Besluit van 18 juli 2014, houdende wijziging van het Besluit bezoldiging politie in verband met enkele aanpassingen naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 8 mei 2014, nr. 514012;

Gelet op artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 mei 2014, No. WO3.14.0133/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 16 juli 2014, nr. 539573;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bezoldiging politie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 48b wordt «artikel 7, eerste lid» vervangen door: artikel 7.

B

Na artikel 48b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 48c

De regels gesteld op grond van artikel 6, tweede lid, tweede volzin, zoals die luidde op de dag voor de inwerkingtreding van dit artikel, blijven van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures in het kader van de toekenning van en overgang naar een functie zoals vastgelegd in het LFNP.

C

Artikel 49f komt te luiden:

Artikel 49f

  • 1. Voor de ambtenaar ontstaat aanspraak op de salarisschaal, toelagen, vergoedingen en uitkeringen behorende bij de functie die hem naar aanleiding van de invoering van het LFNP is toegekend, vanaf het moment van het bekendmaken van het besluit genomen op grond van de regels gesteld op grond van artikel 6, tweede lid, tweede volzin, zoals die luidde op de dag voor de inwerkingtreding van dit artikel, strekkende tot toekenning van een functie die is opgenomen in het LFNP aan de ambtenaar. Deze aanspraak werkt terug tot en met het moment waarop de ambtenaar deze functie is toegekend, doch uiterlijk tot en met 1 januari 2010.

  • 2. Indien aan de functie, bedoeld in het eerste lid, een lagere salarisschaal is verbonden dan voor de ambtenaar gold voor toekenning van deze functie, behoudt hij zijn oude salarisschaal en salarisnummer, inclusief de verhoging tot naasthogere bedragen in deze schaal, bedoeld in artikel 9.

  • 3. Indien aan de functie, waarnaar de ambtenaar is overgegaan naar aanleiding van de invoering van het LFNP, geen recht is verbonden op een toelage, vergoeding of uitkering die verbonden was aan de functie van voor de invoering van het LFNP, heeft de ambtenaar aanspraak op de toelage, vergoeding en uitkering behorende bij de functie die hij vervulde voor de invoering van het LFNP tot op de dag dat het samenstel van werkzaamheden wijzigt naar aanleiding van de plaatsing in de in het eerste lid bedoelde functie dan wel naar aanleiding van de aanwijzing als herplaatsingskandidaat in het kader van de reorganisatie Politiewet 2012 als bedoeld in artikel 55ia van het Besluit algemene rechtspositie politie.

ARTIKEL II

  • 1. De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel I, onderdeel C, in werking de dag na publicatie in het Staatsblad en werkt terug tot en met 16 december 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 18 juli 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de vijfentwintigste juli 2014

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In 2012 zijn in het Staatsblad twee algemene maatregelen van bestuur geplaatst over de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (hierna LFNP). Bij voorbereiding van de uitvoering bleken enkele artikelen in deze besluiten wijziging nodig te hebben. Dit besluit regelt deze wijzigingen.

Het proces van invoering van het LFNP duurt langer dan verwacht. De matching van oude naar nieuwe functies bleek gecompliceerder dan van te voren ingeschat. Hierdoor is de planning van het LFNP traject opgeschoven.

Over de inhoud van deze algemene maatregel van bestuur is overeenstemming bereikt met de vakorganisaties.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In het besluit van 31 januari 2012, houdende wijziging van het Besluit bezoldiging politie en het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (Stbl 2012, 30), is in artikel 48b een wijziging van artikel 7 Besluit bezoldiging politie (Bbp) (nog niet in werking getreden) opgenomen waardoor artikel 7, tweede lid, zou komen te vervallen.

Het vervallen van artikel 7 Bbp zorgt ervoor dat er geen nieuwe verzoeken kunnen worden gedaan. Echter, er zullen nog wel verzoeken zijn die nog niet afgerond zijn op het moment dat artikel 7 komt te vervallen. In artikel 48b Bbp was eerder opgenomen dat alleen artikel 7, eerste lid, Bbp nog van toepassing bleef voor de verzoeken waarop nog geen onherroepelijke beslissing was genomen. Echter, daardoor vervalt de grondslag voor de Regeling bezwarenprocedure functiewaardering politie en de op die regeling gebaseerde commissies, namelijk de bezwarenadviescommissie en de heroverwegingscommissie. Door in artikel 48 b Bbp op te nemen dat heel artikel 7 Bbp van kracht blijft op aanvragen over de herwaardering van de functie waarop nog geen onherroepelijke beslissing is genomen, blijft ook voor die gevallen de Regeling bezwarenprocedure functiewaardering en op die regeling gebaseerde commissies bestaan.

Artikel I, onderdeel B

Bij de overgang naar een LFNP-functie is gebruik gemaakt van een regeling die gebaseerd was op artikel 6, tweede lid, tweede volzin, Bbp. De gedachte was dat nadat de politie volledig over zou gaan naar het LFNP deze regeling niet meer nodig zou zijn. Het kan echter zo zijn dat er nog steeds bezwaar- en beroepzaken lopen tegen de overgang naar een LFNP-functie op het moment dat de politie volledig overstapt op het LFNP. Deze overgangsbepaling strekt ertoe te voorkomen dat de grondslag van de Regeling overgang naar een LFNP-functie vervalt en dat daarmee procedures «in de lucht komen te hangen».

Artikel I, onderdeel C

Artikel 49f Bbp zoals dat luidt sinds het Staatsblad 2012, 520 bleek bij de voorbereiding van de uitvoering niet duidelijk genoeg geformuleerd. De omvang van de mogelijke aanspraken was onduidelijk en daardoor niet vast te stellen op grond van het oude artikel 49f Bbp. Ook stond in het vierde lid dat er een ministeriële regeling zou worden vastgesteld over de financiële aanspraken over de bij de LFNP-functie behorende toelagen. Bij nader inzien bleek dat de eventueel ontstane aanspraken gelijk zouden zijn aan de reguliere rechtspositie. Hierdoor bleek er geen behoefte te bestaan aan de ministeriële regeling en daarom wordt de grondslag van deze regeling bij deze wijziging weggehaald.

Hierop is besloten de tekst van artikel 49f Bbp aan te passen. De nieuwe formulering stelt vast wat de gevolgen voor salarisschalen, toelagen, vergoedingen of uitkeringen kunnen zijn voor een ambtenaar bij de toekenning van een functie op grond van het LFNP.

In het eerste lid wordt geregeld dat de ambtenaar vanaf het moment van toekenning recht heeft op de bij die functie behorende salarisschaal, toelagen, vergoedingen of uitkeringen. Deze functie wordt in de meeste gevallen toegekend vanaf een eerdere datum dan de datum van bekendmaking van de besluiten waarin in het kader van de Regeling overgang naar een LFNP-functie aangegeven wordt welke LFNP-functie op de ambtenaar van toepassing is, maar werkt of werken uiterlijk terug tot en met 1 januari 2010. Deze datum is afgesproken tussen de vakorganisaties en de werkgever omdat oorspronkelijk het LFNP per 1 januari 2010 ingevoerd zou zijn. Hoewel dat niet gelukt is, is wel bepaald dat de ambtenaren daar niet de dupe van mochten worden en werken de financiële voordelen dus terug tot en met 1 januari 2010. De individuele gevolgen voor de ambtenaar worden aan hem in een nog na te zenden besluit medegedeeld.

Het is mogelijk dat een ambtenaar in de periode tussen 1 januari 2010 en 31 december 2011 meerdere functies heeft vervuld. Ten aanzien van al deze functies is in het besluit genomen op grond van de regels gesteld op grond van artikel 6, tweede lid, tweede volzin (Regeling overgang naar een LFNP-functie) een LFNP functie toegekend. De functies die de ambtenaar inmiddels niet meer vervuld zijn niet relevant voor de overgang naar een LFNP functie, maar zijn wel relevant voor de aanspraken die in het eerste lid zijn geregeld.

In het tweede lid wordt geregeld dat indien de ambtenaar een functie in het LFNP toegekend krijgt die een lagere salarisschaal heeft dan zijn oude korpsfunctie, de ambtenaar de schaal die hoort bij zijn oude functie behoudt, inclusief de daarbij behorende periodieken. Dit houdt in dat een ambtenaar door kan groeien in zijn oude salarisschaal tot de eindperiodiek in die schaal.

In het derde lid is geregeld dat indien een ambtenaar op grond van zijn oude korpsfunctie een toelage, vergoeding of uitkering kreeg maar daar geen recht meer op heeft bij de functie die hem in het besluit van 16 december 2013 is toegekend, deze uitbetaling stopt op het moment dat het samenstel van werkzaamheden wijzigt naar aanleiding van de plaatsing in een LFNP-functie dan wel naar aanleiding van zijn aanwijzing als herplaatsingskandidaat. De gedachte hierachter is dat een ambtenaar recht heeft op de bij zijn oude korpsfunctie behorende toelagen, vergoedingen of uitkeringen zolang hij feitelijk het oude samenstel van werkzaamheden vervult.

Artikel II

De dag van inwerkingtreding van het tweede lid van dit artikel is gelijk aan de dag van de bekendmaking van de besluiten in het kader van de Regeling overgang naar een LFNP-functie. De terugwerkende kracht is afgesproken om het mogelijk te maken eerder tot uitbetaling van de in deze AMvB vastgelegde aanspraken over te kunnen gaan.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven