Wet van 19 juni 2014 tot aanpassing van de reikwijdte en enige technische wijzigingen van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Aanpassingswet WNT)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de reikwijdte van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector te wijzigen op het terrein van algemeen nut beogende instellingen en van gesubsidieerde instellingen en in deze wet enige technische wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:

a. Het woord «onderschikte» wordt telkens vervangen door «ondergeschikte» en «onderschikten» telkens door «ondergeschikten»;

b. Onder 3° wordt «de dagelijkse leiding» vervangen door: de dagelijkse leiding van het gehele openbaar lichaam;

c. Onder 4° wordt «de dagelijkse leiding» vervangen door: de dagelijkse leiding van de gehele rechtspersoon;

d. Onder 5° wordt «de dagelijkse leiding» vervangen door: de dagelijkse leiding van de gehele rechtspersoon of de gehele instelling.

2. In de onderdelen c en k wordt «de door de verantwoordelijke vertegenwoordigde rechtspersoon» vervangen door: de rechtspersoon waartoe de verantwoordelijke behoort.

3. Onderdeel e komt te luiden:

e. bezoldiging:

de som van de beloning, de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en de beloningen betaalbaar op termijn, met uitzondering van de omzetbelasting, dan wel, indien een functie wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, de som van de vergoedingen voor het vervullen van de functie, met uitzondering van de vergoedingen die bij een functievervulling op grond van een dienstbetrekking onbelast zouden zijn, en met uitzondering van de omzetbelasting;

4. Onderdeel f komt te luiden:

f. beloning:

de som van de periodiek betaalde beloningen en de winstdelingen en bonusbetalingen, met uitzondering van belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en met uitzondering van door werkgevers wettelijk of krachtens een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde niet op de beloning ingehouden sociale verzekeringspremies;

5. Onderdeel g komt te luiden:

g. dienstbetrekking:

dienstbetrekking of fictieve dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;

6. (vervallen)

7. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m (nieuw) in een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

n. Onze minister wie het aangaat:
  • 1°. ten aanzien van de rechtspersonen, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid: Onze minister, dan wel, ten aanzien van de zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid, de openbare lichamen, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdelen e en f, onderscheidenlijk de rechtspersonen, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel h, Onze minister op wiens beleidsterrein het zelfstandig bestuursorgaan, het openbaar lichaam, het andere lichaam of de rechtspersoon werkzaam is, of, ten aanzien van een openbaar lichaam ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen: Onze minister;

  • 2°. ten aanzien van de rechtspersonen, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a: Onze minister op wiens beleidsterrein het betreffende orgaan werkzaam is;

  • 3°. ten aanzien van de rechtspersonen, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b: Onze minister die het orgaan, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel b, is dat een of meer leden van het bestuur van de rechtspersoon benoemt of op andere wijze invloed heeft op het beheer of beleid van de rechtspersoon, dan wel, indien het orgaan geen minister is, Onze minister;

  • 4°. ten aanzien van de rechtspersonen, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel c: Onze minister, dan wel, indien de rechtspersoon ten laste van de begroting van een van Onze andere ministers een of meer subsidies ontvangt van ten minste € 500.000, Onze andere minister die de hoogste subsidie verstrekt;

  • 5°. ten aanzien van de rechtspersonen en instellingen, bedoeld in de artikelen 1.3, eerste lid, onderdeel d, 1.4, eerste lid en artikel 1.5, eerste lid: Onze minister die belast is met de leiding van het in de bijlage aangegeven ministerie;

  • 6°. ten aanzien van de rechtspersonen, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel e: Onze minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

B

Artikel 1.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. in Nederland gevestigde rechtspersonen waaraan voor een periode van ten minste drie achtereenvolgende kalenderjaren een of meer subsidies zijn verleend, die samen per kalenderjaar ten minste € 500.000 bedragen en ten minste 50% uitmaken van de inkomsten van de rechtspersoon in dat kalenderjaar, met uitzondering van die rechtspersonen die zijn opgenomen in de bijlagen bij de artikelen 1.4, eerste lid, en 1.5, eerste lid, en met uitzondering van naamloze en besloten vennootschappen die een op winst gerichte onderneming drijven;

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Op de voordracht van Onze minister in overeenstemming met Onze minister(s) wie het mede aangaat, kan bij algemene maatregel van bestuur de bijlage bij het eerste lid, onderdeel d, in de volgende gevallen worden gewijzigd:

    • a. rechtspersonen of instellingen kunnen aan de bijlage worden toegevoegd indien de bekostiging van deze rechtspersonen of instellingen middellijk of rechtstreeks geheel of in aanzienlijke mate uit publieke middelen plaatsvindt of heeft plaatsgevonden of indien deze rechtspersonen of instellingen een wettelijke taak vervullen;

    • b. rechtspersonen of instellingen kunnen aan de bijlage worden toegevoegd indien sprake is van gelieerde rechtspersonen;

    • c. rechtspersonen of instellingen kunnen van de bijlage worden verwijderd indien de grond voor opname op de bijlage niet langer bestaat;

    • d. wegens wijziging van in de bijlage gebruikte aanduidingen of in geval van redactionele verbeteringen.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Op de voordracht van Onze minister in overeenstemming met Onze minister(s) wie het aangaat, kan bij algemene maatregel van bestuur de bijlage bij het eerste lid, onderdeel e, in de volgende gevallen worden gewijzigd:

    • a. verenigingen kunnen aan de bijlage worden toegevoegd indien het verenigingen van onderwijsinstellingen betreft die voor hun leden optreden als werkgeversvertegenwoordiger bij collectieve arbeidsovereenkomsten of als vertegenwoordiger in overleg met de centrale overheid;

    • b. verenigingen kunnen van de bijlage worden verwijderd indien de grond voor opname niet langer bestaat;

    • c. wegens wijziging van in de bijlage gebruikte aanduidingen of in geval van redactionele verbeteringen.

C

Artikel 1.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Op de voordracht van Onze minister in overeenstemming met Onze minister(s) wie het mede aangaat, kan bij algemene maatregel van bestuur de bijlage bij het eerste lid in de volgende gevallen worden gewijzigd:

    • a. rechtspersonen of instellingen kunnen aan de bijlage worden toegevoegd indien de bekostiging van deze rechtspersonen of instellingen middellijk of rechtstreeks geheel of in aanzienlijke mate uit publieke middelen plaatsvindt of heeft plaatsgevonden of indien deze rechtspersonen of instellingen een wettelijke taak vervullen of anderszins een publiek belang dienen, maar waar een bezoldiging van de topfunctionarissen met de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3, gelet op de factoren genoemd in artikel 3.6, tweede lid, ontoereikend is;

    • b. rechtspersonen of instellingen kunnen aan de bijlage worden toegevoegd indien sprake is van gelieerde rechtspersonen;

    • c. rechtspersonen of instellingen kunnen van de bijlage worden verwijderd indien de grond voor opname op de bijlage niet langer bestaat;

    • d. wegens wijziging van in de bijlage gebruikte aanduidingen of in geval van redactionele verbeteringen.

2. Het derde lid vervalt.

D

Artikel 1.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Op de voordracht van Onze minister in overeenstemming met Onze minister(s) wie het mede aangaat, kan bij algemene maatregel van bestuur de bijlage bij het eerste lid in de volgende gevallen worden gewijzigd:

    • a. rechtspersonen of instellingen kunnen aan de bijlage worden toegevoegd indien de bekostiging van deze rechtspersonen of instellingen middellijk of rechtstreeks geheel of in aanzienlijke mate uit publieke middelen plaatsvindt of heeft plaatsgevonden of indien deze rechtspersonen een publiek belang dienen;

    • b. rechtspersonen of instellingen kunnen van de bijlage worden verwijderd indien de grond voor opname op de bijlage niet langer bestaat;

    • c. wegens wijziging van in de bijlage gebruikte aanduidingen of in geval van redactionele verbeteringen.

2. Het derde lid vervalt.

E

Artikel 2.1, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. In geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor meer dan zes maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, komen partijen geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

F

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «artikel 2.1» vervangen door «artikel 2.1, eerste lid,» en wordt na «artikel 2.3,» ingevoegd: artikel 2.5,.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Artikel 2.1, derde en vierde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing op de bezoldiging van de in het eerste lid bedoelde leden, onderscheidenlijk voorzitters, met dien verstande dat in deze artikelleden voor «artikel 2.3» wordt gelezen «artikel 2.2 of 2.8».

G

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, vervalt.

2. In het eerste lid worden de onderdelen b en c geletterd a en b.

3. In het derde lid, onderdeel b, wordt «het eerste lid, onderdeel b,» vervangen door: het eerste lid, onderdeel a,.

4. In het derde lid, onderdeel c, wordt «het eerste lid, onderdeel c,» vervangen door: het eerste lid, onderdeel b,.

Ga

Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid vervalt de laatste volzin.

2. Er worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Onze Minister wie het aangaat kan besluiten dat partijen een bij dat besluit vast te stellen hoger bedrag mogen overeenkomen dan het toepasselijke bedrag, bedoeld in het tweede of derde lid. Het bedrag is niet hoger dan het bezoldigingsmaximum, bedoeld in artikel 2.3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de procedure.

  • 5. Van een besluit als bedoeld in het derde en vierde lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

H

Aan artikel 2.8 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het getal is niet hoger dan de in artikel 2.2 genoemde percentages, tenzij de rechtspersoon of instelling krachtens artikel 2.2 is uitgezonderd.

I

Artikel 3.1, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. In geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor meer dan zes maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, komen partijen geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan het door Onze Minister wie het aangaat voor dat jaar vastgestelde bedrag. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

J

Artikel 3.2. wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «artikel 3.1» vervangen door «artikel 3.1, eerste lid» en wordt «of artikel 3.4» vervangen door: , artikel 3.4 of artikel 3.5.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Artikel 3.1, vierde en vijfde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing op de bezoldiging van de in het eerste lid bedoelde leden, onderscheidenlijk voorzitters.

Ja

Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid vervalt de laatste volzin.

2. Er worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Onze Minister wie het aangaat kan besluiten dat partijen een bij dat besluit vast te stellen hoger bedrag mogen overeenkomen dan het toepasselijke bedrag, bedoeld in het tweede of derde lid. Het bedrag is niet hoger dan het bezoldigingsmaximum, bedoeld in artikel 3.1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de procedure.

  • 5. Van een besluit als bedoeld in het derde en vierde lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

K

Aan artikel 3.5 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het getal is niet hoger dan de in artikel 3.2 genoemde percentages, tenzij de rechtspersoon of instelling krachtens artikel 3.2 is uitgezonderd.

L

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, vervalt.

2. Het eerste lid, onderdelen d tot en met g, worden geletterd c tot en met f.

3. Het tweede en het derde lid worden vernummerd tot derde en vijfde lid.

4. Er worden twee nieuwe leden ingevoegd, die komen te luiden:

  • 2. In geval de functie wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, vermeldt de verantwoordelijke in afwijking van het eerste lid van iedere topfunctionaris en iedere gewezen topfunctionaris:

    • a. de naam;

    • b. de bezoldiging;

    • c. de functie of functies;

    • d. de duur en omvang van de functievervulling in het boekjaar.

  • 4. Indien de bezoldiging van een topfunctionaris of een gewezen topfunctionaris meer bedraagt dan de voor de instelling bij of krachtens deze wet bepaalde maximale bezoldiging of het totaal van de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband van een topfunctionaris of een gewezen topfunctionaris meer bedraagt of zal bedragen dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, of artikel 3.7, eerste lid, motiveert de verantwoordelijke deze overschrijding in het financieel verslaggevingsdocument.

5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het eerste lid» vervangen door: het eerste tot en met vierde lid.

M

Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, vervalt.

2. In het eerste lid worden de onderdelen c tot en met f geletterd b tot en met e.

3. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. in geval de functie in een periode van achttien maanden voor meer dan zes maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking en de bezoldiging per kalenderjaar meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3, zonodig aangepast overeenkomstig de onderdelen a en b, waarbij in het financieel verslaggevingsdocument in afwijking van het eerste lid, onderdelen a, b en c, de bezoldiging wordt vermeld.

4. In het derde lid, onderdeel b, wordt «het eerste lid, onderdeel a of b» vervangen door: het tweede lid, onderdeel a.

5. In het vijfde lid wordt «tweede lid, onderdeel b,» vervangen door: het derde lid, onderdeel b,.

6. In het zesde lid wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.

7. In het zevende lid wordt «het eerste lid» vervangen door: het eerste, derde, vijfde en zesde lid.

N

In artikel 5.5, eerste lid, vervalt «De sociale verzekeringspremies worden niet opgeëist.»

O

Artikel 7.1 komt te luiden:

Artikel 7.1

Jaarlijks voor 31 december wordt aan de Staten-Generaal een overzicht gezonden over de uitvoering van de wet. Onze Minister coördineert de verzending. Het overzicht bevat ten minste:

  • a. per rechtspersoon of instelling de gegevens die op grond van artikel 4.1, eerste tot en met vierde lid, zijn of hadden moeten worden opgenomen in het financieel verslaggevingsdocument over het voorafgaande jaar, met uitzondering van de naam van de topfunctionaris of gewezen topfunctionaris, voor zover de bezoldiging van de topfunctionaris of de gewezen topfunctionaris de maximale bezoldiging bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, te boven is gegaan, dan wel, indien deze lager is, de voor hem bij of krachtens deze wet bepaalde maximale bezoldiging overschrijdt, of het totaal van de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband het bedrag, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, of artikel 3.7, eerste lid, overschrijdt;

  • b. per rechtspersoon of instelling de gegevens die op grond van artikel 4.2, eerste tot en met zesde lid, zijn of hadden moeten worden opgenomen in het financieel verslaggevingsdocument over het voorafgaande jaar;

  • c. de gegevens betreffende de uitzonderingen;

  • d. de gegevens betreffende overtredingen en handhavingsmaatregelen.

P

Artikel 7.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid worden de eerste twee volzinnen vervangen door:

Een bezoldiging voor de leden van de hoogste toezichthoudende organen van een rechtspersoon of instelling die afwijkt van artikel 2.2, onderscheidenlijk artikel 3.2, is, indien de bezoldiging is overeengekomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de bijlagen bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel 1.4, eerste lid, waardoor deze wet van toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling, toegestaan voor ten hoogste vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet of de inwerkingtreding van de wijziging van de bijlage. De bezoldiging, bedoeld in de vorige volzin, wordt slechts verhoogd, indien deze verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, onderscheidenlijk de wijziging van de bijlage, tussen partijen zijn overeengekomen.

2. In het vierde lid wordt «inwerkingtreding van deze wet» telkens vervangen door: inwerkingtreding van de ministeriële regeling.

3. In het vijfde lid wordt de zinsnede «heeft die indeling onmiddellijke werking» vervangen door: gaat die indeling in met ingang van 1 januari van het daarop volgende kalenderjaar.

4. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Een beding in afwijking van artikel 2.10, eerste of derde lid, onderscheidenlijk artikel 3.7, eerste of derde lid, is, indien het beding is overeengekomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, dan wel voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de bijlage bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d of e, of artikel 1.4, eerste lid, waardoor deze wet van toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling, dan wel voorafgaand aan de aanvraag van de subsidiebeschikking waardoor deze wet van toepassing is geworden op de betreffende rechtspersoon of instelling, toegestaan voor ten hoogste vier jaar na inwerkingtreding van deze wet dan wel de wijziging van de bijlage dan wel de bekendmaking van de subsidiebeschikking.

5. Het achtste tot en met tiende lid worden vernummerd tot negende tot en met elfde lid.

6. Na het zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 8. Indien door de verlening van een subsidie, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel c, deze wet van toepassing wordt op een rechtspersoon, is in afwijking van artikel 2.1 onderscheidenlijk artikel 3.1, een voorafgaand aan de aanvraag van die beschikking tussen partijen overeengekomen bezoldiging die meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3, toegestaan voor ten hoogste vier jaar na de bekendmaking van de subsidiebeschikking. De bezoldiging, bedoeld in de vorige volzin, wordt slechts verhoogd, indien deze verhoging en de wijze waarop deze wordt berekend voorafgaand aan de aanvraag van die beschikking tussen partijen zijn overeengekomen. De artikelen 5.4 tot en met 5.6 zijn van toepassing.

7. In het negende lid (nieuw) wordt «in het eerste tot en met het zesde lid bedoelde periode» vervangen door: in het eerste tot en met het vijfde lid bedoelde periode.

8. Het elfde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 11. Voor de toepassing van dit artikel blijft buiten beschouwing iedere wijziging in de bezoldiging, de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband of de duur van het dienstverband die wordt overeengekomen tussen 6 december 2011 en 1 januari 2013.

Q

Artikel 7.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De verantwoordelijke is bevoegd in het financieel verslaggevingsdocument over 2012 de gegevens, bedoeld in artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, zoals dat artikel luidde op 31 december 2012, te vermelden.

R

De bijlage, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder het opschrift Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Onderdeel 3 vervalt.

b. De onderdelen 4 tot en met 13 worden vernummerd tot 3 tot en met 12.

2. Onder het opschrift Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt toegevoegd:

  • 29. De Stichting Kennisnet te Zoetermeer.

3. Onder het opschrift Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Onderdeel 10 vervalt.

b. Onderdeel 11 wordt vernummerd tot onderdeel 10.

c. Na onderdeel 10 (nieuw) worden zes onderdelen toegevoegd, luidende:

  • 11. De Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie te Utrecht.

  • 12. Het Landelijk Platform GGz te Utrecht.

  • 13. De Stichting LOC, Zeggenschap in zorg te Utrecht.

  • 14. De Stichting PGOsupport te Utrecht.

  • 15. De Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland te Utrecht.

  • 16. De Stichting Platform VG te Utrecht.

4. Onder het opschrift Ministerie van Financiën vervalt onderdeel 3.

5. Na de opsomming onder het opschrift Ministerie van Financiën wordt een passage ingevoegd, luidende:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

  • 1. De Stichting Forum, Instituut voor Multiculturele Vraagstukken te Utrecht.

Ra

De bijlage, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder het opschrift Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. De onderdelen 10, 11 en 12 vervallen.

b. De onderdelen 13 tot en met 29 worden vernummerd tot 10 tot en met 26.

2. Onder het opschrift Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. Onderdeel 15 komt te luiden:

  • 15. De vereniging Ieder-In te Utrecht.

b. Onderdeel 16 vervalt.

S

De bijlage, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onderdeel e, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 4 komt te luiden:

  • 4. De Vereniging Hogescholen te Den Haag.

2. Onderdeel 6 komt te luiden:

  • 6. De Werkgeversvereniging Kenniscentra te Zoetermeer.

ARTIKEL II

In artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies wordt «de artikelen 1.2 tot en met 1.5 van de Wet normering uit publieke middelen bekostigde bezoldiging topfunctionarissen» vervangen door: de artikelen 1.2 tot en met 1.5 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

ARTIKEL III

In artikel 25a, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten wordt «artikel 7.3, tiende lid,» vervangen door: artikel 7.3, elfde lid.

ARTIKEL IV

Voor het kalenderjaar 2013 wordt voor de toepassing van de artikelen 2.2 en 3.2 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector voor het begrip «bezoldiging» uitgegaan van de tekst van die wet zoals deze luidde op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL V

  • 1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel Ra, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

ARTIKEL VI

Deze wet wordt aangehaald als: Aanpassingswet WNT.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 19 juni 2014

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Uitgegeven de zevenentwintigste juni 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 715

Naar boven