9 Bedrijfslevenbeleid en innovatie

Aan de orde is het VAO Bedrijfslevenbeleid en innovatie (AO d.d. 10/03). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom, net als alle andere aanwezigen in de zaal. Ik geef het woord aan de eerste spreker, mevrouw Schouten. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben onlangs intensief gesproken over specifiek de situatie in Emmen met Philips Lighting en, breder, over de werkgelegenheid in Drenthe, in Noord-Nederland. Ik heb gevraagd naar specifieke mogelijkheden om de werkgelegenheidssituatie aldaar te verbeteren. Die regio blijft immers achter ten opzichte van andere regio's in Nederland. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat honderden banen direct en indirect onder druk staan door de voorgenomen sluiting van Philips in Emmen; 

overwegende dat het wenselijk is om werkgelegenheid te behouden en te laten groeien door drempels weg te nemen voor bedrijven die willen uitbreiden, exporteren of werk terughalen uit het buitenland; 

verzoekt de regering, de regio Emmen-Coevorden-Hoogeveen-Hardenberg te ondersteunen in het benutten van EFRO-subsidie, INTERREG-subsidie en nationale regelingen voor het verbeteren van het vestigingsklimaat en het investeringsklimaat voor bedrijven; 

verzoekt de regering tevens, te onderzoeken op welke manier een regionale investeringsregeling in deze regio als impuls voor investeringen in werkgelegenheid kan worden ingezet, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 170 (32637). 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Tijdens het algemeen overleg hebben we ook gesproken over het gebruik van de INTERREG- en de EFRO-subsidies. Mij kwam voor dat bijvoorbeeld de voorwaarden rondom de EFRO-subsidies soms best nauw zijn geformuleerd, terwijl daar goede dingen mee gedaan kunnen worden. Is de minister bereid om na te gaan wat de reikwijdte van de subsidies is en of de voorwaarden soms niet te eng zijn geformuleerd? Dat zou heel jammer zijn, want dan blijft er geld op de plank liggen. Ik hoor graag een reactie van de minister. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Het CDA heeft nog een vraag over de aangehouden motie-Mulder/Schouten over het faciliteren van een experiment met detacheringen in Duitsland. Een gedeelte uit deze motie is al wel behandeld door de minister, namelijk het gedeelte over de bbl-leerlingen. De minister heeft hierover een toezegging gedaan tijdens het algemeen overleg; nog dank daarvoor. We zijn benieuwd of de minister wat meer helderheid kan creëren over de wettelijke randvoorwaarden, kosten, baten en risico's voor werknemers, leerbedrijfbemiddelaars en Duitse werkgevers. Misschien kan de minister nog specifiek op dit punt uit de motie ingaan. Hij heeft tijdens het debat over de grenseffectentoets gezegd dat hij ermee aan de slag ging. Gedeeltelijk hebben we al een helder antwoord gekregen, waarvoor dank. Dit punt was mij nog niet helemaal helder, vandaar mijn vraag. 

Tijdens hetzelfde debat hebben we nog een motie ingediend. De minister zou daarop nog terugkomen. Het betreft de motie die ik samen met collega Omtzigt heb ingediend. Die ging over de situatie waarin de werkgever een melding vooraf moet doen en verder zowel het arbeidscontract als het loonstrookje in het Duits moet vertalen als werknemers in Duitsland werken, ook is het maar voor een paar uur. De minister zou daar nog op terugkomen. Misschien kan hij dat vandaag doen. 

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Voorzitter. Een paar weken geleden hebben we gesproken over het bedrijfslevenbeleid en vooral over de regio Emmen en omgeving. We hebben daarbij een paar dingen gewisseld, onder andere over de behoorlijke hoeveelheid bestaande regelingen voor bedrijven en regio's om een zwieper te geven aan de economie. Uit gesprekken blijkt dat het best ingewikkeld is om de vele subsidieregelingen, de vele mogelijkheden, toch passend te maken op een specifieke situatie. 

We hebben het er ook over gehad dat het ministerie, deze minister vaak met succes heeft ingegrepen bij een aantal andere bedrijven die op omvallen stonden of die konden doorstarten, zoals Nedcar, ALDEL en Thermphos. Daarom dien ik namens de PvdA-fractie de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Philips Lighting heeft aangekondigd om zijn vestiging in Emmen te sluiten en dat daarnaast bij een aantal andere bedrijven reorganisaties plaatsvinden; 

overwegende dat hierdoor 1.500 banen op de tocht staan en dit een zware wissel trekt op de regio; 

overwegende dat in de regio initiatieven genomen worden om nieuwe werkgelegenheid te creëren; 

verzoekt de regering om in overleg met de regio te treden over deze werkgelegenheidsplannen, daar waar nodig ondersteuning te bieden en de Kamer hierover te rapporteren; 

verzoekt de regering tevens om de ervaring die door het ministerie is opgedaan bij interventies bij andere bedrijven, zoals Nedcar, NRG, ALDEL en Thermphos, hierin mee te nemen; 

verzoekt de regering voorts om na te gaan of er ruimte is op de begroting en daarbij te betrekken de niet-gereserveerde middelen en de eindejaarsreserve, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mei Li Vos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 171 (32637). 

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. We mogen terugkijken op een goed AO Bedrijfslevenbeleid en innovatie, dat wat betreft de VVD terecht in het teken stond van de situatie van Philips Lighting in Emmen. Een dezer dagen zal de taskforce met zijn resultaten komen. De minister heeft al toegezegd om ook ons daarover te informeren. Verder ben ik blij met de toezeggingen van de minister op het gebied van onze TO2-instellingen die kapitaalintensieve installaties hebben staan, en wel over het behouden daarvan in de toekomst en de wijze waarop dat zou kunnen. Ik ben ook blij met de toezegging van de minister dat het Rathenau Instituut onderzoek gaat doen naar het wegtrekken van ons topmanagement uit Nederland. 

Tijdens de beraadslaging hebben we ook gesproken over de moeite die het bedrijven kost om medewerkers van buiten de EU in dienst te nemen. Naar aanleiding daarvan dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat volgens de Wet modern migratiebeleid legeskosten geheven worden van meer dan €5.000 voor de "aanvraag erkenning arbeid"; 

overwegende dat deze legeskosten voor startende ondernemers die specifiek geschoolde kenniswerkers willen aantrekken, een hoge drempel zijn; 

verzoekt de regering om te onderzoeken of deze legeskosten omlaag kunnen zonder afbreuk te doen aan het kostendekkende karakter van deze leges, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 172 (32637). 

De minister heeft aangegeven dat hij gelijk een reactie kan geven op de ingediende moties. Hij beschikt echter nog niet over alle motieteksten, dus daar wachten we heel eventjes op. Het kopieerapparaat knort al. 

Minister Kamp:

Mevrouw de voorzitter. Er is gesproken over allerlei subsidie- en steunregelingen. Het zou erg verwarrend zijn, maar ik denk dat het best overzichtelijk is. Er zijn een aantal, met name Europese, regelingen waarvan je in de grensstreken goed gebruik kunt maken. Een van die regelingen is de EFRO. Daarnaast is er INTERREG. Verder is er nog de ESF. Dit zijn Europese regelingen waarvan de voorwaarden vaststaan. Daar kunnen wij niet zomaar iets aan veranderen. Het zijn Europese voorwaarden, die gelden voor 28 landen. Dat zijn goede regelingen, waarvan men ook in Drenthe goed gebruik kan maken. Verder hebben we onze sectorplannen. Daarvoor is oorspronkelijk een bedrag van 600 miljoen beschikbaar gesteld. Het nodige geld is toegekend aan allerlei projecten en voor 29 mei kunnen er weer aanvragen voor nieuwe projecten worden ingediend. Het betreft hier een Nederlandse regeling. Voor 29 mei kan dus ook vanuit Drenthe weer worden geprobeerd om daaruit dekking te vinden voor initiatieven. Ik denk dat die regelingen op zichzelf duidelijk zijn, maar ik kan me voorstellen dat in het geval van specifieke Drentse behoeften en plannen de provincie ondersteuning zou kunnen gebruiken om te bekijken hoe de plannen hier kunnen worden ondergebracht en hoe die misschien nog wat aangepast kunnen worden, zodat ze er op een betere manier kunnen worden ondergebracht. Ik ben zeer bereid om Drenthe die ondersteuning te geven. Ik zal mij daartoe ook met het bestuur van Drenthe verstaan om te bezien hoe wij in samenwerking kunnen bereiken dat de provincie optimaal gebruikmaakt van de beschikbare regelingen. 

Wij moeten ons wel realiseren dat wij in dit huis de beslissing hebben genomen dat het regionale economische beleid aan de provincies is. Daarvoor is op de begroting van het ministerie van Economische Zaken ook geen budget meer beschikbaar. Ik kan nu niet vooruitlopen op geld dat misschien aan het einde van het jaar over zal zijn. De ontwikkelingen op mijn begroting geven nu aan dat ik juist geld tekort zal komen. Het is echt een punt van zorg voor mij dat ik problemen heb om dekking te krijgen voor de verwachtingen en ontwikkelingen waarvoor ik een dekking moet vinden. Ik heb helemaal geen zicht op geld dat vrijkomt. Wij moeten ons realiseren dat het ministerie van Economische Zaken inclusief het voormalige LNV-deel, als het deel energie daar helemaal buiten wordt gehouden, een krimpministerie is. In een periode van vier jaar gaat er een kwart van het budget af. Bovendien is de begroting van het ministerie in het lopende jaar al krap. Ik heb dat zojuist toegelicht. Ik moet de verwachtingen weerspreken over geld dat zou overblijven waarmee ik dingen zou kunnen financieren waarvoor ik geen budget van de Kamer heb gekregen. Dat is niet mogelijk. 

In de motie van mevrouw Schouten en mevrouw Mulder op stuk nr. 170 wordt de regering gevraagd, met de provincie Drenthe en de gemeenten in het betreffende gebied samen te werken om te bekijken hoe optimaal gebruik kan worden gemaakt van de regelingen. Dat is geen probleem, dat wil ik doen, maar ik heb geen geld voor een regionale investeringsregeling. Ik wil geen verwachtingen wekken. Om die reden ontraad ik deze motie; dit heeft dan met name betrekking op het tweede onderdeel. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

In het tweede punt staat nadrukkelijk "te onderzoeken". De minister heeft tijdens het algemeen overleg gezegd dat hij daar nu geen mogelijkheden voor ziet, maar hij wijst er zojuist op dat er bijvoorbeeld weer een nieuwe tranche komt van de banenplannen van de minister van Sociale Zaken. Er zijn steeds toch weer kleine openingen die soms kunnen worden benut, maar waar de provincie niet altijd zicht op heeft. Daar ziet deze vraag in de motie op. Is de minister met deze uitleg bereid om, als zich zo'n kans voordoet, die onder de aandacht van Drenthe te brengen? 

Minister Kamp:

Ik ben bereid om met de provincie en de gemeenten samen te werken om te bekijken welke mogelijkheden de bestaande regelingen zoals de sectorplannen, de EFRO-subsidie, de INTERREG en de ESF bieden. Op dat punt ken ik geen terughoudendheid. Het tweede deel van het dictum houdt echter in dat ik moet onderzoeken op welke manier een regionale investeringsregeling tot stand kan komen. Er kan geen regionale investeringsregeling komen, want ik heb daarvoor geen geld op de begroting. Ik heb ook geen geld over en ik wil echt geen verwachtingen wekken op dit punt. Als het tweede deel van het dictum zou wegvallen en de tekst van de motie beperkt zou blijven tot de eerste vraag die eindigt op de woorden "vestigingsklimaat en het investeringsklimaat voor bedrijven", waarna volgt "en gaat over tot de orde van de dag", zou ik het oordeel aan de Kamer laten, maar met de huidige formulering ontraad ik de motie. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik zal me beraden op de vraag of ik de motie kan aanpassen. Ik vind het erg belangrijk dat de regio optimaal wordt ondersteund in alles wat er is. Ik zal daar nog eens naar kijken met de toevoeging dat de minister al heeft gezegd dat hij de motie dan aan het oordeel van de Kamer zal laten. 

Minister Kamp:

Ik kan dit bevestigen. 

Mevrouw Mulder verwees naar een ander algemeen overleg en niet naar het algemeen overleg waarop dit VAO is gericht. Zij heeft gevraagd hoe het met dat andere AO staat. Ik weet niet of een VAO over een ander AO de beste gelegenheid is om daarover met de Kamer te communiceren. Ik heb tijdens dat andere algemeen overleg gereageerd op hetgeen mevrouw Mulder naar voren bracht. Daar komt antwoord op. Ik heb al gezegd dat ik dit antwoord eind maart/begin april aan de Kamer zal sturen. Dit heeft betrekking op zowel de motie-Mulder/Schouten op stuk nr. 15 van 4 februari 2015 als de motie-Mulder/Omtzigt op stuk nr. 16 van 4 februari 2015. Op beide moties kom ik dus terug aan het eind van deze maand, uiterlijk begin april. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Nu weet ik in ieder geval wanneer die brief, waarin staat hoe de minister tegen beide moties aankijkt, naar de Kamer komt. Inderdaad zijn die moties bij een ander debat ingediend, maar in een AO daarna heb ik wel gevraagd naar het vervolg erop. Dit VAO is weer een vervolg op dat AO. Ik vond het daarom logisch om nu, op deze plek, na te vragen hoe het hiermee zit. Dank voor deze heldere toezegging. 

Minister Kamp:

Ik laat het altijd heel graag aan mevrouw Mulder wat zij hier naar voren wil brengen. Ik heb mijn reactie al in het laatste AO gegeven, maar ik ben dankbaar voor de gelegenheid om dat nu nog een keer te doen en er een tijdsaanduiding aan te kunnen koppelen. 

Mevrouw Vos diende de motie op stuk nr. 171 in. Daarin vraagt zij mij om met de regio in overleg te treden en om de ervaring die het ministerie heeft opgedaan daarbij te betrekken. Wij hebben dit al in het algemeen overleg besproken, dus mevrouw Vos weet dat wij deelnemen aan de taskforce onder leiding van de heer Wientjes, die kijkt naar de mogelijkheden rond de sluiting van de Philipsvestiging in Emmen. Wij gebruiken daarbij al onze kennis, vaardigheden en ervaring. 

Mevrouw Vos verzoekt mij ook om na te gaan of er ruimte is op de begroting en om de niet-gereserveerde middelen en de eindejaarsreserve erbij te betrekken. Helaas geldt daarvoor wat ik net heb gezegd. De laatste formulering in deze motie, "verzoekt de minister na te gaan of er ruimte is op de begroting, en daarbij te betrekken de niet-gereserveerde middelen en de eindejaarsreserve", leidt mij tot de conclusie dat ik haar moet ontraden. Als die laatste zin zou vervallen, zou ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten. 

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Ik verzoek de minister om dit "na te gaan". Ik weet dat hij nog niet weet hoeveel daarop staat. Het gaat me met name over hetgeen wij hebben uitgewisseld over wat de minister en de heer Wientjes doen in die taskforce. Het kan zijn dat daar een concrete vraag uit rolt. Volgens mij heeft de minister het al min of meer gezegd, maar ik wil de mogelijkheid openhouden dat het antwoord niet gelijk "nee" is als er zo'n concrete vraag om middelen komt. Het gaat dus om nagaan. Ik weet dat de minister krap zit, maar dit was niet een direct verzoek om dat geld daar maar meteen uit te laten komen. 

Minister Kamp:

Ik ga geen verwachtingen bij de Kamer wekken die ik niet kan waarmaken. Ik moet binnenkort met de minister van Financiën spreken over hoe het gaat met mijn begroting voor het lopende jaar en over mijn verwachtingen voor het volgende jaar. Dat worden erg lastige besprekingen. Voor dit jaar zie ik absoluut geen ruimte, integendeel. Ik ga niet zeggen dat ik wil nagaan of er ruimte is op de begroting, want ik zie geen ruimte op de begroting; dat weet ik nu al. En ik ga ook niet vooruitlopen op de eindejaarsreserve. Vandaag is het 25 maart; ik ga toch niet nu al vooruitlopen op de eindejaarsreserve? Dat kan ik echt niet doen. Ik ben wel bereid om mee te denken met de provincies en de gemeenten en te bekijken wat de mogelijkheden zijn binnen de bestaande budgetten en regelingen. Op extra's heb ik geen zicht, dus op dat gebied wil ik geen verwachtingen wekken. Als die laatste zin in de motie blijft staan, moet ik de motie ontraden. Als de zin zou vervallen, laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Ik zal daar nog even over nadenken. 

Minister Kamp:

Nu de motie van de heer Van Veen op stuk nr. 172. De heer Van Veen wil dat er opnieuw wordt gekeken naar de leges voor de "aanvraag erkenning arbeid". Hij zegt dat bedrijven die kenniswerkers uit het buitenland willen halen, op verschillende manieren kunnen worden behandeld. Hij stelt dat die leges voor een groot bedrijf geen probleem zijn, maar voor kleine bedrijven wel. Dat is waar, maar er moeten wel kosten worden gemaakt. Ik ben bereid om te onderzoeken of er wat kan worden gedaan aan de legeskosten voor kleine bedrijven. Ik ben daar overigens al mee bezig. Om die reden laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

Tot zover, voorzitter. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

We stemmen volgende week dinsdag over de ingediende moties. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven