Wet van 21 mei 2014 tot aanpassingen van de Wet op de jeugdzorg en enkele andere wetten ten behoeve van de professionalisering van de jeugdzorg

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter waarborging van de verlening van verantwoorde zorg regels te kunnen stellen ten aanzien van de kwaliteit van de beroepsbeoefening in de jeugdzorg;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In artikel 47 van de Wet op de jeugdzorg wordt onder vernummering van het tiende en elfde lid tot elfde en twaalfde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 10. Indien een organisatie van beoefenaren van een beroep in de jeugdzorg, een systeem van tuchtrecht heeft georganiseerd, zijn de ambtenaren van de Inspectie jeugdzorg bevoegd in het kader van dat systeem een tuchtklacht in te dienen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter zake nadere regels worden gesteld.

ARTIKEL II

Aan het slot van artikel 3b, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt toegevoegd: Op een particuliere inrichting is het bepaalde bij en krachtens de artikelen 25, eerste en tweede lid en 28, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg voor wat betreft de verantwoordelijkheidstoedeling van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «de zorgaanbieder» wordt gelezen: de particuliere inrichting.

ARTIKEL III

Aan artikel 48g van de Wet Justitie-subsidies wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Op een Halt-bureau is het bepaalde bij en krachtens de artikelen 25, eerste en tweede lid, en 28, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg voor wat betreft de verantwoordelijkheidstoedeling van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «de zorgaanbieder» wordt gelezen: het Halt-bureau.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 21 mei 2014

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de vijfentwintigste juni 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 619

Naar boven