Besluit van 19 juni 2014, houdende nadere regels omtrent de bijzondere zorgplicht voor veteranen (Veteranenbesluit)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van onze Minister van Defensie, van 12 maart 2014 gedaan mede namens onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 2 tot en met 5 en 7 tot en met 10 van de Veteranenwet en de artikelen 12 en 12h van de Militaire ambtenarenwet 1931;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 mei 2014, No.W07.14.0070/II);

Gezien het nader rapport van onze Minister van Defensie, van 5 juni 2014, nr. BS/2014007292, uitgebracht mede namens onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1 ERKENNING EN WAARDERING VOOR VETERANEN

Artikel 1 Erkenning en waardering

  • 1. Onze minister stelt een Inspecteur der Veteranen aan die tot taak heeft Onze Minister te adviseren over veteranenaangelegenheden en te bemiddelen in individuele aangelegenheden ten behoeve van veteranen.

  • 2. Onze minister bevordert initiatieven op het gebied van erkenning van en waardering voor veteranen door het instellen van een veteranenloket voor informatie en aanvragen betreffende erkenning en waardering. Het veteranenloket heeft tevens tot taak het ondersteunen en begeleiden van veteranen en hun relaties als bedoeld in artikel 10 en door het faciliteren, subsidiëren of door het beschikbaar stellen van personeel, materieel of infrastructuur aan of voor:

    • a. de Stichting het Veteraneninstituut;

    • b. de Stichting Nederlandse Veteranendag;

    • c. de Stichting het Veteranenplatform;

    • d. een verzorgingshuisfunctie voor veteranen.

Artikel 2 Onderscheidingstekens

  • 1. Aan de veteraan wordt zo spoedig mogelijk na terugkeer van de missie het draaginsigne veteranen en de veteranenpas uitgereikt om zich als veteraan te onderscheiden;

  • 2. Over toekenning van eventuele andere onderscheidingstekens worden bij ministeriële regeling regels gesteld.

Artikel 3 Bijeenkomsten en faciliteiten

Het deelnemen van veteranen en hun relaties aan bijeenkomsten en reünies van militaire eenheden wordt volgens bij ministeriële regeling te stellen regels bevorderd door:

  • a. het door operationele commando’s doen organiseren van veteranendagen;

  • b. het beschikbaar stellen van reüniefaciliteiten voor verenigingen van veteranen;

  • c. het op militaire locaties beschikbaar stellen van sportaccommodaties, vergaderruimtes, restaurants en messes.

HOOFDSTUK 2 ZORGPLICHT VOOR EN TIJDENS INZET

Artikel 4 Bepalen van de uitzendgeschiktheid van de militair

  • 1. Alvorens een militair wordt aangewezen voor deelnemen aan een uitzending stelt de commandant van de organieke eenheid van de militair vast of de militair uitzendgeschikt is.

  • 2. De commandant raadpleegt hiertoe het sociaal medisch team, waarbij hij over de medische, psychische en sociale geschiktheid van de militair wordt geadviseerd. Het advies van de verantwoordelijk militair arts over de uitzendgeschiktheid is bindend.

  • 3. De commandant draagt er zorg voor, dat aan militairen die tijdelijk verminderd inzetbaar zijn zorg wordt geboden ter verbetering van gezondheid en inzetbaarheid,

  • 4. De commandant bewaakt dat militairen bestemd voor uitzending uit tandheelkundig oogpunt geschikt zijn en de vereiste vaccinaties hebben ontvangen.

Artikel 5 Voorbereiden van militairen op daadwerkelijke inzet

  • 1. De Commandant der Strijdkrachten draagt er zorg voor dat militairen die zijn aangewezen voor uitzending deelnemen aan een opwerkprogramma, dat ten minste bestaat uit een opleiding gericht op de specifieke kenmerken van de missie en het uitzendgebied en een training gericht op de algemene kenmerken van een uitzending.

  • 2. De Commandant der Strijdkrachten draagt er zorg voor dat militairen tijdig worden opgeleid in het herkennen van en omgaan met gevechtsstress en worden geïnformeerd over hygiëne en preventieve gezondheidszorg in het operatiegebied.

  • 3. De opleiding en training bieden de militair ten minste inzicht in de zorgaspecten van de uitzending waaronder:

    • a. de locaties, taken en bevoegdheden van zorgverleners in het uitzendgebied;

    • b. de bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het gebied van zorg van de commandanten in het uitzendgebied en hetgeen de militair in het uitzendgebied daaromtrent mag verwachten.

  • 4. De Commandant der Strijdkrachten bevordert de deelname van de militair aan een door de Dienst Geestelijke Verzorging georganiseerde uitzendconferentie, gericht op het ondersteunen en geestelijk weerbaar maken van de militair.

  • 5. De Commandant der Strijdkrachten organiseert vóór het vertrek van de militair voor de militair en zijn relaties een thuisfrontinformatiedag en bevordert dat zij daaraan deelnemen.

  • 6. Indien operationele noodzaak het op korte termijn vertrekken van een militair naar een uitzendgebied noodzakelijk maakt en daardoor onvoldoende gelegenheid bestaat om de in dit artikel bedoelde opleiding en voorbereiding te volgen, draagt de Commandant der Strijdkrachten er zorg voor dat de militair en diens relaties zich op een andere manier zo goed mogelijk kunnen voorbereiden en dat hen de noodzakelijke informatie en kennis wordt aangeboden.

Artikel 6 Informeren van militairen en hun relaties

Tijdens de voorbereiding, bedoeld in artikel 5, worden de militair en diens relaties door de Commandant der Strijdkrachten geïnformeerd over de gezondheidsrisico’s van de inzet en over het veteranenloket bedoeld in artikel 10 en de zorg die in dit verband voor de militair en voor diens relaties beschikbaar is.

Artikel 7 Sociaal medische begeleiding en geestelijke verzorging

  • 1. Tijdens inzet zijn medische zorg en sociaal-medische begeleiding beschikbaar voor het verlenen van zorg aan de militair.

  • 2. Door de commandant van de uitgezonden eenheid wordt daarnaast een zorg- en hulpverleningsteam samengesteld.

  • 3. Het zorg- en hulpverleningsteam is afhankelijk van de aard van de missie en de omvang van de eenheid en de inschatting van de risico’s voor de uitgezonden eenheid ter plaatse aanwezig of binnen 24 uur ter plaatse.

  • 4. Het zorg- en hulpverleningsteam adviseert de commandant inzake inzetbaarheid van personeel, repatriëring en ernstige incidenten.

Artikel 8 Begeleiden van de relaties van militairen tijdens de inzet

  • 1. Gedurende de uitzending van de militair worden diens relaties door de zorg van de Commandant der Strijdkrachten geïnformeerd en begeleid door middel van het organiseren van bijeenkomsten waar contact kan worden gelegd met relaties van andere militairen en waarbij voorlichting wordt gegeven.

  • 2. De Commandant der Strijdkrachten draagt er zorg voor dat in geval van calamiteiten de relaties van de militair gerichte informatievoorziening en ondersteuning ontvangen.

  • 3. Indien noodzakelijk kunnen de relaties van de militair via het veteranenloket, bedoeld in artikel 10 contact opnemen met een bedrijfsmaatschappelijk werker. Voor acute of ernstige situaties is via dit veteranenloket een hulpverleningslijn doorlopend bereikbaar.

  • 4. In geval van ernstige incidenten in het uitzendgebied wordt de relaties van de militair zorg geboden waarbij

    • a. in geval van ernstige verwonding of overlijden van de militair de relaties van de militair door de commandant van de organieke eenheid van de militair of diens vertegenwoordiger en door een bedrijfsmaatschappelijk werker of geestelijk verzorger op het huisadres worden bezocht en verdere ondersteuning geschiedt in overleg met de relaties van de militair;

    • b. bij andere dan onder a. bedoelde incidenten in het uitzendgebied door bedrijfsmaatschappelijk werkers aan de relaties van de militair informatie wordt verstrekt over de toedracht en waar gewenst tevens persoonlijke ondersteuning en begeleiding worden geboden.

  • 5. In geval van problemen of incidenten in de thuissituatie van de militair wordt de militair in het uitzendgebied geïnformeerd. Daarnaast worden de relaties van de militair door bedrijfsmaatschappelijk werkers zo nodig ondersteund in praktische zaken waaronder het leggen van contacten met relevante instanties.

  • 6. Door de zorg van de Commandant der Strijdkrachten worden ondersteunende activiteiten ontplooid zoals een thuisfrontcomité, een telefooncirkel en een informatiemap voor het thuisfront. Het thuisfrontcomité wordt voor een door de Commandant der Strijdkrachten te bepalen termijn na de inzet in stand gehouden.

HOOFDSTUK 3 ZORGPLICHT NA INZET

Artikel 9 Het voorzien in sociaal medische begeleiding na afloop van de inzet

  • 1. Gedurende de eerste 18 maanden na terugkeer van de veteraan worden de veteraan en zijn relaties door de zorg van de Commandant der Strijdkrachten proactief begeleid.

  • 2. Proactieve begeleiding van de veteraan geschiedt ten minste door middel van een adaptatieprocedure die bestaat uit:

    • a. gesprekken, gericht op het bespreken van de missie, de persoonlijke ervaringen en de mentale gesteldheid van de veteraan;

    • b. het verstrekken van informatie over de beschikbare zorg na terugkeer;

    • c. een nazorgvragenlijst, die na terugkeer aan de veteraan wordt toegezonden en tot doel heeft te signaleren of er mogelijk sprake is van klachten of aandoeningen bij de veteraan;

    • d. terugkeerdagen, die gericht zijn op het ontmoeten van oud-collega's en waar met de aanwezige hulpverleners kan worden gesproken.

  • 3. Proactieve begeleiding van de relaties van de militair geschiedt door ten minste:

    • a. een nazorgvragenlijst relaties, die na terugkeer van de militair ten behoeve van diens relatie wordt gezonden en gericht is op het vroegtijdig signaleren van mogelijke klachten, aandoeningen of problemen bij de veteraan en diens relaties;

    • b. terugkeerdagen, die na terugkeer van de militair worden gehouden en waarop relaties van de veteranen, relaties van andere veteranen kunnen ontmoeten.

  • 4. Indien daartoe aanleiding bestaat wordt aan de veteraan of zijn relaties een hulpaanbod gedaan of geschiedt doorverwijzing voor zorg.

  • 5. Na afloop van de eerste 18 maanden bevordert de Commandant der Strijdkrachten dat de veteraan en zijn relaties deelnemen aan terugkomdagen, die veelal in de vorm van een reünie worden georganiseerd.

HOOFDSTUK 4 BIJZONDERE ZORGPLICHT VOOR VETERANEN

Artikel 10 Veteranenloket

  • 1. Het veteranenloket bedoeld in artikel 1 fungeert als zorgloket voor de veteraan en zijn relaties teneinde hen te ondersteunen en begeleiden.

  • 2. Het veteranenloket kan door de veteraan en zijn relaties worden benaderd voor alle vragen die verband houden met de veteranenstatus.

  • 3. De veteraan en zijn relaties krijgen bij een zorgvraag een zorgcoördinator toegewezen om hen te informeren over het verkrijgen van zorg en hen ter zake te ondersteunen en te begeleiden.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden kwaliteitseisen en voorwaarden gesteld waaraan het veteranenloket, de zorgcoördinator en het zorgplan moeten voldoen.

Artikel 11 Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen

  • 1. Er is een Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen waarbij instellingen zijn aangesloten op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, waaronder wordt verstaan: psychische en psychosociale zorg voor veteranen.

  • 2. Het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen bevordert de samenwerking tussen de aangesloten instellingen.

  • 3. Het Landerlijk Zorgsysteem voor veteranen draagt bij aan wetenschappelijk onderzoek op het gebied van psychische en psychosociale zorg voor veteranen.

  • 4. Het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen draagt zorg voor de afstemming van een adequaat behandelaanbod op het gebied van psychische en psychosociale zorg aan de veteraan en zijn relaties.

  • 5. Onze minister kan nadere regels stellen omtrent de uitvoering van dit artikel

Artikel 12 Sociale zekerheidswetgeving en Kaderwet militaire pensioenen

  • 1. Het veteranenloket ondersteunt de veteraan en zijn relaties op verzoek bij de aanvraag van een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetgeving, een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de militaire ambtenarenwet 1931 of enige aanspraak op grond van de Kaderwet militaire pensioenen.

  • 2. De voor de uitkerings- dan wel pensioentoekenning noodzakelijke geneeskundige onderzoeken worden zoveel mogelijk gelijktijdig uitgevoerd.

  • 3. De arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor militairen en het militair invaliditeitspensioen worden door zorg van Onze minister gecombineerd betaald.

Artikel 13 Re-integratie

  • 1. De veteraan die niet meer in militaire dienst is en die ten gevolge van een aandoening waarvoor een vermoeden van verband met de dienst als bedoeld in artikel 19 is aangenomen, geen werk meer heeft dan wel zijn werk dreigt te verliezen, heeft recht op begeleiding bij het vinden van werk overeenkomstig het re-integratiebeleid dat geldt binnen het ministerie van Defensie, indien en voor zover hij daarvoor geen beroep kan doen op een werkgever.

  • 2. De veteraan krijgt ondersteuning door tussenkomst van het veteranenloket bij het effectueren van de in het eerste lid bedoelde re-integratieaanspraak.

  • 3. Het recht op begeleiding, bedoeld in het eerste lid strekt zich niet uit tot het vinden van werk binnen het gezagsbereik van het ministerie van Defensie.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de relaties van de veteraan.

Artikel 14 Revalidatie

De veteraan en zijn relaties krijgen ondersteuning door tussenkomst van het veteranenloket bij de revalidatie van de veteraan, door het bieden van bemiddeling bij het verkrijgen van de medische zorg binnen, of buiten het militair revalidatiecentrum en door het bieden van de psychosociale begeleiding, zorg en opvang die zij daarbij nodig hebben.

Artikel 15 Maatschappelijke ondersteuning

De veteraan en zijn relaties krijgen de noodzakelijke maatschappelijke ondersteuning door tussenkomst van het veteranenloket.

Artikel 16 Wetenschappelijk onderzoek

  • 1. Onze minister bevordert het onderzoek, bedoeld in artikel 10 van de Veteranenwet onder meer door het ter beschikking stellen van fondsen voor het wetenschappelijk onderzoek, bedoeld in artikel 11, derde lid van dit besluit en door het verlenen van subsidie aan de Stichting het Veteraneninstituut.

  • 2. Onze minister rapporteert jaarlijks aan de Staten-Generaal over de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek als bedoeld in artikel 10 van de Veteranenwet.

Artikel 17 Taken Raad van Toezicht en advisering

  • 1. De Raad van toezicht en advisering ten behoeve van het civiel-militaire zorgsysteem voor de hulpverlening aan veteranen en het wetenschappelijk onderzoek naar aandoeningen gerelateerd aan uitzendingen adviseert Onze minister van Defensie ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van aandoeningen gerelateerd aan uitzendingen.

  • 2. De Raad van toezicht en advisering houdt toezicht op het civiel-militaire zorgsysteem voor de hulpverlening aan veteranen, bevordert samenwerking tussen alle in het zorgsysteem betrokken partijen en velden en adviseert de minister terzake.

  • 3. Onze minister kan nadere regels stellen omtrent de uitvoering van dit artikel.

Artikel 18 Militaire dienstslachtoffers

Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing op militaire dienstslachtoffers voor zover die niet als veteraan kunnen worden aangemerkt.

HOOFDSTUK 5 INKOMENSVOORZIENING IN VERBAND MET ZORG

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 19 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

arbeidsongeschiktheid:

arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4 dan wel artikel 5 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, dan wel artikel 18, eerste lid van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

belanghebbende:

een gewezen militair als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Veteranenwet die de leeftijd als bedoeld in artikel 7 van de Algemene ouderdomswet nog niet heeft bereikt;

berekeningsgrondslag van de inkomensvoorziening:

het bedrag van de inkomsten die de veteraan in het jaar voorafgaande aan zijn aanmelding bij het loket als bedoeld in artikel 11 van dit Besluit, gebruikelijk zou hebben kunnen genieten indien hij niet ziek dan wel arbeidsongeschikt zou zijn, en dat niet minder bedraagt dan het in artikel 7 vierde lid van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen genoemde bedrag verhoogd met 8% vakantietoeslag;

medische eindtoestand:

de medische eindtoestand als bedoeld in de regeling van onze minister vastgesteld op basis van artikel 2, zesde lid van de Kaderwet Militaire Pensioenen;

sociale zekerheidswetgeving:

de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Zorgverzekeringswet, de Algemene wet bijzondere ziektekosten, de Wet maatschappelijke ondersteuning, dan wel een (inkomens-)voorziening die naar aard en strekking overeenkomt met de hiervoor genoemde wetten;

vermoeden van verband met de dienst:

een redelijk en objectiveerbaar vermoeden dat de ziekte dan wel arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door de uitoefening van de militaire dienst als gevolg van de inzet als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Veteranenwet;

ziekte:

ziekte als bedoeld in artikel 19, eerste lid van de Ziektewet.

Paragraaf 2 Recht op Inkomensvoorziening

Artikel 20 Inkomensvoorziening
  • 1. Onze minister kent op aanvraag een inkomensvoorziening toe aan de belanghebbende die ziek dan wel arbeidsongeschikt is en waarbij sprake is van een door Onze minister vastgesteld vermoeden van verband met de dienst.

  • 2. De inkomensvoorziening bedraagt 80% van de berekeningsgrondslag en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 3. De inkomensvoorziening wordt verminderd met inkomsten uit beroep dan wel bedrijf dan wel een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetgeving.

  • 4. In afwijking van het derde lid worden inkomsten verkregen tijdens de duur van de inkomensvoorziening tengevolge van een stage dan wel proefplaatsing niet in mindering gebracht op de inkomensvoorziening.

  • 5. De duur van de inkomensvoorziening bedraagt twee jaar, gerekend vanaf de datum van toekenning.

  • 6. De inkomensvoorziening wordt beëindigd indien is komen vast te staan dat geen sprake is van een ziekte dan wel arbeidsongeschiktheid die is veroorzaakt door de uitoefening van de militaire dienst als gevolg van de inzet als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Veteranenwet of wanneer het re-integratietraject is afgerond. De tot op de datum van deze vaststelling genoten inkomensvoorziening wordt niet teruggevorderd.

  • 7. De inkomensvoorziening wordt beëindigd wanneer door of namens Onze minister is vastgesteld dat de medische eindtoestand van belanghebbende is bereikt.

  • 8. In afwijking van het vijfde lid en het zevende lid wordt de duur van de inkomensvoorziening met ten hoogste 12 maanden verlengd als het re-integratietraject nog niet is afgerond.

  • 9. In afwijking van het vijfde lid wordt de inkomensvoorziening verlengd als er nog geen sprake is van een medische eindtoestand.

  • 10. Onze minister is bevoegd om in bijzondere gevallen, waarin de toepassing van dit artikel tot een naar zijn oordeel onredelijke uitkomst leidt, de duur van de inkomensvoorziening te verlengen.

Artikel 21 Verrekening

Indien een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetgeving wordt verlaagd, geweigerd of in duur beperkt als gevolg van verwijtbaar handelen van de belanghebbende wordt voor de toepassing van artikel 20, derde lid, de uitkering geacht steeds onverminderd te zijn genoten.

Paragraaf 3 Verplichtingen gedurende de duur van de inkomensvoorziening

Artikel 22 Voorwaarden verbonden aan de inkomensvoorziening
  • 1. De belanghebbende die een aanvraag voor een inkomensvoorziening heeft ingediend of een inkomensvoorziening geniet verstrekt op verzoek of uit eigen beweging zo spoedig mogelijk aan onze minister alle informatie, waaronder mede begrepen informatie in het kader van behandeling en re-integratie, waarvan het hem in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op inkomensvoorziening dan wel op de hoogte of de betaling van de inkomensvoorziening.

  • 2. De belanghebbende die een aanvraag voor een inkomensvoorziening heeft ingediend of een inkomensvoorziening geniet is verplicht:

    • a. te voldoen aan elke oproep om aanwezig te zijn op een door onze minister te bepalen plaats voor de beantwoording van vragen als bedoeld in onderdeel b, het meewerken aan een onderzoek als bedoeld in onderdeel c of het naleven van de controlevoorschriften bedoeld in onderdeel d;

    • b. vragen te beantwoorden die door onze minister in verband met het recht op een inkomensvoorziening worden gesteld;

    • c. mee te werken aan een geneeskundig onderzoek door of vanwege onze minister;

    • d. tot naleving van de door onze minister vastgestelde controlevoorschriften die noodzakelijk zijn voor een juiste uitvoering van de inkomensvoorziening;

    • e. op verzoek onverwijld inzage te geven in een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1 tot en met 3 van de Wet op de identificatieplicht.;

    • f. een naar algemeen medische maatstaven adequate behandeling te ondergaan voor zijn ziekte of arbeidsongeschiktheid;

    • g. mee te werken aan door onze minister gegeven re-integratie voorschriften;

    • h. mee te werken aan door onze minister gegeven voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de belanghebbende in staat te stellen passende arbeid te verrichten.

  • 3. Bij het toerekenbaar niet naleven van één van de in het vorige lid genoemde verplichtingen wordt de inkomensvoorziening niet toegekend dan wel geheel of ten dele beëindigd.

  • 4. De inkomensvoorziening herleeft indien wederom aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen wordt voldaan, indien en voor zover de uitkeringsduur, genoemd in artikel 20, vijfde lid, niet is verstreken.

Paragraaf 4 Rechten gedurende de duur van de inkomensvoorziening

Artikel 23 Begeleiding en aanvullende voorzieningen
  • 1. De belanghebbende heeft gedurende de duur van de inkomensvoorziening recht op:

    • a. begeleiding als bedoeld in artikel 13;

    • b. voorzieningen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid;

    • c. voorzieningen die strekken tot verbetering van de leefomstandigheden en geneeskundige verstrekkingen,

    indien en voor zover de belanghebbende daarvoor geen beroep kan doen op zijn werkgever dan wel op de sociale zekerheidswetgeving.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid kan de belanghebbende in aanmerking worden gebracht voor aanvullende dan wel andere ondersteuning ter verkrijging van arbeid in een dienstbetrekking, dan wel arbeid als zelfstandige.

Paragraaf 5 uitkering bij overlijden

Artikel 24 Uitkering
  • 1. In geval van overlijden van de belanghebbende die in het genot is van een inkomensvoorziening wordt een uitkering verstrekt:

    • a. aan de echtgenoot, of aan de partner waarmee de overleden belanghebbende samenleefde;

    • b. bij ontstentenis van een onder a bedoelde persoon: aan het kind waarvoor, of de kinderen voor wie aanspraak op kinderbijslag bestaat;

    • c. bij ontstentenis van onder a of b bedoelde personen aan ouders, broers, zusters of kinderen van de belanghebbende indien hij in de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud grotendeels bijdroeg.

  • 2. Indien het eerste lid geen toepassing kan vinden kan onze minister de uitkering geheel of gedeeltelijk doen aanwenden ter bestrijding van de kosten van de laatste ziekte en de begrafenis of crematie van de belanghebbende.

  • 3. De uitkering is gelijk aan het bedrag van de aan de belanghebbende toekende inkomensvoorziening over een periode van drie maanden.

Paragraaf 6 Stimuleringspremie

Artikel 25 Aanspraak op stimuleringspremie
  • 1. De belanghebbende die bij het beëindigen van de inkomensvoorziening geheel of gedeeltelijk is gere-integreerd in een dienstbetrekking dan wel in arbeid als zelfstandige ontvangt eenmalig een stimuleringspremie gelijk aan het bedrag van de aan de belanghebbende toegekende inkomensvoorziening over een periode van drie maanden.

  • 2. Van gehele of gedeeltelijke re-integratie in een dienstbetrekking dan wel in arbeid als zelfstandige is sprake indien de belanghebbende een aanstelling of arbeidsovereenkomst heeft voor de duur van ten minste zes maanden dan wel als zelfstandige gedurende tenminste zes maanden opdrachten heeft.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid heeft de belanghebbende, die een aanstelling of arbeidsovereenkomst heeft van ten minste drie maanden dan wel als zelfstandige gedurende tenminste drie maanden opdrachten heeft, aanspraak op 50% van de stimuleringspremie.

Artikel 26 Nadere regels

Bij regeling van onze minister worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit hoofdstuk.

HOOFDSTUK 6 VETERANENREGISTRATIESYSTEEM

Artikel 27 Inrichting

  • 1. Onze minister houdt een veteranenregistratiesysteem bij waarin persoonsgegevens betreffende veteranen worden verwerkt.

  • 2. In het veteranenregistratiesysteem worden persoonsgegevens verwerkt in het kader van het veteranenbeleid van het ministerie van Defensie ten behoeve van:

    • a. het onderhouden van contacten met veteranen in het kader van veteranenzorg;

    • b. het verstrekken van informatie aan veteranen over specifiek voor veteranen bedoelde binnen het veteranenbeleid passende activiteiten, faciliteiten en voorzieningen;

    • c. het verstrekken van gegevens over veteranen aan personen en instanties ten behoeve van de specifiek voor veteranen bedoelde binnen het veteranenbeleid passende activiteiten, faciliteiten en voorzieningen die door deze personen en instanties worden geleverd of georganiseerd;

    • d. wetenschappelijk onderzoek;

  • 3. Het verwerken van gegevens ten behoeve van in het tweede lid genoemde doeleinden blijft achterwege indien betrokkene aangeeft daartegen bezwaar te hebben, met uitzondering van het informeren van de veteraan over achteraf gebleken gezondheidsrisico’s tijdens een uitzending.

  • 4. Aan het verwerken van gegevens ten behoeve van de in het tweede lid, onder c en d genoemde doeleinden kunnen nadere voorwaarden worden verbonden ten einde te verzekeren dat de verwerking uitsluitend geschiedt ten behoeve van deze specifieke doeleinden en plaatsvindt binnen de kaders van het veteranenbeleid van het ministerie van Defensie.

Artikel 28 Opgenomen gegevens

In het veteranenregistratiesysteem worden slechts de volgende gegevens betreffende veteranen opgenomen:

  • a. achternaam, voorletters, voorvoegsels, geslacht, titulatuur, adres, postcode en woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland en overlijdensdatum;

  • b. (beschikbare) registratie en administratienummers, zoals het militaire registratienummer, marinenummer, werknemer ID, en bij wet toegekende identificatienummers uitsluitend ten behoeve van actualisering van naam, adres de noodzakelijke maatschappelijke ondersteuning en woonplaatsgegevens via de Basisregistratie personen;

  • c. uitzendgegevens, zoals gegevens betreffende de missie of operatie, periode van uitzending, rang, functiecode en waar mogelijk locatie tijdens uitzending;

  • d. administratieve gegevens, zoals een indicatie betreffende de uitvoering van het bepaalde in artikel 27, derde lid.

Artikel 29 Bescherming privacy

  • 1. Onze Minister houdt aantekening van verstrekking van gegevens overeenkomstig het bepaalde in artikel 27, tweede lid, onder c en d.

  • 2. Aan het bewerken van gegevens kunnen nadere voorwaarden worden verbonden ter naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens en dit besluit.

Artikel 30 Verstrekking gegevens

  • 1. In het veteranenregistratiesysteem opgenomen persoonsgegevens worden slechts verstrekt:

    • a. aan personen en instanties die belast zijn met of leiding geven aan de in artikel 27, tweede lid, bedoelde activiteiten of die daarbij noodzakelijk zijn betrokken;

    • b. ingevolge een wettelijke verplichting.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 27, tweede lid, onder d, geschieden aan andere personen en instanties in geval van dringende en gewichtige redenen en indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. Verstrekking vindt slechts plaats na toestemming van de Hoofddirecteur Personeel van het ministerie van Defensie.

HOOFDSTUK 7 WIJZIGING ANDERE REGELINGEN

Artikel 31. Intrekking Regeling veteranenregistratie Defensie

De Regeling veteranenregistratie Defensie nr. : C/2006019485 d.d. 13 juni 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 32. Wijziging van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen

1. Aan artikel 7 wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd luidende:

  • 5. Het recht op een invaliditeitspensioen bestaat niet gedurende de periode dat aanspraak bestaat op de Inkomensvoorziening in verband met zorg ingevolge hoofdstuk 5 van het Veteranenbesluit.

2. Aan artikel 11 wordt een nieuw zevende lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Het recht op een invaliditeitspensioen bestaat niet gedurende de periode dat aanspraak bestaat op de Inkomensvoorziening in verband met zorg als bedoeld in hoofdstuk 5 van het Veteranenbesluit.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 33 Hardheidsclausule

Onze Minister kan termijnen, bedragen en percentages, genoemd in dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken indien toepassing gelet op het belang van een goede zorgverlening aan de veteraan of zijn relaties zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 34 Inwerkingtreden Veteranenwet

De Veteranenwet treedt in werking op 28 juni 2014.

Artikel 35 Inwerkingtreden

Dit besluit treedt in werking op 28 juni 2014.

Artikel 36 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Veteranenbesluit

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst,histnoot

Wassenaar, 19 juni 2014

Willem-Alexander

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plassschaert

Uitgegeven de vijfentwintigste juni 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Inleiding

Nederlandse veteranen hebben het Koninkrijk der Nederlanden gediend onder oorlogs- of daarmee vergelijkbare omstandigheden. Zij verdienen daarvoor erkenning en waardering. Met het veteranenbeleid wordt gestreefd naar het vergroten van kennis in de samenleving over oorlogs- en uitzendervaringen en de gevolgen daarvan voor veteranen en hun thuisfront, het bevorderen van de maatschappelijke waardering voor veteranen en het versterken van het gevoel van waardering onder veteranen. De overheid geeft erkenning en waardering door het organiseren van veteranendagen, het faciliteren van reünies, het decoreren van veteranen en door een goed zorgsysteem. Erkenning en waardering vanuit de samenleving kennen vele verschijningsvormen, variërend van belangstelling in de media, het overdragen van kennis over militaire inzet en de gevolgen hiervan voor het thuisfront, de belangstelling van politici bij reünies en herdenkingen, tot de onthulling van monumenten waarmee de inzet (en offers) van de betrokken militairen wordt herdacht.

De Veteranenwet geeft richting aan veteranenbeleid, veteranenregelingen en veteraneninitiatieven. In deze algemene maatregel van bestuur worden de zorg- en uitkeringsaspecten nader uitgewerkt.

De zorgplicht die op Defensie als werkgever rust, is uitgewerkt in de hoofdstukken 2, 3, 4, en 5. Deze zorgplicht omvat het bepalen van de uitzendgeschiktheid van de militair tot het informeren van het thuisfront over het verloop van de missie, de inrichting van het zorgloket, het bieden van gecoördineerde zorgverlening en een tijdelijke inkomensvoorziening als geen enkele andere inkomensbron voor handen is. Een militair die op uitzending gaat moet fysiek en mentaal fit zijn. Bovendien brengt het militaire beroep mee dat de gevolgen voor gezondheid en individueel welzijn ingrijpend kunnen zijn. Om de inzetgereedheid en goede nazorg te borgen rust op Defensie de plicht om de militair niet alleen goed voor te bereiden en op te leiden voor de inzet, maar ook om daarna zorg te verlenen; van opkomst tot na dienstverlating dus. Goed werkgeverschap vereist de aanwezigheid van een sociaal medisch team dat voorafgaand aan, tijdens en na de uitzending zicht heeft op de inzetbaarheid en het welzijn van de militair en daar naar handelt. Het vereist voorts dat de militair voorafgaand aan een uitzending niet alleen fysiek, maar ook mentaal wordt voorbereid, bijvoorbeeld door hem te leren omgaan met gevechtsstress, morele dilemma’s en hygiëne en preventieve gezondheidszorg in het operatiegebied. Als regel vindt er tevens een, door de Dienst Geestelijke verzorging te organiseren, uitzendconferentie plaats. Tot slot vereist goed werkgeverschap dat ook de relaties van de militair worden ondersteund en worden ingelicht over de uitzending en de beschikbare zorg.

Na terugkeer van de missie moet er voor de veteraan en zijn relaties een laagdrempelige en effectieve toegang tot zorg zijn. Daartoe wordt het huidige centraal aanmeldpunt van het Veteraneninstituut uitgebreid. Onder regie en verantwoordelijkheid van de Minister gaan de zorgpartners, Veteraneninstituut, Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen, de Minister als werkgever en ABP zorgloket voor militaire oorlogs en dienstslachtoffers nauwer samenwerken dan voorheen. Met een eenduidige en eenvoudige toegang tot de zorg kan de veteraan of zijn relatie beter geholpen worden. De hulpvraag wordt door een zorgcoördinator opgepakt en doorgeleid. Tevens bewaakt de zorgcoördinator de voortgang van de zorg. Voor veteranen die nog in werkelijke dienst zijn, blijft de zorg en hulpverlening ingevuld worden door de militaire (gezondheids)zorginstellingen. Voor deze geldt immers de werkgeversverantwoordelijkheid van de Minister van Defensie.

Om de voorgestane maatschappelijke waardering en erkenning van veteranen op symbolische wijze tastbaar te maken is een draaginsigne veteranen ingesteld. Het draaginsigne heeft de vorm van een zwaardschede die de letter V vormt. De V staat voor veteraan, vrede, veiligheid en is symbolisch voor de operaties die de veteraan heeft uitgevoerd en voor de verbondenheid tussen veteranen. Door het dragen van het veteraneninsigne zijn veteranen voor elkaar en voor de maatschappij herkenbaar. Met de veteranenpas kan de veteraan zich in Nederland en in het buitenland identificeren als veteraan. De pas is geldig voor het leven en geeft recht op bepaalde faciliteiten.

Het bieden van reüniefaciliteiten vormt één van de hoofdlijnen van het veteranenbeleid, zoals neergelegd in de Nota «Zorg voor veteranen in samenhang» (TK 1989–1990, 21 490, nr. 2). In dit kader leveren de operationele commando’s (de eenheden) een structurele bijdrage aan het onderhouden van de band tussen veteraan en diens (voormalige) eenheid, en aan het verwerken van de ervaringen rondom een uitzending. De bijdrage bestaat onder meer uit het organiseren van reünies, en aan het kosteloos beschikbaar stellen van een ingerichte ontmoetingsruimte op een militaire locatie. Andere reüniefaciliteiten zijn een tegemoetkoming in de kosten van een maaltijd als de reünie op een semimilitaire locatie wordt gehouden en het verstrekken van vrij openbaar vervoer aan post-actieve veteranen om deelname aan dergelijke bijeenkomsten mogelijk te maken.

Voorts is er een veteranenregistratiesysteem. Hiermee is elke veteraan bekend bij Defensie, en kan hij/zij en op de hoogte worden gehouden van zaken die voor hem of haar van belang zijn. Ten aanzien van de privacyaspecten zij opgemerkt, dat dit besluit ter advisering is voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens. Het besluit en de toelichting zijn aangepast naar aanleiding van de opmerkingen van het College. Het veteranenregistratiesysteem stuit dan ook niet op bezwaren vanuit het oogpunt van privacybescherming.

Uitvoering

De uitvoering van de inkomensvoorziening wordt belegd bij het ABP Bijzondere regelingen defensie (ABP/BRD). De uitvoering van het besluit is afgestemd met het ministerie van SZW en met het UWV. De uitvoerder heeft medegedeeld dat de inkomensvoorziening uitvoerbaar is. De uitvoerder zal ook worden betrokken bij de verdere ontwikkeling van de uitvoeringsregels.

De Sociale verzekeringsbank heeft bericht dat geen problemen worden verwacht in de uitvoering van het Veteranenbesluit voor zover die eventueel zouden kunnen ontstaan in relatie tot de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo) door een (louter theoretische) geringe overlap van de doelgroep. Het kan dan hooguit gaan om een of twee gevallen.

Artikelgewijze toelichting

Hoofdstuk 1

Artikel 1

Er is een Inspecteur der Veteranen (IDV). Deze adviserende en bemiddelende functie wordt sinds 1991 uitgevoerd door de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht. De taken en bevoegdheden van de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht staan vermeld in de Instructie voor de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht, vastgesteld bij KB van 12 december 1963, nr. 26, laatstelijk gewijzigd bij KB van 30 juni 1980, nr. 110. Zijn voornaamste taak is gevraagde en ongevraagde adviesverlening aan de Minister van Defensie over de (na)zorg, de erkenning en de maatschappelijke waardering voor veteranen, hun thuisfront en nabestaanden. Daarnaast vertegenwoordigt de Inspecteur de Minister van Defensie bij nationale en internationale veteranenactiviteiten. Tot slot bemiddelt de Inspecteur in individuele zaken die betrekking hebben op de relatie tussen een veteraan en Defensie, met uitzondering van zaken waarin beroep is ingesteld en zaken die strafbare feiten betreffen. De Inspecteur der Veteranen is een bemiddelaar, met andere woorden, men kan niet een klacht indienen bij de IDV, maar wel bemiddeling vragen voor situaties en problemen. Voor klachten zijn er de klachtenregelingen van de verschillende uitvoerders of van het Ministerie van Defensie. Door het aanbieden van bemiddeling voorziet de Inspecteur in de behoefte aan een persoon die zich buiten de lijnorganisatie bevindt en die met verstand van zaken kan bemiddelen, zowel tijdens als na het verblijf in werkelijke dienst.

De Stichting het Veteraneninstituut (Vi), opgericht in 2003, speelt een belangrijke rol in de uitvoering van het veteranenbeleid van Defensie op het gebied van erkenning van en waardering voor veteranen. Dat geldt ook voor de toegang tot het zorgsysteem voor veteranen en hun relaties. Het Veteranenloket als onderdeel van het Vi is het aanspreekpunt voor allerlei vormen van informatieverstrekking en voor het behulpzaam zijn bij aanvragen op het gebied van erkenning en waardering, zoals de veteranenpas en het veteraneninsigne. De zorgfunctie van het Veteranenloket wordt beschreven bij artikel 10. Van oudsher richt het Vi zich op de veteraan die niet meer in dienst is bij Defensie, de post-actieve veteraan. Met de invoering van de veteranenwet kunnen ook de veteranen in werkelijk dienst bij het Vi terecht. Zo verzorgt het Vi in samenwerking met de Stichting het Veteranenplatform (VP) ook voorlichting aan de militair die op het punt staat te worden uitgezonden en na terugkeer veteraan zal zijn. Omdat deze activiteiten vallen onder de werkgeversverantwoordelijkheid van defensie vindt daarbij geen uitwisseling van persoonsgegevens vindt plaats. Het met elkaar in contact blijven na terugkeer van de uitzending, en ook na het verlaten van de actieve dienst, is niet alleen belangrijk voor het gevoel van erkenning en waardering maar ook voor het aanbieden van zorg. Daarnaast faciliteert het Vi lotgenotencontact door het ontplooien en ondersteunen van initiatieven terzake (zoals de zogenaamde nuldelijnsondersteuning), ondersteunt het Vi de uitgifte van de veteranenpas, de verstrekking van het draaginsigne veteranen en het veteranenhandboek, faciliteert het Vi vrij openbaar vervoer om een aantal veteranenactiviteiten te bezoeken, geeft het Vi een veteranentijdschrift uit en fungeert het als kenniscentrum en onderzoeksinstelling ter ondersteuning van het veteranenbeleid. Het Vi bevordert de verwerving en verspreiding van kennis en het verrichten van onderzoek op het gebied van erkenning, waardering en zorg voor veteranen. Zo houdt het Vi al het recente Nederlandse onderzoek op deze gebieden bij. Daarnaast (mede-)organiseert het Vi bijeenkomsten die bijdragen aan deskundigheidsbevordering van verschillende beroepsgroepen die met veteranen werken. Voor de uitvoering van deze taken ontvangt het Vi een subsidie.

De Stichting Nederlandse Veteranendag (opgericht in 2009) richt zich op een ander veteranen-aspect: het bevorderen van maatschappelijke erkenning en waardering voor veteranen. De voornaamste taak van de Stichting is het organiseren van de jaarlijkse Nederlandse Veteranendag. Op deze dag staan veteranen in het middelpunt van de belangstelling en worden hun verdiensten publiekelijk gewaardeerd. Daarnaast organiseert, initieert en coördineert de Stichting in samenwerking met de Stichting het Veteraneninstituut educatieve activiteiten voor scholieren. Veteranen worden als gastspreker ingezet voor de klas, er wordt een bronnenboek uitgegeven en een educatieve website onderhouden. Ook voert de Stichting doorlopend een publiekscampagne voor een juiste beeldvorming over veteranen. Tenslotte initieert en ondersteunt de Stichting regionale en lokale veteranenactiviteiten. Daartoe werkt de Stichting onder meer samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Genootschap van burgemeesters. Voor de uitvoering van deze taken ontvangt de Stichting een subsidie.

Defensie hecht er aan om met veteranen en veteranengroeperingen in gesprek te zijn. De Stichting het Veteranenplatform (opgericht in 1989) is een koepelorganisatie, een samenwerkingsverband van Nederlandse veteranenorganisaties, die de collectieve communicatie met veteranen bevordert. De Stichting wordt geraadpleegd over ideeën en standpunten en fungeert zo als klankbord. Dit staat verder los van de rol en taken van de Centrales voor Overheidspersoneel zoals geregeld in het Besluit georganiseerd overleg Defensie. Voorts behartigt de Stichting de belangen van de aangesloten organisaties en coördineert zij de nuldelijnsondersteuning voor veteranen. Ook treedt de Stichting voor de overheid en overige instellingen op als intermediair en aanspreekpunt op het gebied van veteranen en veteranenaangelegenheden. Tot slot vertegenwoordigt de Stichting de lidverenigingen bij (inter-)nationale evenementen en bij overlegfora. Voor de uitvoering van deze taken ontvangt de Stichting een subsidie.

De zorg voor veteranen geldt van opkomst tot overlijden. Een voorbeeld hiervan is het Koninklijk tehuis voor oud-militairen en museum Bronbeek. Deze verzorgingshuisfunctie geeft invulling aan de behoefte van veteranen om bij lotgenoten met een gelijke achtergrond gehuisvest te worden.

Artikel 2

De uitgifte van de veteranenpas en het draaginsigne veteranen geschiedt doorgaans door de commandant, tegelijk met het handboek voor veteranen. De Stichting het Veteraneninsituut zorgt er voor dat de commandant de bescheiden krijgt. Het staat de commandant vrij deze uit te reiken tijdens of bij gelegenheid van de zgn. «medalparade».

Artikel 3

Een reünie op een militaire locatie geniet de voorkeur, gelet op de band tussen de veteraan en diens (voormalige) eenheid. Als de commandant geen geschikte locatie kan aanbieden, kan worden uitgeweken naar een semimilitaire locatie zoals een militair tehuis, Kumpulan Bronbeek of een militair museum. Een en ander is nader uitgewerkt in de Regeling reüniefaciliteiten veteranen, oorlogs- en dienstslachtoffers en postactieven.

Hoofdstuk 2

Artikel 4

Dit artikel heeft betrekking op het bepalen van de uitzendgeschiktheid van militairen. Het is de commandant van de eenheid waartoe de militair behoort die, wanneer uitzending aan de orde komt, vaststelt of de militair uitzendgeschikt is. Bij het door de commandant vaststellen van de uitzendgeschiktheid is het advies van de arts over de uitzendgeschiktheid bindend. Als het advies negatief is, dan wordt de militair niet uitgezonden. De uitwerking hiervan is neergelegd in de DMG richtlijn 04 «Advisering in geval van inzetbeperkte militairen».

Een militair moet inzetbaar zijn. Een uitzending naar een buitenlands missiegebied is daarvan een onderdeel. Een uitzending brengt bijzondere gezondheidsrisico’s met zich mee. De militair loopt een gerede kans om bij gevechtshandelingen betrokken te raken en geconfronteerd te worden met schokkende en indringende ervaringen. Ook zijn de leefomstandigheden en medische voorzieningen in een missiegebied vaak vrij sober. In dit kader is in artikel 12h, derde lid, onder b van de Militaire Ambtenarenwet 1931 bepaald dat een geneeskundig of tandheelkundig onderzoek geschiedt als dit noodzakelijk wordt geacht in verband met plaatsing in bepaalde gebieden. Daarnaast onderzoekt de verantwoordelijk militair arts de, reeds bij de keuring vastgestelde, medische, psychische en sociale geschiktheid van de militair door (op zijn minst) de beoordeling van het medisch dossier en een vragenlijst die de militair heeft ingevuld.

Het sociaal medisch team adviseert de commandant bij het bepalen van de inzetbaarheid van de militair, bij het re-integreren en bij het dienstverlaten. Het sociaal medisch team bestaat uit de personeelsfunctionaris, de verantwoordelijk militaire arts van het medisch zorgteam, de bedrijfsmaatschappelijk werker en de geestelijke verzorger. Het is een samenwerkingsverband waarbinnen de adviseurs vanuit verschillende disciplines bijdragen aan een compleet beeld van de inzetbaarheid van de militair. Voor de bespreking van de inzetbaarheid is geen toestemming van de betrokken militair vereist. Wel wordt hij hierover ingelicht. Bij twijfels over de uitzendbaarheid volgt nadere bespreking. Indien een lid van het sociaal medisch team weet of vermoedt dat een uitzending van de militair een gevaar kan opleveren voor de militair, diens omgeving of de missie, is hij verplicht de commandant, binnen de voor zijn beroepsgroep vastgestelde kaders, te informeren.

Bij de beoordeling van de inzetbaarheid door de verantwoordelijk militair arts wordt bekeken of er op medische gronden beperkingen zijn voor de uitzendbaarheid. Zo nodig vindt een aanvullend gesprek of geneeskundig onderzoek plaats. Indien er medische beperkingen voor de uitzending bestaan, wordt de militair in beginsel de benodigde medische zorg gegeven, opdat hij alsnog aan de uitzending kan deelnemen. Op basis van het advies van de arts kan ook worden besloten de militair (tijdelijk) niet uit te zenden. De medische zorg omvat ook eventuele tandheelkundige behandelingen.

De commandant ziet er op toe dat de militair voorafgaand aan een uitzending een geneeskundig onderzoek ondergaat (artikel 98 Algemeen militair ambtenarenreglement). De militair krijgt daarnaast informatie over gezondheidsrisico’s en over preventieve maatregelen. De militair wordt zo nodig aanvullend gevaccineerd.

Artikel 5

Indien is vastgesteld dat de militair geschikt is voor uitzending wordt hij overgedragen aan de Commandant der Strijdkrachten die verantwoordelijk is voor de gereed stelling. Militairen worden tijdig voorafgaand aan de uitzending ingelicht over de vermoedelijke datum van vertrek en de duur van de inzet. De militair die voor een uitzending is aangewezen volgt een opwerkprogramma dat uit drie elementen bestaat. Het eerste element is de individuele opleiding, waarin onder meer de aard en het doel van de uitzending worden toegelicht. Deze individuele opleiding bevat in voorkomend geval een op de uitzendfunctie gerichte voorbereiding (waaronder begrepen zo nodig actualisering van kennis van het persoonlijk wapen en «ZHKH»). Tevens wordt het geoorloofde gebruik van geweld (toepassing van het oorlogsrecht) en de daarbij horende morele dilemma’s behandeld. Deze opleiding wijzigt per uitzending omdat deze is gericht op de specifieke kenmerken van het uitzendgebied. Daarbij wordt aandacht besteed aan zaken als het ter plaatse heersende klimaat, lokale gebruiken en de cultuur in het uitzendgebied, bijzondere gezondheidsrisico’s etc. Het tweede element is de groepsgewijze training die de algemene aspecten van een uitzending belicht en onder meer inzicht biedt in de zorgaspecten van de uitzending. Het derde element is de uitzendconferentie die door de Dienst Geestelijke Verzorging op het vormingscentrum Beukbergen wordt georganiseerd. De uitzendconferentie is gericht op het ondersteunen en mentaal weerbaar maken van de militair.

De uitgezonden militair wordt ingezet in vooraf onvoorspelbare omstandigheden. De bij die omstandigheden optredende fysieke en mentale belasting is niet altijd vooraf te bepalen. Daarom is het van belang dat hij wordt onderwezen in het voorkomen en herkennen van psychische overbelasting bij zichzelf en bij collega-militairen. Omdat in de missiegebieden de woon -en werkomstandigheden anders en vaak primitiever zijn dan in Nederland, is voorlichting over specifieke hygiënische maatregelen essentieel.

Om tijdens de uitzending goed te kunnen functioneren is het belangrijk dat de militair weet dat zijn achterban goed is geïnformeerd en goed wordt ondersteund. Daarom is thuisfrontzorg onlosmakelijk verbonden met een uitzending. Door de Commandant der Strijdkrachten aangewezen functionarissen organiseren voorafgaande aan de uitzending een thuisfrontinformatiedag voor de militair en zijn relaties. Tijdens deze bijeenkomst wordt informatie verstrekt over het doel van de uitzending, over het land waar de inzet plaatsvindt, en over de mogelijkheden voor communicatie tussen de militair en diens relaties. Ook wordt er een reële beoordeling gegeven van de risico’s, zowel militaire risico’s, als fysieke, psychische en gezondheidsrisico’s. Tot slot wordt het thuisfront informatie verschaft over hoe en met wie zij bij zorgvragen en in noodgevallen contact kunnen opnemen.

Een deel van de opleiding en training kunnen achterwege blijven als operationele noodzaak een spoedig vertrek vereist. Daarbij kan worden gedacht aan plotselinge vervanging van een collega of bij onverwacht extra benodigde capaciteit. Dit betreft een uitzonderlijke situatie, waarbij desondanks voldoende vertrouwen bestaat in de inzetbaarheid van de militair. In dit soort gevallen moet al het redelijkerwijs mogelijke worden gedaan om de betrokken militair alsnog zo goed mogelijk voor te bereiden.

Artikel 6

Het informeren van de militair vindt plaats in het kader van het opwerkprogramma in de aanloop naar de uitzending. Hierbij wordt naast andere zaken aandacht besteed aan het aspect van preventie van ziekten en letsel («HPG») en het in voorkomend geval omgaan met beschermende middelen. Voor de relaties van de militairen wordt een aparte bijeenkomst georganiseerd over voor hen belangrijke aspecten van de uitzending. Tijdens deze bijeenkomst zijn een bedrijfsmaatschappelijk werker en een geestelijk verzorger aanwezig. Zij geven voorlichting over de zorg die hun instanties kunnen bieden aan de relaties.

Artikel 7

Het sociaal medisch team van een eenheid wordt onder operationele omstandigheden, zoals bij een missie, aangevuld met een psycholoog en wordt in die samenstelling aangeduid als zorg- en hulpverleningsteam. De leden van het team adviseren en bieden zorg vanuit hun respectievelijke disciplines en binnen het kader van hun bevoegdheden. Dit zorg- en hulpverleningsteam is tijdens een uitzending beschikbaar. Het team bestaat ten minste uit een arts, een bedrijfsmaatschappelijk werker, een psycholoog en een geestelijk verzorger. Feitelijk fungeert dit team als het sociaal medisch team van een eenheid zoals in Nederland, met dien verstande, dat de acties die voortvloeien uit de Wet Verbetering Poortwachter niet behoren tot het takenpakket van het zorg- en hulpverleningsteam op uitzending. Het team adviseert de commandant of indien van toepassing, de «Senior National Representative» over personele inzetbaarheid, repatriëring op sociale en of medische gronden en (ernstige) incidenten. Dit team kan, afhankelijk van de aard en omvang van de eenheid en de inschatting van de risico’s met de uit te zenden eenheid ontplooid worden dan wel geheel of gedeeltelijk op 24 uur notice beschikbaar zijn. Het team staat onder leiding van de commandant en vergadert minimaal eenmaal per week. Als de commandant dit nodig acht, wordt het zorg- en hulpverleningsteam uitgebreid met een personeelsfunctionaris. Bij een missie van beperkte omvang kan er voor worden gekozen om af te zien van permanente aanwezigheid van het zorg- en hulpverleningsteam. In plaats daarvan kan er voor worden gekozen hun expertise «in te vliegen» als dat nodig is.

Artikel 8

Tijdens de uitzending worden voor de relaties van de militair (het thuisfront) geregeld contactdagen en informatiebijeenkomsten georganiseerd, waaronder een midterm- of familiedag. Daarnaast worden de relaties via een internetsite op de hoogte gehouden van het verloop van de uitzending. Tevens worden zij geïnformeerd aan de hand van tijdschriften en bladen van het krijgsmachtdeel die op de uitzending zijn gericht. Ook is voortdurend een hulpverleningsteam beschikbaar.

In geval van ernstige incidenten in het uitzendgebied wordt de als eerste geregistreerde relatie actief benaderd. Dit gebeurt onder meer door een huisbezoek van de bedrijfsmaatschappelijk werker of geestelijk verzorger. Indien nodig wordt ook een zorgaanbod gedaan. De aard van de zorg hangt af van de aard en ernst van het incident in het uitzendgebied. Het kan bestaan uit nadere toelichting van het incident, zodat de relaties voor berichtgeving hierover niet alleen van media afhankelijk zijn. Het kan ook bestaan uit persoonlijke ondersteuning en begeleiding, vooral als de militair direct bij het incident was betrokken. Tot slot kunnen de relaties zelf aangeven of steun gewenst is.

De bedrijfsmaatschappelijk werker licht de militair in het uitzendgebied in bij problemen in de thuissituatie. Daarnaast wordt de relaties hulp geboden bij het oplossen daarvan. Het coördinerend operationeel commando voorziet bovendien in gerichte informatievoorziening aan en opvang van de relaties, ingeval van calamiteiten. Voor de afhandeling van calamiteiten wordt gebruik gemaakt van het Calamiteiten Registratie- en Informatiesysteem (CRIS). De persoonsgegevens die in het CRIS worden verwerkt worden ten hoogste tot vijf jaar na beëindiging van de missie bewaard. De informatievoorziening van en naar het inzetgebied verloopt via de situatiecentra van de operationele commando’s.

Voor de relatie van militairen wordt een thuisfrontcomité opgericht. Dit bestaat uit vrijwilligers die de contacten tussen de relaties onderhouden en ondersteunen, informatie uitwisselen en als steun- en aanspreekpunt dienen. Het thuisfrontcomité is ook na het beëindigen van de rotatie waarvoor zij was opgericht beschikbaar. Ook wordt een «telefooncirkel» gemaakt door relaties die zich daar vrijwillig voor hebben opgegeven. Zij staan klaar voor hulp bij praktische vragen en bieden een luisterend oor. Tot slot ontvangen relaties schriftelijke informatie over de uitzending in de vorm van een informatiemap en brochures.

Hoofdstuk 3

Artikel 9

Proactieve begeleiding bestaat uit sociaal-maatschappelijke begeleiding van de veteraan, met het doel om potentiële problemen te signaleren. Om de voortekenen te ontdekken is geregeld persoonlijk contact nodig met de veteraan. Bij proactieve begeleiding is het van belang dat de militair openstaat voor het inventariseren van de zorgbehoefte. De begeleiding is verspreid over anderhalf jaar na afloop van de uitzending. Dat betekent niet dat na die anderhalf jaar de zorg eindigt. Deze termijn dient ervoor om zeker te stellen dat binnen die periode de in dit artikel beschreven activiteiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De invulling hiervan is steeds in ontwikkeling, al naar gelang nieuwe inzichten in de wetenschap en beschikbare mogelijkheden. Op dit moment voorziet het terugkeerprogramma in de volgende onderdelen. Meestal zijn er twee debriefings- of adaptatiegesprekken in groepsverband, snel na vertrek uit het missiegebied, bijvoorbeeld tijdens de tweedaagse adaptatieperiode en voor de aankomst in Nederland (CDS A-125). Het eerste debriefingsgesprek is gericht op de operationele kant van de missie. Het tweede gesprek heeft de persoonlijke ervaringen van de militair als onderwerp.

Drie tot vier maanden later vindt het individuele terugkeergesprek plaats met de bedrijfsmaatschappelijk werker. Dat gesprek heeft het bewaken en bevorderen van de mentale fitheid tot doel en het kunnen plaatsen van opgedane ervaringen. Als de militair geen gehoor geeft aan de uitnodiging voor het gesprek, wordt hij nogmaals benaderd. Degenen die na herhaald verzoek de vragenlijst niet ingevuld retourneren, worden geregistreerd. De verantwoordelijk militair arts brengt tijdens een spreekuurcontact alsnog de uitzending ter sprake, uiterlijk vóór de eerstvolgende uitzending en anders bij een eventuele uitdiensttreding.

Zodra een ingevulde vragenlijst daartoe aanleiding geeft, neemt de verantwoordelijk militair arts of de bedrijfsmaatschappelijk werker telefonisch contact op met de veteraan en registreert de uitkomst daarvan. Bij geen gehoor wordt nogmaals gebeld, waarna eventueel een schriftelijke oproep volgt. Bij een eerstvolgend contact tussen de arts/maatschappelijk werker en de betrokkene wordt de vragenlijst besproken. De Commandant der Strijdkrachten draagt zorg voor de terugkeerdagen voor de veteranen en voor hun relaties. Voor individueel uitgezonden militairen wordt een aparte terugkeerdag georganiseerd door de eenheid waartoe zij behoren.

De vragenlijsten worden aan de militair gezonden, met een uitnodiging voor hem en zijn relatie om deze in te vullen. De veteraan en zijn relatie vullen eigen vragenlijsten in. De bedrijfsmaatschappelijk werker kan naar aanleiding van de ingevulde vragenlijst de veteraan en zijn relatie hulp verlenen.

De terugkeerdagen staan open voor de veteraan en voor zijn relatie(s). Op deze dagen kunnen relaties elkaar ontmoeten, ervaringen uitwisselen en in contact komen met de zorgverleners. Naast en na de terugkeerdagen kunnen de veteraan en zijn relaties deelnemen aan reünies die door het uitzend-onderdeel worden georganiseerd en die niet specifiek op de betreffende uitzending zijn gericht.

Hoofdstuk 4

Artikel 10

Het veteranenloket is opgericht om naast de in artikel 1 genoemde taak invulling te geven aan de bijzondere zorgplicht van Defensie voor veteranen en hun relaties en voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers. Onder relatie wordt ook begrepen de ex-partner van de veteraan.

Het loket wordt ondergebracht bij de Stichting het Veteraneninstituut (Vi). Het veteranenloket neemt de dienstverlening van het centraal aanmeldpunt over. Daarnaast wordt de overige dienstverlening van het Vi, de acute 24 uurs hulpverlening van het LZV en de zorgcoördinatie van het Zorgloket voor Militaire oorlogs- en dienstslachoffers (uitgevoerd door ABP Bijzondere Regelingen Defensie) direct toegankelijk via het loket.

Het veteranenloket geeft als frontdesk toegang tot de revalidatie, de re-integratie, de materiele zorg, de maatschappelijke ondersteuning en de geestelijke gezondheidszorg voor actief dienende en post actieve veteranen en hun relaties. Het veteranenloket registreert de vragen en geleidt deze door naar de juiste instantie. Voor vragen die niet gerelateerd zijn aan het verlenen van zorg (bijvoorbeeld de vraag waar een veteranenspeld is te verkrijgen) is het loket tijdens kantooruren geopend. Voor acute zorgvragen is het loket onafgebroken, dag en nacht, bereikbaar. Acute zorgvragen worden direct bij een hulpverlener uitgezet. Niet-acute zorgvragen worden doorgeleid naar de zorgcoördinator die zorg draagt voor overdracht aan een hulpverlener.

De zorgcoördinator wordt toegewezen aan de veteraan en stelt met hem en (eventueel) diens relatie een zorgplan op en initieert en bewaakt de uitvoering daarvan. De zorgcoördinator is geen hulpverlener en werkt onafhankelijk van behandelende instanties. In het zorgplan staan de zorgvraag en de zorg verlenende instanties vermeld. Dit is geen behandelplan. Zorg is het geheel van materiële zorg (pensioenen etc.) en behandelzorg (gezondheidszorg in de 1e of 2e lijn waaronder begrepen psychosociale behandeling) te samen. De behandelzorg valt onder het beroepsgeheim van de betreffende behandelaar. De behandelaar(s) is (zijn) verantwoordelijk voor het behandelplan. De zorgcoördinator bewaakt, met instemming van de veteraan, het proces rondom de behandeling.

Artikel 11

De veteraan die geestelijke gezondheidszorg behoeft, heeft vaak met meerdere instanties te maken. Het komt voor dat een behandelende instantie hem pas na enige tijd als veteraan herkent omdat zijn klachten zich pas jaren na de uitzending hebben geopenbaard. Voor adequate hulp is de veteraan gebaat bij samenwerking tussen civiele en militaire zorgverleners. Daarom is het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV) opgericht. Het is een samenwerkingsverband tussen meerdere zorginstellingen die elk vanuit eigen hoedanigheid met veteranen hebben te maken, van laagdrempelige eerstelijns begeleiding tot (gespecialiseerde) tweedelijns klinische zorg door GGZ-instellingen. De gecoördineerde opzet stelt de veteraan centraal.

De MGGZ levert geestelijke gezondheidszorg, waaronder wordt verstaan: psychische en psychosociale zorg, aan actief dienende militairen en aan veteranen met een uitzending gerelateerde hulpvraag en maakt daartoe deel uit van het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV). Een andere taak van de MGGZ is het verrichten van wetenschappelijk onderzoek naar uitzend gerelateerde klachten. Verder wordt er patiëntgebonden onderzoek gedaan ten behoeve van de verbetering van de kwaliteit van de zorg in het LZV.

Artikel 12

Het veteranenloket licht de veteraan en het militaire oorlogs- en dienstslachtoffer in over de voorziening en/of uitkering waar hij mogelijk recht op heeft en begeleidt hem bij de aanvraag daarvan.

Uitkeringen kunnen met elkaar samenhangen. Zo kent het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) een arbeidsongeschiktheidspensioen toe, nadat door het Uitvoeringsinsituut Werknemersverzekeringen (UWV) een bepaald arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld. Ook voor de vaststelling van het militair invaliditeitspensioen kunnen UWV-gegevens van belang zijn. Voor beide uitkeringen is verzekeringsgeneeskundig onderzoek vereist dat voor een groot deel hetzelfde is. Om de veteraan en het militaire oorlogs- en dienstslachtoffer zo min mogelijk te belasten, worden noodzakelijke geneeskundige onderzoeken waar mogelijk gelijktijdig uitgevoerd. Dit vereist coördinatie en samenwerking tussen verschillende keuringsinstanties.

De WIA-, WAO-, WAZ- en Wajong-uitkeringen van het UWV worden gezamenlijk met het militair invaliditeitspensioen door het ABP uitbetaald.

Artikel 13

Op de veteraan die nog in actieve dienst is, is het re-integratiebeleid van Defensie van toepassing. Dit beleid is er op gericht om medewerkers daadwerkelijk van werk naar werk te begeleiden. Een re-integratietraject wordt voortgezet zolang het zinvol is, ook als de militair al uit dienst is. Een traject wordt beëindigd als er ander werk is gevonden of als vastgesteld is dat voortzetting niet zinvol is. Gelet op artikel 1, tweede lid van de Militaire ambtenarenwet 1931 en de Veteranenwet is dat re-integratiebeleid ook op de post-actieve veteraan van toepassing als aan drie voorwaarden is voldaan: er is een redelijk en objectiveerbaar vermoeden dat de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door uitoefening van de militaire functie, er is sprake van (dreigend) verlies van werk en er bestaat geen recht (meer) op re-integratiebegeleiding door een andere werkgever. Op de Minister rust evenwel niet de plicht om de veteraan die niet meer in dienst is van defensie, binnen de defensieorganisatie te re-integreren.

Aan de relatie van de niet meer in actieve dienst zijnde veteraan kan eveneens re-integratiebegeleiding door Defensie worden geboden indien voldaan wordt aan de cumulatieve voorwaarden dat het ziekteverzuim van de veteraan vermoedelijk is veroorzaakt door uitoefening van de militaire functie, de relatie hierdoor zijn of haar werk dreigt te verliezen en geen recht (meer) heeft op re-integratiebegeleiding van de eigen werkgever of het UWV, dan wel dat er aanvullend activiteiten nodig zijn.

Artikel 14

Revalidatie gaat vooraf aan re-integratie. De actieve veteraan wordt door Defensie gerevalideerd. Dit is voor de niet meer in actieve dienst zijnde veteraan niet altijd het geval. In die situatie bemiddelt Defensie voor de veteraan bij in Nederland geregistreerde organisaties die zich richten op verkrijging van de in Nederland geregistreerde revalidatiezorg. De Minister bevordert de toegang tot revalidatiezorg door het voeren van overleg met de branchevereniging.

Artikel 15

Het veteranenloket geleidt hulpvragen die o.a. vallen binnen het werkingsbereik van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), bijvoorbeeld woningaanpassingen, door naar gemeenten en treedt in overleg over de noodzakelijke voorzieningen. Waar nodig wordt de zorgcoördinator ondersteund door een arbeidsdeskundige van Defensie ten einde een onderbouwd voorstel te kunnen doen en te bezien waar de militaire rechtspositie (Kaderwet militaire pensioenen) aanvullend kan werken. De WMO is hierbij, zoals dat heet, voorliggend.

Artikel 16

De Minister van Defensie bevordert wetenschappelijk onderzoek en rapporteert hierover jaarlijks aan de Kamer. Dit artikel is een basis voor het gericht wetenschappelijk onderzoek, verband houdend met de zorg voor veteranen en veteranenaandoeningen.

Artikel 17

De Raad van toezicht en advisering ten behoeve van het civiel-militaire zorgsysteem voor de hulpverlening aan veteranen en het wetenschappelijke onderzoek naar aandoeningen gerelateerd aan uitzendingen (RZO) is de onafhankelijke adviseur over en toezichthouder op het civiel militaire zorgsysteem. De RZO is met het Besluit tot instelling van de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek van 5 juli 2007, nr. P/2002012915 ingesteld door de minister.

De Minister van Defensie wordt door de RZO gevraagd en ongevraagd geadviseerd over het wetenschappelijk onderzoek naar uitzend gerelateerde aandoeningen. De RZO draagt zorg voor de noodzakelijke convergentie tussen die onderzoeken. De RZO laat zich daarin bijstaan door een Programma-adviescommissie.

Daarnaast is de RZO belast met het toezicht op de ketenzorg binnen het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen. Daartoe maakt de RZO afspraken met de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspecteur Militaire Gezondheidszorg.

Artikel 18

De zorgverlening aan militaire dienstslachtoffers wordt ook vanuit het veteranenloket gecoördineerd. Zij hebben immers dezelfde zorg nodig en hebben overeenkomstige financiële aanspraken als de invalide veteraan, behoudens de inkomensvoorziening en de zogenaamde Ereschulduitkering.

Hoofdstuk 5

Artikel 19

De hier genoemde begripsbepalingen zijn specifiek van toepassing op hoofdstuk 5. De definitie van belanghebbende geeft aan dat de inkomensvoorziening van dit hoofdstuk alleen van toepassing is op de niet meer in actieve dienst zijnde veteraan die nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt. Voor de veteraan in actieve militaire dienst geldt de militaire rechtspositie met tenminste 70% bezoldiging. Met het begrip inkomsten in relatie tot de inkomensvoorziening wordt geduid op het fiscale inkomstenbegrip.

Het bestaan van een vermoeden van verband met de dienst wordt vastgesteld namens de Minister. Daarvoor is geen fysieke medische keuring vereist, maar wel informatie die het vermoeden ondersteunt. Die informatie kan bestaan uit het gegeven dat de militair daadwerkelijk heeft deelgenomen aan inzet en dat hij gedurende die periode een trauma heeft ondergaan, hetgeen kan worden afgeleid uit een opgemaakt proces van ongeval of uit een andere rapportage van een incident tijdens inzet. Ook medische informatie van de behandelende sector kan een aanwijzing vormen. Voor een vermoeden van verband met de dienst volstaat derhalve een eenvoudige en snel uit te voeren toets.

Artikel 20

De inkomensvoorziening kan fungeren als overbruggingsvoorziening in situaties waarin sprake is van een vermoeden van verband met de dienst, maar waarin nog geen recht op een andere voorziening is vastgesteld. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat nog geen uitslag van geneeskundig onderzoek voor handen is. De inkomensvoorziening is aanvullend van karakter. Het bedrag van de voorziening wordt verminderd met andere inkomsten van betrokkene. Inkomenstoeslagen zoals de zorg-, kinderopvang- en huurtoeslag worden niet tot het inkomsten gerekend die gekort worden op de voorziening. Stage- en proefplaatsingsinkomsten worden niet op de inkomensvoorziening in mindering gebracht om de arbeidsparticipatie van de belanghebbende te bevorderen.

De inkomensvoorziening eindigt na twee jaar. Uit de praktijk blijkt dat aan het einde van deze termijn veelal een medische eindtoestand is bereikt en dat de definitieve beoordeling en toekenning van aanspraken in verband met het militair invaliditeitspensioen kan worden verricht. Op de termijn van twee jaar gelden een aantal uitzonderingen. Ten eerste eindigt de inkomensvoorziening eerder zodra vaststaat dat er geen verband is tussen arbeidsongeschiktheid en uitoefening van de militaire dienst. De verstrekte inkomensvoorziening wordt dan niet teruggevorderd omdat betrokkene redelijkerwijs niet hoefde te weten dat hij geen recht had op de inkomensvoorziening: er was immers een vermoeden van verband met de dienst. Voorts eindigt de inkomensvoorziening eerder zodra een medische eindtoestand is vastgesteld. Want in dat geval kan een beroep worden gedaan op een militair invaliditeitspensioen. Ook eindigt de inkomensvoorziening op een later tijdstip dan na twee jaar, als nog geen sprake is van een medische eindtoestand. De duur van de inkomensvoorziening wordt verlengd met de tijd dat er naar verwachting nog geen medische eindtoestand is. Dat er geen medische eindtoestand is bereikt hoeft niet te betekenen dat er geen re-integratie activiteiten hoeven te worden ontplooid. Afhankelijk van de belastbaarheid van de veteraan wordt er van hem verwacht dat hij zich inspant voor het verkrijgen van een nieuwe werkkring.

De inkomensvoorziening kan met 12 maanden worden verlengd als er na ommekomst van de initiële duur van twee jaar of bij het bereiken van een medische eindtoestand het re-integratietraject nog moet worden afgerond of in voorkomend geval nog moet opstarten.

Tot slot kan bij wijze van bijzondere hardheid bepaald worden dat de duur van de inkomensvoorziening wordt verlengd. Gedacht moet dan worden aan die situaties waarbij er weliswaar bij de belanghebbende een medische eindtoestand is bereikt, maar dat hij en zijn gezin voor het overige in een zeer onstabiele sociaalmaatschappelijke en financiële situatie komen te verkeren door het beëindigen van de inkomensvoorziening. De verlenging op basis van deze grondslag is in beginsel in tijd beperkt. In deze periode moet er zicht zijn op een stabiel inkomen voor de belanghebbende en zijn gezin, al dan niet uit uitkering of arbeid. Dat andere sociale verzekeringsuitkeringen lagere uitkeringspercentages of bedragen kennen is op zichzelf geen aanleiding tot verlenging van de duur van de inkomensvoorziening.

Artikel 21

Indien een sociale zekerheidsuitkering wordt verlaagd of geweigerd door verwijtbaar handelen of nalaten van de belanghebbende, worden die verlaging of weigering buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de hoogte van de inkomensvoorzieningen. De inkomensvoorziening wordt daardoor ook verminderd met de inkomsten die de belanghebbende verwijtbaar heeft gemist. Bij het beoordelen van de verwijtbaarheid wordt bezien of en in welke mate de aandoening waarvoor verband met de dienst is aangenomen, heeft bijgedragen aan het verwijtbare handelen. Als er geen sprake is van toerekenbaar verwijtbaar handelen dan blijft de vermindering van de uitkering met de gemiste inkomsten achterwege.

Artikel 22

In dit artikel zijn de in sociale zekerheidswetgeving gebruikelijke verplichtingen opgenomen waaraan de belanghebbende moet voldoen om voor de inkomensvoorziening in aanmerking te komen en te blijven komen. Naast de informatieplicht, de identificatieplicht, de plicht tot medewerking aan het medisch onderzoek en de re-integratieplicht, is de belanghebbende gehouden om zijn ziekte of arbeidsongeschiktheid medisch adequaat te laten behandelen. Bij psychische klachten wordt een behandeling door een van de instellingen van het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV) aangemerkt als een behandeling die naar algemene maatstaven adequaat is. Als een adequate behandeling geweigerd wordt, en deze weigering is ingegeven op medische gronden die niet aan de belanghebbende zijn toe te rekenen, dan heeft dat geen gevolgen voor de toekenning van de inkomensvoorziening.

Als de belanghebbende gebruik maakt van zijn afschermingsrecht of weigert machtigingen af te geven voor het verkrijgen van (medische) informatie, kan het recht op een inkomensvoorziening niet worden vastgesteld, of kan de inkomensvoorziening, voorzover al toegekend, vervallen.

Artikel 23

Als de werkgever of de uitkeringsinstantie (sociale verzekeringsbank, UWV) hem geen werk- of leefvoorzieningen bieden, kan de belanghebbende een beroep doen op Defensie zolang de inkomensvoorziening duurt. Hem staan dan de praktische en financiële ondersteuning voor een militair in actieve dienst ter beschikking. Dit zijn de voorzieningen bedoeld in de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers1. Dit houdt onder meer in dat de belanghebbende door inschakeling van een reïntegratiebedrijf wordt begeleid bij het zoeken naar passend werk.

Artikel 24

Bij overlijden van de belanghebbende met recht op een inkomensvoorziening, heeft zijn (geregistreerde) partner recht op een overlijdensuitkering ter hoogte van 3 maanden inkomensvoorziening. De strekking en de redactie van dit artikel is, voor zover van toepassing, in lijn met artikel 118a van het Algemeen ambtenarenreglement.

Artikel 25

Met deze stimuleringspremie wordt de belanghebbende aangemoedigd om passend werk te zoeken en te aanvaarden. Een geslaagde re-integratie, waardoor de belanghebbende weer zelfstandig in zijn levensonderhoud kan voorzien, wordt beloond met een bedrag ter hoogte van 3 maanden inkomensvoorziening. In beginsel is 6 maanden de minimumnorm die gesteld wordt aan de duur van de arbeidsrelatie. Echter, in de huidige arbeidsmarkt zijn flexibele contracten in de vorm van uitzendovereenkomsten of kortdurende tijdelijke contracten zeer gebruikelijk. Om te voorkomen dat de stimuleringspremie de afstand tot de arbeidsmarkt vergroot wordt als afwijking van de norm ook een premie toegekend bij een arbeidsrelatie die ten minste 3 maanden duurt. Een stimuleringspremie wordt één keer toegekend voor een arbeidsrelatie van 6 of 3 maanden. Het is dus niet zo dat als achteraf blijkt dat na toekenning van de stimuleringspremie voor 3 maanden, de arbeidsrelatie toch 6 maanden heeft geduurd, een extra premie wordt toegekend.

Hoofdstuk 6

Artikel 27

Het Veteranenregistratiesysteem (VRS) is in 2006 door het Ministerie van Defensie opgezet. In 2007 was het merendeel van de veteranen vanaf de vredesmissie naar Libanon (UNIFIL) hierin opgenomen. Inmiddels zijn ook de gegevens van veteranen van oudere missies in VRS verwerkt. De opname van de gegevens van de veteraan is verplicht. Wel kunnen de gegevens van een veteraan op diens verzoek worden afgeschermd. Sinds 2012 worden ook de actief dienende militairen die de veteranenstatus hebben in het systeem opgenomen.

Het Veteranenregistratiessysteem zoals dat vanaf 2006 bestaat heeft met het inwerkingtreden van Artikel 9 van de Veteranenwet met terugwerkende kracht een wettelijke basis gekregen. Bij de indiening van deze initiatiefwet is door de indieners geen advies ingewonnen als bedoeld in artikel 52, tweede lid van de Wet bescherming persoonsgegevens, omdat de Veteranenwet niet voor een belangrijk deel betrekking heeft op de verwerking van persoonsgegevens. Dat betekent niet dat het belang hiervan over het hoofd is gezien. Daarom is het ontwerp van dit besluit ter advisering2 voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens. Het College had geen bezwaren tegen het besluit. Het besluit en de toelichting zijn naar aanleiding van de opmerkingen in het advies van het College aangepast. Het College heeft instemmend gereageerd op het Privacy Impact Assessment zoals dat is verwoord in de Gewijzigde Memorie van Toelichting3 bij de Veteranenwet.

In het Veteranenregistratiesysteem worden naast gegevens over de deelname aan missies alleen de naam, adres en woonplaatsgegevens (NAW) van de veteraan opgenomen, die via de koppeling met de Basisregistratie Personen actueel worden gehouden. Derhalve vermeldt het VRS noodzakelijkerwijs ook het Burgerservicenummer, omdat dit het instrument is voor het actueel houden van de NAW-gegevens. Op grond van artikel 10 van de Wet algemene beginselen burgerservicenummer (Wabb) kunnen overheidsorganen bij het verwerken van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van hun taak gebruik maken van het burgerservicenummer. Het gaat hierbij om de publiekrechtelijke taak van het overheidsorgaan. Gelet op de opdracht in de Veteranenwet aan de Minister om een Veteranenregistratie bij te houden valt het beschreven gebruik van het burgerservicenummer hieronder. Het VRS bevat naast de NAW gegevens alleen een aanduiding van de missies waaraan de veteraan heeft deelgenomen. Er is dus geen sprake van verwerking van gezondheidsgegevens.

Het verplichte karakter van opneming in het systeem hangt samen met de voortdurende verantwoordelijkheid die de Minister van Defensie en de Nederlandse samenleving dragen voor de gezondheid van veteranen. Het kan immers voorkomen, dat pas na jaren blijkt dat militairen tijdens een missie zijn blootgesteld aan gezondheidsrisico’s die destijds met de toenmalige stand van de wetenschap niet konden worden onderkend. In dit soort gevallen moeten veteranen gewaarschuwd kunnen worden om zich met Defensie of een arts in verbinding te stellen. Ook is de registratie van belang voor een (statistisch) inzicht in de lange termijn gevolgen van uitzending. Blijkens de Memorie van Toelichting van de Veteranenwet worden beleidsmatig, historisch en statistisch onderzoek begrepen onder wetenschappelijk onderzoek.

Ten aanzien van de bewaartermijn van gegevens zij het volgende opgemerkt. Op grond van artikel 10 van de Wet bescherming persoonsgegevens worden deze niet langer bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene te identificeren, dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt. Het in artikel 9, eerste lid van de Veteranenwet beschreven doel van informatie aan de veteraan is van toepassing gedurende het leven van de veteraan. In beginsel kunnen adres en woonplaatsgegevens na het overlijden van de veteraan worden verwijderd. De registratie als veteraan zelf en de gegevens omtrent deelname aan missies vormen historisch relevante gegeven die niet verloren mogen gaan. Omdat steeds meer besluiten digitaal worden genomen en medegedeeld blijven minder schriftelijke stukken bewaard waardoor er een risico bestaat dat gegevens die voor historisch en wetenschappelijk (bijvoorbeeld genealogisch) onderzoek van belang zijn, nergens anders worden bewaard. Op grond van artikel 10 WBP worden deze gegevens dan ook in beginsel zonder einddatum bewaard. De Minister treft als verantwoordelijke de nodige voorzieningen om te verzekeren dat de desbetreffende gegevens uitsluitend voor deze specifieke doeleinden worden gebruikt.

Artikel 28

Het VRS is gekoppeld aan de Basisregistratie personen. Door deze koppeling zijn de VRS-gegevens steeds actueel.

Artikel 29

De gegevens van veteranen worden verstrekt in overeenstemming met de Wet Bescherming Persoonsgegevens en de daarover opgestelde voor de defensieorganisatie geldende protocollen.

Artikel 30

Het Ministerie van Defensie heeft in 2010 en 2011 gegevens aangeleverd voor wetenschappelijk onderzoek en het nieuwe Clientzorgsysteem (CZS) van het ABP met uitzend gerelateerde gegevens gevuld. Voorts heeft het ministerie van Defensie gegevens verstrekt ten behoeve van plaatselijke veteranenactiviteiten. Tot slot worden veteranenverenigingen ondersteund bij het op orde brengen van hun ledenadministratie.

Hoofdstuk 8

Artikel 33

De Minister van Defensie kan afwijken van dit besluit als toepassing van het besluit leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens de veteraan, en de afwijking ten goede komt aan de zorgverlening aan die persoon.

Artikel 34 en 35

Artikel 16 van de Veteranenwet (Stb. 2012, 133) bepaalt dat die wet in werking treedt op een bij Koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Zo’n Koninklijk besluit kan ook een algemene maatregel van bestuur zijn. Dit besluit, het Veteranenbesluit, dat mede op de Veteranenwet is gebaseerd, voorziet dan ook in inwerkingtreden van de Veteranenwet en het Veteranenbesluit.

Als datum van inwerkingtreden is gekozen voor 28 juni 2014. Dit is de datum waarop de 10e veteranendag wordt gevierd. Met het inwerkingtreden van Veteranenwet en Veteranenbesluit wordt aldus dit jubileum gemarkeerd. Dit rechtvaardigt de kleine afwijking (zaterdag 28 juni t.o.v. dinsdag 1 juli) van een reguliere inwerkingtredingsdatum.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers, (Stcrt. 1996, 244).

X Noot
2

Advies van 16 oktober 2013 z2013-00732.

X Noot
3

Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 414, nr 7 pag 30–32.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven