Besluit van 8 juli 2014, houdende nadere regels voor laadtijden, lostijden en overliggeld in de binnenvaart (Tweede tijdelijke besluit laden en lossen binnenvaart)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister Veiligheid en Justitie van 20 mei 2014, in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op artikel 932, vierde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en op artikel 5 van de Algemene termijnenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 juni 2014, no. W03.14.0156/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 4 juli 2014, nr. 533582, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

laadplaats:

gemeente waar moet worden geladen;

laadplek:

plek binnen de laadplaats waar moet worden geladen;

laadtijd:

maximaal aantal uren in werktijd dat de afzender gerechtigd is het schip voor het laden op te houden zonder overliggeld verschuldigd te zijn;

losplaats:

gemeente waar moet worden gelost;

losplek:

plek binnen de losplaats waar moet worden gelost;

lostijd:

maximaal aantal uren in werktijd dat de ontvanger gerechtigd is het schip voor het lossen op te houden zonder overliggeld verschuldigd te zijn:

met de zondag gelijkgestelde dag:

nieuwjaarsdag, tweede paasdag, tweede pinksterdag, beide kerstdagen, Hemelvaartsdag, alsmede de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd;

motorschip:

schip dat is ingericht om door middel van één of meer eigen werktuiglijke voortstuwingsmiddelen zelfstandig te varen. Met een motorschip worden gelijkgesteld een koppelverband, een duwstel of een sleep, mits alle vaartuigen waaruit het is samengesteld op de laadplek onderscheidenlijk losplek aanwezig blijven;

sleepschip of duwbak:
  • 1°. binnenschip niet zijnde motorschip, onderscheidenlijk

  • 2°. motorschip waarvan de voortstuwingsmiddelen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend worden aangewend voor verhaalwerkzaamheden of voor besturing;

verplaatsing:

in kubieke meters uitgedrukte waterverplaatsing van een binnenschip tot het vlak van de grootst toegelaten diepgang;

vervoerdocument:

document dat het bewijs vormt van een vervoerovereenkomst en dat de inontvangstneming of het aan boord nemen van goederen door een vervoerder aantoont;

verwachte tijd van aankomst:

door de vervoerder voorziene tijd waarop het schip losgereed zal zijn in de losplaats, welke tijd op werkdagen is om 6.00 uur, om 12.00 uur of om 18.00 uur;

werkdag:

andere dag dan zondag of met de zondag gelijkgestelde dag;

werktijd:

tijd gedurende welke de vervoerder verplicht is gelegenheid te geven tot laden of lossen.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing op reisbevrachtingen tot goederenvervoer over de binnenwateren per binnenschip, behoudens voor zover partijen anders overeenkomen.

Artikel 3

  • 1. Indien een tijdstip is overeengekomen waarop het schip laadgereed dient te zijn in de laadplaats en het schip op dat tijdstip laadgereed is op de laadplek, gaat de laadtijd in op dat tijdstip en geldt de korte laadtijd, bedoeld in artikel 6.

  • 2. Bij het ontbreken van een overeengekomen tijdstip als bedoeld in het eerste lid of indien het schip op het in dat lid bedoelde tijdstip niet laadgereed is op de laadplek, is artikel 5 van toepassing.

  • 3. Indien een tijdstip is overeengekomen waarop het schip losgereed dient te zijn in de losplaats en het schip op dat tijdstip losgereed is op de losplek, gaat de lostijd in op dat tijdstip en geldt de korte lostijd, bedoeld in artikel 6.

  • 4. Bij het ontbreken van een overeengekomen tijdstip als bedoeld in het derde lid gaat de lostijd in op de verwachte tijd van aankomst en geldt de korte lostijd, indien de vervoerder:

    • a. zo spoedig mogelijk na de belading de afzender of een door hem daartoe aangewezen persoon bericht over de verwachte tijd van aankomst; en

    • b. de afzender of de in onderdeel a bedoelde persoon zo spoedig mogelijk bericht van een wijziging van de verwachte tijd van aankomst.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing, indien de vervoerder niet voldoet aan de in dat lid genoemde onderdelen a en b of indien het schip op de verwachte tijd van aankomst niet losgereed is op de losplek, in welke gevallen artikel 5 van toepassing is.

Artikel 4

  • 1. Indien eerder dan op de in artikel 3 bedoelde tijdstippen wordt begonnen met laden of lossen, vangt de laadtijd of lostijd aan bij het begin van de belading of lossing.

  • 2. Met laden of lossen in de zin van dit artikel wordt gelijk gesteld het zich op verzoek van de afzender of ontvanger daartoe gereedhouden.

  • 3. Een verwachte tijd van aankomst kan niet meer worden gewijzigd na 12.00 uur op de laatste werkdag, niet zijnde zaterdag, die voorafgaat aan die verwachte tijd van aankomst.

Artikel 5

  • 1. Meldingen van laad- of losgereedheid als bedoeld in de artikelen 930, eerste lid, onderscheidenlijk 933 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek kunnen uitsluitend op werkdagen tussen 9.00 uur en 18.00 uur geschieden, met dien verstande dat zij op zaterdagen slechts kunnen worden gedaan, indien de vervoerder op de werkdag voorafgaande aan de zaterdag, voor 17.00 uur heeft aangekondigd het voornemen te hebben bedoelde melding op zaterdag te doen.

  • 2. Onverminderd artikel 931, vijfde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, doen meldingen de lange laadtijd of lostijd ingaan om 6.00 uur op de werkdag die als eerste volgt op de werkdag waarop de melding van laad- of losgereedheid is gedaan.

Artikel 6

  • 1. De laadtijd respectievelijk de lostijd bedraagt afhankelijk van het gewicht van de te vervoeren onderscheidenlijk de vervoerde goederen:

    gewicht in 1.000 kg

    laadtijd in uren werktijd

    lostijd in uren werktijd

    laadtijd in uren werktijd

    lostijd in uren werktijd

    ten minste

    kleiner dan

    kort

    lang

        0

      400

    27

    36

    39

    48

      400

      900

    30

    40

    42

    52

      900

    1.400

    33

    44

    51

    62

    1.400

    2.200

    36

    48

    60

    72

    2.200

    3.300

    39

    52

    63

    76

    3.300

    5.500

    42

    56

    66

    80

    5.500

     

    45

    60

    69

    84

  • 2. Het gewicht van de te vervoeren goederen wordt bepaald door de vervoerovereenkomst of, indien deze niet voldoende gegevens bevat, door andere bewijsmiddelen.

  • 3. Het gewicht van de vervoerde goederen wordt bepaald door het vervoerdocument of, indien dit ontbreekt of niet voldoende gegevens bevat, door andere bewijsmiddelen.

Artikel 7

  • 1. De werktijd vangt aan op maandag om 6.00 uur en eindigt op zaterdag om 18.00 uur. Op een met de zondag gelijkgestelde dag eindigt de werktijd op de voorafgaande werkdag om 18.00 uur en vangt aan op de eerstvolgende werkdag om 6.00 uur.

  • 2. Indien de opdrachtgever voorziet dat tijdens de werktijd tussen 22.00 uur en de volgende dag 6.00 uur wordt geladen of gelost, deelt hij dat de vervoerder uiterlijk om 18.00 uur daaraan voorafgaand en desgevraagd schriftelijk mee. Bij ontstentenis van een dergelijke mededeling is de vervoerder voor voornoemde periode vrijgesteld van de verplichting gelegenheid te geven tot laden of lossen, maar blijft die periode wel voor de vergoeding gelden als werktijd.

  • 3. Voor het laden of lossen buiten de werktijd is de uitdrukkelijke toestemming van de vervoerder vereist.

  • 4. Indien buiten de werktijd wordt geladen of gelost, gelden slechts en in afwijking van het eerste lid de gebruikte uren als werktijd, terwijl daarnaast aan de vervoerder een afzonderlijke vergoeding verschuldigd is ten bedrage van twaalf uren overliggeld met betrekking tot elke periode vanaf 6.00 uur tot 18.00 uur en vanaf 18.00 uur tot de volgende dag om 6.00 uur, waarin wordt geladen of gelost, ook al wordt slechts gedurende een gedeelte van die periode geladen of gelost.

  • 5. Met laden of lossen in de zin van dit artikel wordt gelijk gesteld het zich op verzoek van de afzender of ontvanger daartoe gereedhouden.

Artikel 8

  • 1. Voor zover de afzender of ontvanger het schip ophoudt nadat de laadtijd of lostijd is verstreken, telt elk uur als een overliguur en is met betrekking daartoe overliggeld verschuldigd.

  • 2. Het overliggeld bedraagt voor elk overliguur:

    • a. voor motorschepen: € 6,25 vermeerderd met € 0,019 per m3 van de verplaatsing;

    • b. voor sleepschepen en duwbakken: 50% van de vergoeding voor motorschepen.

  • 3. Voor de berekening van het overliggeld wordt de verplaatsing rekenkundig afgerond op hele m3 en het overliggeld per uur op centen.

Artikel 9

Voor de berekening van laadtijd, lostijd en overliggeld telt een aangebroken klokuur als een heel uur.

Artikel 10

  • 1. Indien op meerdere plekken of plaatsen moet worden geladen of gelost:

    • a. geldt artikel 3, eerste lid, voor de eerste laadplaats of laadplek en geldt artikel 3, tweede, derde en vierde lid, voor de eerste losplaats of losplek;

    • b. geldt de kennisgeving, bedoeld in de artikelen 930, eerste lid, en 933 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, voor alle betrokken afzenders of ontvangers gezamenlijk; en

    • c. wordt, onverminderd artikel 932 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, de totale laadtijd of lostijd bepaald overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, eerste lid, op basis van het totaalgewicht van de te vervoeren onderscheidenlijk vervoerde goederen.

  • 2. In de gevallen, bedoeld in dit artikel, wordt het voor elke afzender of ontvanger beschikbare gedeelte van de totale laadtijd of lostijd vastgesteld in de verhouding van het gewicht van de voor hem te vervoeren onderscheidenlijk vervoerde goederen tot het totale gewicht van de desbetreffende goederen.

  • 3. Voor zover een afzender of ontvanger het voor hem beschikbare gedeelte van de laadtijd of lostijd overschrijdt, is hij voor elk uur overschrijding een vergoeding volgens artikel 8 verschuldigd.

  • 4. Indien voor één afzender of ontvanger op meerdere plekken of plaatsen moet worden geladen of gelost, wordt de laadtijd, de lostijd of de overligtijd geschorst gedurende het varen naar een volgende laadplaats of losplaats.

  • 5. Indien voor meerdere afzenders of ontvangers op meerdere plekken of plaatsen moet worden geladen of gelost, wordt de laadtijd, de lostijd of de overligtijd geschorst gedurende het varen naar een volgende laadplek of losplek respectievelijk laadplaats of losplaats.

  • 6. Een schorsing als bedoeld in het vierde of vijfde lid gaat in aan het einde van het volle klokuur waarin het laden of lossen op de ene plek of plaats is beëindigd en duurt tot het einde van het volle klokuur waarin het tijdstip van aankomst op de volgende plek of plaats valt, ook indien reeds voor het einde van dat uur wordt begonnen met het laden of lossen. Indien het tijdstip van aankomst op de volgende plek of plaats niet valt in de werktijd, bedoeld in artikel 7, eerste lid, eindigt de schorsing in ieder geval om 6.00 uur van de eerstvolgende werkdag na het tijdstip van aankomst.

  • 7. In de gevallen, bedoeld in het vijfde lid:

    • a. stelt de vervoerder bij aankomst op de ene plek of plaats onverwijld de afzender of ontvanger op de eerstvolgende plek of plaats in kennis van die aankomst.

    • b. bericht de vervoerder zijn vertrek naar de volgende plek of plaats aan de afzender of ontvanger zo tijdig, dat deze de nodige maatregelen kan treffen. In elk geval bericht de vervoerder niet later dan bij de beëindiging der belading of lossing op de voorafgaande laadplaats of losplaats.

Artikel 11

Op de termijnen in dit besluit is de Algemene termijnenwet niet van toepassing.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, werkt terug tot en met 6 juli 2013 en vervalt met ingang van het derde jaar na die datum.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Tweede tijdelijke besluit laden en lossen binnenvaart.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 8 juli 2014

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Uitgegeven de zestiende juli 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Doelstelling

Met ingang van 6 juli 2013 jl. is het Tijdelijk besluit laden en lossen binnenvaart (hierna: Tijdelijk besluit) komen te vervallen. Dat besluit strekte ter vervanging van het Besluit laad- en lostijden en overliggelden in de binnenvaart 1991 dat verouderd was.

De artikelen 930 tot en met 933 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek zien op de laad- en lostijd en het overliggeld in de binnenvaart. Het betreft hier regelend recht, dat van toepassing is voor zover niet anders tussen partijen is overeengekomen.

Met het Tijdelijk besluit werd invulling gegeven aan de mogelijkheid die het vierde lid van artikel 932 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek biedt om bij algemene maatregel van bestuur de in dat artikel opgesomde onderwerpen te regelen. Ten opzichte van het oude Besluit laad- en lostijden en overliggelden in de binnenvaart 1991 bood het Tijdelijk besluit een geleidelijke overgang naar minder bemoeienis van de overheid met de bevrachtingsvoorwaarden. Het besluit regelde kort gezegd de verplichtingen van de opdrachtgever jegens de vervoerder inzake de tijd die besteed wordt aan het laden of het lossen van het schip. Voor zover de laad- of lostijd wordt overschreden, is sprake van overliggen (overligtijd), waarvoor de opdrachtgever een schadeloosstelling (overliggeld) is verschuldigd.

Ten tijde van de totstandkoming van het Tijdelijk besluit achtte de binnenvaartsector twee jaar voldoende om de binnenvaartmarkt zodanig om te vormen dat een besluit als het Tijdelijk besluit overbodig zou zijn. Derhalve werd voorzien in een werkingsduur van slechts twee jaar.

Inmiddels blijkt echter, dat, ondanks de nodige inspanningen van de sector, de gewenste omvorming van de binnenvaartmarkt, mede door de nog steeds voortdurende economische crisis, nog niet heeft plaatsgevonden.

Daarom hebben de voorzitters van de Binnenvaart Branche Unie, de Algemeene Schippers Vereeniging en de ledengroep Varende Ondernemers van het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart de Minister van Infrastructuur en Milieu daags voor het vervallen van het Tijdelijk besluit, verzocht dit te laten voortbestaan gelet op de economische situatie waarin de binnenvaart op dit moment verkeert. Desgevraagd heeft het verladend bedrijfsleven aangegeven bij monde van de EVO alsook vertegenwoordigers van scheepsbevrachters en logistieke dienstverleners in de binnenvaart geen bezwaar te hebben tegen een, in de tijd gelimiteerde, verlenging van het Tijdelijk besluit.

Ofschoon het desalniettemin wenselijk blijft dat – ook in economisch zwaardere tijden – marktpartijen onderling zelf afspraken maken en overheidsregelingen zoals opgenomen in het Tijdelijk besluit de verhouding tussen vervoerders en verladers zo kort mogelijk beïnvloeden, heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Tweede Kamer bij brief van 14 juni 2013 geïnformeerd over haar voornemen om voor zover mogelijk een verlenging van het Tijdelijk besluit te bewerkstelligen (Kamerstukken II, 2012–13, 30 523, nr. 78).

Omdat het Tijdelijk besluit een algemene maatregel van bestuur is, is het gelet op de noodzakelijke procedure voor het wijzigen van een dergelijk besluit, niet mogelijk gebleken het Tijdelijk besluit te verlengen voor 6 juli 2013 doch wordt met het onderhavige besluit een nieuw besluit vastgesteld dat gelijkluidend is aan het Tijdelijk besluit. Om de periode tussen het vervallen van het Tijdelijk besluit en dit hernieuwde tijdelijke besluit te overbruggen, zal dit besluit voorzien in terugwerkende kracht tot 6 juli 2013. Ter onderscheid met het eerste Tijdelijke besluit laden en lossen binnenvaart zal aan de citeertitel van dit besluit «Tweede» worden toegevoegd. Hoewel bij het toekennen van terugwerkende kracht aan een wettelijke regeling om redenen van kenbaarheid en rechtszekerheid in beginsel terughoudendheid dient te worden betracht, is deze door de concrete omstandigheden – te weten het tijdstip waarop door de branche is verzocht om het Tijdelijk besluit te verlengen en de procedure die daartoe dient te worden gevolgd – en het daaruit voortvloeiende tijdsverloop voor het onderhavige besluit noodzakelijk. Immers, binnen de marktsector is het gebruikelijk om de overeenkomsten te baseren op de wettelijke regeling, ook al is deze van regelend recht. Het ontbreken van terugwerkende kracht zou tot gevolg hebben dat er een periode zou zijn waarvoor geen wettelijke regeling voorhanden zou zijn. Onduidelijk zou dan zijn wat partijen met elkaar zijn overeengekomen, met alle gevolgen van dien waaronder met name een vergrote kans op conflicten.

In de eerder vermelde brief van de Minister van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer is uitdrukkelijk aangegeven dat de inzet is dat het Tijdelijk besluit éénmaal wordt verlengd voor een periode van maximaal twee jaar. Er zal derhalve geen ruimte zijn voor eventuele verdere verlenging. De marktpartijen zijn daarvan doordrongen. De Europese verladersorganisatie (EVO) heeft in samenwerking met de Binnenvaart Branche Unie en het Centraal Bureau voor de Rijn en Binnenvaart in het najaar van 2013 de eerste concepten van de nieuwe bevrachtingsvoorwaarden afgerond en deze ter consultatie voorgelegd aan geïnteresseerden en betrokkenen. Op grond van deze berichten hebben de Minister van Infrastructuur en Milieu en ik er vertrouwen in dat partijen elkaar vóór juli 2015 voldoende hebben gevonden om zonder het Tweede tijdelijke besluit laden en lossen binnenvaart verder te kunnen. (Zie ook: http://www.evo.nl/site/klankbord-bevrachtingsvoorwaarden-binnenvaart).

Administratieve en overige lasten voor bedrijven en instellingen

Evenals het eerste Tijdelijke besluit bevat dit besluit regelend recht. Partijen zijn volledig vrij om afwijkende afspraken te maken. Zij kunnen naar eigen inzicht van deze regeling gebruik maken. Van door de overheid opgelegde administratieve lasten is geen sprake.

Het besluit heeft geen gevolgen voor de toegang tot de markt of voor het verblijf op de markt.

Vaste verandermomenten

In afwijking van het stelsel van de vaste verandermomenten voor wet- en regelgeving treedt dit besluit in werking daags na publicatie in het Staatsblad. Het voortbestaan van de bepalingen van het Tijdelijk besluit wordt immers sterk gewenst door de gehele bedrijfstak waaraan door dit besluit te laten terugwerken tot 6 juli 2013 ook tegemoet wordt gekomen. Toepassing van het stelsel van Vaste verandermomenten biedt hier derhalve geen meerwaarde.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Het begrip «vervoerder» is ontleend aan artikel 20 van boek 8 van het Burgerlijk Wetboek: «De overeenkomst van goederenvervoer is de overeenkomst, waarbij de ene partij (de vervoerder) zich tegenover de andere partij (de afzender) verbindt zaken te vervoeren.»

Artikel 3

Er worden in dit besluit twee, elkaar uitsluitende regimes onderscheiden:

  • a. dat van artikel 3, waarbij de laad- of lostijd direct ingaat en de korte tijden van toepassing zijn;

  • b. dat van artikel 5, waarbij een «melddag» en de lange tijden van toepassing zijn.

Het regime van artikel 3 is niet gebaseerd op het «melden» van het schip, dat van artikel 5 wel. Hierdoor zijn de artikelen 930, eerste lid en 931, vijfde lid en van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing op het regime van artikel 3, maar wel op dat van artikel 5.

Het regime van artikel 3 geldt onder twee voorwaarden. Deze voorwaarden betreffen het aan de afzender of ontvanger verschaffen van zekerheid over het tijdstip waarop het schip laad- of losgereed zal zijn en het op dat tijdstip ook daadwerkelijk laad- of losgereed zijn. Indien aan deze voorwaarden is voldaan kan de afzender of ontvanger zich hierop voorbereiden en de belading of lossing op dat tijdstip beginnen. Het ligt dan in de rede de tijd op dat tijdstip te laten ingaan en een korte laad- of lostijd te hanteren. Omdat het proces van lossen iets minder makkelijk te managen is dan het proces van laden, zijn deze twee belegd in afzonderlijke leden (eerste en tweede lid respectievelijk derde, vierde en vijfde lid).

Indien niet aan één of meer van bedoelde voorwaarden wordt voldaan heeft de verzender of ontvanger meer tijd nodig, waartoe artikel 5 strekt.

Artikel 4

Artikel 4 regelt een aantal bijzondere situaties onder het regime van artikel 3.

Het eerste en tweede lid betreffen het eerder beginnen met de belading of de lossing dan de in artikel 3 bedoelde tijdstippen. Deze leden hebben hetzelfde oogmerk als artikel 931, vijfde lid, eerste zin van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.

Het derde lid van artikel 4 behoedt de ontvanger voor wijzigingen van de verwachte tijd van aankomst op dusdanig korte termijn dat hij hierop niet meer direct en adequaat kan inspelen.

Artikel 5

Dit artikel is van toepassing indien:

  • a. geen tijdstip van laad- of losgereed is overeengekomen, of;

  • b. het schip niet op het overeengekomen tijdstip of de verwachte tijd van aankomst laad- of losgereed is op de laad- of losplek, of;

  • c. de procedure van het berichten van de verwachte tijd van aankomst niet is gevolgd.

Artikel 6

Een vervoerdocument is een document dat het bewijs vormt van een vervoerovereenkomst en dat de inontvangstneming of het aan boord nemen van goederen door een vervoerder aantoont, opgemaakt in de vorm van een cognossement of vrachtbrief of in de vorm van elk ander in de handel gebruikelijk document.1 De vervoerovereenkomst geeft de verwachte hoeveelheid en het vervoerdocument de feitelijk geladen hoeveelheid.

Artikel 7

Voor de inwerkingtreding van het Tijdelijk besluit werd de dag ingedeeld in vier tijdvakken van ieder zes uur; de tijdvakken in de avond en nacht telden niet mee als laad- of lostijd, tenzij er dan geladen of gelost werd. Dit onderscheid is losgelaten: de laad- en lostijd worden berekend in uren en lopen van maandag 6.00 tot en met zaterdag 18.00 uur ononderbroken door. Hiermee is rekening gehouden bij de bepaling van de laad- en lostijden in artikel 6.

Het vierde lid regelt dat uitsluitend de uren die benut zijn voor het laden of lossen (bijvoorbeeld tussen zaterdag 18.00 en maandag 6.00 uur) meetellen in de laadtijd of lostijd.

Het besluit regelt uitsluitend de rechten en verplichtingen tussen vervoerder en afzender en heeft geen betrekking op arbeids- en rusttijden die een werkgever en werknemer in acht moeten nemen.

Artikel 8

De vermelde overliggelden zijn ongewijzigd ten opzichte van het eerste Tijdelijke besluit.

Een rekenvoorbeeld schetst het verschil tussen de periode voor 2011 en na inwerkingtreding van het eerste Tijdelijke besluit. Het overliggeld is de opdrachtgever aan de vervoerder verschuldigd. Een schip van 1.350 ton vervoert 1.242 ton bietenpulppellets van Bad Wimpfen (BRD) naar Wageningen.

Berekening in de situatie voor 2011

Voor deze ladinggrootte gelden 3,5 losdagen.

Ma

21-11

14:00: het schip meldt zich bij aankomst op de losplek losgereed

Di

22-11

00:00–24:00 niet gelost

06:00

begin lostijd

1 losdag

 

Wo

23-11

00:00–24:00 niet gelost

   

1 losdag

 

Do

24-11

00:00–24:00 niet gelost

   

1 losdag

 

Vr

25-11

14:00–17:00 lossen

12:00

einde lostijd

½ losdag

½ overligdag

Za

26-11

00:00–24:00 niet gelost

     

1 overligdag

Zo

27-11

00:00–24:00 niet gelost

     

1 overligdag

Ma

28-11

07:00–19:00 lossen

19:00

einde lossing

 

1½ overligdag

Totaal:

4 overligdagen

Voor dit schip bedraagt het overliggeld € 440,92 per dag: verschuldigd is dus: 4 x € 400,92 = € 1.603,68.

Berekening vanaf 2011 bij dezelfde feitelijke omstandigheden

In de charter is overeengekomen dat het schip op woensdag 23 november om 6.00 uur losgereed is in Wageningen. Indien dat ook daadwerkelijk het geval is, gaat de lostijd op dat tijdstip in en geldt de korte lostijd: voor deze ladinggrootte is dat 44 uur.

Ma

21-11

14:00: het schip is losgereed op de losplek (dus vóór het afgesproken tijdstip)

Di

22-11

00:00–24:00 niet gelost

 

   

Wo

23-11

00:00–24:00 niet gelost

06:00

begin lostijd

18 losuren

 

Do

24-11

00:00–24:00 niet gelost

   

24 losuren

 

Vr

25-11

14:00–17:00 lossen

02:00

einde lostijd

2 losuren

22 overliguren

Za

26-11

00:00–24:00 niet gelost

     

24 overliguren

Zo

27-11

00:00–24:00 niet gelost

     

24 overliguren

Ma

28-11

07:00–19:00 lossen

19:00

einde lossing

 

19 overliguren

Totaal:

89 overliguren

Voor dit schip bedraagt het overliggeld € 31,90 per uur; verschuldigd is dus: 89 x € 31,90 = € 2.839,10.

Artikel 10

De strekking is gelijk aan de overeenkomstige bepaling in het Besluit 1991 zoals dat gold tot inwerkingtreding van het Tijdelijk besluit.

Artikel 11

Door de specifieke regeling van termijnen in dit besluit is geen behoefte aan de meer algemene regels van de Algemene termijnenwet.

Artikel 12

De looptijd van het besluit is gelimiteerd op twee jaar, hetgeen de sector de gelegenheid biedt zich aan de markt aan te passen. Zoals onder het gedeelte «Algemeen» is aangegeven, zijn de ontwikkelingen binnen de sector zodanig dat er op vertrouwd mag worden dat binnen de looptijd van twee jaar er nieuwe bevrachtingsvoorwaarden tot stand gekomen zullen zijn.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Zie artikel 1 van het Verdrag van Boedapest inzake de Overeenkomst voor het vervoer van goederen over de binnenwateren (CMNI)

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven