openlaat binnen de op dit moment aangewezen kavels voor windmolens?
Er is nog een punt dat ik wil markeren. Onvoorziene omstandigheden zouden ertoe kunnen leiden dat het net op zee te laat wordt opgeleverd voor aansluiting van een windpark. In dat geval zal een investeerder schade ondervinden. Als een windpark namelijk gereed is maar het zijn stroom niet kan leveren omdat er nog geen net ligt, zijn er geen opbrengsten maar wel kosten. In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister dat er wordt gewerkt aan een passend compensatiemechanisme voor de betreffende windexploitant, mocht deze omstandigheid zich voordoen. Graag wil ik van de minister weten hoe dit verloopt, wie volgens hem voor de kosten moet opdraaien als een park niet tijdig is aangesloten en hoe hij voorkomt dat een dergelijke situatie kan ontstaan. De uiteindelijke locatiekeuzes voor de te bouwen windparken zullen door de VVD uiteraard kritisch worden gevolgd.
De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik stel voor dat we de schorsing die de minister nodig heeft om zich voor te bereiden op zijn antwoord, combineren met een vroege dinerpauze.
De vergadering wordt van 16.59 uur tot 18.02 uur geschorst.
Voorzitter: Arib
Minister Kamp:
Voorzitter. Ik dank de Kamer voor het plenair in behandeling nemen van dit wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel is onderdeel van een groter geheel. Ik zal daar dadelijk nader op ingaan. Wij willen graag dat het wetsvoorstel per 1 juli aanstaande ook de Eerste Kamer gepasseerd heeft, omdat wij in dat geval de ambitie van 14% duurzame energie in 2020 en 16% duurzame energie in 2013 kunnen realiseren. Het tijdschema daarvoor is krap. De ambitie van die 14% en 16% is hoog. Voor het waarmaken van die ambitie moet er heel veel gebeuren, maar als wij voor elkaar krijgen dat de wet tijdig behandeld kan worden door de Eerste Kamer en de wet op 1 juli kan worden vastgesteld, hebben wij een belangrijke stap gezet en kunnen wij proberen ook de andere stappen die nog gezet moeten worden tijdig te realiseren.
Het is misschien goed om met elkaar de omvang van de operatie waarmee wij bezig zijn onder ogen te zien. Wij moeten een overgang maken van fossiele energie naar duurzame energie. Die overgang hebben wij niet zelf bedacht; wij hebben daar op internationaal niveau afspraken over gemaakt. De Europese Unie heeft daarvoor richtlijnen neergelegd die vervolgens in onze wetten zijn vastgelegd en die ook zijn vertaald in verkiezingsprogramma's. Vervolgens zijn er een regeerakkoord en een energieakkoord afgesproken. Op die manier is dat allemaal vastgelegd.
Voor de overgang van fossiele energie naar duurzame energie hebben wij een nieuwe infrastructuur nodig. Momenteel wordt de fossiele energie in de vorm van elektriciteit geproduceerd door gascentrales, een kerncentrale en kolencentrales. Als wij dat willen verminderen en uitfaseren, moet daarvoor iets anders in de plaats komen. In dat alternatief zal geïnvesteerd moeten worden. Dat zal voor iedereen logisch zijn. Er zal een compleet nieuwe infrastructuur moeten worden opgebouwd, maar dat kost geld. Daar krijgen wij echter ook een heleboel voor terug. Door wat wij nu realiseren aan wind op zee, kunnen wij een extra hoeveelheid elektriciteit produceren van 3.500 MW, naast de 1.000 MW die er al staat of in voorbereiding is. Als dit allemaal draait in het jaar 2023, hebben wij in totaal ongeveer 4.500 MW beschikbaar. Daarmee kunnen wij straks voorzien in de energiebehoefte van vijf van de zevenenhalf miljoen huishoudens in Nederland.
Voor vijf miljoen van de zevenenhalf miljoen huishoudens in Nederland kan straks dus de elektriciteit aangeleverd worden door de windenergie die wij nu realiseren. 15% van het totale elektriciteitsverbruik in Nederland, inclusief alles wat wordt verbruikt door de overheden, de kantoren en de industrie, groot en klein, zal in het jaar 2023 op deze manier worden aangeleverd. Dat is een zeer grote operatie, waarvoor ook op het procedurele vlak erg veel zal moeten gebeuren. Er lopen momenteel allerlei procedures en een aantal zal nog gestart en doorlopen moeten worden. Daaraan zitten allerlei ingewikkeldheden vast. Er zal inspraak georganiseerd moeten worden, waarop gereageerd zal moeten worden en waartegen beroepsmogelijkheden bestaan. Het is allemaal met elkaar in verband gebracht in een tijdpad waarlangs wij, als wij daar strak aan vasthouden en geen vertraging organiseren, onze ambities voor het jaar 2012 en het jaar 2023 zullen kunnen realiseren.
Het gaat om zeer grote bedragen. Met de Kamer is laatstelijk gecommuniceerd dat de realisering van de plannen maximaal 18 miljard zal gaan kosten. Oorspronkelijk zou de hoeveelheid windenergie op zee die wij willen realiseren 30 miljard gaan kosten, maar wij hebben gezegd dat daarop op termijn 40% bespaard zou moeten worden. Als je dat ervan aftrekt, zit je op 18 miljard. Vervolgens zijn wij gaan kijken naar die 18 miljard en hebben wij gezegd dat dat het maximumbedrag is. Ik heb al eerder tegen de Kamer gezegd dat ik het minimum inschatte op 9 miljard. Het zou naar mijn inschatting dus ergens tussen de 9 en de 18 miljard gaan kosten. In de Nationale Energieverkenning hebben wij nadere berekeningen gedaan. Rekening houdend met de omstandigheden van dit moment, dus de prijzen van gas en elektriciteit en de prijzen voor het realiseren van wind op zee, hebben wij de conclusie getrokken dat wij de kosten op dit moment moeten inschatten op een bedrag van 12 miljard euro. Dat bedrag zal uitgegeven worden in de periode 2019-2038. Naar onze inschatting van nu zal daar dus in de periode die begint in 2019 en loopt tot 2038, een bedrag van in totaal 12 miljard euro voor nodig zijn. Wij moeten dit echter iedere keer opnieuw berekenen, want de prijzen voor elektriciteit en gas en voor wat op zee gerealiseerd kan worden, moeten steeds opnieuw beoordeeld worden aan de hand van de feiten. Die som kan dan weer tot een andere uitkomst leiden. Op grond van de huidige gegevens kunnen wij vaststellen dat het bedrag 12 miljard moet zijn.
Het is een grote operatie om 3.500 MW extra capaciteit aan elektriciteit op zee te produceren. Om zo'n operatie voor elkaar te krijgen, is het nodig dat die heel strak aangestuurd wordt. Het kan dus niet zo zijn dat er verspreid over de Noordzee allerlei windparken van verschillende grootte worden gerealiseerd, want die moeten allemaal apart met het land verbonden worden. Dan moeten daar iedere keer aparte procedures voor gevoerd en onderzoeken voor gedaan worden. Op die manier kom ik daar niet uit, zeker niet voor het jaar 2020 of 2023. Ik heb daarom bekeken hoe ik daar wel uit kan komen en hoe ik de kosten zo laag mogelijk kan krijgen. Daar heb ik aan gerekend. Wij hebben er met z'n allen een hele tijd aan zitten rekenen en er ook een plan voor gemaakt. De overheid moet zelf de regie nemen. Ik heb dan formeel de regie. Bovendien moeten wij de benodigde onderzoeken voor de verschillende locaties zelf doen en niet aan de exploitanten van de windmolenparken overlaten. Voor de locaties die wij kiezen, doen wij zelf de onderzoeken. Verder kiezen wij zelf de locaties uit, zodanig dat wij de kosten zo laag mogelijk kunnen houden, ook van de aansluiting op het land. Dat is immers een hoge kostenpost. Wij gaan dat zo veel mogelijk standaardiseren en zorgen er ook voor dat het onderhoud zo veel mogelijk gestandaardiseerd wordt. Bovendien leggen wij die parken zo dicht als verantwoord is bij het land aan om de kosten flink te drukken. Wij hebben berekend dat alleen al het geven van 2 mijl extra — dus niet 12 mijl van de kust, maar 10 mijl van de kust voor de dichtstbijzijnde windmolen — goed is voor een verschil van 1,2 miljard euro.
Verder hebben wij bekeken hoe de zee daar afloopt. Wij hebben gelet op de claims voor visserij, zandwinning, Defensie en olie- en gaswinning in de gebieden. Als je die allemaal beziet, waar kun je dan op een verantwoorde manier locaties realiseren? Waar is dat technisch mogelijk? Waar is het redelijk wat betreft de kostenafweging die je moet maken? Uiteindelijk hebben wij een drietal locaties gekozen. In onze opzet zullen bij Borssele twee keer 700 MW gerealiseerd worden, voor de Zuid-Hollandse kust ook twee keer 700 MW en voor de Noord-Hollandse kust een keer 700 MW. Iedere eenheid van 700 MW is weer in tweeën verdeeld, dus in twee kavels van 350 MW. Dat gaat straks uit in de tenders, zodat daarop ingeschreven kan worden. Gebaseerd op de vele, frequente en nog steeds voortdurende contacten met het veld hebben wij voor deze procedureopzet, verdeling en standaardisering gekozen. Dit is tot stand gekomen in nauw overleg met alle betrokkenen, in het bijzonder met al degenen die straks bij de bouw en de financiering van de parken betrokken zijn, en met al degenen die op andere manieren hiermee te maken hebben. Er is veel overleg geweest en er komt nog veel overleg. Ik heb al aangegeven dat er nog veel procedures lopen. Al die procedures kennen hun eigen inspraak, communicatie en mogelijkheden om eventueel in beroep te gaan. Dat is allemaal nodig voor zo'n groot project als waarmee we bezig zijn.
Over de 3 miljard euro die bespaard kan worden door de inschakeling van TenneT hebben we al veel informatie naar de Kamer gestuurd. We hebben daarover rapporten en brieven naar de Kamer gestuurd. Ik denk dat die informatie inmiddels wel helder is. Het zit als volgt in elkaar. Ik probeer het heel kort samen te vatten. Als er geen kostenreductie zou zijn, wat zouden dan de kosten zijn per kWh elektriciteit die wordt geproduceerd? Daar is naar gekeken. Dat zou €0,15 zijn. Stel dat je de aansluiting op het land zo goedkoop mogelijk maakt, dat je één partij met veel deskundigheid inschakelt, namelijk TenneT, dat je het zo standaardiseert dat TenneT er goed mee uit de voeten kan, en dat je het bovendien wat locatiekeuze betreft allemaal verstandig doet. Stel dus dat je het allemaal optimaal opzet. Wat kan het dan aan kostenbesparing opleveren op die €0,15 per kWh die het uitgangspunt is? Dat is door TenneT berekend. Het heeft de conclusie getrokken dat het €0,015 per kWh is. Vermenigvuldig nu die €0,015 met het aantal MW dat op zee wordt gerealiseerd, namelijk 3.500. Kijk daarna naar het aantal uren vollast dat gedraaid kan worden, dus de tijd dat er elektriciteit geproduceerd kan worden. En pas dat vervolgens toe over de hele periode dat de windmolens draaien. Dan kom je in totaal op die €0,015, waarmee je omgerekend uitkomt op een besparing van 3 miljard euro in de hele periode dat de windmolens zullen draaien. Volgens TenneT liggen die 3 miljard en €0,015 aan de onderkant van een bandbreedte. We hebben die berekening voorgelegd aan DNG VL, oftewel het voormalige KEMA, en aan ECN. Zij zijn gaan rekenen en hebben gezegd: over die periode is €0,015 per kWh, oftewel omgerekend 3 miljard euro, inderdaad de besparing. Dat is de samenvatting die ik kan geven van alle informatie die hierover naar de Kamer is gegaan. Het is geen informatie die betwist wordt.
In plaats van met verspreidere parken te werken, standaardiseren we nu. Met drie locaties relatief dicht bij de kust en door optimaal gebruik te maken van de kennis en knowhow van TenneT, kom je tot dit bedrag. Het is een proportionele bijdrage aan de totale besparing van 40% die uiteindelijk gerealiseerd moet worden. Die besparing moet voor een deel gerealiseerd worden op de verbinding en voor een deel op de windparken zelf. Het deel dat op de verbinding gerealiseerd moet worden, is hiermee voor elkaar. Nu moet ook de rest nog gerealiseerd worden. Over hoe dat in de verhoudingen precies ligt, is nog overleg gaande met alle betrokkenen. Daarin zullen we tot een uitkomst komen. Uiteindelijk moet het ertoe leiden dat die 40% gerealiseerd wordt, niet alleen door de bijdrage van TenneT maar ook door de bijdrage van de windmolenparkexploitanten. Bij elkaar zal dat 40% op moeten leveren. Om dat zeker te stellen, hebben we het vastgelegd in de bedragen die we bereid zijn te betalen per kWh. Die bedragen moeten in een periode van tien jaar gerealiseerd worden, zoals in het energieakkoord staat. Het begint met €0,005 die van die €0,15 wordt afgehaald. Dat wordt doorgezet tot je uiteindelijk op €0,09 uitkomt. Dan heb je die 40% gerealiseerd. Vanaf dat moment is voor het vervolg die 40% dus ten volle van toepassing. Omdat het een oplopend geheel is, zal het in de periode tot 2023 waarover we nu spreken de helft daarvan zijn. Dat kunnen we al in deze periode realiseren.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Hoe ziet de minister de frases in het energieakkoord waarin letterlijk staat dat de kostendaling niet wordt gerealiseerd door het verschuiven van netkosten door socialisering, maar wel door daadwerkelijke innovatie en productiviteitswinst bij de bouw en aanleg van windparken? De minister zegt nu dat de kostenreductie die op het netwerk wordt gerealiseerd, wordt meegeteld, terwijl in het energieakkoord is afgesproken dat die niet zou worden meegeteld. Waarom die verandering?
Minister Kamp:
De oorspronkelijke opzet was dat er windparken zouden worden gerealiseerd en dat de SDE+ daarop van toepassing zou zijn, inclusief de aansluiting op het land. Later hebben wij bepaald dat wij 40% reductie op het geheel gaan realiseren. Een onderdeel van het geheel is de aansluiting op het land. Die aansluiting kun je op een betere manier doen. Oorspronkelijk was het de gedachte om de grote transformatorstations op het land te maken. Nu is de opzet om het in zee te doen. Een aantal van die grote transformatorstations gaan wij op zee realiseren. Over een vrij korte afstand gaan wij die windmolens verbinden met die transformatorstations en vervolgens wordt dat via gecombineerde kabels naar het land gebracht, waardoor je veel minder doorsnijdingen van het kust- en duingebied krijgt. Vergeleken met de oorspronkelijke opzet heeft de nieuwe opzet een nieuwe uitkomst. Als je op een onderdeel van het totaal van de windmolenparken, inclusief de verbindingen, een bepaalde besparing kunt realiseren, moet je op de rest van het geheel de overblijvende besparing realiseren. En dat is precies wat wij gaan doen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik lees het toch een beetje anders. Hier staat dat het gaat om "alle kostenposten tot de aansluiting op een stopcontact". Nu besluiten wij met elkaar dat wij dat stopcontact op zee zetten, maar daarmee is de afspraak natuurlijk niet veranderd. Zij hoeven die kosten van het stopcontact naar land niet meer te maken. Dan kunnen zij daar die kostenreductie dus ook niet meer realiseren. Wij kiezen met elkaar terecht voor een slimmere inrichting. Daar hebben wij allemaal baat bij. Waarom telt dat dan in één keer mee voor die 40%, terwijl de afspraak altijd was: tot het stopcontact?
Minister Kamp:
Hier is verder geen misverstand over. Wij hebben een netwerk in ons land waar producenten op zitten, waar consumenten mee verbonden zijn, waar afnemers mee verbonden zijn. En nu gaan wij wat extra's doen: wij gaan windenergie op zee produceren. Wij hebben bekeken wat dat allemaal gaat kosten. Die berekeningen hebben wij gemaakt en vervolgens hebben wij gezegd dat er 40% af moet. Een onderdeel van wat wij allemaal op zee moeten realiseren in verband met het produceren van de windmolens, is de verbinding met het land en de transformatorstations. Een evenredig deel van de kosten van het net hebben wij vastgesteld op een bedrag van 3 miljard. Het resterende deel van de 40% moet worden gerealiseerd door degenen die de windmolenparken bouwen. Ik denk dat dit een logische opzet is.
Mevrouw Klever (PVV):
Ik heb een vraag over die kostenreductie van 40%. Dat gaat over tien jaar. Elk jaar gaat er een heel klein stukje af. Die €0,15 wordt afgebouwd naar €0,09. Alle windparken van het energieakkoord worden aanbesteed tussen 2015 en 2019. Het laagste tarief waarvoor wordt aanbesteed, heeft een kostenplaatje van €0,125. Ten opzichte van die €0,15 is dat maar 17% kostenreductie. Klopt het dat al die windmolenparken worden aanbesteed zonder dat die 40% kostenreductie behaald wordt?
Minister Kamp:
Het is nooit het idee geweest dat je die kostenreductie van 40% vanaf dag één kunt realiseren. Die kostenreductie moet namelijk gerealiseerd worden door innovatie. Er moeten dingen nog worden uitgevonden en georganiseerd om dit voor elkaar te krijgen. Wij kunnen niet wachten totdat die 40% is gerealiseerd. Daarom is in het energieakkoord afgesproken om die 40% als doelstelling vast te leggen. Die moet over een periode van tien jaar bereikt worden. In de periode tussen nu en 2023 gaan wij een deel daarvan realiseren. Uiteindelijk komt het uit op die 40%. Wij zijn in 2023 niet klaar met wind op zee. Dan zitten wij namelijk op 16% duurzame energie, terwijl wij in 2030 het Europese doel van 30% moeten hebben gehaald. Voor onszelf hebben wij voor 50% gezegd dat er in internationaal verband dan eigenlijk volledige duurzaamheid moet zijn. Dat betekent dat wij nog verder zullen moeten gaan. Die 40% kan dan vervolgens helemaal van toepassing zijn op de periode na 2023. Tot het moment dat die periode van tien jaar voorbij is, kunnen we daarvan een gedeelte realiseren.
Mevrouw Klever (PVV):
Ik begrijp dat die kostenreductie niet in één keer wordt gerealiseerd en waarom het geleidelijk over tien jaar is verdeeld; elk jaar gaat er €0,005 per kWh af. De 3.540 MW aan windparken uit het energieakkoord wordt in de eerste jaren gerealiseerd en dat betekent dat geen enkel windmolenpark uit het energieakkoord tegen die kostenreductie van 40% wordt gerealiseerd.
Minister Kamp:
Dat is juist. Dat klopt.
Mevrouw Klever (PVV):
Oké.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
De minister is helder: die 40% reductie van alle kosten zit in die €0,15. We hebben het dan over infra en turbines. Dat roept bij mij wel de vraag op hoe het wordt verdeeld, een vraag die een relatie heeft met de vraag die de collega van D66 stelde over de punten a t/m i in de green deal voor innovatie. Kan de minister meer duidelijkheid geven over de verdeling van de kostenposten?
Minister Kamp:
Ik weet niet waarop mevrouw Mulder doelt met die punten a t/m i.
De voorzitter:
Mevrouw Mulder, misschien kunt u dat verduidelijken? Als u dat doet, telt het niet als een interruptie!
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
In de green deal staat het rijtje met afspraken dat de collega van D66 al voorlas. Dat rijtje is: a. nieuwe fundatietechnieken die tot een reductie van de hoeveelheid staal en een eenvoudige installatie kunnen leiden; b. nieuwe installatietechnieken waarmee heien en bouwen van windparken op zee sneller, veiliger, geluidsarmer en vaker kunnen plaatsvinden; c. efficiëntere windturbinetechnieken; d. betere vaartuigen en personele inzet ten behoeve van het bouwen van de parken; e. verbeteren van turbinebeschikbaarheid door een slimme onderhoudsstrategie en betere turbinetoegangstechnieken; f. standaardiseren van contracten tussen marktpartijen; g. innovatie in elektrische aansluittechnologieën; h. innovatie in ecologische benadering, vergunningen en financiering; i. innovatie in opleiding en voorlichting.
Deze punten uit de green deal zijn eigenlijk hierop van toepassing. Ik probeer voor mijzelf een kostentoedeling te maken naar de verschillende innovaties die hier worden omschreven. Ik doe dat ook, omdat het de Kamer houvast geeft bij haar zoektocht naar waar die reductie in zit. Welk gedeelte wordt door TenneT gedaan en welk gedeelte door de bouwers van de windparken? Wat is het verschil ten opzichte van de mogelijkheid dat de parkbouwers het zelf zouden doen en het dus niet door TenneT wordt gedaan? Daar komt immers die besparing van 40% uit. Ik ben vanavond op zoek naar die duidelijkheid.
Minister Kamp:
Ik weet natuurlijk niet precies hoe de reductie die door de windmolenparkenexploitanten moet worden gerealiseerd, verdeeld zal worden. Dat zal de komende jaren moeten blijken. Ik weet wel dat de sector zelf heeft gezegd dat die 40% mogelijk is. Zij zullen die 40% op allerlei manieren moeten realiseren. Het mag een beetje meer door de een en een beetje minder door de ander worden gedaan, want dat maakt mij niet uit als die 40% maar in zijn totaliteit wordt gerealiseerd. Om dat zeker te stellen, gaan wij tien jaar lang ieder jaar met €0,005 per kWh naar beneden. Op die manier stellen wij veilig dat de windparken niet worden gerealiseerd als zij niet doen wat ze hebben beloofd.
Laten we het elkaar niet moeilijker maken dan nodig over de precieze verdeling van die 40%. Wij spreken nu over de noodzaak dat er iets nieuws wordt gerealiseerd. Er moet nieuwe infrastructuur in zee worden aangelegd om ervoor te zorgen dat de windmolens kunnen gaan draaien en dat de elektriciteit die dat oplevert, op het landnet kan worden aangesloten. Dat betekent dat wij daar windmolens moeten realiseren en die vervolgens met het land moeten verbinden. We hebben voor de komende jaren een heel groot project op onze schouders genomen door die windmolens met die verbindingen te gaan bouwen en tegelijkertijd een reductie van 40% te willen realiseren. Wij hebben vastgesteld dat TenneT in staat is om die reductie te realiseren als we TenneT laten zorgen voor de verbindingen tussen de windmolens en het land. Wij denken dat TenneT dat kan, gezien zijn expertise, zijn schaalgrootte, zijn financieringsmogelijkheden en zijn mogelijkheden om te besparen op het onderhoud. TenneT is in staat om een belangrijke bijdrage te leveren, namelijk een bijdrage van €0,015 per kWh na tien jaar. Dat komt omgerekend in totaal neer op een bedrag van 3 miljard.
Dat is dus de bijdrage die voor de verbinding kan worden gerealiseerd. Wat overblijft, is de rest. Daarbij gaat het om de vraag welk bedrag daarvoor precies moet worden gerealiseerd en in welk tempo. Met de sector gaan wij in gesprek om te bekijken hoe wij dit precies moeten verfijnen. Wat wij aan het doen zijn, is heel logisch. Van het geheel brengen wij één stuk voor elkaar door de inschakeling van TenneT. Daar helpen wij de sector mee. De rest kan de sector zelf realiseren.
De voorzitter:
Mevrouw Mulder, tot slot.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wat is dan het bedrag dat TenneT in totaal nodig heeft om de uitrol voor wind op zee mogelijk te maken? Er is in relatie tot de 3 miljard wel gesproken van 10%. Dat zou een investering van 30 miljard betekenen. Dat lijkt mij aardig veel. De minister kan daarover vandaag misschien uitsluitsel geven. Stel dat het benodigde bedrag om en nabij 3 miljard euro is, wil de minister dit bedrag dan ook financieren via de SDE+?
Minister Kamp:
De directe investeringen die TenneT op dit moment moet doen om zijn technische bijdrage te leveren, liggen in de orde van grootte van 3 miljard euro. De directe investeringen die anderen zouden moeten betalen als zij hetzelfde zouden moeten doen, liggen in de orde van grootte van 2,3 miljard. Maar daar zit de grote winst niet in. Die winst zit erin dat dit, als het eenmaal is gerealiseerd, voor alles wat gedaan moet worden in de hele periode dat het in exploitatie is — het spul moet draaiende gehouden worden — een besparing van ten minste 3 miljard euro oplevert, zo denkt TenneT. Daarop hebben wij een second opinion losgelaten. De instituten die ik zonet heb genoemd, zijn daarmee aan het rekenen geweest. Zij hebben vastgesteld dat het bedrag van 3 miljard, omgerekend €0,015 per kWh, een redelijke inschatting is. De rest moet vervolgens door de anderen worden gedaan. Daarover wordt nu gesproken met de anderen. Als zij dit voor elkaar brengen, is dat goed. Als zij het niet voor elkaar krijgen, wordt er geen goede uitkomst bereikt voor de tenders.
Mevrouw Mulder vroeg hoe het gefinancierd zal worden. Als wij het TenneT laten doen, wordt het gefinancierd via de elektriciteitsrekening die de mensen moeten betalen voor de directe kosten voor elektriciteit. Als wij het laten doen door de windmolenexploitanten, wordt het via de SDE+ gefinancierd. Dan komt het ook voor rekening van degenen die de elektriciteitsrekening betalen, maar dan in de vorm van een opslag. Die opslag heeft een andere verdeling dan als alleen wordt gekeken naar de naakte elektriciteitsrekening. Daarin is dus een zekere verschuiving te zien wat betreft de wijze waarop de kosten verdeeld gaan worden. Het is niet mijn opzet om iets te veranderen in de kostenverdeling. De heer Bosman sprak daar ook over. Ik ga nu bekijken of wij het zo kunnen doen dat wij TenneT in de kosten die het bedrijf maakt vanuit de SDE+ kunnen subsidiëren. Als wij dat doen, wordt uiteindelijk het totaal van de kosten via de SDE+ in rekening gebracht. Dat was ook onze oorspronkelijke opzet. Ondanks de nieuwe systematiek die wij kiezen, waarbij wij TenneT het laten doen en wij TenneT het via de elektriciteitstarieven laten doorberekenen, kunnen wij het door het te subsidiëren vanuit de SDE+ toch weer naar de oorspronkelijke opzet terugbrengen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De minister en ik willen allebei graag snel wind op zee. De minister accepteert een vertraging omdat dat een forse kostenreductie met zich zou meebrengen. De Kamer probeert daarover al tijden helderheid te krijgen. Dat lukt wat mij betreft maar mondjesmaat. Vanavond zegt de minister dat het €0,015 per kWh scheelt of TenneT het doet of dat een windmolenproducent het zelf doet. Nu hebben wij al wat parken op zee. Door Ecofys is een onderzoek gedaan en een berekening gemaakt van wat het bij de huidige parken kost. Ecofys en de sector zeggen dat het nu €0,016 tot €0,018 kost om het park aan te sluiten. De minister gaat daarop €0,015 besparen. Dan houden wij over dat het €0,005 tot €0,003 per kWh kost. Dat kan natuurlijk nooit uit, want dat klopt niet met de sommen voor hoeveel miljard de minister denkt te besparen. Óf de sector weet niet hoeveel het nu kost om zichzelf aan te sluiten, óf de minister heeft een — hoe zeg ik het netjes — wat enthousiaste en optimistische inschatting van hoeveel er per kWh bespaard kan worden. Het spijt me enorm dat ik daar zo op blijf hameren — ook ik wil die wind — maar ik wil ook graag duidelijkheid hebben over de kosten.
Minister Kamp:
Ik begrijp niet waarom mevrouw Van Tongeren zegt dat er vertraging is. Er is helemaal geen vertraging. De opzet die ik nu heb gekozen, waarbij vijf jaar achter elkaar ieder jaar 700 MW via een tender wordt uitgegeven, is zelfs sneller dan wat oorspronkelijk de bedoeling was. Oorspronkelijk was het de bedoeling om het eerste jaar 450 MW te doen. Wij doen nu het eerste jaar, 2015, een tender voor niet die 450 MW maar voor 700 MW: tweemaal 350 MW. Er zit dus geen vertraging in, maar een versnelling.
Wat betreft de kosten het volgende. Wij kunnen elkaar hier natuurlijk om de oren slaan. Mevrouw Van Tongeren zegt "Ecofys", ik zeg "ECN" en noem daarnaast nog een ander instituut. Ik zeg "€0,015", mevrouw Van Tongeren zegt "€0,003" en dan zegt mevrouw Mulder dat er allemaal onduidelijkheid is. Maar zo werkt het natuurlijk niet. TenneT is niet een of andere rommelaar die maar een beetje met cijfers zit te knoeien; TenneT is de organisatie die het gehele netwerk in Nederland in eigendom heeft en beheert. Het is een organisatie waarvan de aandelen voor 100% in eigendom zijn van de rijksoverheid. Die organisatie heeft van ons de opdracht gekregen om dit te berekenen en heeft dit ook berekend. Op grond daarvan zegt TenneT dat als we dit gaan doen, we over de gehele periode, vergeleken met de oorspronkelijke opzet, een besparing van 3 miljard realiseren. Ik heb daarbij de relatie met die €0,015 al aangegeven. Dat is vervolgens door ons voor een second opinion neergelegd bij de twee grootste instituten op dit punt, die wij daar altijd voor inschakelen. Zij hebben het doorgerekend en een en ander bij mij bevestigd. Dan kunnen we hier in de Kamer wel doen alsof er onduidelijkheid over is, maar die is er niet. Waarom zouden we onduidelijkheid laten bestaan? We hebben er juist belang bij om duidelijkheid te creëren. Dat doe ik van mijn kant en ik zou het op prijs stellen als dat van uw kant ook komt.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Minister Cramer wilde destijds al 6.000 MW op zee hebben, maar we hebben er nauwelijks iets staan, dus er is wel degelijk vertraging. De Kamer is ook geen rommelaar; ik ben niet de enige woordvoerder die het niet kan volgen. Ik wíl het heel graag volgen, want ik wil graag wind op zee en ik wil meedenken met de minister. Ik zou het dan ook fijn vinden als ik een poging tot een antwoord op mijn vraag krijg: wat kost het volgens de minister nu per kWh voor bestaande windparken die zichzelf aangesloten hebben op het net? De cijfers die ik doorkrijg van de sector laten zien dat het ligt tussen de €0,016 en €0,018 per kWh. Dan is het moeilijk om daar €0,015 op te besparen. Mijn vraag lijkt me dus geen onterechte vraag die ik niet zou mogen stellen.
Minister Kamp:
Kijk, mevrouw Van Tongeren kan mij om de oren slaan met minister Cramer en vertraging, maar ik weet dat ik op basis van het regeerakkoord in het kabinet zit en dat ik de ambitie voor wat betreft duurzame energie uit het regeerakkoord moet realiseren. Die ambitie is glashelder, daar hebben we het al tientallen keren met elkaar over gehad. Ik ga die ambitie nu realiseren voor wat betreft het onderdeel wind op zee, in een tempo dat nog wat hoger ligt dan bedoeld in het regeerakkoord en het energieakkoord. Waarom moet ik dan minister Cramer voor de voeten geworpen krijgen? Dat begrijp ik niet.
Mevrouw Van Tongeren had het ook over die €0,016. Ze mag daar natuurlijk best over beginnen, maar ik zeg dat we windenergie op zee moeten realiseren en dat daar windmolens en een verbinding bij horen. Die verbinding vormt een groot onderdeel van de kosten die gemaakt moeten worden. Een bedrijf dat eigendom is van de Staat, dat alle verbindingen in Nederland op dit moment doet, dat betrokken is bij buitengaatse verbindingen in Duitsland en dat die ook al in beeld heeft gehad in Nederland, hebben we gevraagd om te bekijken wat het kan doen om de verbindingen zo goed en zo goedkoop mogelijk te doen. Daar is allerlei feedback op gekomen. Mede op basis daarvan heb ik het hele plan gemaakt om het op drie locaties te doen met vijf gestandaardiseerde eenheden van 700 MW op een bepaalde plek. Dat bedrijf is daarmee aan het rekenen gegaan en komt tot de conclusie van 3 miljard, gerekend vanuit €0,015. Vervolgens geef ik dat aan andere bedrijven voor een second opinion. Die bevestigen een en ander. Ik denk dan dat de Kamer in vertrouwen af kan gaan op die informatie, die van TenneT komt, die uit die second opinion komt en die van mij komt. Mevrouw Van Tongeren stelt andere berekeningen voor. Ik zou zeggen: stel die berekeningen op en leg die aan ons voor, maar het noemen van Ecofys en van €0,016 en €0,003 is niet voldoende om dat wat TenneT berekend heeft en dat wat uit de second opinion is gekomen, te weerspreken.
Mevrouw Klever (PVV):
Ik heb ook een vraag over die €0,015 kostenreductie die TenneT volgens de minister zal realiseren. Het aanvangsbedrag is €0,15. Daarop wordt €0,015 bespaard door TenneT aan te wijzen als degene die het netwerk aanlegt. Dan zou het bedrag waarvoor in 2015 wordt aanbesteed toch moeten uitkomen op maximaal €0,15 min €0,015, dus €0,135 in plaats van €0,145? Dat zou toch ook doorberekend moeten worden in de jaren daarna?
Minister Kamp:
Een kleinigheid: er komt geen aanbesteding, maar het gaat via een tender. Dat is een andere procedure.
Er is gekeken naar het geheel dat op zee gerealiseerd moet worden. Wij gaan nu windparken realiseren, eerst bij Borssele, daarna in Zuid-Holland en daarna in Noord-Holland. Daarna gaat het nog verder door, want behalve de ambities voor 2020 en 2023 hebben wij ook ambities voor 2030 en 2050. Dat geheel gaan wij als volgt organiseren. Wij laten TenneT die verbindingen realiseren, wij kijken wat de oorspronkelijke kosten waren, namelijk €0,15, en wij bekijken welke bijdrage TenneT kan leveren aan de reductie met 40%. Dat is die €0,015 die TenneT kan besparen. Op die manier kom je aan de 3 miljard.
Mevrouw Klever (PVV):
Maar dan wordt die tender toch te duur uitgeschreven? Als die €0,015 door TenneT gerealiseerd wordt, geldt die toch voor alle parken die vanaf nu gebouwd gaan worden, dus ook voor de parken die vanaf 2015 en verder gebouwd gaan worden? In de tabel staat een bedrag van €0,145. Dat moet dan toch gecorrigeerd worden omdat TenneT al vanaf dag één die €0,015 besparing realiseert?
Minister Kamp:
Dat is niet zo omdat TenneT ook moet leren. TenneT gaat eerst het platform bij Borssele neerzetten, doet daarmee ervaring op en gaat vervolgens verdere platforms realiseren. TenneT bouwt dus ook expertise op en krijgt daardoor meer mogelijkheden om hieraan een bijdrage te leveren. Het uitgangspunt is dat TenneT dat zo snel mogelijk gaat doen. Die kosten worden zo snel mogelijk doorgegeven. Vervolgens moeten wij met de sector overleggen. Welke bijdrage gaat TenneT leveren en wanneer komt die beschikbaar? Afhankelijk daarvan moet bekeken worden wat de sector nog extra moet doen. Het overleg over die balans tussen wat TenneT doet en wat de sector doet, ook in de tijd, is gaande.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voor onze fractie blijft dan toch de vraag ten opzichte van welk bedrag de door TenneT te realiseren €0,015 een kostenbesparing betekent. Mogelijk heeft de minister dat zo voorhanden en kan hij het nog voor de tweede termijn van de Kamer op papier zetten. Dan is de onhelderheid daarover in ieder geval weg. Dat zou ik enorm waarderen. Ik heb vandaag van de minister mogen horen dat het bedrag dat TenneT ongeveer nodig heeft voor het realiseren van de infrastructuur op zee, rond de 2,3 miljard ligt. Ik dank hem in ieder geval voor die duidelijkheid. Als wij nou ook nog horen ten opzichte van welk bedrag de €0,015 een kostenbesparing is, wie weet wat er dan vanavond nog voor moois kan gebeuren!
Minister Kamp:
Ik begrijp niet goed welke aanvullende informatie mevrouw Mulder nog nodig heeft. Ik heb de informatie die er is, samengevat en voor het voetlicht gebracht. Dat is wat ik kan doen. Als het mevrouw Mulder pleziert als ik wat ik gezegd heb, ook nog even uitschrijf voor de tweede termijn, dan zal ik daartoe een poging doen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Wij zien dat graag tegemoet. Dank u wel alvast!
De voorzitter:
Ik stel voor dat de minister verdergaat met zijn betoog. Volgens mij is er inmiddels ook heel veel bij interruptie gezegd.
Minister Kamp:
Voorzitter. Mevrouw Ouwehand heeft aangegeven dat zij ziet dat er voor de natuureffecten al snel wordt uitgeweken naar compenserende maatregelen. Zij vindt dat je eigenlijk mitigerende maatregelen moet nemen om de schade aan de natuurwaarden te voorkomen en dat je niet meteen met compenserende waarden moet komen door ergens anders iets extra's te doen. Zij vindt dat de natuurbescherming in het gebied zelf voorop moet staan. Er wordt niets afgedaan aan de eisen die de Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet stellen aan de bescherming van de Natura 2000-gebieden. Die blijven onverkort gelden. Dat betekent dat er een passende beoordeling moet worden gemaakt van de gevolgen van een windmolenpark voor de Natura 2000-gebieden. Een kavelbesluit kan alleen worden genomen als verzekerd is dat de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet worden aangetast. De oplossing moet worden gevonden in mitigerende maatregelen om eventuele effecten te voorkomen of tegen te gaan. In concreto wordt bijvoorbeeld de capaciteit van windmolens vergroot: je gaat van 3 MW naar 3,2 MW. Daarmee kun je bereiken dat je op bepaalde delen van de dag en in bepaalde delen van het jaar met een lagere snelheid draait of dat je zelfs helemaal niet draait, afhankelijk van hoe de vleermuizen en de vogels vliegen, zodat je daarmee rekening kunt houden. Dat zijn mitigerende maatregelen. Dat is het uitgangspunt waarop wij koersen. Wij gaan die mitigerende maatregelen voorschrijven in de kavelbesluiten die wij nemen. Compensatie is wat mij betreft niet aan de orde. Ik koers erop aan dat wij dat via mitigerende maatregelen doen. Als dat uiteindelijk onmogelijk is, moet er iets anders gebeuren, maar dat is niet mijn bedoeling.
In aansluiting hierop zeg ik richting mevrouw Van Veldhoven dat het niet de bedoeling is dat wij de natuurwetgeving buiten werking stellen. De Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet blijven gewoon van toepassing. Het kavelbesluit treedt alleen in de plaats van een vergunning die anders zou moeten worden afgegeven. Dat wil niet zeggen dat die vergunning en de vergunningsvoorwaarden niet meer aan de orde zijn. Het komt nu als onderdeel van het kavelbesluit naar voren. Inhoudelijk blijven de wetten die ik net heb genoemd daarbij volledig van toepassing.
Mevrouw Ouwehand sprak over het kader ecologie en cumulatie. In het bijzonder sprak zij over de gevolgen van het heien voor bijvoorbeeld de dieren in het water, het onderwatergeluid. Zij wil meer duidelijkheid over wat op dat punt gaat gebeuren. Wij maken over die effecten een apart kader ecologie en cumulatie. Dat wordt binnenkort openbaar gemaakt. Daarop kan dan worden gereageerd en een aantal maanden later wordt het vastgesteld. Uit dat kader ecologie en cumulatie zal blijken dat het nodig is om een bovengrens te stellen aan het onderwatergeluid. Vervolgens nemen wij dat op in de kavelbesluiten. Een ontwerpkavelbesluit zal eerst geconsulteerd worden. Daarop kan gereageerd worden. Wij zijn nog bezig om precies te onderzoeken hoe die normen concreet moeten worden ingevuld.
Mevrouw Ouwehand sprak over de mogelijkheid dat er schadelijke stoffen in het water terechtkomen. Wij gaan ervan uit dat er geen lozingen uit de molens in het water zullen zijn, bijvoorbeeld van roest. Als er toch sprake is van de een of andere vorm van lozingen, dan geldt de vergunningsplicht op grond van de Waterwet. Die zal vervolgens worden gehanteerd. Wij moeten op die manier, met die vergunning en de voorwaarden, de kwaliteit van het Noordzeemilieu waarborgen.
Mevrouw Ouwehand zegt dat wij met de SDE+-procedure kiezen voor het goedkoopste plan in plaats van voor het beste plan. Dat is in zekere zin waar. De SDE+-regeling is een subsidie-instrument om een bepaald doel te bereiken. Het doel dat we daarmee willen bereiken, is dat voor een zo laag mogelijke prijs de transitie naar duurzame energie wordt gerealiseerd. Uit allerlei onderzoeken en ook uit rapportages van de Rekenkamer is gebleken dat als je met een subsidie-instrument verschillende doelen wilt bereiken, daar weinig van terechtkomt. Het is goed om één doel te hebben en te proberen dat met een subsidie-instrument te bereiken. Dat doen wij dus: het realiseren van duurzame energie op een kosteneffectieve wijze. Dat wil echter absoluut niet zeggen dat al die natuureffecten en wat eromheen speelt niet van belang zijn. Die zijn zeker van belang. Daarom worden in het kavelbesluit en de kavelbesluiten randvoorwaarden vastgelegd waar je aan moet voldoen. Als je daar die windmolens gaat realiseren, moet je voldoen aan de voorwaarden die daarin gesteld geworden. Dat zijn voorwaarden die erop gericht zijn om ervoor te zorgen dat de natuurbelangen worden geborgd. De SDE+ ziet inderdaad alleen op kostenefficiency. Alle andere dingen die de natuurwaarden en de natuureffecten betreffen, worden via het kavelbesluit en de kavelbesluiten gerealiseerd.
Mevrouw Ouwehand bevroeg mij ook nog over vleesvermindering en de noodzaak die zij daartoe ziet. Ik ben nu bezig met duurzame energie en de ambitie die we op dat terrein hebben. We spreken over de noodzaak om voor een deel windenergie op zee te realiseren, de manier waarop ik dat wil gaan doen en de wijze waarop deze wet daar een bijdrage aan kan leveren. Ik denk dat een bespiegeling over de wenselijkheid van het minder eten van vlees en het minder produceren van vlees voor menselijke consumptie niet iets is wat ik daarin moet meenemen. Ik heb niet het gevoel dat dat de besluitvorming hier dichterbij zal brengen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb dat genoemd, omdat alle experts, onafhankelijke wetenschappers op het gebied van klimaat, energie en biodiversiteit, dat aanwijzen als een van de belangrijkste instrumenten waarmee we de doelen op het gebied van klimaat, energie en biodiversiteit kunnen gaan halen. Het kabinet kijkt echter de andere kant op. Ook bij andere dingen die het kabinet laat liggen op het gebied van energiebesparing heeft de Partij voor de Dieren gezegd dat het wel erg wrang en zuur is om de natuur op de Noordzee dan maar de lasten te laten dragen, terwijl we op andere terreinen zo slecht presteren. In het kader van de moeilijke afweging die je moet maken als je bent voor groene energie en ook voor goede bescherming van de natuur in een gebied dat al onder druk staat, roep ik het kabinet op om ook op andere terreinen meer zijn best te doen. Wanneer komt het moment dat het kabinet daar een beetje gevoelig voor begint te worden?
Minister Kamp:
Daar zijn we zeer gevoelig voor. Als hier een discussie is over de onderwerpen die mevrouw Ouwehand van belang vindt, bijvoorbeeld het minder consumeren van vlees, moet daarover gesproken worden door de regering en het parlement. Ik zie dat echter niet als een onderwerp dat we vanavond moeten bespreken. Besparing van energie vind ik ook van het grootste belang, net als het meer toepassen van warmte. Daar is van alles en nog wat over te zeggen en dat doen we ook. Daar hebben we regelmatig overleggen over. Gegeven het belang van energiebesparing is het, zo hebben we vastgesteld, ook van belang dat we de productie van elektriciteit gaan verduurzamen. Daar hoort onder andere het realiseren van windmolens op zee bij. Dat is het onderwerp dat vanavond aan de orde is. Het is dus niet zo dat ik van andere dingen wegkijk. Nee, over andere dingen praat ik op een ander moment. We hebben nu vastgesteld in het energieakkoord en in het regeerakkoord dat dit een belangrijk onderdeel is van dat heel brede geheel. Vanavond spreken we over de vraag hoe we dat onderdeel kunnen realiseren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat snap ik, maar de Partij voor de Dieren is niet zo van de gefragmenteerde beleidsonderdeeltjes behandelen. We zien dit graag in het bredere kader. Daarom doe ik een oproep aan minister ten aanzien van die SDE+-subsidieregeling, waar hij in elk geval zelf wel over gaat, in het kader van het subsidiëren van mestvergisting. Ik heb uitgelegd dat dat aan de voorkant ongelooflijk veel energie vraagt. We zijn niet alleen maar in Nederland bezig om energie- en klimaatproblemen op te lossen. Juist niet. We veroorzaken veel problemen over de grens. Is de minister dan ook vanavond niet bereid om te zeggen: misschien is het wat zonde, water naar de zee dragen, om mestvergisting te subsidiëren, gelet op de enorme energieverspilling die ook daar zit? Kunnen we iets horen van de minister? Het gaat immers niet alleen maar over wind op zee. Het zit in een breder kader.
Minister Kamp:
Het zit in een breder kader, waar energiebesparing een belangrijk onderdeel van is. We hebben gelegenheden waarop we daar met elkaar over spreken. Als we spreken over energie als geheel, over de jaarlijkse rapportage over energie, de Nationale Energieverkenning, of over het energierapport dat aan het eind van dit jaar komt, komen al die verschillende onderdelen aan de orde. Ook een belangrijk onderdeel is dat we elektriciteit duurzaam gaan produceren. Als wij ons best doen om volgens de ambitie van het energieakkoord iets voor elkaar te krijgen waarvan ik denk dat mevrouw Ouwehand dat ook wil, namelijk om de overgang van fossiele energie naar duurzame energie — een onderdeel daarvan is windenergie op zee — te bewerkstellingen, dan vind ik het een beetje jammer dat zij ontevreden is omdat ik het niet over vleesvermindering en energiebesparing heb. Zo komen we toch niet verder? Zo zoeken we toch alleen maar de tegenstellingen waar we juist met elkaar overeenstemmen?
Mevrouw Dik-Faber heeft onder andere gesproken over het overleg dat met partijen moet plaatsvinden. Ze noemde de vissector en andere partijen die belang hebben bij de Noordzee. Natuurlijk is het van het grootste belang dat er ook met de vissector wordt overlegd. We hebben al vastgesteld dat er voor schepen tot 24 meter mogelijkheden zijn om in die windparken te vissen. Voor grotere schepen kan er nog weer apart naar gekeken worden en zal er verder overleg plaatsvinden. Er zijn een heleboel partijen waarmee moet worden overlegd. Dat is gebeurd en dat zal ook blijven gebeuren. Er vindt een grote ingreep plaats op de Noordzee, omdat wij het van belang vinden om die overgang naar duurzame energie te maken. Dat heeft natuurlijk nadelen. Behalve dat het geld kost, heeft het ook allerlei effecten waar je het met elkaar over kunt hebben. Om de nadelige effecten zo veel mogelijk te beperken en het zo veel mogelijk in goede banen te leiden, is dat overleg zeer gewenst. Dat zal dus ook blijven plaatsvinden.
Mevrouw Dik-Faber heeft gezegd dat zij positief is over de afstand tot de kust. Zij maakte de vergelijking met windmolens op land, die vaak behoorlijk dicht bij mensen komen te staan. Zij zegt dat de dichtstbijzijnde molens op 18,5 kilometer ofwel 10 mijl komen te staan. Mevrouw Dik-Faber weet dat wij vanavond niet het besluit nemen waar precies die windmolenparken komen en hoe ver ze van de kust af komen te staan. Haar opvatting is voor mij echter van belang. Ik heb ook mijn eigen opvatting daarover gegeven. Ik wil hier geen verstoppertje spelen. Ik ben van mening dat er op drie locaties 5 keer 700 MW moet komen. Bij Borssele kan het buiten de 12 mijlszone en bij de Zuid-Hollandse en Noord-Hollandse kust moet het op een afstand van 10 mijl komen. Zo kan ik het op verantwoorde wijze inpassen. Ik heb dat, met alle onderbouwing, met de Kamer gecommuniceerd.
Dat wil niet zeggen dat we vanavond besluiten om het precies zo te gaan doen. Dat zal in het Waterplan komen te staan. Er is al een Waterplan van toepassing. Wat we nu in Borssele willen doen, wordt daarmee afgedekt. Wat er voor de Noord- en Zuid-Hollandse kust moet gebeuren, moet via een wijziging van het Waterplan. Dat zal in de loop van augustus en vervolgens in december tot een uitkomst gaan leiden. Dat betekent dat er op dit moment nog geen besluit genomen zal worden op dit punt. Wel is het van belang om alvast kennis te nemen van de opvattingen die hier in de Kamer leven. Deze zullen bij de uiteindelijke opstelling van het Waterplan betrokken worden. Daarmee is de Kamer alvast op de hoogte van mijn benadering, mijn invalshoek, en we zullen bekijken hoe dat in het Waterplan gaat uitpakken...
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter, …
Minister Kamp:
Misschien dat mevrouw Mulder het mij gunt om dat op één punt te corrigeren. Het Waterplan dat betrekking heeft op Borssele, is in december 2015, dus in december jongstleden, vastgesteld. Er is nu een procedure in werking getreden om dat Waterplan voor de Zuid- en Noord-Hollandse kust aan te passen. Vanaf april zal de inspraak daarover in het gebied gaan lopen. Daarbij zullen de animaties die mevrouw Mulder heeft genoemd, gebruikt worden. De vaststelling van die wijziging zal medio 2016 plaatsvinden. Dat betekent dat het in april begint, maar dat je daar medio 2016 uiteindelijk …
De voorzitter:
Mevrouw Mulder.
Minister Kamp:
Een ogenblikje, mevrouw de voorzitter. Ik wil even iets checken.
De voorzitter:
Ik dacht: misschien helpt het als zij tussendoor …
Minister Kamp:
Laat mij nog één keer opnieuw formuleren, omdat ik mij net versprak toen ik zei: december jongstleden. Er is een Waterplan van toepassing. Dat dekt Borssele af. Er moet nu een wijziging van dat Waterplan komen. Dat is nodig om de voornemens die we hebben voor de Zuid-Hollandse en de Noord-Hollandse kust te kunnen realiseren. Die procedure leidt ertoe dat er medio 2016 een definitieve aanwijzing van de locaties zal komen. Tussen nu en medio 2016 zal die procedure dus lopen, waarbij alle betrokkenen zullen worden geïnformeerd, een afweging van belangen zal plaatsvinden en er inspraak mogelijk zal zijn. Dat zal allemaal in die periode gebeuren. Dank voor de gelegenheid om dit nog even te herstellen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Soms moet je een broedende kip niet storen. Daarom dacht ik: ik wacht het mooi nog even af. Misschien geeft dat wel de ruimte waarom ook de collega van de SP vroeg. Hoe gaat de minister met de kustgemeenten om tafel om te bekijken hoe werkgelegenheid kan worden behouden? Die wens van de mensen daar is heel reëel. Het gaat concreet namelijk om gezinnen die graag aan het werk willen blijven en een inkomen willen hebben. Kan de minister de toezegging op de vraag van D66 om specifiek voor de kustgemeenten een MKBA uit te voeren, nog wel op tijd uitvoeren, dus voordat deze hele procedure van start gaat? Dan weten we echt goed wat precies de effecten zijn en welke ruimte er is om in overleg met de gemeenschappen daar te bekijken of het toch niet anders, namelijk een gedeelte niet binnen die 10 mijl, kan worden ingevuld. Ziet hij die ruimte nog?
Minister Kamp:
Zelf heb ik die afweging gemaakt. Ik heb heel goed bekeken waar daar voor de kust de parken gerealiseerd zouden kunnen worden. Ik heb de afweging gemaakt. Hoe kun je de standaardisatie voor elkaar krijgen? Hoeveel molens heb je daarvoor nodig? Met welke andere belangen heb je rekening te houden? Hoe kun je rekening houden met Defensie, de visserij, de zandwinning, de olie- en gaswinning en de andere belangen die daar op de Noordzee spelen? Hoe kun je dat nieuwe, namelijk wind op zee op grote schaal, daarin inpassen? En hoe kun je de kosten beheersen? Ik heb die afweging dus gemaakt, met als uitkomst hetgeen er nu ligt. Tussen nu en het moment waarop we hierover met het gebied zullen spreken, komen er geen nieuwe gegevens meer beschikbaar. Wat er nu ligt, is er. Er zal echter wel met het gebied over worden gesproken. Wij moeten wel zo reëel zijn om te beseffen dat het op zee realiseren van zo'n enorme capaciteit, bedoeld om voor twee derde van de Nederlandse huishoudens in de elektriciteitsbehoefte te voorzien, effecten heeft. Dat heeft effecten voor de visserij, voor de scheepvaart, voor de olie- en gaswinning en voor wat je ziet vanaf de kust. Ik praat dat niet weg. Je moet er wel over praten. Je moet wel luisteren en bekijken hoe je die effecten zo veel mogelijk kunt beperken. Dat gaat de komende tijd gebeuren. Daar worden niet nog aparte onderzoeken aan ten grondslag gelegd.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
In de brief van de minister die we afgelopen maandag ontvingen, stond onderaan op pagina 5 en bovenaan op pagina 6 dat er nog onderzoek gaande is naar mogelijkheden om het verder weg op zee te doen en om dan in de totale MKBA te bekijken hoe je beter uit zou kunnen komen ten gunste van de kustgemeenten. Zegt de minister nu eigenlijk al: wat daar ook uit komt, ik ben er nu al wel van overtuigd dat het tussen de 10 en de 12 mijl komt te staan?
Minister Kamp:
Ik ga daarop in. Ik zeg niet: wat ik nu zeg, komt er per definitie uit. Ik heb in dit geheel de regie naar mij toe getrokken. Ik moet dus een lijn hebben die ik goed heb doordacht en die ik in de Kamer kan verdedigen. Dat doe ik. Daarmee wil ik echter niet zeggen dat alle procedures die moeten worden gevolgd, niet volgens de letter en de geest van de daarvoor geldende regels zullen worden gevolgd.
Ik kom op het alternatief voor de locaties, die grotendeels buiten de 12 mijlszone liggen maar voor een klein deel binnen de 12 mijlszone, maximaal op 10 mijl van de kust. De fractie van de VVD heeft geopperd dat het op een andere locatie, namelijk IJmuiden Ver, tegen lagere kosten kan worden gerealiseerd. Ik ga daar geen onderzoek naar doen. Ik heb gezegd dat ik open sta voor de eventuele stelling van de industrie dat het kan, zoals de heer Leegte destijds zei. Als die komt, zal ik die bestuderen. Zoals gezegd, kom ik voor de zomer van dit jaar met conclusies. Ik ga een en ander zeker niet vertragen, maar juist proberen enigszins te versnellen. Als ik bijvoorbeeld in april of mei een indruk heb van wat de industrie voor de zomer kan opleveren, trek ik mijn conclusies en deel ik die met de Kamer.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik ben blij om van de minister te horen dat hij bereid is om naar de door de industrie uit te werken plannen voor IJmuiden Ver te kijken. De minister zei net ook te willen nagaan hoe de negatieve effecten, die hij bereid is te accepteren, zo klein mogelijk kunnen worden gemaakt. Nu is er naar aanleiding van de maatschappelijke kosten- en batenanalyse Windenergie op zee aanbevolen om nader te onderzoeken op welke locaties reële risico's bestaan en op welke locaties deze minder groot zijn. Is de minister bereid om een nadere analyse te maken, die ook kan bijdragen aan het minimaliseren van de risico's en de nadelen, precies zoals hij zelf onderschrijft?
Minister Kamp:
De keuze voor de locaties, dus Borssele, de Zuid-Hollandse kust en de Noord-Hollandse kust, is allerminst door middel van nattevingerwerk tot stand gekomen. Er is nagegaan hoe het met de mogelijkheden zit, met de andere belangen en met de kosten. Alles afwegende hebben we deze keuze gemaakt, de beste in mijn ogen. Daarom verdedig ik haar. Bij het doorlopen van de verdere procedures zullen we zien of die locaties erdoorheen komen en hoe een en ander hier in de Kamer ligt. Ik heb behoorlijk veel steun van de fractie van de VVD gekregen. Volgens haar kan het wel. Zij denkt dat het verder op de Noordzee voor vergelijkbare bedragen mogelijk is, al doorbreekt dat het patroon van standaardisering, dat ik vorige keer heb uitgelegd. Omdat ik het zelf niet zag en de wijsheid niet in pacht heb, heb ik gezegd: laat ze maar met informatie komen. Als die informatie er voor de zomer is, bestudeer ik haar en deel ik haar met de Kamer. Dat blijft staan.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
U zult mij deze minister geenszins horen betichten van nattevingerwerk. Dat doet hij nooit. Hij probeert zijn besluiten altijd te onderbouwen. Daarom verbaast het mij juist dat hij weigert om nog eens te kijken naar de locaties die grotere voordelen en de locaties die grotere nadelen hebben, terwijl de aanbeveling om dat te doen uit de MKBA voortvloeit die hij zelf heeft laten uitvoeren. Wat hebben we te verliezen als we het op grond van de MKBA aanbevolen onderzoek wel doen?
Minister Kamp:
Ik heb een doel te realiseren: ik moet de overgang naar duurzame energie maken. Dat is geen vaag doel in de toekomst. Er is precies omschreven wat er in 2020 moet zijn gerealiseerd, in 2023, in 2030 en in 2050. Dat moet ik voor elkaar zien te krijgen. Daarom moet ik daarop een visie hebben en regie voeren, keuzes maken en randvoorwaarden invullen. Ik moet onderzoek doen, zorgvuldig zijn, een afweging maken en vervolgens een besluit nemen. Zodra dat genomen is, is dat het en ga ik door. Ik kan niet telkens weer op de rem gaan staan en onderzoek gaan doen om te kijken wat daaruit weer komt. Ik heb een zorgvuldige afweging gemaakt en een besluit genomen. Dat is het en dat gaat de procedure in. We zullen zien of daaruit andere dingen naar voren komen. Ik ga nu niet vertragen en zeggen dat ik weer onderzoek laat doen om te zien of het anders kan. Wat we nu gedaan hebben, lijkt mij het beste. Over IJmuiden Ver, het alternatief, heb ik al gezegd dat ik conclusies zal trekken en die met de Kamer zal delen zodra het op een in mijn ogen verantwoorde manier kan en ik over de informatie die de industrie al dan niet aanlevert, beschik.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Kamp:
Ik heb de Kamer al gezegd dat we de keuze hadden gemaakt voor dicht bij de kust en gestandaardiseerd en dat ik mij niet kan voorstellen dat je goedkoper uit bent of dezelfde lage kosten hebt als je op grotere afstand gaat zitten. Hoe dan ook, dat moet blijken. Ik wacht het af.
Ik was bezig met de inbreng van mevrouw Dik-Faber. We hebben het gehad over de locatie en over het bedrag van 12 miljard in plaats van 18 miljard dat wij aanvankelijk hadden. Mevrouw Dik-Faber vroeg verder of ik met de grote financiers in gesprek ben over het dekken van de kosten voor wind op zee. Natuurlijk, dat zijn wij voortdurend. Ik heb er in Japan over gesproken, in Korea, in China en hier in Nederland. We voeren overleg met onder andere banken, pensioenfondsen en iedereen die bij wind op zee betrokken is. Wij merken gewoon dat hier bij investeerders veel belangstelling voor is. Ook bij financiers is er veel belangstelling voor. Er is al één pensioenfonds genoemd en met een ander pensioenfonds wordt nog gesproken. Die belangstelling is er dus.
Op de amendementen kom ik straks terug.
Mevrouw Dik-Faber en mevrouw Van Tongeren trekken de conclusie dat wij mijnbouwactiviteiten bevoordelen ten opzichte van wind op zee. Dat is niet zo. Wij zien zowel de mijnbouwactiviteiten, dus olie- en gaswinning in de Noordzee, als de windenergie als activiteiten van groot algemeen belang. Het is de komende jaren nog nodig om behalve duurzame energie ook fossiele energie te gebruiken. Die kun je importeren, maar als je die op een verantwoorde manier in je eigen land of zeegedeelte kunt vinden, moet je dat vooral doen. Wij zijn dus met allebei bezig, maar het realiseren van de doelen voor wind op zee is mijn uitgangspunt. Ik geef aandacht aan alle dingen die in het algemeen belang zijn, ook mijnbouwactiviteiten, omdat we olie en gas voorlopig nog nodig hebben. Maar ik koers in de eerste plaats aan op mijn uiteindelijke doel, het realiseren van de capaciteit wind op zee.
Mevrouw Dik-Faber sprak over TenneT. Dat heb ik ook gedaan. Zij vroeg ook waarom in het wetsvoorstel dat aan de Raad van State is voorgelegd, niet is opgenomen dat vergunninghouders in hoger beroep kunnen gaan. Die leemte in de rechtsbescherming is geen bewuste keuze die ik heb gemaakt. De SGP-fractie heeft op die leemte gewezen in de schriftelijke inbreng. Ik heb vervolgens een nota van wijziging ingediend om in die leemte te voorzien. Dat is één voorbeeldje van de waarde van de inbreng van de Kamer bij de totstandkoming van een wet. Dat wat betreft de inbreng van mevrouw Dik-Faber.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Mevrouw Dik-Faber en ik hebben ook gevraagd waarom wind op zee geen voorrang krijgt. We hebben niet beargumenteerd dat olie en gas bevoordeeld worden ten koste van wind, maar gevraagd of het niet logisch is om wind op zee te bevoordelen als je uiteindelijk naar een duurzame energiehuishouding wilt. Ik had ook begrepen dat het in het overleg met NOGEPA bijna rond was dat wind op zee voorrang zou krijgen. Misschien kan de minister uitleggen hoe hij daartegen aankijkt en hoe het nu zit.
Minister Kamp:
Ik geloof dat mevrouw Van Tongeren en ik daarover hetzelfde denken. Ik vind ook de winning van olie en gas van algemeen belang. Dat vindt zij niet, want zij zegt: geen olie en gas; ik wil dat je je helemaal focust op energiebesparing en duurzame energie. Maar goed, ik vind ook olie- en gaswinning van algemeen belang, dus daar houd ik ook rekening mee. Voor mij is echter overheersend waar ik nu op de Noordzee mee bezig ben: ik moet ervoor zorgen dat ik de transitie naar duurzame energie maak en dat daarvoor een flinke capaciteit wind op zee beschikbaar komt. Ik moet dat nu voor elkaar krijgen. Dat is dus mijn eerste prioriteit.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Misschien kunnen we het nog iets scherper krijgen. De minister zegt nu dat het zijn eerste prioriteit is om wind op zee voor elkaar te krijgen. Stel nu dat er een gebied op zee is waar mogelijk gas, olie of schaliegas zou zitten, dat echter ook een heel goede locatie is voor wind. Is de minister in overleg met NOGEPA om er dan voor te zorgen dat wind voorrang krijgt? Of lukt dat niet zo goed met de sector, die zegt: we willen toch graag eerst die olie en dat gas en als wij klaar zijn, kan dat windpark wel komen?
Minister Kamp:
Ik heb mijn afwegingen gemaakt. Ik heb bekeken hoe het zit met de visserijbelangen, het belang van Defensie, het belang van de scheepvaart, die de havens moet kunnen bereiken en het belang van de olie- en gaswinning. Ook heb ik bekeken wat mijn ambitie is voor wind op zee. Welke plekken zijn daarvoor geschikt? Hoe zit het met de kosten? Dichter bij de kust? Verder van de kust? Op basis daarvan heb ik mijn afweging gemaakt en drie locaties in beeld gebracht bij de Kamer: Borssele, de Noord-Hollandse kust en de Zuid-Hollandse kust. Dat is mijn afweging geweest. Die heb ik gemaakt. Zoals ik al aangegeven heb, ben ik op dit moment in de eerste plaats bezig om ervoor te zorgen dat ik die transitie maak. Daarvoor moet dus nieuwe capaciteit opgebouwd worden. Dat heeft extra aandacht nodig van mij als bewindspersoon en die geef ik er ook aan. De drie locaties die ik heb aangewezen, zijn het resultaat daarvan. Als wij dit gaan doen, kunnen wij een zeer grote capaciteit aan elektriciteit door windmolens op zee realiseren op drie plekken. Een daarvan ligt buiten de 12 mijlszone en de andere twee komen grotendeels buiten de 12 mijlszone te liggen en voor een klein deel, tot maximaal 10 mijl, binnen die zone. Met een gestandaardiseerde opzet en op een heel verantwoorde manier qua tijd, locatie en afweging van belangen, maken wij naar mijn mening de goede keuze.
Van mevrouw Van Veldhoven heb ik een aantal indringende vragen gekregen over de 3 miljard en de zaken die daarmee samenhangen. Die vragen heb ik beantwoord. Ik ben ingegaan op de 40% kostenreductie. Ik moet nog ingaan op de bestaande vergunningen. Mevrouw Van Veldhoven vroeg waarom wij de kosten voor de bestaande vergunningen uit de SDE+-regeling zouden moeten betalen. Wat mij betreft waren de bestaande vergunningen al weg geweest. In 2009 hebben wij een tender gehad. Er kon drie keer subsidie verleend worden. Er waren twaalf vergunningen die verleend moesten worden volgens de toen bestaande procedure. Vervolgens kon er subsidie aan drie projecten worden toegekend; voor de overige negen zouden de vergunningen moeten vervallen. De Kamer heeft daarop de motie-Van Veldhoven aangenomen waarin werd uitgesproken dat die vergunningen boven de markt moesten blijven zweven. Mijn voorganger heeft toen gezegd dat de regering dit zou doen.
Op dit moment ben ik verantwoordelijk voor de uitvoering van het regeerakkoord en het energieakkoord. Ik moet ervoor zorgen dat in korte tijd op een verantwoorde manier en tegen zo laag mogelijke kosten een grote transitie wordt gerealiseerd. De bestaande vergunningen passen niet in de opzet en het tempo dat noodzakelijk is om onze lagekostenambitie te kunnen waarmaken. Ik kan die vergunningen nog wel langer boven de markt laten zweven, maar daar heb ik geen trek in. Dat houdt alleen maar op en dat compliceert de zaak. Om die reden heb ik gezegd dat de bestaande vergunningen vervallen en dat ik die ook uit de SDE+ 2014 zou halen. Als vergunninghouders in het kader van de SDE+ 2014 kosten gemaakt zouden hebben, dan zou ik daarover met hen praten en bezien wat wij met die kosten moeten doen. Ik heb daar met hen over gepraat. Er is een beeld van de hoogte van die kosten. Ik heb de Kamer het totaalbedrag laten weten. Een onderdeel van het totaal van de kosten van het realiseren van wind op zee is de transitie naar duurzame energie. Daar horen allerlei kosten bij. Als wij kiezen voor een andere opzet, terwijl sommigen in 2014 kosten hebben gemaakt in het kader van de SDE+, die bedoeld is voor het realiseren van duurzame energie, dan moeten wij die kosten redelijkerwijs vergoeden.
De voorzitter:
Hebt u alle vragen van mevrouw Van Veldhoven beantwoord?
Minister Kamp:
Nog niet.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de minister eerst alle vragen van mevrouw Van Veldhoven beantwoordt. Daarna krijgt mevrouw Van Veldhoven de gelegenheid om een interruptie te plaatsen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Een punt van orde. Dat zou ik liever niet willen, want ik heb misschien verschillende vragen bij de verschillende antwoorden die de minister geeft.
De voorzitter:
Dat mag ook.
Minister Kamp:
Ik zal doen wat u zegt, namelijk eerst de andere vragen van mevrouw Van Veldhoven beantwoorden.
Over de aannames achter het bedrag van 3 miljard heb ik al gesproken. Eveneens heb ik al gesproken over de kostendaling van 40%.
Mevrouw Van Veldhoven zegt dat er een bepaalde doorlooptijd is tussen het moment dat vergunningen worden afgegeven en het moment waarop de bouw daadwerkelijk begint. In de tussentijd kunnen er innovaties plaatsvinden. Er moet dan ruimte zijn om die innovaties te kunnen toepassen. Ik ben dat geheel met mevrouw Van Veldhoven eens. De vergunningverlening wordt daarop afgestemd. Als tussen het moment van het afgeven van de vergunning en het moment van het begin van de bouw innovaties kunnen worden toegepast, dan is dat een prima zaak en dan zullen wij dat ook doen. De vergunningverlening moet dit mogelijk maken. Ik heb ook reeds gesproken over de kosten van TenneT die ten laste van de elektriciteitsrekening komen. Ik heb ook al gezegd dat die gecompenseerd kunnen worden door een subsidie toe te kennen uit de SDE+-regeling. Wij gaan dat bekijken en zullen de conclusie die wij dan trekken, apart met de Kamer bespreken.
Mevrouw Van Veldhoven vroeg ook naar de Europese aanbestedingsregels. Die zijn niet van toepassing, want dit is geen aanbesteding. Dit is een subsidietender. Er loopt dus een aparte procedure waar je de regels voor aanbesteding niet op van toepassing kunt verklaren.
Voorzitter, ik denk dat ik hiermee de vragen van mevrouw Van Veldhoven heb beantwoord.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik ga even terug naar de kostendoorrekening. In het energieakkoord wordt uitgegaan van een gemiddelde kostprijsreductie van wind op zee met 40% per MWh, te realiseren over de periode 2014 tot 2024. Waar slaat het woordje "gemiddelde" op? Maar goed, ik schuif dat gemiddelde nu even terzijde. Een kostprijsreductie met €0,005 per jaar in de periode van 2014 tot 2024 zou volgens mij moeten leiden tot een kostprijs van €0,09 per kWh aan het einde. Maar als ik hiermee doortel, kom ik in 2024 op een kostprijs van €0,10 per kWh. Wanneer en hoe gaat de minister die laatste cent reductie realiseren?
Minister Kamp:
Het gaat om wat het uiteindelijk moet zijn. Wij moeten op die €0,09 uitkomen. Als je dit over de hele periode bekijkt, wat moet het dan per jaar zijn? Dan kom je per jaar op €0,005 uit. Daarom hebben wij die €0,005 vastgelegd als hetgeen wij bereid zijn om aan subsidie te betalen. Dat is de uitkomst daarvan.
Nu kom ik op het moment dat de €0,09 is bereikt. Je begint op een gegeven moment af te tellen. Aan het eind van dit jaar gaat de eerste tender lopen. In het jaar 2016 leidt dit tot uitkomsten. Vervolgens gaat er in een periode van tien jaar ieder jaar €0,005 eraf. Dat betekent dat je in het jaar 2023 nog niet aan het maximum zit, namelijk die €0,09 die gerealiseerd moeten worden. Dat komt in de jaren daarna. In deze periode incasseer je dus maar een gedeelte van de 40% kostenreductie.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Dan komt het toch niet overeen met de afspraken in het energieakkoord? Daar staat in dat in de periode 2014 tot 2024 40% gerealiseerd zou worden. Nu kom ik in 2024 op €0,10 uit. Daarmee hebben wij dus maar een reductie van 33% gerealiseerd en niet van 40%. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat wij in 2024 echt die reductie van 40% realiseren?
Minister Kamp:
Wij gaan dat in een periode van tien jaar doen. Ik heb net aangegeven welk jaar het eerste is waarin dit kan beginnen. Dit kan met 0,5% per jaar worden gerealiseerd. Dan kom je op een gegeven moment op dat eindbedrag uit. Wij spreken nu over de toezeggingen voor nu tot het jaar 2019 en niet voor de periode vanaf nu tot 2023. In het jaar 2015 komt de eerste tender. In 2016 volgt de tweede, in 2017 de derde en 2018 de vierde. In het jaar 2019 komt de vijfde. In de periode kunnen wij dus niet verder komen van vijf keer €0,005, dus in totaliteit €0,025. In de periode daarna worden de andere halve centen per jaar gerealiseerd, totdat wij uiteindelijk uitkomen op een reductie van 60% op €0,15, zijnde €0,09.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik kan alleen maar concluderen dat de minister het energieakkoord stilzwijgend met twee jaar verlengd heeft. Hij zegt nu eigenlijk dat het niet tot 2024 loopt, maar tot 2026 en dat dit ook de periode is waarin hij de kostenreductie gaat realiseren.
Ik heb nog een vraag over de vergunningverlening. Ik begrijp waarom de minister nu zegt dat hij niet meer zo veel kan met de oude vergunningen in de nieuwe aanpak waar hij voor heeft gekozen. Ik vind ook dat hij reden heeft om die nieuwe aanpak aan de Kamer voor te stellen. Mijn fractie steunt die ook. Dan is het logisch dat de kosten die partijen hebben gemaakt op een goede manier vergoed worden, maar de vraag blijft staan waarom dat uit de SDE+ moet. De minister was er eerst altijd heel strikt in waar de SDE+ voor mocht worden gebruikt. Ik vind dat hij daar nu een stuk ruimer mee omgaat. Hij zegt: dit is nodig om de transitie te verwezenlijken en de doelstellingen te halen. Dan herhaal ik mijn eerdere vraag. Ook energiebesparing brengt ons toch op wellicht nog goedkopere wijze dichter bij onze doelstellingen? Toch heeft de minister steeds gezegd: nee, dat gaan we niet uit de SDE+ financieren. Wat is zijn principiële bezwaar tegen het financieren van energiebesparing als hij wel het netwerk en dit soort kosten eruit gaat financieren?
Minister Kamp:
Ik ben blij met de opstelling van mevrouw Van Veldhoven over de bestaande vergunningen. Ik weet dat zij zich daar allang in verdiept en uiteindelijk kan zij mijn conclusie delen. Gelet op de opzet die we nu gekozen hebben, die we nu heel consequent toepassen en in de Kamer hebben verdedigd, zegt zij: ik snap dat de oude vergunningen niet in die opzet passen. Dat stel ik zeer op prijs. Ik denk dat die kosten, dat bedrag van zeven-komma-nog-wat miljoen, heel redelijk zijn, als je met zo'n grote operatie bezig bent en in de tussenperiode een besluit moet nemen dat bestaande vergunningen niet worden verlengd en dat ze niet mee mogen doen in de SDE+ 2014, terwijl degenen die vergunningen hadden al wel kosten hadden gemaakt om in de SDE+ 2014 toch mee te kunnen doen. Ik vind dat die kosten onderdeel zijn van onze grote operatie, namelijk om ervoor te zorgen dat de windopzeecapaciteit wordt gerealiseerd. TenneT moet daarvoor iets doen. Allerlei adviesinstellingen moeten erbij betrokken worden, waarvoor de kosten gedekt moeten worden. Je moet heel veel aan communicatie doen, waarvoor de kosten gedekt moeten worden. Daar hoort ook bij dat je dekking geeft voor de kosten die moeten worden gemaakt in verband met de oude vergunningen. Ik vind dat een onderdeel van het complex wind op zee. Ik vind het logisch om dit onderdeel te financieren uit de dekking van die kosten.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het enige punt waarop de minister en ik het volgens mij nog niet helemaal eens zijn, is de vraag of je de oude schoenen al moet weggooien voor de nieuwe schoenen in de kast staan. Misschien kan hij op dat punt nog ingaan. Waarom zouden we de oude vergunningen al laten vervallen voordat de nieuwe vergunningen voor dezelfde hoeveelheid MWh zijn verleend? Alleen dan kun je zeggen dat er sprake is van een lozeruimteclaim, omdat je de hoeveelheid energie dan echt op een andere manier hebt belegd.
Minister Kamp:
Ik kan die oude vergunningen echt niet kwijt. Als ik ze toch ga honoreren, komen ze mogelijk voor een deel terecht bij de drie locaties die ik op het oog heb. Maar ik wil die locaties optimaal benutten en wil daar in totaal 3.500 MW in kwijt. Als ik een deel van die locatie gebruik voor een oude vergunning, kan ik mijn ambitie in dat gebied niet realiseren. Bovendien wil ik het niet verspreid over de Noordzee hebben. Ik wil het zo dichtbij mogelijk hebben als verantwoord is. Ik wil het ook in de gestandaardiseerde opzet kwijt kunnen. Dat is wat ik afgewogen en besloten heb. Ik kan die oude vergunningen daar echt niet in kwijt. Ik heb niets tegen die oude vergunningen. Als het wel gekund had op een verantwoorde manier onder de randvoorwaarden die in het energieakkoord zijn genoemd, had ik het willen doen. Maar nu dat niet zo blijkt te zijn, vind ik dat we er een keer van af moeten. Dus heb ik gezegd: het is voorbij wat betreft die oude vergunningen. En wat de kosten betreft, vind ik het redelijk en logisch om het te zien als een onderdeel van de totale kosten die je moet maken voor de transitie naar duurzame energie.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Kamp:
Daarmee heb ik de punten van mevrouw Van Veldhoven behandeld. Ik kom nu bij de punten van mevrouw Van Tongeren. Naast alle dingen waarop ik al ben ingegaan, en waarover ik voor een deel al met haar in interrupties verder kon spreken, vroeg zij hoe het zit met het risico van een te late oplevering van het net op zee. Het zit zo. Er moet van alles gebeuren. Er moeten allerlei procedures doorlopen worden. TenneT moet zijn werk doen. De windparkexploitanten moeten het technisch allemaal voor elkaar krijgen. Ze moeten binnen de kosten blijven. Er moet financiering voor komen. De vergunningen moeten er zijn. Alle procedures daaromheen heb ik al genoemd. Er moet dus heel veel gebeuren. Daar hoort ook bij dat je de onderdelen daarvan steeds heel zorgvuldig behandelt. Wij hebben de overtuiging dat wat wij nu met TenneT hebben afgesproken over het net op zee, over het tempo waarin en de prijs waarvoor men het moet doen, mogelijk is. Dat is ook uit het intensieve contact met TenneT gebleken. Er is ook contact met anderen in het veld geweest. Wij hebben het allemaal nog een keer laten checken. Nogmaals, wij hebben de overtuiging dat datgene wat TenneT moet doen, op deze manier tijdig kan worden gerealiseerd. Als er toch iets misgaat en als TenneT niet de verbinding klaar heeft op het moment dat een windmolenexploitant een park heeft gerealiseerd, dan is dat niet het probleem van de windmolenexploitant, maar van TenneT. Dan zal er met TenneT moeten worden gesproken over de manier waarop het bedrijf die kosten voor zijn rekening neemt. Ik heb er geen enkele aanwijzing of verwachting van, maar als er sprake is van grove nalatigheid van TenneT, dan zal het het bedrijf zelf moeten raken. Als TenneT zijn best heeft gedaan en zo goed mogelijk gewerkt heeft aan een resultaat, dan is het mogelijk dat de kosten daarvan moeten worden doorberekend aan degenen waar TenneT de kosten altijd aan pleegt door te rekenen, namelijk de afnemer van elektriciteit. Dat zal de manier zijn waarop dit afgewikkeld zal worden, maar het is niet iets waar wij rekening mee houden, laat staan waar wij naar streven. Nee, wij streven ernaar dat iedereen zijn eigen onderdeel goed en tijdig doet. Het is mijn verwachting dat TenneT dat ook zal doen.
Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd hoe dit allemaal op investeerders overkomt.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter, ik wil graag een interruptie plegen.
De voorzitter:
Ik wil eigenlijk hetzelfde voorstel doen als ik daarnet bij mevrouw Van Veldhoven deed. Als de minister klaar is met de beantwoording van uw vragen, krijgt u de gelegenheid om vragen te stellen.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik maak een punt van orde. Ik heb hetzelfde probleem als mevrouw Van Veldhoven. Ik heb over verschillende onderwerpen vragen gesteld. En dan moet ik straks achter elkaar drie interrupties plegen. Ik zou de minister graag op dit punt een vraag willen stellen.
De voorzitter:
Als het heel kort kan, dan krijgt u daarvoor de ruimte. Interrupties horen echt kort te zijn. De minister is al anderhalf uur bezig, grotendeels met het beantwoorden van interrupties.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dit is een van de grootste investeringen van het kabinet, dus het lijkt mij zeker de moeite waard om dit debat zorgvuldig te voeren. Deze minister stopt er ook een heleboel energie in. De Kamer moet recht doen aan de zwaarte van dit wetsvoorstel.
De voorzitter:
Maar dat kan ook heel kort.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De vorige keer dat ik hetzelfde punt naar voren bracht, zei de minister: dat is een goed punt; ik kom met een nadere uitwerking. Die nadere uitwerking heb ik nog niet gezien en nu hoor ik de minister zeggen dat dit geen probleem is.
Minister Kamp:
Het is mijn taak om ervoor te zorgen dat het hele proces goed verloopt. Ik heb de regie naar mij toe getrokken. Ik heb de routekaart uitgezet. Ik heb de beslissingen genomen die volgens mij genomen moeten worden. Ik heb daar voldoende onderbouwing voor. Ik heb de afwegingen zorgvuldig gemaakt. Ik heb heel veel overleg met het veld gevoerd. Ik denk dus dat datgene wat ik hier aan het doen ben, kan en verantwoord is. Daar hoort bij het inschakelen van TenneT en de voordelen die dat oplevert. Wat ik aan TenneT vraag, is wat het bedrijf denkt te kunnen leveren. Het is niet zo dat TenneT tegen mij zegt dat het vier jaar nodig heeft en dat ik vervolgens tegen de Kamer zeg dat het binnen drie jaar kan. Nee, zo doe ik dat niet. Wat ik met TenneT heb afgesproken, is wat TenneT ook denkt te kunnen realiseren. Ik heb de kosten en berekeningen nog eens aan een second opinion onderworpen. Dit past in mijn plaatje en daar sta ik voor. Ik denk dat TenneT ervoor kan zorgen dat de aansluitingen er tijdig zijn, om te beginnen bij Borssele en daarna in Zuid-Holland en Noord-Holland. Ik heb daarnet gezegd wat wij zullen doen als het toch mocht misgaan. Ik denk dat wij op dit punt duidelijkheid hebben gegeven.
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, tot slot.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Heeft de minister zich de vorige keer dan vergist toen hij mij de toezegging deed dat hij de Kamer schriftelijk zou informeren over de risicoverdeling? Ik ga er ook vanuit dat TenneT dit gaat halen, maar er wil in de wereld weleens iets waarvan je uitgaat niet worden gerealiseerd. Heeft de minister zich de vorige keer vergist in de toezegging aan GroenLinks om dit op papier te zetten? Waarom is het niet mogelijk om dit af te regelen?
Minister Kamp:
Als ik toezeg dat ik iets schriftelijk zal doen, dan moet ik dat ook schriftelijk doen. Het staat mij niet helder voor de geest, maar als ik dat niet heb gedaan, spijt mij dat. Ik ben nu echter wel glashelder, want ik zeg drie dingen. Ten eerste zeg ik dat TenneT het wel kan en ten tweede dat als TenneT het niet kan, het niet de schuld is van de windmolenparkexploitanten, maar van TenneT. Het is mogelijk dat TenneT dat redelijkerwijs niet verweten kan worden of dat het allemaal wel meevalt. In die gevallen kan het in de kosten van de elektriciteit worden doorberekend. Als er sprake is van grove nalatigheid door TenneT, zal TenneT de kosten zelf moeten dragen, voor zover die door TenneT zijn veroorzaakt. Ik heb dus gezegd dat het kan. De windmolenexploitant wordt niet met de rekening geconfronteerd. Ten slotte heb ik twee mogelijkheden geschetst voor wie de rekening dan uiteindelijk wel zal betalen. Dat ik het niet op papier heb gezet, spijt me, maar ik heb het nu in ieder geval mondeling duidelijk gemaakt.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verder gaat.
Minister Kamp:
Voorzitter. Mevrouw Van Tongeren vroeg hoe wij de investeerders tegen wisselend energiebeleid beschermen. Ik kan haar verzekeren dat de investeerders in de wereld allerminst het idee hebben dat Nederland wisselend beleid heeft voor wind op zee. Men kijkt met grote waardering naar wat wij gedaan hebben en naar onze keuze om met breed draagvlak in de samenleving een bepaald percentage te halen en wind op zee daarvan een onderdeel te laten zijn. Vervolgens hebben wij daar een routekaart voor neergezet en zijn we met het wetsvoorstel gekomen dat de Kamer vandaag behandelt. We hebben de financiering geregeld, al het benodigde overleg gevoerd en een combinatie gemaakt van vergunningverlening en kavelbesluit. Het werk dat gedaan moet worden voor onderzoeken, leggen we niet bij de exploitanten van de windmolenparken neer, want dat doen we zelf. Wat wij doen, gecombineerd met de financiering via de SDE+-regeling, geeft volgens mij maximale duidelijkheid en zekerheid aan investeerders en dat wordt zeer op prijs gesteld. Vandaar ook dat wij kunnen rekenen op grote belangstelling van de wereld voor wat wij gaan doen en op grote belangstelling van de financiers. We zullen het overleg met de sector en alle betrokkenen voortzetten, zowel met het internationale als het nationale bedrijfsleven.
Mevrouw Van Tongeren kan ik aanvullend meedelen hoe de compensatieregeling voor het geval het onverhoopt misgaat, eruit gaat zien. Het lijkt mij nuttig om het in het wetsvoorstel STROOM op te nemen. Hoe ik dat precies ga doen, weet ik nog niet. Wellicht heeft het effecten voor de wetstekst, maar het is ook mogelijk dat het wordt opgenomen in de toelichting op het wetsvoorstel. Ik heb mevrouw Van Tongeren inhoudelijk aangeven hoe het zit. De nadere detaillering van hoe het precies vorm zal worden gegeven, zal ik bij het wetsvoorstel STROOM betrekken. Dat was de toezegging die mevrouw Van Tongeren zich herinnerde. Ik herbevestig die hierbij dus.
Mevrouw Van Tongeren sprak over het tijdschema. Ik kan niet anders dan zeggen dat we het goed doen. De bedoeling van het energie-akkoord was om 450 MW dit jaar te tenderen, maar wij tenderen dit jaar al 700 MW. Dat betekent dat wij voorlopen op het schema.
Ik mag niet vergeten dat mevrouw Van Tongeren ook heeft gesproken over de pleziervaart. Bij de keuze van de locatie van de windparken hebben wij rekening gehouden met alle andere belangen. Daar hoort ook de scheepvaart bij, waarvan de pleziervaart een onderdeel is. We zullen de pleziervaart dan ook alle mogelijkheden bieden, mits die verantwoord zijn. Als het niet verantwoord is, zullen we beperkingen moeten opleggen. Ik realiseer me overigens heel goed dat er veel claims op de Noordzee liggen en dat ik daaraan een heel grote extra claim toevoeg. Dat wrikt en ik zal proberen om dat "wrikken" zo veel mogelijk beperken. Aan de mogelijkheden die redelijkerwijs benut moeten kunnen worden, zullen we ruimte bieden.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik heb van de sector begrepen dat hierover inderdaad vruchtbaar overleg is geweest met EZ. Het enige wat men nog mist, is finale duidelijkheid. Ik heb begrepen dat er inderdaad goed overleg is in de lijn die door de minister is geschetst. Wellicht kan de minister op het moment dat dit overleg afgerond is, mondeling of in een brief die er toch nog zou komen nog even afkaarten hoe het zit met de zeilsector voor de Nederlandse kust. Mijn andere nog openstaande vraag is deze: kan de eerste tenderaanbesteding worden uitgevoerd voor STROOM van kracht is? Daarmee zijn in elk geval de vragen uit mijn inbreng door de minister beantwoord.
Minister Kamp:
De informatie over het zeilen en het vissen tussen de windmolens vind ik relevant. Dit zijn belangen die afgewogen moeten worden. Op het juiste moment zal ik de Kamer laten weten wat het resultaat is van de afweging en welke mogelijkheden wij hebben kunnen toestaan. Die toezegging doe ik aan mevrouw Van Tongeren. Vervolgens stelde zij een vraag over het samenspel met STROOM, de herziening van de Elektriciteitswet en de Gaswet. Ik ben mijn inbreng begonnen met te vertellen dat het een gecompliceerd geheel is. Er zijn een heleboel bouwsteentjes waarmee ik rekening moet houden. Er zijn allerlei procedureverplichtingen en er moeten grote ingrepen worden gerealiseerd. Terugkijkend op hoe wij het doen, zeg ik dat ik het anders zou hebben gedaan als ik alle tijd had gehad. Dan had ik eerst het ene helemaal afgemaakt en was ik daarna aan het volgende begonnen. Nu vind ik dat het elkaar op onderdelen een beetje overlapt. Daar is kritiek op mogelijk, maar ik vraag de Kamer om dit een beetje door de vingers te zien. Ik probeer dit zo veel mogelijk te beperken en mij aan de regels te houden, maar vooral ook de voortgang erin te houden. Het is echt nodig dat ik zelf consequent aan die voortgang werk, omdat wij anders onze ambitie voor 2020 en 2023 niet kunnen realiseren.
Voorzitter. De heer Smaling vroeg wat de relatieve positie is van Nederland op het gebied van windenergie op zee. Ik kan dat niet in cijfers weergeven, maar alleen zeggen dat bij bijna alle windparken op de Noordzee Nederlandse bedrijven zijn betrokken, vooral met de kennis die zij hebben over de installatie van het windpark, de kabels. Wij hebben het over TenneT gehad, dat daar echt goed in is. Een bedrijf als Van Oord heeft veel expertise wat betreft de installatie, net als andere bedrijven. Hetzelfde geldt voor het onderhoud. Er zit inmiddels zo veel kennis en zo veel ondernemerskracht bij Nederlandse bedrijven dat wij inmiddels bij bijna alle windparken betrokken zijn. Wij denken dat onze bedrijven, met de goede havens die wij hebben, goed gepositioneerd zijn om ook bij de verdere uitbouw van de windparken, de Deense, Engelse, Duitse, Belgische en natuurlijk ook Nederlandse, goed mee te doen. Eigenlijk zijn wij bij alles betrokken behalve bij de levering van de turbines zelf. Die capaciteit is er niet in Nederland, maar in Denemarken en Duitsland.
Met mijn antwoorden op vragen van mevrouw Ouwehand over de regels van Natura 2000, die allemaal worden gerespecteerd, heb ik bedoeld tevens de heer Smaling te antwoorden. Over de 10 mijlszone en 12 mijlszone heb ik eveneens gesproken. De heer Smaling vroeg ook naar de 15.000 banen die, naar werd gedacht, het energieakkoord als geheel zou kunnen opleveren. Als ik zie hoe wij datgene wat wij met wind op zee doen gestandaardiseerd hebben en hoe wij vijf keer 700 MW in een hoog tempo hebben kunnen realiseren, vijf jaar achter elkaar, stel ik vast dat wij heel veel doen. Dit betekent dat wij wat betreft windenergie echt op de kaart komen te staan en dat onze bedrijven hiervoor heel veel expertise dicht bij huis kwijt kunnen, waarmee ze een goede concurrentiepositie hebben. Vanuit die kracht kunnen zij vervolgens ook elders aan de gang. Ik denk dus dat de uitgangpositie van onze bedrijven goed is en dat het aandeel dat wind op zee redelijkerwijs gesproken zou moeten leveren in de 15.000 banen, ook geleverd kan worden.
Het technisch personeel is natuurlijk een probleem in ons land als geheel. Bedrijven hebben technische mensen nodig. Of het nu om programmeren gaat, om onderhoud of om de productie, bedrijven hebben altijd een tekort aan technische mensen. Iedere keer dat ik in een regio ben, zeg ik: als je iets aan de werkloosheid in je regio wilt doen, zorg er dan voor dat je mensen opleidt voor techniek, hetzij de jonge mensen, hetzij wat oudere mensen die zich moeten herscholen. Als je ervoor zorgt dat je daarin vooroploopt, zodat in jouw gebied de technische mensen beschikbaar zijn, komen de bedrijven ook. Dat geldt ook voor Vlissingen en Den Helder. Als ze hun bedrijven willen behouden en nieuwe bedrijven willen aantrekken, moeten ze in dat gebied zorgen dat er technisch personeel beschikbaar is. Dat betekent dat de overheden daar moeten samenwerken met de bedrijven, zoals in het hele land al intensief gebeurt, om ervoor te zorgen dat er personeel beschikbaar is dat specifiek gericht is op deze sector. Dit is een heel belangrijk punt dat de heer Smaling aanstipte en een punt waarover ik het eens ben met hem.
De heer Smaling sprak over het ABP als eerste schaap over de dam. Ik heb gezegd dat we met het tweede schaap aan het praten zijn.
De heer Smaling heeft gevraagd hoe we mensen tegemoet kunnen komen die wonen in slecht geïsoleerde huurhuizen. De kosten van duurzame energie die de komende jaren gemaakt moeten worden, worden immers voor de helft afgewenteld op bedrijven en voor de helft op burgers. Binnen de groep die de heer Smaling omschrijft, komen die kosten het hardste aan. We doen een aantal dingen voor deze groep. We zorgen ervoor dat de kosten niet helemaal terechtkomen bij de burgers, maar dat die verdeeld worden over bedrijven en burgers. Bovendien maken we regelingen voor slecht geïsoleerde huurhuizen, zowel corporatiehuizen als huizen in particulier eigendom, die het aantrekkelijk maken voor eigenaren en huurders om mee te werken aan het energiezuinig maken van die huurhuizen. We proberen dus de mensen tegemoet te komen, zowel door de kosten door te berekenen als door de mensen in staat te stellen om hun huizen goed geïsoleerd te krijgen. Ik denk dat dat goed lukt. We worden op het moment natuurlijk geholpen door het feit dat de kosten voor energie de laatste tijd achteruitgaan. Dat komt door de lage olieprijs en de effecten daarvan op de gasprijs alsmede door de concurrentie die we hebben gecreëerd op de markt voor energie. Dat betekent dat de kosten op dit moment aanmerkelijk lager zijn dan we enige tijd geleden hadden gedacht. Het mag wat mij betreft niet zo zijn dat de druk eraf gaat. Ik vind het isoleren van slecht geïsoleerde huurhuizen van het grootste belang, zowel voor corporatiewoningen als voor woningen die in privaat eigendom zijn.
De heer Smaling vroeg ook nog of het kavelbesluit op grond van de Wet ruimtelijke ordening niet net zo goed als een rijksinpassingsplan zou kunnen worden geformuleerd. Een rijksinpassingsplan op zee kan niet. De Wet ruimtelijke ordening kent de mogelijkheid om bij AMvB een rijksbestemmingsplan voor de zee op te stellen, maar dat hebben we niet gedaan omdat een rijksbestemmingsplan geen mogelijkheden biedt voor een uitgiftestelsel. Wat ik nu heb gedaan, is de vergunningverlening en het kaderbesluit aan elkaar verbinden, zelf de onderzoeken doen en aan dat geheel voorwaarden voor natuurwaarden verbinden. Dat is een praktische en snellere werkwijze, die in dit geval volgens mij beter is dan het alternatief dat de heer Smaling opperde als mogelijkheid. Vandaar dat we daar niet voor hebben gekozen.
Ik ga op dit moment niet verder in op het punt van de bouwers. Als er een faillissement volgt terwijl iets in aanbouw is, zal er iets geregeld moeten worden om ervoor te zorgen dat de bouw wordt voortgezet door een ander, die het wel gaat realiseren. Als het windmolenpark al gerealiseerd is en er vervolgens een exploitant failliet gaat, zal er een andere constructie gevonden moeten worden. Het risico van dat laatste is niet erg groot, omdat men voor een lange periode een subsidietoezegging krijgt. Naarmate de elektriciteit wordt geleverd, wordt er ook subsidie verstrekt, dus ik denk dat het risico van faillissement met de huidige regelingen niet zodanig is dat het onvoldoende gepareerd zou kunnen worden.
Ik heb al gesproken over de kustgemeenten en het overleg dat nog zal plaatsvinden met deze gemeenten. Daarbij zullen ook animatiebeelden worden getoond.
Ik geloof dat ik hiermee de vragen van de heer Smaling heb beantwoord.
De heer Smaling (SP):
Dank. Die antwoorden waren heel helder. Ik heb nog één punt dat ik nog met de minister wil uitdiepen. De gas- en elektriciteitsprijzen zijn laag en de SDE+ is nu nog niet heel erg belastend, maar loopt vrij snel op. Het bedrag in 2016 is al het viervoudige van het bedrag in 2013. Dat is nog steeds geen heel groot bedrag, maar dat kan het wel worden. Kan de minister toezeggen dat hij er de komende jaren op zal toezien dat dit niet zodanig de pan uit rijst dat de mensen die nu al betalingsproblemen hebben, daardoor getroffen worden?
Minister Kamp:
Als wij als kabinet in augustus besluiten over de begroting voor volgend jaar, is het onze taak om te kijken naar het geheel van de lasten die voor de verschillende groepen burgers spelen en de effecten daarvan op de koopkracht van die burgers. Dit moet daarvan onderdeel zijn. Wat hier speelt, moet voldoende vertaald worden in de koopkrachtsituatie per groep. De uitkomst daarvan zal ook beoordeeld moeten worden. Dat kan ik tegen de heer Smaling zeggen in aanvulling op wat ik al eerder gezegd heb.
De heer Smaling (SP):
Dat stelt mij deels gerust, maar dit is ook voor de SP-achterban dermate belangrijk dat ik hierover in tweede termijn misschien nog een motie indien. Dan kunnen wij het daarna misschien aftikken. Nogmaals, dit is erg belangrijk. Verder dank ik de minister voor de heldere beantwoording.
Minister Kamp:
Ik dank ook de heer Smaling. Ik moet wel zeggen dat ik hier niet met inkomensbeleid of met de koopkrachtplaatjes bezig ben. Ik moet ervoor zorgen dat de transitie naar duurzame energie wordt gerealiseerd. Daar hoort bij dat je het ook financieel verantwoord doet. De heer Smaling haalt er een groep uit die volgens hem extra aandacht moet krijgen. Dat ben ik met hem eens. Wij moeten er dus voor zorgen dat wij dit steeds aandacht geven op het gebied van isolatie, de kostenverdeling en de beoordeling van de uiteindelijke resultaten op de koopkracht. Ik ben ook bereid om dat te doen.
Mevrouw Mulder heeft een aantal punten naar voren gebracht. Zij sprak onder andere over de kostenreductie. Daarop ben ik ingegaan.
Mevrouw Mulder heeft ook gesproken over de visualisatietool, zoals zij dat noemt, waarmee wordt weergegeven hoe het er straks gaat uitzien aan de kust als daar windmolens op 10 mijl afstand staan. Er staan nu al windmolenparken op 6 mijl afstand, maar dit laat zien hoe het er op 10 mijl afstand gaat uitzien als wij de voornemens die wij nu voor de drie locaties hebben gaan realiseren. Die visualisatie zal gedeeld worden in het gebied. Mede op grond daarvan zal het overleg met het gebied plaatsvinden.
Mevrouw Mulder sprak zich negatief uit over de postcoderegeling. Dat betreur ik zeer, want de postcoderegeling is bedoeld om ervoor te zorgen dat er meer lokale energie wordt geproduceerd. Dat is een heel goede regeling. Ik ben er eigenlijk trots op. Inmiddels hebben vier projecten een beschikking gekregen. Er zijn twaalf projecten die ook een beschikking kunnen krijgen als de initiatiefnemers doorzetten. Dan zitten wij aan zestien projecten. In het lopende jaar zijn er nog drie verzoeken ontvangen. Die zijn in behandeling, maar zien er ook positief uit. Uiteindelijk zou het dus op negentien projecten uit kunnen komen. Ik begrijp dat de Belastingdienst ook zeer veel vragen krijgt, met name over de regeling sinds wij de mogelijkheden hebben verruimd. Dit leeft dus erg in het land. De Belastingdienst zelf verwacht een flinke toename van het aantal aanvragen. Ik zou dat ook zeer op prijs stellen, want ik vind het belangrijk dat mensen betrokken worden bij lokale energieopwekking en dat zij daarbij een financieel belang krijgen. Deze regeling wordt door mij dus steeds positief benaderd.
De andere punten die mevrouw Mulder naar voren heeft gebracht, hoop ik afgehandeld te hebben in antwoord op haar interrupties of in combinatie met antwoorden aan andere woordvoerders.
Mevrouw Klever sprak uit dat zij niets ziet in het wetsvoorstel en dat het geld over de balk smijten is. Dat is het verschil dat wij bij ieder debat hier hebben. De een zegt dat alles wat je in de wereld ziet gebeuren op het gebied van het milieu, het klimaat en de onstuimigheid van het klimaat, om maatregelen vraagt. Daarover zijn internationaal en binnen de Europese Unie afspraken gemaakt. Wij hebben daarvoor een regeerakkoord en een energieakkoord. Mevrouw Klever zegt: dat is allemaal flauwekul, dat is geld over de balk smijten. Ja, dan zit je zo ver van elkaar af dat een constructieve gedachtewisseling niet echt nog mogelijk is. Ik heb daar weinig aan toe te voegen.
Mevrouw Klever (PVV):
Dat we misschien niet tot elkaar komen, is natuurlijk geen reden om mijn vragen niet te beantwoorden. Ik zal een van mijn vragen nog een keer stellen. Dit jaar wordt 700 MW wind op zee getenderd. Er wordt uitgegaan van een kostprijs van €0,145. Klopt het dat bij oplevering in 2019 vijftien jaar lang een subsidie uit de SDE+ wordt betaald tegen een kostprijs van €0,145?
Minister Kamp:
Ja.
Mevrouw Klever (PVV):
Oké, dan is mijn vervolgvraag als volgt. De kostenreductie van alle windmolenparken uit het energieakkoord die worden getenderd tussen 2015 en 2019, loopt van 3% tot 17%. Die 18 miljard subsidie waar de minister het altijd over heeft, gaat uit van 40% kostenreductie. Dat staat ook in de nota naar aanleiding van het nader verslag, op pagina 2 helemaal onderaan. Hoe kan het dan dat de minister nu zegt dat die subsidies geen 18 miljard zijn, maar 12 miljard? Die 18 miljard was al gebaseerd op 40% kostenreductie. We komen maximaal tot 17% kostenreductie. Hoe kom je dan aan die 12 miljard? Hoe kan het dan minder zijn?
Minister Kamp:
Op de vorige vraag van mevrouw Klever zei ik ja, maar er is natuurlijk een hele regeling voor opgezet. Je houdt rekening met verschillende mogelijkheden, afhankelijk van de hoogte van de elektriciteitsprijs als je elektriciteit produceert met fossiele energie. Er zijn minimumbedragen en maximumbedragen, maar die tender voor 2015 gaat inderdaad uit van die €0,145.
Mevrouw Klever zegt tegen mij: u begint altijd over die 18 miljard. Dat is een grapje van mevrouw Klever, want zij begint altijd over die 18 miljard. Zij zegt: jullie gooien 18 miljard in de zee. Ik heb altijd gezegd dat 18 miljard het maximale bedrag is dat hiervoor in beeld kan komen. Ik heb ook gezegd dat het minimale bedrag op 9 miljard ligt. Zodra dat mogelijk was naar aanleiding van de Nationale Energieverkenning, heb ik dat op basis van de huidige cijfers laten doorrekenen. Nu komen wij op een inschatting dat er voor de periode tussen 2019 en 2038 een bedrag van 12 miljard euro nodig is om de transitie naar duurzame energie te realiseren en om twee derde van de huishoudens in Nederland van elektriciteit te kunnen voorzien. Hoe zit het precies met de percentages? Wij gaan in tien jaar tijd die 40% kostenreductie realiseren. In deze eerste periode, de vijf jaar dat wij vijf tenders achter elkaar hebben, realiseren wij maar een deel van die kostenreductie. Die kostenreductie wordt mogelijk voor een groter deel al gerealiseerd door TenneT. Er wordt nog nader overleg gevoerd over de vraag hoe de verdeling precies is met de anderen die ook een deel van die kostenreductie moeten realiseren.
Mevrouw Klever (PVV):
Misschien mag ik even een zinnetje uit de nota naar aanleiding van het nader verslag citeren: "Pas als TenneT meer dan 40% kostenreductie realiseert op haar deel van de kosten en de windparkeigenaren ook 40% op hun deel, dan zullen de maximale totale kosten van €18 miljard gaan dalen." Nu concluderen we dat die 40% pas over tien jaar of nog iets later wordt gehaald. De windparken die we nu tenderen, halen maximaal 17% kostenreductie. Hoe kan die 18 miljard al gedaald zijn naar 12 miljard? In mijn optiek kan dat alleen als je uitgaat van meer dan een verdubbeling van de elektriciteitsprijzen.
Minister Kamp:
Die 18 miljard was het maximum. Met die zin is gezegd dat dat maximum lager zou uitkomen. Dat maximum is nooit het enige geweest wat ik heb gecommuniceerd. Dat is het enige wat mevrouw Klever er altijd uit heeft gehaald. Zij wilde altijd de suggestie wekken dat het 18 miljard gaat kosten, terwijl ik heb gezegd dat het naar mijn inschatting maximaal 18 miljard en minimaal 9 miljard gaat kosten over de periode van 2019 tot 2038 om twee derde van de Nederlandse huishoudens van elektriciteit te voorzien. Ik heb nu gekeken op grond van de laatste gegevens zoals die bij de Nationale Energieverkenninging beeld zijn geweest. Als je de cijfers zoals die er nu liggen gaat doorrekenen, wat is dan de uitkomst in werkelijkheid? Dus niet tussen de 9 miljard en 18 miljard, maar wat is het op basis van de cijfers van nu? Dat is die 12 miljard. Dat vind ik een relevant gegeven om met de Kamer te delen. Als er 14 miljard uit was gekomen, had ik 14 miljard met haar gedeeld en als er 8 miljard uit was gekomen, had ik 8 miljard gedeeld. Het is 12 miljard. Hoe dat zich de komende jaren zal ontwikkelen, is ook afhankelijk van de prijsontwikkeling. Er zijn diverse factoren die op die berekening van invloed zijn. Dat zal ik dan ook weer met de Kamer wisselen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Klever.
Mevrouw Klever (PVV):
De minister zegt elke keer dat ik die 18 miljard eruit haal. Ik haal die 18 miljard uit de nota naar aanleiding van het nader verslag van vorige maand nog. Daarin ging de minister uit van een kostendaling van 40%. Alleen als er een grotere kostendaling zou zijn, zou dat bedrag van 18 miljard gaan dalen. Nu zegt de minister dat het 12 miljard is. Ik wil het graag geloven hoor, maar ik snap er weinig van zeg ik hier eerlijk.
Er is nog één vraag over. Ik heb ook gevraagd hoe al die miljarden zich tot elkaar verhouden. De minister heeft geprobeerd om dat uit te leggen. Ik heb Kamervragen gesteld naar aanleiding van de uitlating van de heer Nijpels dat windmolens geen subsidie kosten. Ik heb de minister gevraagd hoeveel ze dan kosten en daar antwoordt de minister op: 5,5 miljard. Hoe verhoudt die 5,5 miljard zich dan tot die die 12 miljard?
Minister Kamp:
Op die 5,5 miljard zal ik graag ingaan. Wat die 18 miljard betreft: ik heb het idee dat mevrouw Klever al die stukken leest en dat zij dan ergens 18 miljard ziet staan. Dan kan ik er wel bij zeggen, ook in dat stuk, dat het maximaal 18 miljard is en minimaal 9 miljard, maar dan komt mevrouw Klever hier en zegt zij dat het 18 miljard is. Daar ben ik niet verantwoordelijk voor. Daar is zij zelf verantwoordelijk voor. Ik heb altijd zowel het maximumbedrag wat het zal gaan kosten als het minimumbedrag van 9 miljard genoemd. Nu ben ik in staat om het preciezer uit te rekenen en dat heb ik gedaan. Dat laat ik de Kamer ook weten.
Die 5,5 miljard haalt zij er ook bij, maar dat is weer wat anders. Als je het goed nakijkt, zie je dat die 5,5 miljard de kosten in totaliteit voor de bestaande 1.000 MW betreft. We hebben al wat op zee staan en er komt nog wat bij, Gemini en Loosduinen. In totaal eindigt dat richting 1.000 MW. Wat daar aan kosten aan verbonden is, is die 5,5 miljard. Die 5,5 miljard gaat dus over iets anders dan die 18 miljard. Die 18 miljard is dus weer het maximum. Het minimum is 9 miljard. De beste inschatting op dit moment is 12 miljard.
Mevrouw Klever (PVV):
Dat is in elk geval duidelijk. Dan concludeer ik dat dat niet het antwoord was op mijn schriftelijke vragen. Daarin vroeg ik naar alle windmolenplannen uit het energieakkoord, maar het is in elk geval duidelijk. Dank u wel.
Minister Kamp:
Dan kom ik op de inbreng van de heer Vos. De heer Vos is met zijn fractie en zijn fractievoorzitter een van de drijvende krachten achter het regeerakkoord, achter de ambities die daarin staan en die wij vervolgens gesteund hebben geweten door alle partijen die betrokken zijn bij het energieakkoord. De heer Vos is ook een van degenen die er altijd op aandringt dat ik mij vasthoud aan de data 2020 en 2023 en aan de percentages 14 en 16. Dat betekent dat ik er echt voor moet zorgen dat ik alle stappen die daarvoor nodig zijn op een zorgvuldige manier doorloop en dat ik het allemaal werkelijkheid laat worden, dat ik dat voor elkaar krijg. Dat betekent dat ik terughoudend ben met het afstappen van mijn lijn om iets nieuws te gaan doen.
Wat betreft de financiering is de opzet die we tot dusver hebben gekozen dat windmolenexploitanten een subsidietoezegging van vijftien jaar krijgen. Op grond van de kwaliteit van hun plan, de kwaliteit van hun bedrijf en de subsidietoezegging die ze van de Nederlandse overheid voor een periode van vijftien jaar hebben gekregen, kunnen ze geld aantrekken. Er is concurrentie tussen de aanbieders van geld. Er is op dit moment veel geld beschikbaar. Ik denk dat ze een goede aanbieding kunnen krijgen van financiers om hun windmolenparken daar te realiseren. Dat bedrag aan rente dat ze moeten gaan betalen, zal nooit zo laag zijn als het bedrag aan rente dat de Staat betaalt als hij geld leent. Dat komt omdat die windmolenparken een zeker risico met zich brengen. Als je met een bepaalde techniek een windmolenpark realiseert en je een subsidietoezegging voor vijftien jaar krijgt, dan krijg je die subsidie alleen maar als je de elektriciteit daadwerkelijk produceert. Je krijgt de subsidie op basis van de geproduceerde elektriciteit. Als er technisch iets misgaat met zo'n windmolenpark, bijvoorbeeld omdat de turbines na zes jaar versleten zijn of omdat er iets mis is gegaan in het ontwerp waardoor de wieken niet meer kunnen draaien, wordt er geen elektriciteit geproduceerd en dus ook geen subsidie uitgekeerd. Dan heeft niet alleen die windmolenexploitant maar ook de financier een groot probleem. Het risico dat een financier loopt, wordt in de vorm van een risicopremie bovenop die rente gezet. Dat is het bedrag dat die exploitant moet betalen. Dat is een heel logisch systeem waarvan wij zijn uitgegaan en dat nu dus ook in beweging wordt gezet.
Dat neemt niet weg dat daar door de fractie van de Partij van de Arbeid — ik geloof dat het de heer Samsom zelf was — over gesproken is in een debat met de minister-president. Daarbij is afgesproken dat we gaan berekenen hoe die andere constructie uitpakt, als je het niet op deze manier maar op een andere manier, via de Staat, doet. Er is toegezegd om dat voor de zomer te doen. Ik zal dat ook doen. Ik zal ervoor zorgen dat daar inzicht in komt. Het Rijk zal ook met risico's rekening moeten houden. Als het Rijk dat niet zou doen en het geld zou doorschuiven zonder dat er een risico-opslag op komt, is er sprake van staatssteun. Staatssteun geven mag in principe niet. Daarvoor moet een heel traject worden doorlopen. Dat heeft effect voor het vervolg. De vraag is of je dat wilt als overheid. Wil je het risico naar je toetrekken? Wil je het van de markt afhalen en als Staat naar je toetrekken en daar vervolgens geen risicopremie voor in rekening brengen? Dat zijn allemaal dingen waar je ook een opvatting over kunt hebben. Het geheel van aspecten dat verbonden is aan de afwegingen die hierbij gemaakt zouden kunnen worden, zal ik in beeld brengen, conform de toezeggingen die de minister-president aan de heer Samsom heeft gedaan.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter, …
De voorzitter:
Het was een antwoord op een vraag van de heer Vos.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik geef de heer Vos graag de gelegenheid om eerst zijn vraag te stellen.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik dank de minister. Op één punt wil ik helderheid geven; ook heb ik nog een vraag. Het is niet zozeer dat mijn fractie pleit voor een andere manier van financiering als wel dat zij pleit voor een additionele vorm van financiering. Ten aanzien van staatssteun wijs ik graag op de vergelijkende vormen van financiering die in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland op het gebied van duurzame energie zijn opgericht. Daar worden soortgelijke vormen van investeringen betracht. Zou de minister dat willen meenemen?
Minister Kamp:
Ik zal die suggestie van de heer Vos betrekken bij de uitwerking.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Het is goed dat de minister dat gaat uitwerken. Hij stipt terecht de principiële vraag aan of je dit moet willen. Mijn vraag aan de minister zou dan ook zijn of hij vindt dat je dit überhaupt zou moeten willen.
Minister Kamp:
Ik vind het logisch zoals wij het nu hebben opgezet. Je laat de markt dit doen, zoals de markt ook de gascentrales en kolencentrales in eigendom heeft. Wat wij in eigendom hebben, is het elektriciteitsnetwerk via TenneT, en het gasnetwerk via de Gasunie. Wat daar verder omheen zit, laten we door de markt doen. Het bedrag van 12 miljard dat we daar tussen nu en 2038 aan uitgeven, vind ik niet van zodanige aard dat we onmiddellijk van die lijn zouden moeten afwijken. Als een fractie in de Kamer dat bij de minister-president naar voren brengt als een alternatieve mogelijkheid waarvoor aandacht moet komen, en als de minister-president dat toezegt, dan voel ik mij gebonden om dat na te komen. Ik zal dat in beeld brengen en ik zal daar de aanvulling van de heer Vos bij betrekken. Mijn lijn is om het te doen zoals ik net heb gezegd. Ik wil graag dat iedereen begrijpt op welke manier ik hiermee bezig ben. Het eerste is dat ik die doelstelling wil halen. Het tweede is dat ik het voor zo weinig mogelijk geld wil doen. Het derde is dat ik wind op zee wil realiseren volgens het plan dat ik zelf helemaal in detail aan de Kamer heb voorgelegd. Het vierde is: ook wat betreft de financiering en het dragen van de risico's wil ik het doen zoals ik uiteen heb gezet. Dit betekent echter niet dat ik bijvoorbeeld in de procedures die moeten plaatsvinden over de precieze locaties van de windmolens in het Waterplan, mij doof houd voor inspraak en voor wat daaruit naar voren komt. Het betekent ook niet dat ik niet zou willen luisteren naar suggesties van de Partij van de Arbeid in de Kamer, laat staan dat ik een toezegging van de minister-president niet zou willen nakomen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik zou die suggestie niet eens durven doen! De vraag blijft of de minister in zijn uiteenzetting ook wil ingaan op eventuele — misschien zijn ze er helemaal niet — risico's op vertraging. Volgens mij leeft namelijk breed in de Kamer dat we het oplopen van vertraging niet moeten willen.
Minister Kamp:
Dat zal ik doen. Ook ik vind dat een relevant aspect. De fractie van de Partij van de Arbeid, die hiervoor aandacht vraagt, vraagt ook aandacht voor het tijdig halen van de doelstellingen. Ik zal dat element er zeker bij betrekken. Dank u wel, mevrouw Van Veldhoven.
Ik bekijk of er nog andere punten van de heer Vos zijn. Hij was compact in zijn inbreng. Hij heeft ook gesproken over de locatie IJmuiden Ver, waarover de vorige keer ook de fractie van de VVD begon. Daar heb ik al op gereageerd. Ook op het punt van de werkgelegenheid heb ik in zijn richting gereageerd. Over de bestaande vergunningen heeft de heer Vos zich naar mij toe ondersteunend uitgelaten, waarvoor mijn dank. Ook op het punt van de werkgelegenheid in Vlissingen, Den Helder en de Eemshaven heb ik gereageerd. Ik ben van mening dat er grote kansen liggen voor die regio's. Daar zitten ook heel goede bedrijven die die kansen kunnen benutten. Ik zal zeker ook mijn mogelijkheden benutten om hen daarin te ondersteunen en met hen samen te werken.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik had nog een punt ingebracht over speculatief bieden. In het verleden is het voorgekomen dat speculatief werd geboden op windparken op zee. Heeft de minister maatregelen in gedachten om dat in de toekomst te voorkomen, om te voorkomen dat er een vergunning wordt toegekend terwijl de realisatie niet tijdig, niet adequaat of zelfs in het geheel niet kan plaatsvinden?
Minister Kamp:
Mag ik daarop in tweede termijn of bij een latere gelegenheid terugkomen? Het lijkt me een belangrijk punt. Ik zal bekijken of ik deze vraag al vanavond van een adequate reactie kan voorzien.
Ik kom bij de heer Bosman. Ik spreek allereerst mijn waardering uit richting de heer Bosman. Volgens mij kreeg hij pas gisteren te horen dat hij dit debat moest doen. Ik heb er veel waardering voor dat hij het zo heeft opgepakt. Hij sprak over kostenreductie als voorwaarde. Zo zie ik dat ook. Die tien keer 0,5% per jaar die eraf moet, leggen we vast. De markt beloofde ons die kostenreductie in tien jaar te zullen realiseren. Als dat niet gebeurt, dan kunnen we ook geen subsidie toekennen.
De heer Bosman vroeg zich af of we met deze wet niet vooruitlopen op de vastlegging van de locaties. Dat is niet het geval. Die vastlegging gebeurt in het Waterplan. Het is echter wel eerlijk naar de Kamer toe om te zeggen dat ik wel ergens op aan aan het koersen ben. Ik heb mijn idee over hoe het moet. Ik heb een toezegging aan de Kamer gedaan over IJmuiden Ver. Ik ben daar net op ingegaan. Ik zal die toezegging nakomen. Als er duidelijkheid over is en als de uitkomst mij van mijn standpunt afbrengt, dan zal ik de Kamer vertellen wat het nieuwe standpunt is en hoe ik dat wil realiseren. Als dat echter niet het geval is, zal ik doorgaan met waar ik nu mee bezig ben.
De heer Bosman is ook ingegaan op de schade die eventueel wordt geleden door een windmolenexploitant als TenneT te laat is. In reactie op andere woordvoerders ben ik ook daarop al uitgebreid ingegaan.
Dit was het wat mij betreft, mevrouw de voorzitter. Ik had u …
De voorzitter:
Amendementen?
Minister Kamp:
… anderhalf uur beloofd, maar het is ietsje langer geworden.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb toch nog een vraag. Wellicht scheelt dit een motie in tweede termijn. Hoe gaat het precies met het STROOM-wetgevingstraject? STROOM is ontzettend belangrijk om wind op zee te kunnen uitrollen. Komt het op tijd naar de Kamer? Het is een vrij ingewikkeld wetgevingstraject.
Minister Kamp:
Ik heb met betrekking tot STROOM geen vertraging te melden. Het is niet anders dan wat ik eerder aan de Kamer heb gecommuniceerd. Eigenlijk zou ik precies moeten weten wanneer STROOM naar de Kamer komt. Dat moet eerst nog via de Raad van State. Mag ik daarop in tweede termijn terugkomen?
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Uiteraard mag dat. Ik heb de hoop en de verwachting dat STROOM nog voor de zomer naar de Kamer komt, zodat wij het tijdig kunnen behandelen en het volgend jaar in kan gaan. Mocht dit niet lukken, dan suggereer ik om delen uit het wetstraject te halen en die alvast als wetsvoorstel naar de Kamer te sturen, zodat we wat wind op zee betreft geen vertraging oplopen. Wellicht is dat helemaal niet nodig en krijgen wij het wetsvoorstel inderdaad zonder verdere vertraging in de Kamer. Dat zou natuurlijk het allermooiste zijn.
Minister Kamp:
Ik was al blij met de inbreng van mevrouw Dik-Faber. Met wat zij hier nu zegt, ben ik helemaal blij. Ik heb namelijk echt de medewerking van de Kamer nodig om dit soort zaken vlot af te handelen. Mevrouw Dik-Faber verklaart zich bereid, die te verlenen. Dat is belangrijk voor mij. Straks kom ik terug op het moment waarop wij precies met STROOM komen. Ik hoop dat de houding van mevrouw Dik-Faber de houding van de Kamer als geheel wordt.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Gaat de minister in eerste termijn nog in op de amendementen?
De voorzitter:
Ja, dat heb ik net gevraagd.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Oké, prima.
Ik had nog een kleine vraag, maar misschien is die wat technisch. Als zij daarom in tweede termijn wordt beantwoord, vind ik dat uitstekend. De vraag was of het juridische consequenties heeft die tot administratieve lasten kunnen leiden, waardoor de kostenvoordelen lager uitvallen als een windmolenpark deels buiten en deels binnen de exclusieve economische zone wordt aangelegd. Wil de minister daarnaar nog eens kijken?
Minister Kamp:
Ja. Ik heb daarnaar gekeken en kan er kort op antwoorden: nee, dit leidt niet tot extra kosten. Dit is een beetje kort door de bocht, waarvoor mijn verontschuldigingen.
Is het goed dat ik nu op de amendementen reageer?
De voorzitter:
Graag.
Minister Kamp:
Mevrouw Dik-Faber heeft via het amendement op stuk nr. 11 gezegd dat de mogelijkheid moet komen te vervallen om een vergunning te wijzigen of in te trekken bij wijziging van de financiële mogelijkheden van de vergunninghouder. Als de technische of financiële mogelijkheden van de vergunninghouder veranderen kan ik de vergunning volgens het nu voorliggende wetsvoorstel intrekken. Mevrouw Dik-Faber is van mening dat ik die mogelijkheid niet moet hebben, omdat daarmee onzekerheid wordt gecreëerd. Artikel 17, eerste lid biedt inderdaad de mogelijkheid om een vergunning te wijzigen of in te trekken. Wordt er een vergunning aangevraagd, dan toetsen wij of de aanvraag technisch, economisch en financieel haalbaar is. Is dat niet het geval, dan wordt de aanvraag afgewezen. Dit lijkt mij meteen een reactie op de heer Vos, die niet wil dat mensen al speculerend iets binnenhalen wat zij helemaal niet kunnen waarmaken, waardoor wij vertraging oplopen in het realiseren van onze doelstellingen. Om dat te voorkomen, kunnen wij de aanvraag zowel technisch, als economisch, als financieel zelf toetsen. Zo nodig laten wij ons hierin adviseren. Op die manier kunnen wij het kaf van het koren scheiden.
Ik ga door met mijn reactie op het amendement van mevrouw Dik-Faber. Indien op een later moment blijkt dat de vergunninghouder niet in staat is om de technische aspecten van zijn windpark op orde te houden of in financiële problemen verkeert, biedt dit artikel de mogelijkheid om de vergunning te wijzigen of in het uiterste geval in te trekken. Financiers zijn daarmee natuurlijk helemaal niet blij. Behalve dat wij daarop in het begin een toets loslaten om na te gaan of een en ander naar onze mening technisch en financieel klopt, zullen ook financiers daaraan toetsen. De waarschijnlijkheid dat iets dergelijks zich voordoet, is dus niet groot. Bovendien zal ik zeer terughoudend gebruikmaken van mijn bevoegdheid. Toch wil ik mij die bevoegdheid niet helemaal ontzeggen. Het kan zijn dat zich iets voordoet, waardoor het voor het algemeen belang wenselijk is om van die mogelijkheid gebruik te maken. Tegen mevrouw Dik-Faber zeg ik dat ik er zeer terughoudend gebruik van zal maken. Het amendement van mevrouw Dik-Faber dat mij deze mogelijkheid helemaal ontneemt, ontraad ik.
De voorzitter:
Op stuk nr. 11.
Minister Kamp:
Op stuk nr. 11.
De voorzitter:
Mevrouw Dik-Faber heeft nog een vraag over het vorige amendement.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb inderdaad een korte vraag aan de minister. Ik begrijp wat hij zegt, maar volgens mij creëert dit wetsartikel veel onzekerheid bij investeerders en kan de minister op basis van elementen uit artikel 15 en artikel 17 — helaas heb ik de wettekst hier niet voorhanden — al een vergunning intrekken. Dit wetsartikel komt dus boven op de mogelijkheden die de minister toch al heeft. Aangezien dit onzekerheid creëert, vraag ik mij af of we het niet moeten schrappen.
Minister Kamp:
Het idee bij de markt is niet dat er onzekerheid is. Het idee bij de markt is dat de Nederlandse overheid heel goed weet wat zij wil, dat zij daarvoor het geld beschikbaar heeft gesteld, dat zij daarvoor een groot draagvlak heeft, zowel politiek als in de samenleving, en dat zij ook een heel logische lijn heeft ingezet. Er is dus niet het idee bij de markt dat er onzekerheid is op dit punt. Wij doen een toetsing en de financiers doen een toetsing. Ik doe aan mevrouw Dik-Faber en aan de Kamer de toezegging dat ik van deze mogelijkheid zeer terughoudend gebruik zal maken, maar het lijkt mij niet gewenst om de mogelijkheid helemaal af te sluiten. Daarom ontraad ik de motie. Wij zouden onszelf als wetgever die mogelijkheid niet moeten afnemen.
In het amendement op stuk nr. 12 stelt mevrouw Dik-Faber dat de mogelijkheid zou moeten vervallen om een vergunning te wijzigen of in te trekken als de SDE+-subsidie is ingetrokken. Artikel 17, lid 1 geeft de mogelijkheid om in zo'n geval de vergunning in te trekken. Als de SDE+-subsidie van een windpark is ingetrokken, kan dat reden zijn om de vergunning te wijzigen of in te trekken. Als die mogelijkheid wordt geschrapt, betekent dat dat ik die kavel niet opnieuw kan tenderen. Als er een probleem ontstaat en de SDE+-subsidie moet worden ingetrokken, wil ik ook de vergunning kunnen intrekken. Als ik dat niet kan, ligt het daar stil. En ik kan niet hebben dat het stilligt. Ik moet door. Ik moet die windmolens daar tijdig draaiend hebben, vandaar dat ik de mogelijkheid wil hebben om de vergunning in te trekken of te wijzigen en vervolgens een ander in de gelegenheid te stellen om via een tender het windmolenpark te realiseren. Daarom ontraad ik het amendement-Dik-Faber op stuk nr. 12.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Vanuit het perspectief van het belang dat wij beiden hechten aan het realiseren van windparken op zee, kan ik de minister helemaal volgen. Het intrekken van een subsidie kan echter velerlei oorzaken hebben, ook oorzaken die buiten de invloedssfeer van de vergunninghouder liggen. Is het dan niet onbehoorlijk bestuur om als overheid te zeggen: de subsidie is er niet meer, dan gaan we ook de vergunning intrekken? En zou dit uiteindelijk standhouden bij de rechter? Dat zijn mijn juridische vragen bij dit artikel. Inhoudelijk kan ik de minister goed volgen, maar ik denk dat hier juridisch gezien wel wat kanttekeningen bij te plaatsen zijn.
Minister Kamp:
Ja, daar heeft mevrouw Dik-Faber gelijk in. Als wij het op een niet-verantwoorde manier zouden doen, zou er sprake zijn van onbehoorlijk bestuur, bijvoorbeeld als het onze schuld zou zijn dat wij een subsidie intrekken en het de partij die de subsidie ter beschikking had gekregen niet te verwijten is, en wij vervolgens ook nog eens de vergunning zouden intrekken. Maar dat gaan we natuurlijk niet doen. Ik ben heel blij als iemand een plan gehonoreerd heeft gekregen met een subsidietoezegging. Ik wil ook heel graag dat hij vervolgens dat plan realiseert, maar als wij zien dat het niet goed gaat en wij op grond van de SDE+-voorwaarden de vergunning moeten intrekken, dan doen wij dat. Dan moeten we ons natuurlijk kunnen verantwoorden, ook bij de rechter, maar als we dat op een verantwoorde manier kunnen doen, wil ik er niet mee zitten dat vervolgens nog de vergunning is blijven lopen. Dan hebben we de SDE+-subsidietoezegging met recht kunnen intrekken, maar dan zitten we nog met die vergunning. Ik wil in dat geval ook de vergunning kunnen intrekken. Ik geloof niet dat wij daar verschillend over denken. Misschien is het ontraden van dit amendement voor mevrouw Dik-Faber aanleiding om het amendement in te trekken. Ik wacht dat even af.
Ik kom bij het amendement op stuk nr. 13 van mevrouw Mulder. Zij wil geen kavels in het gedeelte tussen de kust en 12 mijl afstand. Ik heb al gezegd dat wij in dit wetsvoorstel niet regelen waar de windmolens precies komen te staan. Dit wetsvoorstel is neutraal wat de locaties betreft. Het sluit het een niet uit en het sluit het ander niet uit. We regelen dingen waardoor we straks in het Nationaal Waterplan wel precies de locaties kunnen aanwijzen. Ik geef de Kamer wel duidelijkheid over mijn inzet. Die is de Kamer inmiddels glashelder, denk ik. Ik sta er echter wel voor open om de procedures die moeten worden doorlopen, op een juiste en zorgvuldige manier te doorlopen. Dat zal ik ook doen in de totstandkoming van de wijziging van het Nationaal Waterplan. Ik denk dus dat het niet goed is om dit amendement op deze wet op dit moment in te dienen. Daarom ontraad ik het amendement. Het amendement op stuk nr. 15 van mevrouw Van Tongeren gaat over de bestaande vergunningen. Zij wil die pas laten vervallen op het moment waarop het eerste kavelbesluit onherroepelijk is geworden. Ik kan met de bestaande vergunningen echt niet uit de voeten. De ambitie om 14% in 2020 en 16% in 2023 te halen kan alleen behaald worden via de routekaart die ik heb uitgezet, waarbij wat betreft 10 en 12 mijl en IJmuiden Ver nog moet volgen wat ik zojuist heb toegelicht. De bestaande vergunningen kan ik in ieder geval niet kwijt. Wij zijn vanaf 2009 bezig met de bestaande vergunningen. Ik heb die al uitgesloten voor de SDE+ 2014. Ik heb met de betrokkenen gesproken over de kosten die zij in dat kader hebben moeten maken en de vergoedingen die daarvoor worden verstrekt. Die besprekingen heb ik afgerond. Ik ontraad de Kamer om die vergunningen nog langer boven de markt te laten hangen. Op grond daarvan ontraad ik het amendement op stuk nr. 15. Ik sluit niet uit dat mevrouw Van Tongeren en ik het eens zouden kunnen worden, want ik zou af en toe ook gelijk kunnen hebben, zeg ik tegen haar. Misschien dat ik het in dat geval van haar ook krijg.
In het amendement op stuk nr. 17, ingediend door mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Ouwehand, wordt geregeld dat lagere overheden in beroep moeten kunnen gaan tegen het kavelbesluit. Artikel 8 van het wetsvoorstel verklaart hoofdstuk 1, afdeling 2 van de Crisis- en herstelwet van toepassing op een kavelbesluit. Daarmee zijn de versnelde procedures van toepassing en kunnen de lagere overheden geen beroep instellen tegen besluiten. Via de Europese richtlijn hebben wij een opgave gekregen voor het realiseren van duurzame energie. Wij hebben op dit punt een grote achterstand op andere landen. Dat wordt mij voortdurend onder de neus gewreven in de Kamer. Wij moeten die achterstand inhalen. Wij hebben een ambitie. Met alle betrokkenen hebben wij het SER-akkoord gesloten. Dit betekent dat wij de bepalingen in de Crisis- en herstelwet nodig hebben om het vereiste tempo te kunnen realiseren. Het amendement op stuk nr. 17, dat ertoe strekt om lagere overheden wel het beroepsrecht te geven, is daarmee niet in overeenstemming. Mijn uitgangspunt is dat overheden niet tegen elkaar moeten procederen, maar via overleg moeten proberen om tot een vergelijk te komen. Ik zal dat steeds proberen. Voor de transitie naar duurzame energie wil ik echter niet in de vertraging komen. De mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet biedt, wil ik graag benutten. Ik ontraad derhalve het amendement op stuk nr. 17.
Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 18, ingediend door mevrouw Van Veldhoven en mevrouw Ouwehand. Dit amendement strekt ertoe dat de mogelijkheden voor het afwijken van de Flora- en faunawet worden beperkt. Ik ontraad dit amendement. Ik vind het wenselijk om alleen de Europese beschermingsregels van de Vogel- en Habitatrichtlijn toe te passen. Die geven een goed beschermingsniveau. Dit wetsvoorstel voorziet daarin. Er is een ander wetsvoorstel bij de Kamer aanhangig waarin de nationale kop van de Flora- en faunawet eraf gaat. In overeenstemming daarmee gebeurt hetzelfde in dit wetsvoorstel. Het amendement op stuk nr. 18 strekt ertoe dat de nationale kop er toch weer bovenop gezet wordt. Dat is niet wat ik wil. Via het amendement wordt ook een extra toets ingebouwd, waarbij wij niet slechts vooraf, bij het nemen van een kavelbesluit, moeten toetsen of er geen andere oplossing is, maar in concrete gevallen steeds opnieuw moeten bezien of er geen ander alternatief is. Dat is de nationale kop. Ik denk dat dit niet goed is. Dit staat ook haaks op de wijziging van de Wet natuurbescherming, waarin de nationale kop er eveneens af gaat. Om die reden ontraad ik het amendement op stuk nr. 18.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De minister zei eerder in de beantwoording dat er helemaal niets van de Natuurbeschermingswet buiten beschouwing werd verklaard door artikel 5. Nu zegt hij in feite dat hij dit wel van plan is. Als ik artikel 4 vergelijk met de artikelen die in artikel 5 buiten beschouwing worden verklaard, zie ik dat de nu geldende Natuurbeschermingswet daar niet volledig in wordt opgenomen. Wat er in artikel 19d lid 2 en 3 staat, namelijk dat je handelingen kunt verrichten die noodzakelijk zijn voor het beheerplan bijvoorbeeld, kan dan niet meer. Dat is niet opgenomen in artikel 4. Dus volgens mij is niet de hele bescherming van de huidige wetgeving opgenomen in artikel 4 en de bescherming onder het kavelbesluit.
Minister Kamp:
In het begin heb ik gezegd dat de relevante Europese richtlijnen voor Natura 2000-gebieden gerespecteerd worden. Alle procedures en alle afwegingen die daarvoor gelden, worden gevolgd en gemaakt. Hier gaat het om de kop op de Flora- en faunawet. Wat doen we daarmee? Het kabinet heeft al een wetsvoorstel voor natuurbescherming aan de Kamer voorgelegd waarin die kop eraf gehaald wordt. Dat staat ook in het regeerakkoord. Het zou raar zijn als ik in dit wetsvoorstel, waar al die dingen zoals het kavelbesluit, de vergunningverlening en de subsidietoezegging met elkaar in verband worden gebracht en de relevante voorwaarden daaraan gekoppeld worden, iets anders zou doen. Het is dan logisch om nu te handelen in overeenstemming met het andere wetsvoorstel dat wij de Kamer hebben gedaan. Dat doen wij nu. Dit is niets anders dan het in overeenstemming brengen met het wetsvoorstel natuurbescherming.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Onder de Natuurbeschermingswet mag je niet zomaar schade aanrichten in Natura 2000-gebieden. Je moet sowieso aantonen dat er geen andere mogelijkheden zijn. In feite is hetgeen hier geëxpliciteerd staat, iets wat ook onder de huidige Natuurbeschermingswet valt. Ik merk gewoon op dat artikel 4 niet volledig dekt wat in artikel 5 wordt uitgesloten. Volgens mij zegt de minister net dat dit wel de bedoeling is. Misschien zou dit al een eind kunnen worden opgelost als in artikel 4 wordt aangegeven dat de aantasting moet worden voorkomen, zoals bedoeld in artikel 19d, lid 1, 2 en 3. Volgens mij zorgen wij dan voor een volledige transplantatie van hetgeen in artikel 5 buiten beschouwing wordt gelaten, omdat het in het kavelbesluit wordt geplaatst, naar de werkelijke bescherming onder dat kavelbesluit. Dan veranderen wij nog helemaal niets aan wat er in de huidige regelgeving staat.
Minister Kamp:
Ik denk dat dit niet zo is, maar ik zal daar zo nog even opnieuw naar kijken. Ik kom daar eventueel in tweede termijn op terug. Maar de lijn is als volgt: wat er in de relevante Europese richtlijnen staat met betrekking tot de natuurbescherming, voeren wij helemaal uit. Die procedures worden gevolgd en daar wordt niets aan afgedaan in dit wetsvoorstel. De nationale kop op de Flora- en faunawet wordt eraf gehaald via het wetsvoorstel natuurbescherming dat bij de Kamer ligt. In dit wetsvoorstel doen wij precies hetzelfde als in dat wetsvoorstel. Die twee voorstellen zijn met elkaar in overeenstemming. Mevrouw Van Veldhoven zei dat er toch nog aandacht aan besteed moet worden. Ik zal het zo opnieuw bekijken en daar in tweede termijn nog even op terugkomen. Als ik dat niet doe, is het zoals ik net heb gezegd. Dan blijf ik ook bij mijn advies, namelijk dat ik het amendement op stuk nr. 18 ontraad.
Nu ga ik in op het amendement op stuk nr. 19 van mevrouw Ouwehand. Zij zegt dat de kwaliteit van de maatregelen ter voorkoming van schade aan flora en fauna een van de rangschikkingscriteria moet worden bij de vergunningverlening zonder subsidie. Het amendement voegt een rangschikkingscriterium toe in het geval de procedure van vergunningverlening zonder subsidie wordt toegepast. De maatregelen die een vergunninghouder moet toepassen ter voorkoming van schade aan flora en fauna worden in het kavelbesluit opgenomen. Wij nemen dus een kavelbesluit en daaraan koppelen wij voorwaarden om ervoor te zorgen dat schade aan flora en fauna voorkomen wordt. Ik heb al gesproken over mitigerende maatregelen in plaats van compenserende maatregelen. Door het toevoegen van dit rangschikkingscriterium zullen er ook voorschriften over de maatregelen aan de vergunning moeten worden verbonden. Wij hebben dat echter geregeld via het kavelbesluit. Als de Kamer zou doen wat mevrouw Ouwehand zegt, gaan het kavelbesluit en de vergunning door elkaar heen lopen. Dat doorbreekt de systematiek van het wetsvoorstel en heeft geen meerwaarde. Daarom ontraad ik het amendement op stuk nr. 19 van mevrouw Ouwehand. Mevrouw de voorzitter, kunt u mij een schorsing van twee minuten gunnen? Over een van de amendementen wil ik nog even overleggen. Ik kom er dan zo op terug. Is dat mogelijk?
De voorzitter:
Ja, dat is prima.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Kamp:
Ik dank u voor de korte schorsing, mevrouw de voorzitter. Die heeft bij mij niet tot nieuwe inzichten geleid, dus ik kan hiermee mijn inbreng in eerste termijn afronden.
De voorzitter:
Mevrouw Mulder heeft in haar eerste termijn om een brief gevraagd. Ik heb begrepen dat de brief bij de Kamer is. Daarom stel ik voor om voor vijftien minuten te schorsen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dank dat de brief vanavond nog naar de Kamer is gekomen, want anders hadden we morgen misschien een heel traject moeten volgen. Ik wil graag even de gelegenheid om de brief te lezen en wil daarna zo snel mogelijk verdergaan.
De voorzitter:
Begrijp ik hieruit dat u vijftien minuten te kort vindt?
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Dat ligt eraan of hij er nu al is.
De voorzitter:
Prima. Als de brief om meer tijd vraagt, zal ik daar rekening mee houden.
De vergadering wordt van 20.32 uur tot 20.58 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij beginnen met de tweede termijn van de Kamer.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Zoals gezegd, geen enkele vorm van energieopwekking kent geen nadelen. De noodzaak om afstand te nemen van fossiele brandstoffen en over te stappen op echt duurzame energiebronnen als zon, wind en water is groot. Wat dat betreft steunen wij de ambitie van het kabinet om werk te maken van windenergie, maar het blijft zuur dat dit kabinet ongelooflijk weinig doet aan energiebesparing, maar wel bereid is om de bescherming van de toch al kwetsbare natuur in de Noordzee wat af te zwakken om daar windmolens neer te zetten. Wij vinden dat de natuur in de Noordzee op zichzelf bescherming verdient en wij roepen het kabinet op om dat serieus te doen en dus ook gebieden als de Borkumse Stenen aan te wijzen als zeereservaat, het OSPAR-Verdrag na te leven en de effecten van windmolens op zee op de natuur zo klein mogelijk te maken. Wij zijn daar, de antwoorden van de minister beluisterend, nog niet helemaal gerust op. Daarom dien ik een aantal moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de installatie van windmolens op zee veel geluid met zich mee kan brengen dat negatieve gevolgen heeft voor het onderwaterleven;
constaterende dat Duitsland een bovengrens heeft gesteld aan het niveau van het onderwatergeluid dat bij de installatie van windmolens maximaal mag worden geproduceerd;
constaterende dat dit kabinet nog onderzoekt of een dergelijke geluidsnormstelling een plek krijgt in het nog te ontwikkelen kader ecologie en cumulatie;
verzoekt de regering, net als Duitsland een bovengrens voor onderwatergeluid op te nemen in het kader ecologie en cumulatie voor windenergie op zee,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb ook gevraagd om bij de mogelijke gevolgen van windmolens op Natura 2000-gebieden te allen tijde te kiezen voor mitigerende maatregelen. De minister heeft daar wel iets geruststellends over gezegd, maar ons nog niet helemaal tevredengesteld. Ik dien een motie in om dit vast te leggen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de plaatsing van windmolens op zee significante gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden;
verzoekt de regering, bij mogelijke significante gevolgen van windmolens op Natura 2000-gebieden op zee te kiezen voor mitigerende maatregelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan het lekken van zware metalen vanaf de windmolens in het water. De minister maakte zich daar geen zorgen om. Hij zei: als het wel het geval is, dan moet een vergunning worden afgegeven op grond van de Waterwet. Het lijkt ons beter om het meteen in de vergunningvoorwaarden en de subsidieregeling op te nemen. Nog vandaag waarschuwde het Duitse instituut voor de gevolgen. De Duitsers lijken dus voorop te lopen in het mogelijk maken van windenenergie en het effectief beschermen van de natuur.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat windmolens met anodes tegen roest ervoor kunnen zorgen dat stoffen als aluminium, zink en andere zware metalen geleidelijk oplossen in water;
constaterende dat er technieken bestaan om staal te beschermen zonder de afgifte van deze giftige metalen;
overwegende dat er geen zware metalen in het milieu terecht moeten komen;
verzoekt de regering, in de voorschriften en de subsidieregeling voor windenergie op zee op te nemen dat er gebruikgemaakt wordt van minder vervuilende manieren om roest van windmolens te voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De minister zal zeggen: dat kost meer geld. Klopt. Daar hebben wij een potje voor als wij de SDE+-gelden niet meer besteden aan manieren van energieopwekking die eigenlijk water naar de zee dragen zijn.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een groot gedeelte van de SDE+-gelden wordt besteed aan de productie van biogas uit dierlijke mest;
constaterende dat aan mestproductie veel energieverspilling voorafgaat, waarbij alleen al 62 petajoule per jaar verloren gaat aan de productie van veevoer, dat gelijkstaat aan de jaarlijkse energiebehoefte van 5 miljoen huishoudens in Nederland;
constaterende dat het vergisten van mest zélf erg weinig energie oplevert;
verzoekt de regering, de SDE+-regeling aan te passen zodat mestvergisters voortaan niet meer in aanmerking komen voor subsidies en de vrijgekomen gelden onder meer kunnen worden besteed aan (innovatie in) windenergie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Tot slot, voorzitter. De minister wilde het debat niet breder trekken. De Partij voor de Dieren doet dat juist altijd wel. De noodzaak om de opwarming van de aarde tegen te gaan, onder andere door in te zetten op duurzame energie, is levensgroot, maar we gaan het niet redden met alleen maar windmolens. We moeten echt besparen, besparen, besparen, ook vanwege het argument dat iedere vorm van energieopwekking nadelen kent. Daarom deze motie om de minister een steuntje in de rug te geven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er forse energiebesparingen kunnen worden gerealiseerd via de Wet milieubeheer, waarmee de overheid bedrijven kan dwingen de best beschikbare technieken te gebruiken;
constaterende dat de handhaving van de Wet milieubeheer op dit punt tekortschiet;
verzoekt de regering, de handhaving van de Wet milieubeheer op orde te brengen, bijvoorbeeld door deze taak te beleggen bij de Inspectie Leefomgeving en Transport,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik bedank de minister voor de antwoorden die hij heeft gegeven op alle vragen die in eerste termijn zijn gesteld. Ik complimenteer de minister ook met de voortvarendheid waarmee hij wind op zee wil oppakken. Mijn fractie waardeert dat enorm en wij steunen hem daar graag bij. Ik zal mijn fractie dan ook een positief advies geven over het wetsvoorstel.
We hebben zojuist een nadere onderbouwing gekregen van de kostenreductie door de keuze voor TenneT. Die brief geeft ons inderdaad meer inzicht, ook al lees ik in de brief een aantal aannames. Er wordt nog gestudeerd op de bedragen en dat betekent dat we met elkaar goed de vinger aan de pols moeten houden.
Over een aantal punten ben ik het toch niet helemaal eens met de minister. Mijn amendementen zal ik in ieder geval niet intrekken, maar in stemming brengen. Verder zal ik een paar moties voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat prioriteit moet worden gegeven aan de transitie van fossiele energie naar schone energie;
van mening dat winning van fossiele brandstoffen, zoals olie- en gaswinning, de uitrol van windenergie op zee niet in de weg mag zitten;
verzoekt de regering, het principe "voorrang voor duurzaam" te hanteren bij het ruimtegebruik op zee in het Nationaal Waterplan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De minister heeft nadrukkelijk aangegeven dat het ook zijn intentie is om wind op zee uit te rollen. Hij heeft dus een bepaalde richting uitgesproken, maar met deze motie probeer ik het principe ook echt te verankeren in het Nationaal Waterplan.
Mijn tweede motie gaat over de SDE+-regeling. D66 zal daarover ook een motie indienen, die wij wellicht mee zullen tekenen. Mijn punt is dat de SDE+ iedere keer weer gebruikt wordt voor zaken die niet direct bijdragen aan de omslag naar duurzame energie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+) tot doel heeft om de productie van schone en duurzame energie te stimuleren en dat deze regeling gevoed wordt via een heffing op de energierekening;
overwegende dat het kabinet heeft besloten de houders van bestaande vergunningen financieel te compenseren voor gemaakte kosten vanwege het intrekken van de vergunningen;
verzoekt de regering, de SDE+ niet te gebruiken voor andere doeleinden dan opschaling en realisatie van schone energie en een andere dekking voor te stellen voor de compensatie voor energiebedrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Mijn laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de mogelijkheden voor verantwoord medegebruik binnen de kavels voor windenergie op zee zo goed mogelijk benut moeten worden;
van mening dat het vroegtijdig betrekken van de scheepvaartsector en de visserijsector tot het verminderen van de nadelen van kavelbesluiten leidt;
verzoekt de regering, bij het ontwikkelen van de kavelbesluiten in een vroeg stadium te overleggen met de belanghebbenden over medegebruik van de Noordzee en de mogelijkheid te geven om voorstellen te doen om de schade te minimaliseren of het medegebruik te verbeteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb dit ingebracht in het debat en de minister heeft hierop gereageerd. Hij zei dat hij in gesprek wil gaan met de medegebruikers. Dat was precies wat ook in de antwoorden stond op de vragen die mede door de ChristenUnie-fractie zijn gesteld. Ik hoor echter vanuit de praktijk dat de sector moeite heeft om het overleg goed te voeren en zijn positie goed naar voren te brengen. Het is echt de bedoeling dat de sector aan de voorkant van het overleg betrokken wordt en dat wordt bekeken wat de schade is die de sector oploopt en wat er eventueel aan maatregelen bedacht kan worden om die schade zo veel mogelijk te beperken. Dat loopt onvoldoende. Daarom heb ik deze motie ingediend; ik hoop op steun van de Kamer daarvoor.
Mijn laatste motie is de motie die ik niet zal indienen. Deze motie gaat over het wetstraject STROOM. Ik hoop echt dat het wetsvoorstel spoedig naar de Kamer komt, zodat dit verder geen vertraging oplevert voor de Wet windenergie op zee.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Sinds het debat over de gaswinning in Groningen is de heer Bosman al zo'n vertrouwd gezicht in ons midden dat wij helemaal zijn vergeten om hem te verwelkomen. Bij dezen alsnog: van harte welkom.
Wind op zee gaat een zeer belangrijke bijdrage leveren aan onze duurzame-energievoorziening. Daartoe is deze wet een belangrijke stap. Wij zijn er echter nog niet. Wij moeten proberen om de parken zo slim mogelijk te plaatsen. Daar hoort inspraak van de kustgemeenten bij. Ook hoort daarbij dat wij proberen om de impact op natuur zo klein mogelijk te houden. Daarover heb ik amendementen ingediend.
De minister loopt eigenlijk vooruit op een wet die nog niet eens door de Kamer is behandeld. Op dit moment zouden wij gewoon moeten vasthouden aan wat in de huidige wet staat.
Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering overweegt om in de territoriale zee, binnen de twaalfmijlszone, ook windmolenparken toe te staan;
overwegende dat in de MKBA die de regering hierover heeft laten maken, wordt aanbevolen om nog nader te kijken naar enerzijds de vraag in welke gebieden de risico's dat de maatschappelijke nadelen de kostenvoordelen teniet zullen doen het grootst zijn, en anderzijds de vraag wat de effecten op de werkgelegenheid en economie van de kustgemeenten zullen zijn;
verzoekt de regering om deze zaken nader te onderzoeken en de resultaten daarvan uiterlijk voor het voorgenomen besluit over de locaties van de windmolenparken naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Door dit onderzoek te verbinden aan de termijn die staat voor het indienen van het voorgenomen besluit hoeft dit niet tot extra vertraging te leiden. Het maakt de besluitvorming daarover wel extra zorgvuldig.
Mijn tweede motie heeft alles te maken met het belang voor de Kamer om goede informatie te hebben over de cijfers en de feiten. Wij zagen ook in dit debat weer dat het heel belangrijk is om voorafgaand aan het debat die cijfers op papier te hebben, omdat wij anders tijdens het debat toch weer om een brief moeten vragen waar het allemaal in staat. Ook voor de ondersteuning van de minister leidt dit tot extra werk tijdens zo'n debat. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering van plan is om de uitrol van een netwerk op zee door TenneT te laten uitvoeren;
overwegende dat de kosten van het aanleggen en onderhouden van het netwerk op zee zullen worden doorgerekend aan de afnemers van energie, waarbij de regering overweegt om dit niet alleen via de netwerktarieven, maar ook via de SDE+ in rekening te brengen;
overwegende dat het nu nog onduidelijk is wat de gevolgen zijn van de voorgenomen kostenverrekening;
verzoekt de regering om ruim voor de behandeling van STROOM de Kamer een overzicht van de gevolgen van de voorgenomen kostenverrekening te sturen met in ieder geval de volgende gegevens:
-de financiële gevolgen voor huishoudens en bedrijven van een kostenverrekening via de SDE+ in vergelijking met een kostenverrekening via de netwerktarieven;
-de gevolgen van een kostenverrekening via de SDE+ voor het budget van de SDE+ dat beschikbaar is voor duurzame-energiedoelstellingen en het mogelijk effect op het aandeel duurzame energie dat met het huidige voorgenomen budget gerealiseerd kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Mijn laatste punt is het volgende. Tijdens het debat leek de minister de duur van het energieakkoord te hebben verlengd tot 2026. In de brief die hij ons net stuurde, geeft hij echter aan dat eind 2023 de prijs naar €0,09 per kWh moet zijn gedaald. In aanvulling op wat de minister tijdens het debat aan ons heeft verteld, vraag ik hem hoe hij deze kostenbesparing tot €0,09 per 2023 gaat realiseren, want dit wijkt af van het schema dat hij in zijn eerdere brief aan ons stuurde.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rekening voor wind op zee vooral bij huishoudens lijkt neer te slaan en de minister energie-intensieve bedrijven wil ontzien;
overwegende dat grootverbruikers naar verbruik en vermogen zouden moeten bijdragen aan de energietransitie;
verzoekt de regering, de Kamer te informeren ten aanzien van een aantal representatieve voorbeeldgebruikers over de verdeling van de kosten voor het elektriciteitsnet tussen kleinverbruikers en grootverbruikers, de invloed van de kostenverdeling van het net op zee, de volumecorrectie nettarieven en het afschaffen van de kolenbelasting voor elektriciteitscentrales op deze verdeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het voor het draagvlak en de verantwoording belangrijk is dat er volledige transparantie is over de ingeschatte kosten voor het net op zee;
verzoekt de regering, de Kamer mede te delen wat de totale investeringskosten en operationele kosten van het net op zee zijn en van het net naar de eerste kavel Borssele,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen en voor de verdere toezeggingen. Ook vanuit GroenLinks is er steun voor de voortvarendheid waarmee de minister probeert wind op zee te realiseren.
Het is misschien tergend, maar ik heb toch een vraag over de brief. Als je met de prijzen van 2014 rekent, zit alles besloten in die 30 miljard, ook de aansluiting naar land. In het energieakkoord, voordat TenneT in beeld kwam, was al afgesproken dat er een reductie van 40% zou komen. Zeggen dat er nu 3 miljard bespaard wordt vanwege het feit dat TenneT erbij komt, kan dus volgens mij niet met deze rekensom. Er is namelijk nooit gezegd toen er onderhandeld was over het energieakkoord dat het op enig moment 30 miljard zou kosten. Er is direct gezegd: wij gaan er 40% vanaf halen. In die 30 miljard zit die ouderwetse, rechte aansluiting al opgenomen. Wellicht kan de minister hier nu of op een ander moment op ingaan.
De reden dat ik hier zo'n punt van maak, is dat ik bang ben dat op enig moment, wellicht onder een andere regering, gezegd wordt "zie je nou wel, die 40% wordt niet gehaald, dit wordt allemaal veel te duur" en het vervolgens vertraagd wordt, of dat het voor de investerende partijen te onduidelijk is wat hun kosten worden voor de aansluiting van het net op zee. Is dat nooit meer dan €0,015 netkosten, dan hoort de minister niets meer van mij en zal ik er ook niet meer over doorzeuren dat de 3 miljard wat mij betreft niet helemaal juist onderbouwd is.
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. De minister wilde tempo draaien en dat is ook begrijpelijk. "Niet nullen", noemen ze dat geloof ik in Oost-Nederland, als je wilt opschieten en niet te veel gehinderd wilt worden links en rechts. Dat is ook een goede zaak.
Het blijft lastig. We hebben het natuurlijk over een groot bedrag, daar zijn we het allemaal wel over eens. Een investering is nooit helemaal zonder risico's maar door hier het debat over te voeren, krijgen we toch helder hoe de risico's ongeveer geduid moeten worden. Wind op zee biedt aanzienlijke kansen voor ondernemend Nederland, dat is duidelijk. De kansen voor de werkgelegenheid zijn groot.
Ik wil nog drie zaken benoemen. We hechten er erg aan dat bewoners in de badplaatsen nog gehoord worden over en betrokken worden bij de uiteindelijke planvorming. We hechten ook erg aan de natuurwaarden. Wij gaan ervan uit dat het geen kans van slagen heeft als de Vogelbescherming, een vleermuisbescherming of welke organisatie dan ook een zaak zou beginnen tegen het Rijk, omdat de zaak waterdicht is afgetikt.
Ten slotte heb ik nog een vraag over de ondernemers en de aanwas van expertise die nodig is. Laat de minister dit grotendeels aan bedrijven zelf over? Of heeft hij hier in het kader van het techniekpact zelf voldoende zicht op en heeft hij zelf voldoende prikkels om bijvoorbeeld de roc's met stageplaatsen of via leerbedrijven aan deze bedrijven te koppelen? Kunnen universiteiten en hbo's ook voldoende bij die bedrijven terecht, zodat wij uiteindelijk niet allemaal mensen uit het buitenland moeten aantrekken om deze vacatures te vervullen?
De minister heeft de risico's enigszins weggewuifd. Hij denkt dat het allemaal goed geborgd is. Ik heb nog gevraagd hoe het zit met DELTA, en hetzelfde geldt in enige mate voor Eneco. Die organisaties zitten in splitsingskwesties. Als een splitsing zich gaat voordoen, zakken de ratings van die bedrijven naar een niveau waarop je met enig risico te maken krijgt. Kunnen die bedrijven straks dan nog wel de groene stroom van de windparken afnemen? Graag krijg ik daarop een reactie.
Ik heb twee moties over zaken die mijn fractie na aan het hart gaan. Die hebben te maken met de bijdragen van de wat minder gefortuneerden in dit land aan dit hele proces.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het succes van wind op zee sterk afhankelijk is van het tempo waarin de prijzen van duurzame en fossiele energie naar elkaar toe groeien;
verzoekt de regering, jaarlijks expliciet te rapporteren over de wijze waarop zij per sector de vraag naar en het aanbod van de verschillende categorieën energie met wettelijke en fiscale prikkels zodanig stuurt dat het verschil in prijs zo snel mogelijk wordt verkleind,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een substantieel deel van de Nederlandse bevolking moeite heeft financieel rond te komen;
constaterende dat het vaak mensen betreft die van harte willen overstappen op duurzame energie, waaronder stroom gegenereerd door windmolens op zee;
verzoekt de regering, deze bevolkingsgroep te ontzien bij de jaarlijkse koopkrachtcorrecties wanneer de som van de netto-energiebelasting en de SDE+-bijdrage een te grote financiële barrière gaat vormen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Smaling (SP):
Samenvattend staat mijn fractie positief tegenover het wetsvoorstel, maar met name de laatste motie weegt wel erg zwaar voor mij. Ik hoop dus dat de minister daarover een positief oordeel kan vellen.
Mevrouw Klever (PVV):
Ik heb een vraag over de laatste motie van de heer Smaling. Niet alleen de energiebelasting en de SDE+-heffing gaan omhoog. Zoals wij begrepen hebben, zullen de energieprijs en de netwerkkosten ook stijgen. Zou de heer Smaling niet de gehele energierekening in ogenschouw moeten nemen bij zijn zorgen om de mensen met een kleine portemonnee?
De heer Smaling (SP):
Ja hoor! Ik heb in eerste termijn ook gezegd dat je eigenlijk meer geïntegreerd moet kijken hoe de kosten van de energie, de belasting en de SDE+ zich tot elkaar verhouden. Die staan straks alle drie op onze energierekening. Het gaat mij erom dat het totaal van minder heffingskorting niet belastend is voor mensen met een kleine portemonnee.
Mevrouw Klever (PVV):
Mijn punt is dat de SDE+-heffing daalt als de energieprijzen stijgen, maar dat iedereen dan per saldo evenveel betaalt. Als je alleen naar de SDE+-heffing en de energiebelasting vraagt, zegt dat dus niks, want bij stijgende energieprijzen gaat de heffing omlaag maar betalen mensen wel meer.
De heer Smaling (SP):
Ja, maar je ziet dat de SDE+-prijs voor de consument de afgelopen jaren hard gestegen is. In 2016 is die prijs verviervoudigd ten opzichte van 2013. Ik moet mij nu dus even verlaten op de huidige situatie. De energieprijs is heel fluïde en daardoor niet heel goed voorspelbaar, zoals mevrouw Klever en ik allebei weten. Ik vind het moeilijk om daarop te preluderen. Ik formuleer het nu zo in de hoop dat de minister inziet dat er een soort bovengrens moet worden gesteld aan wat mensen met een kleine portemonnee hiervoor moeten afdragen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor deze uitgebreide brief. Die heeft ons echt verder geholpen. Deze brief maakt duidelijk dat de oude kosten van 4 tot 6 miljard voor het net op zee waren. Ten opzichte hiervan wordt een besparing van 3 miljard euro gerealiseerd. Dank voor deze helderheid.
Ik heb nog wel een vraag. Stel dat wij signalen uit de sector zouden ontvangen dat het nog goedkoper kan dan de €0,02, wat zou de minister dan nog daarmee willen doen? Kan de minister daar nog iets mee, als wij deze wet morgen zouden aannemen?
Kunnen wij nu ook vaststellen dat de netkosten maximaal €0,015 per kWh zijn voor de aanleg van die 3.500 MW? Graag krijg ik op dit punt een reactie van de minister.
Ik heb ook nog een vraag over de 4 tot 6 miljard euro. Waarin zit dat verschil? Is dat de ver- of dichtbijoptie, IJmuiden Ver of binnen de 12 mijlszone? Graag krijg ik nog een toelichting op dit punt. Stel dat het 4 miljard zou zijn, haal je dan nog steeds de kostenbesparing van 3 miljard?
Ik denk dat de minister en ik het niet eens worden over het bouwen van windmolenparken binnen de 12 mijlszone. Het CDA is ervoor om dat buiten de 12 mijlszone te doen. Wij hopen dat de tussenevaluatie in 2016 tot andere inzichten zal leiden, ook bij deze minister.
Mevrouw Klever (PVV):
Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn heldere beantwoording, ook al was dit na enig aandringen van mijn kant. Het zou fijn zijn als hij dat voortaan ook schriftelijk doet. Als ik vraag naar de subsidies voor alle windmolenplannen uit het energieakkoord, dan is één ding duidelijk: dat is geen 5,5 miljard, maar veel meer.
Verder moet ik constateren dat amper één dag na het vertrek van de heer Leegte de VVD ook zijn eis van 40% kostenreductie laat varen. Het windmolenpark bij Borssele dat dit jaar wordt getenderd, zorgt namelijk slechts voor een schamele 3% kostenreductie. Dat is erg jammer, want daardoor worden de belastingbetaler en de hardwerkende ondernemer nodeloos op kosten gejaagd.
Het moge duidelijk zijn. De PVV heeft als enige partij wel oog voor de mensen met een kleine portemonnee en de hardwerkende ondernemers aan het strand en op zee. Daarom stemmen wij tegen deze Wet windenergie op zee.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. Ik bedank de minister voor de uitgebreide beantwoording van de vragen in eerste termijn. Het is toch wel bewonderenswaardig hoeveel vragen wij als Kamer kunnen stellen, maar het is net zo bewonderenswaardig en misschien nog wel een stukje bewonderenswaardiger hoe de minister probeert al die vragen van een antwoord te voorzien, inclusief de brief die wij zojuist hebben gekregen, waarvoor dank.
Ik heb begrepen dat het verschil tussen de 10 mijlszone en de 12 mijlszone 1,2 miljard is, als ik dat goed heb opgevangen tijdens het betoog van de minister. Dat is natuurlijk een heleboel geld. Ik kan de motie van het CDA niet steunen als het gaat om 1,2 miljard. Als de CDA dat wel wil, vraag ik nogmaals aan het CDA: lever mij dan de dekking en zeg waar u die 1,2 miljard vandaan gaat halen. Dat lijkt mij wel zo fair tegenover de Nederlandse burger.
Ik vraag de minister nogmaals om de zorgen van alle inwoners van die kustprovincie serieus te nemen en waar mogelijk daaraan tegemoet te komen. Verder wens ik hem heel veel sterkte. Ik zal hem nauwlettend volgen bij het tijdig en adequaat uitrollen van de afspraken uit het regeerakkoord en het energieakkoord, zoals hij zelf al zo netjes verwoordde.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Ook mijn dank aan de minister voor de ruime beantwoording van de vragen. Dit wetsvoorstel is een stap in het uitvoeren van het energieakkoord. De minister pakt dat inderdaad voortvarend op. Ik kijk uit naar de verdere behandeling van STROOM. Niet alleen met deze minister, maar ook met deze collega's.
De voorzitter:
Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft behoefte aan een korte schorsing van vijf minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Kamp:
Voorzitter. Ik begin bij de motie op stuk nr. 22 van mevrouw Ouwehand, waarin de regering wordt verzocht om net als Duitsland een bovengrens voor onderwatergeluid op te nemen in het kader ecologie en cumulatie voor windenergie op zee. Ik heb al toegezegd dat er maatregelen in de kavelbesluiten zullen worden opgenomen tegen de onderwatergeluiden die het gevolg zijn van het heien. Die maatregelen moeten niet in het kader ecologie en cumulatie worden opgenomen maar in de kavelbesluiten. Ik zie dus het punt van de onderwatergeluiden. Ik vind ook dat daar iets voor moet komen. Ik kom ook met iets. Ik koppel dat aan de kavelbesluiten, maar doe dat niet in het kader ecologie en cumulatie. Hoewel er inhoudelijk geen verschil van mening is, maar gelet op de tekst van de motie, ontraad ik de motie.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, korte vraag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan ben ik wel benieuwd of de minister het zelf efficiënt vindt. Komt dan in ieder kavelbesluit dezelfde bovengrens te staan? Of is het niet toch handiger om dat in één kader vast te leggen? Of neemt de minister voor zichzelf de ruimte om per kavel af te wijken en per kavel te bepalen welk geluid er wordt toegestaan?
Minister Kamp:
Het kader ecologie en cumulatie is een eerste stap die we moeten nemen om het vervolgens hard te kunnen maken. We ontwikkelen dus een kader en vervolgens blijkt welke dingen belangrijk zijn en wat je daaraan wilt doen. Als je dat vervolgens hard wilt maken, doe je dat door het te koppelen aan het kavelbesluit. Uit dat kader zal waarschijnlijk naar voren komen dat dit punt aandacht moet hebben. Daarvan ben ik overtuigd. Vervolgens ga ik dat punt als voorwaarde aan het kavelbesluit koppelen. De keuze die mevrouw Ouwehand maakt om het in dat kader op te nemen, is volgens mij niet de goede keuze. Ik denk dat het inderdaad iedere keer in het kavelbesluit moet worden vastgelegd, als dit zo voortvloeit uit de analyse in het kader ecologie en cumulatie. Dat acht ik waarschijnlijk.
In de motie op stuk nr. 23 verzoekt mevrouw Ouwehand de regering bij mogelijk significante gevolgen van windmolens op Natura 2000-gebieden op zee te kiezen voor mitigerende maatregelen. Ik heb al gezegd dat ik van plan ben om dat te doen. Ik wil het doen via mitigerende maatregelen. Daarom laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.
De voorzitter:
Het is een handgeschreven motie. Dat komt bijna niet meer voor, mevrouw Ouwehand. Het is wel mooi.
Minister Kamp:
Mevrouw Ouwehand heeft een net schrift en kan dat dus doen.
In de motie op stuk nr. 24 verzoekt mevrouw Ouwehand om in de voorschriften en de subsidieregeling voor wind op zee op te nemen dat er gebruik wordt gemaakt van minder vervuilende manieren om roest van windmolens te voorkomen. Bij het nemen van kavelbesluiten zal worden bezien welke schadelijke stoffen in het milieu kunnen terechtkomen. Als dat nodig is, zullen we maatregelen nemen in dat kavelbesluit, en zullen daarin ook voorwaarden worden gesteld. Dat is niets anders dan wat in de motie van mevrouw Ouwehand staat. Als mevrouw Ouwehand zich kan vinden in de uitleg die ik geef, laat ik ook het oordeel over deze motie aan de Kamer.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ja, prima.
Minister Kamp:
In de motie op stuk nr. 25 geeft mevrouw Ouwehand aan dat de regering de SDE+-regeling moet aanpassen, zodat mestvergisters erbuiten blijven. Ik ben niet bereid om dat te doen. Dat is een van de manieren waarop je in Nederland duurzame energie kunt produceren. Dat is ook in overeenstemming met de Europese richtlijn. Ik ontraad deze motie dus.
In de, opnieuw handgeschreven, motie op stuk nr. 26 schrijft mevrouw Ouwehand dat de regering wordt verzocht om de handhaving van de Wet milieubeheer op orde te brengen, bijvoorbeeld door deze taak te beleggen bij de Inspectie Leefomgeving en Transport. In het energieakkoord hebben we reeds afspraken gemaakt over het intensiveren van de handhaving van de Wet milieubeheer. Ik heb er ook met de Kamer over gesproken op welke manier ik dat wil doen. Deze motie van mevrouw Ouwehand vind ik dus overbodig. Om die reden ontraad ik haar.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik heb die motie ingediend om de minister een steuntje in de rug te geven. Handhaving staat inderdaad wel in het energieakkoord, maar is naar de gemeenten gegaan. Daar heeft handhaving niet de allerhoogste prioriteit, gegeven de decentralisaties. Het zou gewoon efficiënter zijn. Vandaar dit voorstel. Het sluit aan bij wat de minister op grond van het energieakkoord al wil doen.
Minister Kamp:
Het is vastgelegd in het energieakkoord. Ik heb het de Kamer ook al toegezegd. Ik ben het helemaal niet eens met mevrouw Ouwehands bewering dat wij ongelooflijk weinig doen aan energiebesparing. Dat is helemaal niet waar. Wij doen heel veel aan energiebesparing. Wij zijn ook zeer gemotiveerd. Wij zijn nu ook nog bezig om er in de Warmtevisie nadere invulling aan te geven. Wij scherpen de convenanten aan. Wij komen met maatwerk. Wij accepteren de doelstelling van 1,5% meer energiebesparing per jaar. Ik ben het dus niet eens met de benadering van mevrouw Ouwehand. Gelet op wat ik al heb toegezegd, vind ik haar motie overbodig. Dat was de motie op stuk nr. 26.
In de motie op stuk nr. 27 verzoekt mevrouw Dik-Faber de regering om het principe "voorrang voor duurzaam" te hanteren bij het ruimtegebruik op zee in het Nationaal Waterplan. Zij probeert hiermee net iets te veel te drukken. Ik heb al gezegd dat de olie- en gaswinning en windenergie volgens het Nationaal Waterplan van gelijk nationaal belang zijn. Voor mij staat echter eerst voor ogen de opgave van transitie naar duurzame energie en het realiseren van mijn doelstelling voor wind op zee. Dat was wat ik kon zeggen, gelet op alles wat daarover al is vastgelegd. Nu weer net een stap verdergaan wil ik niet doen. Hoewel er eigenlijk geen groot verschil van mening is, wordt dat wel een beetje gecreëerd met deze motie. Ik ontraad haar. Misschien kan mevrouw Dik-Faber de motie intrekken. Die afweging laat ik graag aan haar over.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De minister zegt dat er geen groot verschil van mening is. Dat zou kunnen kloppen, want de minister heeft ook heel duidelijk aangegeven dat hij de windparken op zee absoluut wil uitrollen. Dat is de intentie. Maar wat is dan nog de belemmering om "voorrang voor duurzaam" echt te verankeren in het Nationaal Waterplan? Ik zie de belemmering niet. Als het uitgangspunt is om met wind op zee aan de slag te gaan en om naar schone energie te gaan, dan is dat de toekomst en dan zou dat voorrang moeten hebben. Volgens mij wil de minister dat ook. Wat is zijn belemmering?
Minister Kamp:
We zitten nu op 4,5%, bijna 5% duurzame energie. We moeten heel veel doen om op 14% en daarna op 16% te komen. Ondertussen moeten we er wel voor zorgen dat we de zaak aan de gang houden in ons land. We hebben dus nog een heleboel fossiele energie nodig. We hebben op dit moment een terugtrekkende beweging in onze omgeving, in de Kamer en in het kabinet wat betreft de gaswinning in Groningen. Om toch aan de behoefte van de samenleving te kunnen voldoen, is de olie- en gaswinning op de Noordzee van nationaal belang. Ik wil daar eigenlijk geen nevenschikking in hebben. Het staat nu niet in het Nationaal Waterplan en in de gewijzigde versie daarvan wil ik het ook niet opnemen. Ik heb er wel over gezegd, wat ik erover kon zeggen. Dat zou eigenlijk genoeg kunnen zijn. Als mevrouw Dik-Faber mij toch wat verder wil dwingen, dan zet ik mijn hakken in het zand en zeg ik: deze motie, die nog een stapje verder gaat dan wat ik al heb gezegd, ontraad ik.
In de motie op stuk nr. 28 verzoekt mevrouw Dik-Faber de regering om de SDE+-regeling niet te gebruiken voor andere doeleinden. De houders van de bestaande vergunningen zouden de compensatie van meer dan 7 miljoen dan dus niet daaruit mogen ontvangen. Ik vind dat die daar wel uit moet komen. Ik vind het echt een onderdeel van de kosten die we moeten maken om duurzame energie op zee, om de windmolenparken op zee te realiseren. Dit is een onderdeel van de totale kosten die we daar redelijkerwijs voor moeten maken. Ik ontraad dus deze motie.
In de motie op stuk nr. 29 verzoekt mevrouw Dik-Faber de regering om bij het ontwikkelen van kavelbesluiten in een vroeg stadium te overleggen met de belanghebbenden en de mogelijkheid te geven om voorstellen te doen om de schade te minimaliseren of het medegebruik te verbeteren. We zijn al en blijven in gesprek met alle belanghebbenden. Ik vind een uitspraak van de Kamer op dit punt echter niet zonder betekenis. Ik laat het oordeel over deze motie van mevrouw Dik-Faber dus aan de Kamer.
Mevrouw Dik-Faber vroeg nog naar het tijdschema van STROOM. Ik verwacht het wetsvoorstel ieder moment terug van de Raad van State. Daarna is er een tweede behandeling in het kabinet. Ik ga dus mijn best doen om het nog in april bij de Kamer in te dienen, maar anders wordt het begin mei. Ik zou graag willen dat de Kamer het voor het zomerreces afhandelde, want dan kan ik de afhandeling in de Eerste Kamer na het zomerreces naar behoren doen en kan ik de wet per 1 januari 2016 in werking laten treden. Mevrouw Dik-Faber zei terecht dat het van het grootste belang is om de ambitie van STROOM te realiseren. Ik doe mijn best om het wetsvoorstel zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen en stel het op prijs als de Kamer het voorbeeld van mevrouw Dik-Faber volgt en ervoor zorgt dat de Kamer het wetsvoorstel zo snel mogelijk in behandeling kan nemen, waarvoor bij voorbaat mijn dank.
Via de motie op stuk nr. 30 verzoekt mevrouw Van Veldhoven de regering om zaken nader te onderzoeken en de resultaten daarvan uiterlijk voor het voorgenomen besluit over de locaties van de windmolenparken naar de Kamer te sturen. Ze praat over de MKBA, waarin vijf locaties met elkaar zijn vergeleken. Van die vijf locaties hebben wij er uiteindelijk maar twee genomen. De andere drie wil ik niet meer in beeld brengen, want die vind ik niet geschikt. Ik geloof ook dat mevrouw Van Veldhoven dat niet wil. Als zij alleen maar wil dat ik bepaalde dingen overeenkomstig het gestelde in de MKBA verder uitzoek voor de twee gebieden die ik heb uitgekozen, dus de Noord-Hollandse kust en de Zuid-Hollandse kust, laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.
Via de motie op stuk nr. 31 verzoekt mevrouw Van Veldhoven de regering om de Kamer voor de behandeling van STROOM een overzicht te geven van de gevolgen van de voorgenomen kostenverrekening. Het gaat erom dat wij het net op zee willen aanleggen en een en ander via de tarieven van TenneT in rekening willen brengen bij de eindgebruikers. Ik heb gezegd dat ik ga bekijken of ik het niet via een SDE+-subsidie aan TenneT kan doen, zodat ik de oorspronkelijke kostenverdeling kan vasthouden. Dat heeft de fractie van de VVD ook bepleit. Mevrouw Van Veldhoven zegt te willen zien hoe de door mij gemaakte keuze uitpakt en geeft aan hoe een en ander moet worden uitgewerkt. Ik begrijp dat het haar bedoeling is dat ik het doorreken voor groepen representatieve voorbeeldgebruikers, aangezien ik het niet voor alles en iedereen kan doorrekenen. Daarom laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.
Via de motie op stuk nr. 32 verzoekt mevrouw Van Tongeren de regering om de Kamer te informeren ten aanzien van wederom die representatieve voorbeeldgebruikers over de verdeling van de kosten en de invloed van de kostenverdeling van het net op zee, de volumecorrectie van de nettarieven en het afschaffen van de kolenbelasting voor elektriciteitscentrales op deze verdeling. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Als de Kamer dit wil, kan ik ervoor zorgen.
Mevrouw Van Tongeren vroeg ook nog naar de verdeling van de 30 miljard. Van het oorspronkelijke bedrag dat net op zee volgens ons maximaal kon kosten gaat in de loop van de tijd 40% af, waardoor je op de andere bedragen komt waarover we hebben gesproken. Een belangrijk deel van die kostenreductie wordt door TenneT gerealiseerd. Als TenneT dat niet zou doen, maar de exploitanten van de windmolenparken dat zelf moesten doen, zouden we ook een kostenreductie kunnen realiseren, maar ik denk dat op grond van het voorliggende voorstel een maximale kostenreductie kan worden gerealiseerd. Ik heb begrepen dat dit op steun van de Kamer kan rekenen, met inbegrip van mevrouw Van Tongeren. Dus wij halen er hier uit wat er maximaal uitgehaald kan worden en we dragen op die manier maximaal bij aan de reductie van de kosten in totaliteit.
De heer Smaling …
De voorzitter:
Wat is uw oordeel over de motie?
Minister Kamp:
Dit is geen motie, mevrouw de voorzitter. Dit was een vraag c.q. opmerking die mevrouw Van Tongeren op het laatst nog stelde.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De minister deed een dappere poging om mijn vraag te beantwoorden, maar ik heb eigenlijk het volgende gezegd. Het waren bedragen uit het verleden. De minister heeft dat zo goed mogelijk geprobeerd uit te leggen. Mevrouw Mulder heeft deze vraag volgens mij ook gesteld. Als ik goed begrijp dat het voor de exploitanten van het park maximaal €0,015 per kWh gaat worden over die periode, neem ik die hele berekening aan zoals de minister haar neerlegt. Dan wil ik daar niet verder over doorzeuren. De vraag is dan: heb ik goed begrepen dat het niet meer gaat worden dan €0,015 per kWh?
Minister Kamp:
Van het net op zee werden de kosten oorspronkelijk geraamd op €0,02 tot €0,03 per kWh. TenneT moet dus een besparing realiseren van €0,015, maar die €0,015 wordt niet helemaal alleen door TenneT gerealiseerd met wat het zelf doet. Als gevolg van wat TenneT doet, kan namelijk ook door de exploitanten van de windmolenparken zelf een reductie worden gerealiseerd. Van die €0,015 wordt ongeveer €0,01 door TenneT zelf gedaan en kan €0,005 worden gedaan door de exploitanten van de windmolenparken. Als je die €0,015 relateert aan de oorspronkelijk geraamde kosten, kom je voor het TenneT-deel uit op ongeveer 40%. Dat is de berekening die daaraan ten grondslag ligt. Ik denk dat het op die manier nader toegelicht kan worden in aanvulling op wat mevrouw Van Tongeren zonet zei.
De motie op stuk nr. 33 is ook van mevrouw Van Tongeren, ondersteund door een aantal andere woordvoerders. Zij vragen de regering om de Kamer mee te delen wat de totale investeringskosten en operationele kosten van het net op zee zijn, en van het net naar de eerste kavel Borssele. De indieners vragen mij eigenlijk om wat ik nu over het geheel heb uitgelegd, nog eens specifiek naar voren te brengen ten tijde van de afronding van de voorbereiding voor de eerste kavel Borssele. Ik wil dat doen. Ik kan dat ook voor de zomer doen. Ik heb daarin nog een aantal stappen te zetten, maar voor de zomer zal ik met die informatie komen. Dat betekent dat ik het oordeel over de motie op stuk nr. 33 aan de Kamer laat.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 34 van de heer Smaling. Hij vraagt de regering om jaarlijks expliciet te rapporteren over de wijze waarop zij per sector de vraag naar en het aanbod van de verschillende categorieën energie met wettelijke en fiscale prikkels zodanig stuurt dat het verschil in prijs zo snel mogelijk wordt verkleind. Maar dat doen wij niet. Wij sturen niet in die prijzen. Wij sturen juist niet in die prijzen, omdat wij vinden dat de markt die zelf moet gaan bepalen. Het hele SDE+-systeem is er juist op gericht om onafhankelijk van technieken zo veel mogelijk tot prijsconcurrentie te komen. Wind op zee is een aparte categorie, maar in de verschillende technieken die er zijn, sturen wij juist niet, vandaar dat ik deze motie van de heer Smaling moet ontraden.
Tot mijn spijt houd ik toch een verschil van mening over met de heer Smaling. Hij zegt dat zijn motie op stuk nr. 35 voor hem van bijzondere betekenis is. Dat heb ik ook heel goed begrepen. Wat ik hem heb kunnen zeggen, is eigenlijk het maximale wat ik kon zeggen: ik vind dat mensen die in energie-inefficiënte huizen zitten, tegemoetgekomen moeten worden om ervoor te zorgen dat die huizen wel energiezuinig worden. Voor het energiezuinig maken van die huizen hebben we twee regelingen, zodat er goedkoop geld geleend kan worden door degenen die hier geld in moeten steken. Op die manier kunnen we hun tegemoetkomen. De SDE+-regeling is een regeling waarbij er een opslag wordt gezet op de energiebelasting. Dat betekent dat, voor zover die energiebelasting rekening houdt met de verschillende categorieën, hetzelfde geldt voor de SDE+-toeslag die erbovenop komt. Bij de augustusbesluitvorming zien wij hoe dat uiteindelijk uitpakt voor de diverse inkomensgroepen, in het bijzonder voor de groep waarvoor de heer Smaling aandacht vraagt. Ik kan niet de vrijheid nemen om op de augustusbesluitvorming vooruit te lopen. In augustus worden de koopkrachtresultaten van het totale beleid van het kabinet bekeken. Ik heb de heer Smaling toegezegd dat ik erop zal toezien dat het door hem genoemde punt correct in de berekeningen komt. Dit punt wordt dus meegenomen in de koopkrachtbesprekingen die in augustus in het kabinet plaatsvinden. Zo ver kan ik gaan.
In de motie op stuk nr. 35 vraagt de heer Smaling de regering om de betrokken groepen te ontzien bij de koopkrachtcorrecties, maar daar kan ik onmogelijk positief op reageren. Misschien kan de heer Smaling de motie intrekken. In dat geval hoeven wij geen groter verschil tussen ons te creëren dan noodzakelijk is. Als hij de motie toch in deze vorm handhaaft, moet ik haar tot mijn spijt ontraden.
De heer Smaling (SP):
De kwestie is simpelweg dat mensen die nu al betalingsproblemen hebben, in de komende jaren niet ineens geconfronteerd mogen worden met een te hoge energierekening. Als de SDE+ gaat oplopen naar een paar honderd euro, dan wordt dat een probleem, gelet op de huidige €17. Voor een deel zijn de energieprijs, de belasting en de opslag een kwestie van communicerende vaten. Het totaal overziend, bepleit ik een bovengrens voor de energielasten die worden opgelegd aan de mensen met een kleine portemonnee.
Minister Kamp:
De overgang naar duurzame energie is onontkoombaar. Die overgang moet plaatsvinden. Wij moeten daar een infrastructuur voor realiseren. De kosten daarvan zullen gedekt moeten worden. Ik meen dat wij voor de kostenverdeling een zorgvuldige opzet gemaakt hebben. Voor zover het realiseren van elektriciteit op zee leidt tot hogere elektriciteitstarieven, zal ik bekijken of ik dat via een subsidie uit de SDE+ weer naar de SDE+-systematiek kan terugbrengen. Ik heb daarnaast aangegeven dat ik het energiezuinig maken van de huizen van groot belang vind. Voor de verschillende categorieën woningen die de heer Smaling bedoelt, voeren wij een bepaald beleid, welk beleid wij ook vasthouden. Voor de korte termijn gaat het om relatief beperkte verhogingen, zoals de heer Smaling al heeft aangeduid. Alle gevallen, of het nu om beperkte of om grote verhogingen gaat, moeten in beeld komen bij de augustusbesluitvorming. Ik zal daarop toezien. Ik kan de heer Smaling verzekeren dat wij goed zullen kijken naar de koopkrachteffecten, in het bijzonder voor de mensen voor wie de heer Smaling in zijn motie opkomt. Alleen kan ik over de in de motie gebruikte formulering niet positief zijn. In de motie wordt immers vooruitgelopen op de augustusbesluitvorming. Ik heb niet het recht om dat te doen. Dat overleg wordt door het gehele kabinet gevoerd. Ik heb daar geen aparte positie in.
De heer Smaling (SP):
Dat wil ik graag aannemen. De minister zou in dat overleg wel kunnen bepleiten dat er voorzichtigheid wordt betracht. In mijn bijdrage in eerste termijn heb ik al gezegd dat de mensen die zich kunnen veroorloven om een nieuwbouwhuis met volledige isolatie en een energielabel A te kopen, een andere bevolkingsgroep vormen dan de mensen die afhankelijk zijn van een woningcorporatie die al dan niet bereid is of kapitaalkrachtig genoeg is, zeker nu, om een woning goed te isoleren of andere voorzieningen te treffen waardoor de energierekening binnen de perken blijft. Dat is mijn punt.
Minister Kamp:
Daarom hebben wij goedkope leningen beschikbaar voor die woningcorporaties. Wij doen echt wat er gedaan kan worden. Als men om deze reden krap komt te zitten, moet dat aandacht krijgen bij de besluitvorming in augustus. Andere redenen, bijvoorbeeld de zorgpremie of de kosten voor het studeren van de kinderen, kunnen echter eveneens relevant zijn. Die verschillende zaken moeten uiteindelijk in de totaliteit beoordeeld worden. Ik moet erop toezien dat het door de heer Smaling aangedragen element daarin goed wordt meegenomen. Nogmaals, ik zit dicht bij de heer Smaling. Ik moet zijn motie echter ontraden vanwege de door hem gekozen formulering. Mijn positie bij de augustusbesluitvorming is niet anders dan ik zo-even heb gezegd. Laten wij het verschil niet groter maken dan het is.
De heer Smaling (SP):
Ik denk nog even na over het lot van mijn motie.
Minister Kamp:
Ik moet nog reageren op een opmerking van mevrouw Van Veldhoven over de periode van tien jaar, die volgens haar niet klopt. In de praktijk gaat het om een andere periode, omdat het gaat om een verhoging met €0,005 per jaar. Daarvan uitgaande, ben je in 2023 niet zo ver als gezegd wordt. Dan zit je in 2023 niet op €0,09 cent. Voor de eerste vijf jaar hebben wij dat vertaald in 0,5% per jaar. In de periode daarna, dus tot 2023, moet het uiteindelijk uitkomen op €0,09 per kWh. Dat is de bedoeling van hetgeen wij hebben opgezet.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Ik zag inderdaad dat in de brief opnieuw €0,09 voor 2023 stond. Ik ben dus blij met deze uitleg. In de tweede brief die wij vanavond hebben gekregen, lezen wij dat €0,015 gerealiseerd wordt door de infrastructuur. Het zou dan toch logisch zijn om die korting meteen vanaf de eerste tender te geven? Er wordt immers gezegd dat die €0,015 onderdeel is van de 40% kostenreductie. Dan zou je kunnen zeggen dat je in 2016 niet van €0,15 naar €0,14 maar naar €0,135 gaat, omdat je die €0,015 al in de infrastructuur hebt zitten. Misschien is het een beetje te laat om vanavond nog iets uit te delen, maar kan de minister nog een keer een aangepast staatje sturen van de ontwikkeling tot 2023? Dat zou uitstekend zijn.
Minister Kamp:
De benadering van mevrouw Van Veldhoven is rekenkundig helemaal juist, maar het moet wel nog gerealiseerd worden. Want TenneT gaat ervan uit dat het voor die €0,015 ook leert van de eigen ervaringen. Het lijkt mij niet goed om nu meteen keihard vast te leggen dat die €0,015 vanaf het begin gerealiseerd moet worden. Ik weet dat er hier en daar losse eindjes zitten en dat er nog dingen nader uitgewerkt en aangepast moeten worden. Ik zal niet zeggen dat dit geen los eindje is, maar ik weet niet of ik het in de praktijk helemaal waar kan maken, als ik het nu zo hard neerzet als mevrouw Van Veldhoven doet.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Van Veldhoven.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De bedrijven zullen geen energie kunnen leveren voordat het netwerk er ligt. De lagere financieringskosten die gepaard gaan met het netwerk zijn dus van begin af aan kostenbesparingen. Dat is in ieder geval een besparing van €0,01 per kWh. Je zou dan van die €0,15 sowieso €0,01 af moeten trekken. Zelfs als je de rendementswinsten nog niet meeneemt, zou dat in ieder geval je startpunt moeten zijn. Van daaruit kun je de bedrijven vragen om een kostenreductie van €0,005 per jaar te realiseren. Misschien wil de minister nog eens kijken naar het ingroeipad en ons later daarover informeren.
Minister Kamp:
Wat mevrouw Van Veldhoven zegt, lijkt mij niet onjuist. Ik denk dat wij moeten proberen om die €0,015 zo snel mogelijk te realiseren. Voor zover dat niet helemaal mogelijk zou zijn, moeten wij bezien welke delen in ieder geval wel gerealiseerd kunnen worden. We zullen in het overleg met het veld met dit aspect rekening moeten houden. Hopelijk mag ik zo reageren op het punt dat mevrouw Van Veldhoven inbracht.
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, u staat er al heel lang.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik dacht dat de minister aan het slot van zijn beantwoording was gekomen. Ik wil nog een vraag stellen over mijn motie op stuk nr. 22. De minister liet weten dat hij welwillend staat ten opzichte van het vaststellen van een bovengrens voor onderwatergeluid, maar de plek waar ik in mijn motie om vroeg, vond hij niet de meest geschikte. Ik kan het dictum veranderen in die zin dat ik de regering verzoek om net als Duitsland een bovengrens voor onderwatergeluid vast te stellen voor windenergie op zee. Dan schrap ik dus "het kader ecologie en cumulatie". Kan de minister dan wel met de motie leven?
Minister Kamp:
Ik ben van plan om dat te gaan doen. Dat lijkt mij ook voor de hand liggend. Als de Kamer van mening is dat dit moet gebeuren, kan de Kamer dit uitspreken. Ik moet zelf bekijken hoe het kader ecologie en cumulatie er dan uit komt. Aan de hand daarvan kan ik een besluit nemen. Ik acht het een waarschijnlijke uitkomst, maar ik vind het niet zo noodzakelijk om zelf vooraf al te zeggen dat dit zo moet. Ik zou het de Kamer ook niet aanbevelen om dit al bij voorbaat uit te spreken. Ik vind dit een serieus punt van mevrouw Ouwehand. Ik denk dat het de door haar gewenste richting opgaat. Maar ik kom er niet toe om dit positief te benaderen, omdat ik mij dan iedere vrijheid op dit punt ontneem. Ik wil het dus laten bij het advies dat ik hierover gegeven heb.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dan wijzig ik de motie nog even niet, maar houd ik haar aan totdat wij dat kader kunnen zien. Misschien heeft de minister dan geconcludeerd dat het een goed idee is om die grens wel vast te stellen.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor, haar motie (34058, nr. 22) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Kamp:
Ik moet nog twee vragen van mevrouw Mulder beantwoorden. Zij vroeg of het verschil tussen 4 miljard en 6 miljard voor de aanlegkosten van het net op zee, dat ik net in de brief aan de Kamer nog een keer heb gegeven, komt door de afstand tot de kust. Dat is waar. Als er voor IJmuiden Ver gekozen wordt, zit je in de buurt van die 6 miljard. Als je het doet op de locaties die ik heb voorgesteld, zit je meer in de buurt van die 4 miljard. Dat is de reden van het verschil.
Mevrouw Mulder heeft ook gevraagd of de sector met een voorstel kan komen voor het net op zee dat nog gunstiger uitpakt dan de kostenbesparing die al door TenneT is ingeschat en die ook doorberekend is. Dat is niet zo; het is niet zo dat ik erover blijf praten. De sector wordt hierover geconsulteerd, maar op een gegeven moment moet ook TenneT verder. Ik denk dat ze een heel goede bijdrage leveren aan de kostenreductie. Die hebben ze ook berekend. Daarna hebben we ECN en DVN GL er nog een keer op gezet. Ik geloof dat we de zaak daarmee voldoende duidelijk hebben gemaakt. Ik zeg tegen mevrouw Mulder dat het niet de grootste urgentie heeft op dit moment, omdat de aanwijzing van TenneT formeel pas plaatsvindt in STROOM. Nu geef ik aan hoe ik het wil doen, waarom ik het wil doen en wat dat volgens mij kan opleveren. Dat probeer ik in het overleg met de sector verder tot een goede uitkomst voor de 40%-taakstelling als geheel te brengen. Ik denk dat de zaak daarmee voldoende geregeld is. Ik hoop dat mevrouw Mulder daarmee kan instemmen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Nog even over die 4 miljard: dan wordt die besparing van 3 miljard dus nog steeds gehaald?
Minister Kamp:
Ja. In die berekening die ik heb gegeven, hebben we 4 miljard tot 6 miljard gezegd. Dat is de bandbreedte waarom het gaat.
Als laatste heb ik nog een aanbeveling gekregen van de heer Vos, die aansluit bij wat anderen hebben gezegd, namelijk dat er goed geluisterd moet worden naar de opvatting van de bewoners en de kustgemeenten over de windmolens die in zee worden gebouwd op 10 mijl. Er is ook gesproken over een afstand van 12 mijl. Ik heb aangegeven waarom ik denk dat het op twee plaatsen op 10 mijl moet kunnen. Daar zullen we natuurlijk zeer goed luisteren naar de mensen, maar het luisteren naar mensen bij het realiseren van een nieuwe infrastructuur voor duurzame energie kan niet altijd inhouden dat je precies doet wat ze willen. Over schaliegas, over wind op land, over wind op zee en over alle andere soorten van energie — ik zal ze niet allemaal opnieuw opnoemen — bestaan uitgesproken opvattingen. Ik wil daar heel graag naar luisteren en de argumenten ook goed wegen. Dat wil niet bij voorbaat zeggen dat ik ook op een verantwoorde manier kan inpassen wat bij de inspraak wordt ingebracht en wat aan zienswijzen naar voren wordt gebracht. Maar ik vind het belangrijk dat dit aspect met de gemeenten en met de inwoners van de gemeenten aan de kust besproken wordt. Dat zal ik ook doen.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We zijn aan het einde gekomen van de behandeling van dit wetsvoorstel. Over de ingediende amendementen en moties zullen we morgen stemmen. Ik dank de minister en zijn ambtenaren, de Kamerleden en de mensen op de publieke tribune.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-67-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.