Besluit van 4 september 2014 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 5 juni 2014, IZV/2014/96;

Gelet op de artikelen 3.127, 4.21 en 6.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 18g en 34 van de Wet op de loonbelasting 1964, de artikelen 11 en 33g van de Wet op de omzetbelasting 1968, de artikelen 13a, 14a, 15a en 16 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, de artikelen 23a, 24a, 37b, 72 en 73 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, de artikelen 3, 4, 5, 28, 29, 30, 32 en 33 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, de artikelen 14, 31, 36 en 37 van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken in samenhang met respectievelijk de artikelen 41, 68, 80 en 85 van de Wet op de accijns, artikel 8 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, de artikelen 4.4 en 4.5 van de Douane- en Accijnswet BES, artikel 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 38 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 16 juli 2014, nr. W06.14.0187/III;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 2 september 2014, nr. IZV/2014/308;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een kalenderjaar» vervangen door «het voorafgaande kalenderjaar». Voorts wordt «het kalenderjaar» vervangen door: dat voorafgaande kalenderjaar.

2. In het tweede lid, aanhef, wordt «een kalenderjaar» vervangen door: het voorafgaande kalenderjaar.

3. In het tweede lid, onderdeel a, aanhef, wordt «het kalenderjaar» vervangen door: het voorafgaande kalenderjaar.

4. In de in het tweede lid, onderdeel a, opgenomen tabel wordt «het kalenderjaar» vervangen door: het voorafgaande kalenderjaar.

5. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «het kalenderjaar» telkens vervangen door: het voorafgaande kalenderjaar.

6. In het vierde lid wordt «het kalenderjaar» telkens vervangen door: het voorafgaande kalenderjaar.

B

In artikel 15a, derde lid, aanhef, wordt «eerste» vervangen door: eerste lid.

C

In artikel 19a, onderdeel b, wordt «de artikelen 2 en 10 van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten» vervangen door: de artikelen 2 en 11a van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, artikel 63a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 65l van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67i van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 3:75 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

ARTIKEL II

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e wordt «artikel 10» vervangen door: artikel 11a.

2. Na onderdeel o wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • p. uitkeringen verstrekt door de Conterganstiftung für behinderte Menschen;.

B

In artikel 10ab, vijfde lid, aanhef en onderdeel b, en zesde lid, wordt «40-deelnemingsjarenpensioen» vervangen door: 401/6-deelnemingsjarenpensioen.

ARTIKEL III

Het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 7, tweede lid, aanhef, wordt «artikel 11, eerste lid, van de wet» vervangen door: artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet.

B

Artikel 24c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «heffingsrente, invorderingsrente en administratieve boetes» vervangen door: verschuldigde renten en bestuurlijke boeten.

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt «belastingrente, invorderingsrente en administratieve boetes» vervangen door: verschuldigde renten en bestuurlijke boeten.

ARTIKEL IV

Het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1a wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «het kenteken van een bestelauto» vervangen door «de bestelauto». Voorts wordt «ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet» vervangen door: ingeschreven en te naam gesteld in het kentekenregister.

2. In onderdeel b wordt «het kenteken daarvoor was gesteld» telkens vervangen door: de bestelauto daarvoor in het kentekenregister te naam was gesteld.

B

Artikel 4a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «de beëindiging van de tenaamstelling van het kenteken in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid,» vervangen door: het vervallen van de tenaamstelling in het kentekenregister.

2. In onderdeel b wordt «het kenteken was gesteld» vervangen door «het motorrijtuig te naam was gesteld». Voorts wordt «de beëindiging van de tenaamstelling in het register» vervangen door: het vervallen van die tenaamstelling in het kentekenregister.

3. In onderdeel c wordt «na beëindiging van de tenaamstelling van het kenteken in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet» vervangen door: na het vervallen van de tenaamstelling in het kentekenregister.

C

Artikel 13a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, tweede aandachtsstreepje, wordt «een afschrift van» vervangen door «een afschrift van de kentekencard of van». Voorts wordt «het bewijs» vervangen door: het kentekenbewijs.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «het kenteken is gesteld» vervangen door: de bestelauto te naam is gesteld in het kentekenregister.

D

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef en onderdeel c wordt «het kenteken is gesteld» vervangen door: de personenauto te naam is gesteld in het kentekenregister.

2. In onderdeel b wordt «een afschrift van» vervangen door «een afschrift van de kentekencard of van». Voorts wordt «het bewijs» vervangen door: het kentekenbewijs.

ARTIKEL V

Het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5aa, zevende lid, vervalt: van het kentekenbewijs.

B

Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, tweede aandachtsstreepje, wordt «een afschrift van» vervangen door «een afschrift van de kentekencard of van». Voorts wordt «het bewijs» vervangen door: het kentekenbewijs.

2. In het vierde lid wordt «bedoeld in artikel 24a, zesde lid, van de wet» vervangen door: , bedoeld in artikel 24a, zevende lid, van de wet,.

C

In artikel 7b, eerste lid, aanhef, wordt «artikel 37a van de wet» vervangen door: artikel 37b van de wet,.

D

In artikel 12, eerste lid, wordt «uit het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens» vervangen door: uit het kentekenregister.

E

Artikel 17, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. het motorrijtuig te naam is gesteld in het kentekenregister op naam van een openbaar lichaam of van een bedrijf dat zich bezighoudt met werkzaamheden waarbij deze motorrijtuigen worden ingezet; en.

F

Artikel 23, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «wordt verleend indien» vervangen door: wordt verleend indien worden overgelegd.

2. In de onderdelen a en c vervalt: wordt overgelegd.

3. In onderdeel b wordt «een afschrift van» vervangen door «een afschrift van de kentekencard of van». Voorts wordt «het kentekenbewijs dat» vervangen door «het kentekenbewijs dat ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994». Voorts vervalt: wordt overgelegd.

G

In artikel 26a, vierde lid, wordt «artikel 13, eerste lid,» vervangen door: artikel 13, eerste lid, van de wet,.

H

In artikel 29, eerste lid, wordt «basisadministratie van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens» vervangen door «basisregistratie personen, genoemd in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen». Voorts wordt «artikel 65» vervangen door: artikel 2.38.

ARTIKEL VI

Het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt «37, 38 en 40» vervangen door: 37 en 38.

B

In hoofdstuk I, afdeling 2, vervalt in het opschrift: , pruimtabak of snuiftabak.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid vervalt: , pruimtabak of snuiftabak.

2. In het derde lid, vierde lid, zesde lid, onderdelen a en c, achtste lid, onderdeel a, negende lid, aanhef, tiende lid en elfde lid wordt «waarnaar» vervangen door: waarnaartoe.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: , pruimtabak of snuiftabak.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt «waarnaar» vervangen door: waarnaartoe.

E

In artikel 4, artikel 6, artikel 7, artikel 18, artikel 20, eerste, tweede en derde lid, artikel 21, artikel 24, artikel 26, vierde lid, artikel 30, eerste, derde en vijfde lid, en artikel 32, onderdeel b, vervalt: , pruimtabak of snuiftabak.

F

In artikel 5, eerste lid, vervalt «, pruimtabak of snuiftabak». Voorts wordt «artikel 4, tweede lid, onderdeel a, b, c, d of e, van de wet» vervangen door: artikel 4, tweede lid, van de wet,.

G

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het brengen, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdelen a en d, van de wet, van alcoholvrije dranken vanuit een derde land of vanuit een plaats voor tijdelijke opslag naar een inrichting die voor dat soort goederen als zodanig is aangewezen, alsmede het brengen, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel c, van de wet, van alcoholvrije dranken die zijn geplaatst onder een EU-douaneregeling naar een inrichting die voor dat soort goederen als zodanig is aangewezen, dient bij het op grond van de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene douanewet, aangeven van die goederen tot plaatsing onder de douaneregeling «in het vrije verkeer brengen», te worden aangetoond met een vervoersopdracht.

2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Op de vervoersopdracht, bedoeld in het eerste lid, is een verklaring gesteld van de vergunninghouder van de inrichting waarnaartoe de alcoholvrije dranken zullen worden overgebracht, dat die alcoholvrije dranken worden overgebracht naar zijn inrichting en in de administratie van zijn inrichting worden opgenomen.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt «waarnaar» vervangen door: waarnaartoe.

H

In artikel 9 vervalt telkens: , pruimtabak of snuiftabak.

I

In artikel 10, eerste lid, onderdeel c, wordt «waarnaar» vervangen door: waarnaartoe.

J

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdelen a, b, c, d en e, vervalt: , pruimtabak of snuiftabak.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Met betrekking tot een inrichting waar alcoholvrije dranken worden vervaardigd, bevat de administratie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, tevens de voor de heffing van belang zijnde gegevens omtrent de inkoop van grondstoffen en van halffabricaten, alsmede omtrent de vervaardiging van halffabricaten en van eindproducten.

K

In artikel 12, tweede lid, wordt «produktie-» vervangen door: productie-.

L

In artikel 13 wordt «vruchte- en groentesappen» vervangen door «vruchten- en groentesappen». Voorts wordt «produkt» vervangen door: product.

M

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «vruchte- en groentesappen» vervangen door «vruchten- en groentesappen». Voorts wordt «vruchte- of groentesappen» vervangen door: vruchten- of groentesappen.

2. In het eerste lid, onderdeel b, tweede lid en vijfde lid vervalt telkens: , pruimtabak of snuiftabak.

3. In het derde lid wordt «vruchte- en groentesappen» vervangen door: vruchten- en groentesappen.

4. In het vierde lid vervalt: , pruimtabak of snuiftabak.

N

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef en onderdeel a vervalt: , pruimtabak of snuiftabak.

2. In de onderdelen b en d wordt «ingeval van» telkens vervangen door: in geval van.

O

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef en onderdeel a vervalt: , pruimtabak of snuiftabak.

2. In de onderdelen b en d wordt «ingeval van» telkens vervangen door: in geval van.

P

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt telkens: , pruimtabak of snuiftabak.

2. In het tweede lid, onderdelen a, b en d, en vijfde lid vervalt: , pruimtabak of snuiftabak.

Q

In artikel 22 vervalt «, pruimtabak of snuiftabak». Voorts wordt «elektronische op geprinte exemplaren» vervangen door: elektronische of afgedrukte exemplaren.

R

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «, pruimtabak of snuiftabak». Voorts wordt «waarnaar» vervangen door: waarnaartoe.

2. In het tweede lid vervalt: , pruimtabak of snuiftabak.

S

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «mag niet ouder zijn dan zes dagen» vervangen door: mag niet ouder zijn dan zes dagen, tenzij wordt aangetoond dat het vervoer langer dan zes dagen geleden is aangevangen.

2. In het derde lid wordt «produkten» vervangen door: producten.

ARTIKEL VII

In het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt in artikel 3a, zevende lid, tweede volzin, «eerst volzin» vervangen door: eerste volzin.

ARTIKEL VIII

Het Uitvoeringsbesluit Douane- en Accijnswet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, aanhef, en negende lid, onderdeel a, wordt «waar naartoe» vervangen door: waarnaartoe.

2. In het vierde lid wordt «vanwaaruit» vervangen door «van waaruit». Voorts wordt «waar naartoe» vervangen door: waarnaartoe.

3. In het zesde lid, zevende lid en achtste lid, onderdelen a en b, wordt «vanwaaruit» vervangen door: van waaruit.

B

In artikel 3.2, eerste lid, tweede lid, derde lid, onderdeel c, zevende lid en achtste lid, wordt «waar naartoe» vervangen door: waarnaartoe.

ARTIKEL IX

Het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Aan de Belastingdienst/Toeslagen worden door financiële ondernemingen die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mogen uitoefenen de volgende gegevens inzake bankrekeningen verstrekt: het bankrekeningnummer en de naam, het adres, de woonplaats en de geboortedatum van de houder van de bankrekening.

B

Artikel 1b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Burger Service Nummer» vervangen door «burgerservicenummer». Voorts wordt een volzin toegevoegd, luidende: De Belastingdienst/Toeslagen kan voor de toepassing van artikel 1a, tweede lid, bepalen dat de vermelding van het burgerservicenummer achterwege blijft.

2. In het tweede lid wordt «Burger Service Nummer» vervangen door: burgerservicenummer.

ARTIKEL X

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Artikel II, onderdeel A, onder 2, en artikel III, onderdeel B, werken terug tot en met 1 januari 2013.

  • 3. Artikel I, onderdelen A en C, en artikel II, onderdelen A, onder 1, en B, werken terug tot en met 1 januari 2014.

  • 4. Artikel V, onderdeel H, werkt terug tot en met 6 januari 2014.

  • 5. In afwijking van het eerste lid treden artikel IV, artikel V, onderdelen A, B, onder 1, D, E en F, en artikel VI, onderdelen A, B, C, D, E, F, G, H, J, M, N, O, P, Q en R, in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 2 juni 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2014) (Kamerstukken 33 950) tot wet is verheven en die wet in werking treedt, met dien verstande dat artikel IV en artikel V, onderdelen A, B, onder 1, D, E en F, terugwerken tot en met 1 januari 2014.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 4 september 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Uitgegeven de twaalfde september 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING1

I. Algemeen

Het onderhavige besluit wijzigt enkele fiscale uitvoeringsbesluiten, zowel op het gebied van directe als indirecte belastingen, alsmede het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UB Awir). Bij de wijziging van het UB Awir is sprake van een inhoudelijke wijziging. Voor het overige bevat het onderhavige besluit voornamelijk technische en redactionele wijzigingen. Een deel van de wijzigingen wordt toegelicht in het algemene deel van deze nota. Voor een (nadere) toelichting op de afzonderlijke maatregelen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij dit besluit.

Renseigneringsverplichting banken

Per 1 december 2013 is de eenbankrekeningmaatregel in werking getreden.2 Uitgangspunt van deze maatregel is onder meer dat de Belastingdienst/Toeslagen toeslagen uitbetaalt op één bankrekening die op naam staat van de rechthebbende. De Belastingdienst/Toeslagen verifieert of een opgegeven bankrekening voldoet aan de vereisten. Om deze verificatie efficiënter te kunnen uitvoeren, is een renseignering van de naam, het adres, de woonplaats en de geboortedatum van de houders van bankrekeningen door de banken aan de Belastingdienst/Toeslagen nodig. De Belastingdienst/Toeslagen gebruikt deze gegevens voor een juiste uitbetaling van een voorschot of een tegemoetkoming. De wijziging van het UB Awir voorziet in deze renseigneringsverplichting voor banken.

Modernisering tenaamstelling voertuigen

Bij wet van 19 juni 2013 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele andere wijzigingen van uiteenlopende aard (Stb. 2013, 333) zijn wijzigingen aangebracht in de systematiek van tenaamstelling van voertuigen. Enige artikelen uit het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 en het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 behoren in lijn gebracht te worden met deze wijzigingen. Dit vindt plaats met het onderhavige besluit.

Vervallen verbruiksbelasting op pruim- en snuiftabak

De Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de daarop berustende bepalingen (waaronder het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken) zijn sinds 1 januari 2013 alleen nog van toepassing op alcoholvrije dranken. Omdat als gevolg daarvan het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken sinds genoemde datum derhalve niet meer, zoals voorheen, van toepassing is op pruim- en snuiftabak, moeten alle artikelen waarin gerefereerd wordt aan pruim- en snuiftabak worden aangepast.

EU-aspecten, budgettaire aspecten, uitvoeringskosten en administratieve lasten

Aan de maatregelen in dit besluit zijn geen EU-aspecten verbonden. De budgettaire aspecten zijn verwaarloosbaar. De maatregelen zijn uitvoerbaar en handhaafbaar door de Belastingdienst. De gevolgen voor de uitvoeringskosten van de Belastingdienst zijn verwaarloosbaar, met uitzondering van wijziging van het UB Awir. Het UB Awir behelst een nieuwe renseigneringsverplichting die incidentele uitvoeringskosten meebrengt. Bestaande processen voor het inwinnen van gegevens worden uitgebreid en waar nodig moeten nieuwe processen worden ingericht. Deze kosten zijn een rechtstreeks gevolg van invoering van de eenbankrekeningmaatregel en worden voldaan uit de kostenvergoeding die destijds aan de eenbankrekeningmaatregel is toegekend. De renseignering van gegevens betekent ook een administratieve lastenverzwaring voor de banken. Over de wijze waarop de banken aan de verplichting dienen te voldoen vindt nauw contact plaats met vertegenwoordigers van de banken met als doel om de administratieve lasten te minimaliseren. Derhalve is de stijging van de administratieve lasten nog niet kwantificeerbaar. De verwachting is echter dat de administratieve lastenverzwaring voor banken beperkt blijft, omdat voor de gegevensuitwisseling zoveel mogelijk aangesloten wordt bij bestaande processen, dan wel lopende ontwikkelingen om geautomatiseerde gegevensuitwisseling met de banken ten behoeve van fraudebestrijding mogelijk te maken.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (artikel 15 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001)

Tot 1 januari 2014 is steeds het uitgangspunt geweest dat de in een kalenderjaar geldende tekst van artikel 15 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (UBIB 2001) betrekking had op de pensioenaangroei die in dat kalenderjaar plaatsvond en – sinds 1 januari 2003 – dus pas van belang was bij de toepassing van artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) in het volgende kalenderjaar.3 De per 1 januari 2014 in eerstgenoemd artikel aangebrachte wijziging is echter gebaseerd op de veronderstelling dat de in 2014 geldende tekst van artikel 15 van het UBIB 2001 betrekking zou hebben op de pensioenaangroei die in 2013 heeft plaatsgevonden. Hoewel dat uitgangspunt beter aansluit bij de tekst van artikel 3.127 van de Wet IB 2001, is dit niet in overeenstemming met de tekst van artikel 15 van het UBIB 2001. Met de onderhavige wijzigingen van artikel 15 van het UBIB 2001 wordt de vanaf 1 januari 2014 beoogde systematiek met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2014 alsnog in de tekst van genoemd artikel verwerkt.

Artikel I, onderdeel B (artikel 15a van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001)

Met de wijziging van artikel 15a, derde lid, aanhef, van het UBIB 2001 wordt een redactionele omissie hersteld.

Artikel I, onderdeel C, en artikel II, onderdeel A, onder 1 (artikel 19a van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 en artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965)

In artikel 19a, eerste lid, onderdeel b, van het UBIB 2001 wordt onder andere verwezen naar artikel 10 van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) inzake de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten (ao-tegemoetkoming). Laatstgenoemde bepaling is als gevolg van de wet van 4 juni 2014 tot afschaffing van de algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, de compensatie voor het verplicht eigen risico, de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en de tegemoetkoming specifieke zorgkosten en wijziging van de grondslag van de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten (Stb. 2014, 259) met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2014 vervallen. Voor ao-tegemoetkomingen die betrekking hebben op de jaren tot en met 2013 is met voornoemde wet artikel 11a van de Wtcg ingevoerd. Voor ao-tegemoetkomingen vanaf 1 januari 2014 is met voornoemde wet een grondslag opgenomen in de betreffende materiewetten, te weten de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. De verwijzing in artikel 19a van het UBIB 2001 wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2014 hierop aangepast. Hetzelfde geldt – althans voor wat betreft de verwijzing naar de Wtcg – voor artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB 1965). Omdat in onderdeel c van genoemd artikel reeds in algemene zin uitkeringen inzake de genoemde materiewetten zijn opgenomen, is het niet nodig in onderdeel e ook een verwijzing op te nemen voor de bepalingen in die wetten die specifiek zien op de ao-tegemoetkomingen.

Artikel II, onderdeel A, onder 2 (artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965)

Met de opname van onderdeel p in artikel 11, eerste lid, van het UBLB 1965 inzake uitkeringen die worden verstrekt door de Conterganstiftung für behinderte Menschen wordt bewerkstelligd dat deze uitkeringen als in beginsel onder de inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen vallende periodieke uitkeringen worden aangemerkt. Deze wijziging hangt samen met de verhoging per 1 januari 2013 van de onderhavige uitkeringen die door de Conterganstiftung worden verstrekt aan lichamelijk gehandicapt geboren personen van wie de moeder tijdens de zwangerschap het middel Softenon heeft ingenomen. Deze uitkeringen zijn per 1 augustus 2013 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 verhoogd om deze slachtoffers in verband met hun verslechterende medische situatie nader tegemoet te komen. In Duitsland zijn deze uitkeringen van belasting en premie volksverzekeringen vrijgesteld, maar in Nederland worden deze uitkeringen op grond van de Wet IB 2001 als tot het verzamelinkomen behorende periodieke uitkeringen aangemerkt. Dit laatste wordt mede gelet op de gevolgen voor inkomensafhankelijke regelingen, zoals de zogenoemde toeslagen, niet wenselijk geacht. Daarom worden deze uitkeringen door middel van de opname in artikel 11, eerste lid, van het UBLB 1965 als onder de loonbelasting vallende uitkeringen aangemerkt, zodat deze uitkeringen in artikel 8.1 van de Uitvoeringregeling loonbelasting 2011 kunnen worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964. Met de aanwijzing als eindheffingsbestanddeel, die alleen mogelijk is voor in beginsel onder de inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen vallende uitkeringen, wordt bewerkstelligd dat de genoemde slachtoffers zelf geen heffing zijn verschuldigd over de genoemde uitkeringen en dat deze uitkeringen ook niet tot het verzamelinkomen worden gerekend.

De toevoeging van onderdeel p aan artikel 11, eerste lid, van het UBLB 1965 werkt terug tot en met 1 januari 2013, zijnde de datum waarop de verhoging van de genoemde uitkeringen heeft plaatsgevonden.

Artikel II, onderdeel B (artikel 10ab van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965)

Met de wijziging van artikel 10ab, vijfde lid, aanhef en onderdeel b, en zesde lid, van het UBLB 1965 worden de daarin opgenomen verwijzingen alsnog in overeenstemming gebracht met de sinds 1 januari 2014 geldende aanduiding van het tot die datum als 40-deelnemingsjarenpensioen aangeduide pensioen. Deze wijzigingen van artikel 10ab van het UBLB 1965 werken derhalve terug tot en met 1 januari 2014.

Artikel III, onderdeel A (artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968)

De wijziging in artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 betreft een redactionele aanpassing.

Artikel III, onderdeel B (artikel 24c van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968)

De wijzigingen van artikel 24c, vierde en vijfde lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 houden verband met de per 1 januari 2013 in plaats van de regeling van de heffingsrente in werking getreden regeling van de belastingrente. In verband met de leesbaarheid wordt volstaan met het gebruik van het begrip «renten» in plaats van elk type aan rente apart te benoemen. In verband met de genoemde inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2013, wordt ook voor de onderhavige wijziging in terugwerkende kracht voorzien tot en met die datum. Deze wijziging heeft geen inhoudelijke gevolgen. De wijziging van het begrip «administratieve boetes» in «bestuurlijke boeten» is van redactionele aard.

Artikel IV en artikel V, onderdelen A, B, D, E en F (artikelen 1a, 4a, 13a en 14 van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 en artikelen 5aa, 5a, 12, 17 en 23 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994)

De artikelen 1a, 4a, eerste lid, 13a, tweede lid, onderdelen a en b, en 14, aanhef, en onderdelen b en c, van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 en de artikelen 5aa, zevende lid, 5a, tweede lid, onderdeel a, 12, eerste lid, 17, onderdeel a, en 23, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (UBMB 1994) worden gewijzigd in verband met de inwerkingtreding per 1 januari 2014 van de wet van 19 juni 2013 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele andere wijzigingen van uiteenlopende aard (Stb. 2013, 333). In verband met de genoemde inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2014, wordt ook voor de onderhavige wijzigingen in terugwerkende kracht voorzien tot en met die datum. De wijzigingen treden echter pas in werking op het moment waarop het bij koninklijke boodschap van 2 juni 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2014) (Kamerstukken 33 950) tot wet is verheven en die wet in werking treedt, aangezien er in dat wetsvoorstel enkele samenhangende wijzigingen in de artikelen VII en VIII zijn opgenomen.

De wijzigingen brengen geen inhoudelijke veranderingen met zich.

Artikel V, onderdeel B (artikel 5a van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994)

Artikel 5a, vierde lid, van het UBMB 1994 wordt gewijzigd ter herstel van een onjuiste verwijzing naar artikel 24a, zesde lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Dit lid is namelijk ingevolge de wet van 5 april 2006 tot wijziging van de Wet op de accijns en van enkele andere wetten (Stb. 2006, 194) vernummerd tot zevende lid.

Artikel V, onderdeel C (artikel 7b van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994)

Artikel 7b, eerste lid, aanhef, van het UBMB 1994 wordt gewijzigd ter herstel van een onjuiste verwijzing naar artikel 37a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Bedoeld werd namelijk te verwijzen naar de vergunning van artikel 37b van die wet.

Artikel V, onderdeel G (artikel 26a van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994)

Artikel 26a, vierde lid, van het UBMB 1994 wordt gewijzigd ter verduidelijking van de in het vierde lid van dit artikel opgenomen verwijzing naar artikel 13, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

Artikel V, onderdeel H (artikel 29 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994)

In artikel 29, eerste lid, van het UBMB 1994 wordt verwezen naar de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Die wet is echter met ingang van 6 januari 2014 vervangen door de Wet basisregistratie personen. Als gevolg van de inwerkingtreding van de laatstgenoemde wet worden de verwijzingen in artikel 29 van het UBMB 1994 dienovereenkomstig aangepast in die zin dat de materiële inhoud van de verwijzingen niet wordt geraakt. In verband met de genoemde inwerkingtreding met ingang van 6 januari 2014, wordt ook voor de onderhavige wijziging in terugwerkende kracht voorzien tot en met die datum.

Artikel VI, onderdelen A, B, C, D, E, F, H, J, M, N, O, P, Q en R (artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 11, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 26, 30 en 32 en hoofdstuk I, afdeling 2, van het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken)

Aangezien het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken alleen nog van toepassing is op alcoholvrije dranken, moeten alle artikelen waarin gerefereerd wordt aan pruim- en snuiftabak worden aangepast. De onderhavige wijzigingen strekken daartoe. Dit is eveneens van toepassing op het opschrift van hoofdstuk I, afdeling 2, van genoemd besluit.

Andere wijzigingen in genoemde artikelen zijn van redactionele aard. Deze wijzigingen treden echter pas in werking op het moment waarop het bij koninklijke boodschap van 2 juni 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2014) (Kamerstukken 33 950) tot wet is verheven en die wet in werking treedt, aangezien er in dat wetsvoorstel enkele samenhangende wijzigingen zijn opgenomen.

Artikel VI, onderdeel G (artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken)

In artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken vervallen de verwijzingen naar pruim- en snuiftabak. Daarnaast worden enkele wijzigingen van redactionele aard aangebracht. Bovendien wordt het eerste lid van genoemd artikel vanwege de leesbaarheid gesplitst in twee leden. Deze wijzigingen treden echter pas in werking op het moment waarop het bij koninklijke boodschap van 2 juni 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2014) (Kamerstukken 33 950) tot wet is verheven en die wet in werking treedt, aangezien er in dat wetsvoorstel enkele samenhangende wijzigingen zijn opgenomen.

Artikel VI, onderdelen I, K en L (artikelen 10, 12 en 13 van het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken)

De wijzigingen in de artikelen 10, 12 en 13 van het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken zijn van redactionele aard vanwege veranderde schrijfwijzen.

Artikel VI, onderdeel S (artikel 27 van het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken)

Artikel 27, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken bepaalt dat een bescheid dat wordt gebruikt om de herkomst aan te tonen van alcoholvrije dranken die worden vervoerd niet ouder mag zijn dan zes dagen. Het gevolg hiervan is, dat er situaties kunnen ontstaan waarbij het bescheid niet meer geldig is omdat het vervoer van deze producten langer heeft geduurd. Bovendien levert de ongeldigheid van dit bescheid een strafbaar feit op als bedoeld in artikel 32 van genoemd besluit. Om dit directe gevolg te voorkomen wordt in genoemd artikel 27, tweede lid, opgenomen «tenzij wordt aangetoond dat het vervoer langer dan zes dagen geleden is aangevangen». Als wordt aangetoond dat het vervoer langer dan zes dagen geleden is aangevangen en er geen twijfel bestaat dat de desbetreffende alcoholvrije dranken steeds in vervoer zijn gebleven, kan ook een bescheid worden gebruikt dat ouder is dan zes dagen. Met deze aanvulling wordt genoemd artikel 27, tweede lid, in overeenstemming gebracht met hetgeen is bepaald in artikel 34, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit accijns. De wijziging in artikel 27, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken is van redactionele aard.

Artikel VII (artikel 3a van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)

Met de wijziging van artikel 3a, zevende lid, tweede volzin, van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt een redactionele omissie hersteld.

Artikel VIII, onderdelen A en B (artikelen 3.1 en 3.2 van het Uitvoeringsbesluit Douane- en Accijnswet BES)

De wijzigingen in de artikelen 3.1 en 3.2 van het Uitvoeringsbesluit Douane- en Accijnswet BES zijn van redactionele aard.

Artikel IX, onderdelen A en B (artikelen 1a en 1b van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)

Artikel 1a van het UB Awir ziet op de verstrekking van gegevens door natuurlijke personen, rechtspersonen en instellingen aan de Belastingdienst/Toeslagen die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Aan artikel 1a van het UB Awir wordt een voor alle toeslagen geldend lid toegevoegd op grond waarvan banken worden verplicht gegevens over bankrekeningen en de houders van die bankrekeningen te verstrekken aan de Belastingdienst/Toeslagen. Deze renseigneringsverplichting heeft tot doel om de Belastingdienst/Toeslagen te ondersteunen bij de handhaving van de verplichting dat de bankrekening voor het uitbetalen van een toeslag op naam van de rechthebbende staat, zoals vereist in artikel 25, eerste lid, van de Awir. De Belastingdienst/Toeslagen verifieert alle bankrekeningen die door de rechthebbende bestemd worden voor het uitbetalen van een toeslag, de zogenoemde naam/nummercontrole. Door invoering van een verplichting voor de banken tot het verstrekken van gegevens over bankrekeningen kan een groot deel van dit verificatieproces efficiënter plaatsvinden. Op basis van de aan artikel 1b, eerste lid, van het UB Awir toe te voegen tweede volzin, kan de Belastingdienst/Toeslagen bepalen dat bij het verstrekken van de gegevens het burgerservicenummer niet wordt vermeld. Hiermee wordt aan de Belastingdienst/Toeslagen en banken maximaal ruimte gelaten voor afspraken over de wijze van gegevensverstrekking.

Voor het overige zijn de wijzigingen in artikel 1b, eerste en tweede lid, van het UB Awir van redactionele aard.

Artikel X (inwerkingtreding)

Dit besluit treedt ingevolge artikel X, eerste lid, in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

De in artikel X, tweede tot en met vijfde lid, met betrekking tot enkele artikelen en onderdelen opgenomen terugwerkende kracht alsmede de in artikel X, vijfde lid, met betrekking tot enkele artikelen en onderdelen opgenomen afwijkende datum van inwerkingtreding zijn toegelicht in de toelichting op de desbetreffende artikelen en onderdelen.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

X Noot
2

Stb. 2013, 468.

X Noot
3

Afgezien van de toepassing van artikel 3.127, vijfde lid, van de Wet IB 2001.

Naar boven