Besluit van 15 april 2014, houdende wijziging van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG en van het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten in verband met een aantal onderwerpen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 november 2013, kenmerk 175435-113915-MC;

Gelet op artikel 56a van de Wet marktordening gezondheidszorg en op artikel 2, eerste lid, van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord advies van 22 januari 2014, nummer W13.13.0435/III;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 11 april 2014, kenmerk 195245-116903-MC;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen d en e worden geletterd e en f.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU L 114);

3. In onderdeel f (nieuw) wordt «in de onderdelen a tot en met d» vervangen door: in de onderdelen a tot en met e.

B

Artikel 7 vervalt.

C

In onderdeel A, aanhef en onder 2, sub b, en onderdeel B, onder 7 van de bijlage wordt de zinsnede «Hierbij geldt de voorwaarde dat een afdeling SEH binnen 45 minuten per ambulance bereikbaar is en» telkens vervangen door:

Hierbij geldt als voorwaarde dat sluiting van de afdeling SEH het aantal inwoners in Nederland dat niet binnen 45 minuten een afdeling SEH per ambulance kan bereiken, doet toenemen en die afdeling.

D

In onderdeel A, aanhef en onder 2, sub c, en onderdeel B, onder 8 van de bijlage wordt telkens de zinsnede «Hierbij geldt de voorwaarde dat deze zorg binnen 45 minuten per ambulance bereikbaar is» telkens vervangen door:

Hierbij geldt als voorwaarde dat sluiting van de afdeling voor acute verloskunde het aantal inwoners in Nederland dat niet binnen 45 minuten een afdeling voor acute verloskunde per ambulance kan bereiken doet toenemen.

E

Na onderdeel B, sub 13, van de bijlage worden onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • 14. Zorg waarvoor instellingen voor medisch specialistische zorg in 2011 een beschikbaarheidstoeslag voor kleine SEH’s ontvingen. Vanaf 1 januari 2012 ontvangt een aantal ziekenhuizen een beschikbaarheidbijdrage SEH. De instellingen die de beschikbaarheidbijdrage SEH in 2012 hebben ontvangen, kregen deze bijdrage op basis van het in 2012 geldende Interimbesluit beschikbaarheidbijdrage WMG. Dit interimbesluit bepaalde dat alleen instellingen die in 2011 onder het functiegerichte budget een SEH-toeslag kregen, in aanmerking kwamen voor een beschikbaarheidbijdrage SEH in 2012. De overgangsregeling voor de instellingen die in 2012 een beschikbaarheidbijdrage SEH ontvingen, is vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid nog eenmaal verlengd voor 2013. Hierdoor hebben deze instellingen de mogelijkheid om hun organisatie op de nieuwe situatie aan te passen en desnoods de (acute) zorg anders in te richten;

  • 15. Zorg ten behoeve waarvan drie of meer achtereenvolgende jaren een beschikbaarheidbijdrage aan een zorgaanbieder is verstrekt en waarbij niet meer aan de criteria voor de verlening van die bijdrage wordt voldaan. Indien zorgaanbieders gedurende drie of meer achtereenvolgende jaren een beschikbaarheidbijdrage is verleend, kan – in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4:51 Algemene Wet Bestuursrecht – een afbouwregeling worden getroffen van ten hoogste drie jaren. Een dergelijke afbouwregeling geeft hen de mogelijkheid hun organisatie op de nieuwe situatie aan te passen en desgewenst de zorg anders in te richten.

ARTIKEL II

In artikel 2, eerste lid, onderdeel g van het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten wordt «na 31 december 2011» vervangen door: in het berekeningsjaar of een daaraan voorafgaand berekeningsjaar doch na 31 december 2011.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013 voor wat betreft artikel I, onderdelen C en D en sub 14 van onderdeel E en artikel II en tot en met 1 januari 2014 voor wat betreft artikel II onderdeel D sub 15.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 15 april 2014

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Uitgegeven de dertiende mei 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De Wet marktordening gezondheidszorg biedt op grond van artikel 56a de mogelijkheid zorgaanbieders een beschikbaarheidbijdrage toe te kennen. Doel is de beschikbaarheid van bepaalde vormen van zorg te borgen. Deze bijdrage maakt bekostiging van zorgaanbieders mogelijk voor vormen van zorg:

  • a. waarvan de kosten niet of niet geheel zijn toe te rekenen naar, of door middel van tarieven in de zin van de WMG in rekening zijn te brengen aan, individuele ziektekostenverzekeraars of verzekerden of

  • b. waarvan de bekostiging bij een zodanige toerekening dan wel een zodanige tarifering markverstorend zou werken.

De vormen van zorg worden bij algemene maatregel van bestuur (amvb) aangewezen.

Voor het jaar 2012 gold het Interimbesluit beschikbaarheidbijdrage WMG. Met ingang van 2013 opgevolgd door het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG. In dat laatste besluit (onder artikel 2) is bepaald dat de Nederlandse Zorgautoriteit, verder te noemen de zorgautoriteit, een beschikbaarheidbijdrage kan toekennen voor het beschikbaar hebben van vormen van zorg die zijn omschreven in de bijlage bij dat besluit. In artikel 3 zijn de vormen van de beschikbaarheidbijdrage beschreven. In artikel 4 is aangegeven in welke gevallen de zorgautoriteit eerst een verklaring van geen bezwaar van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nodig heeft voordat een beschikbaarheidbijdrage kan worden toegekend. Artikel 5 bepaalt wanneer de minister dan wel de zorgautoriteit een zorgaanbieder aan kan wijzen die belast is met het beschikbaar hebben van de in de bijlage bij het besluit omschreven vormen van zorg.

De Minister van Volksgezondheid heeft op 15 mei 2013 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken, II 2012/13, 29 247, nr. 184) medegedeeld dat uit het oogpunt van zorgvuldigheid zeven ziekenhuizen die in 2012 een beschikbaarheidbijdrage voor de spoedeisende hulp ontvingen, deze ook in 2013 dienen te ontvangen. Het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG biedt geen mogelijkheid om deze zorginstellingen nogmaals voor 2013 te financieren en dient daarom gewijzigd te worden.

Van deze noodzakelijke wijziging is gebruik gemaakt om eveneens een technische aanpassing vanwege EU-recht door te voeren en de aanscherping van de 45-minuteneis op niveau van een amvb vast te leggen. Op dit moment staat deze eis in een aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de zorgautoriteit.

Onderhavige amvb strekt ertoe:

  • a) een zesde vorm van beschikbaarheidbijdrage toe te voegen;

  • b) de voorwaarde bij de bereikbaarheidsnorm te verduidelijken dat er geen verslechtering in bereikbaarheid optreedt voor spoedeisende hulp of acute verloskunde, ten opzichte van de thans bestaande landelijke situatie;

  • c) een zorgvuldige transitie te realiseren voor de beschikbaarheidbijdrage voor kleine SEH’s en hierbij de mogelijkheid te creëren om de beschikbaarheidbijdrage ook in 2013 te kunnen verlenen aan instellingen die deze reeds in 2012 ontvingen;

  • d) een zorgvuldige afbouw te realiseren na langjarige verlening van een beschikbaarheidbijdrage.

Dit besluit herstelt tenslotte een technische onvolkomenheid in het Besluit tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Btcg).

2. Regeldrukeffecten en administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de burger

Het onderhavige wijzigingsbesluit leidt niet tot regeldrukeffecten en heeft geen gevolgen voor het bedrijfsleven en de burger.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel voegt een zesde vorm toe waarin een beschikbaarheidbijdrage door de zorgautoriteit kan worden verleend. Het betreft de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU L 114). Voor diensten van algemeen economisch belang (DAEB) geldt dat onder limitatieve voorwaarden zoals genoemd in de betreffende verordening, bedragen onder EUR 500.000,– per onderneming, voor een periode van drie jaar niet als staatssteun worden beschouwd. Dit hoeft daarom niet genotificeerd te worden.

Artikel I, onderdeel B

Artikel 7 lid 1 van het Besluit Beschikbaarheidbijdrage WMG luidde op het moment van inwerkingtreding als volgt:

  • 1. De volgende subsidieregelingen worden ingetrokken:

    • a. Subsidieregeling academische functie;

    • b. Subsidieregeling ziekenhuisopleidingen;

    • c. Subsidieregeling zorgopleidingen 1e tranche;

    • d. Subsidieregeling zorgopleidingen 2e tranche.

Op grond van het inwerkingtredingsbesluit van 3 oktober 2012 (Stb. 2012, 495) is dit artikel in werking getreden met uitzondering van artikel 7, eerste lid, onder b, c en d.

Op grond van het aanvullende besluit van 15 november 2012 (Stb. 2012, 587) zijn de onderdelen c en d per 1 januari 2013 van kracht geworden.

Op grond van de regeling houdende beëindiging van de Subsidieregeling ziekenhuisopleidingen van 27 juni 2013 (Stcrt. 2013, 18580) zal de Subsidieregeling ziekenhuisopleidingen ingetrokken worden per 1 augustus 2014.

Op grond van bovenstaande besluiten is artikel 7 uitgewerkt en kan dus vervallen.

Artikel I, onderdelen C en D

Dit artikelonderdeel maakt duidelijk dat de afdeling spoedeisende hulp of acute verloskunde gevoelig moet zijn voor de zogenaamde 45-minutennorm voor de verlening van een beschikbaarheidbijdrage. Die norm is de geldende toetsingsnorm over de bereikbaarheid van de afdeling spoedeisende hulp of acute verloskunde per ambulance binnen 45 minuten zoals te vinden onder 3 van de bijlage bij artikel 1 van de Beleidsregels WTZi (DLZ/SFI-2941423). Toetssteen voor de genoemde 45-minutennorm is het door de minister vastgestelde «referentiekader spreiding en beschikbaarheid» zoals opgesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).

De afdeling spoedeisende hulp is gevoelig voor de genoemde 45-minutennorm indien sluiting van die afdeling, volgens de berekening van het RIVM, een toename van het aantal personen tot gevolg heeft die een afdeling spoedeisende hulp niet meer binnen die norm kunnen bereiken. Als er, volgens de berekening van het RIVM, door de sluiting van de betreffende afdeling inwoners niet meer binnen 45 minuten per ambulance bij een afdeling spoedeisende hulp kunnen komen, dan voldoet die afdeling aan de 45-minuteneis en komt de betreffende instelling of de daartoe opgerichte vangnetstichting in aanmerking voor een beschikbaarheidbijdrage SEH. Eenzelfde lijn wordt gevolgd ten aanzien van acute verloskunde.

De desbetreffende onderdelen van de bijlage worden daartoe aangevuld.

Artikel I, onderdeel E, sub (nieuw) 14

Vanaf 1 januari 2012 ontvangt een aantal ziekenhuizen een beschikbaarheidbijdrage SEH. De instellingen die de beschikbaarheidbijdrage SEH in 2012 hebben ontvangen, kregen deze bijdrage op basis van het in 2012 geldende Interimbesluit beschikbaarheidbijdrage WMG1. Dit interimbesluit bepaalde dat alleen instellingen die in 2011 onder het functiegerichte budget een SEH toeslag kregen, in aanmerking kwamen voor een beschikbaarheidbijdrage SEH in 2012. Andere instellingen hadden in 2012 geen recht op een beschikbaarheidbijdrage voor SEH.

Met ingang van 1 januari 2013 kunnen deze en ook andere instellingen in aanmerking komen voor een beschikbaarheidbijdrage SEH. In het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG zijn de drie criteria opgenomen waaraan een SEH moet voldoen om in aanmerking te komen voor een beschikbaarheidbijdrage SEH:

  • De SEH moet voldoen aan de geldende (minimum)normen die worden gesteld aan een SEH;

  • De SEH moet gevoelig zijn voor de 45-minutennorm;

  • De SEH moet onvoldoende inkomsten hebben om de kosten van de SEH te dekken.

Bij nader inzien is besloten deze toetsing alleen te laten gelden voor instellingen die in 2011 en 2012 geen beschikbaarheidbijdrage SEH hebben ontvangen. De overgangsregeling voor de instellingen die in 2012 een beschikbaarheidbijdrage SEH ontvingen, is nog eenmaal verlengd voor 2013. Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid is het van belang dat deze instellingen nog een jaar langer kunnen rekenen op deze bijdrage, zodat zij de mogelijkheid hebben hun organisatie op de nieuwe situatie aan te passen door hetzij alsnog te voldoen aan de geldende criteria dan wel de (acute) zorg anders in te richten. Hierbij is overleg met onder andere de zorgverzekeraars in de regio van belang. Bij brief van 15 mei 2013 (Kamerstukken II 2012/2013, 29 247, nr. 184) is de Tweede Kamer der Staten-Generaal over deze verlenging bericht. Vanaf 2014 worden alle instellingen getoetst aan de genoemde drie criteria.

Ten behoeve van het verlengen van de overgangsregeling is het noodzakelijk de bijlage bij het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 aan te passen. Artikel III van dit besluit voorziet hierin.

Artikel I, onderdeel E, sub (nieuw) 15

Met dit onderdeel wordt een algemene afbouwregeling toegevoegd zodat zorgaanbieders die nadat voor minimaal drie jaren een beschikbaarheidbijdrage is toegekend niet ineens een groot deel van hun inkomsten die nodig zijn voor de exploitatie verliezen zonder dat zij zich daarop hebben kunnen voorbereiden en maatregelen hebben kunnen treffen met betrekking tot bijvoorbeeld huisvesting, personeel of andere inrichting van zorg. Bestuurlijk zorgvuldig handelen noopt dan tot een afbouwregeling.

Die verplichting vloeit voort uit artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht. Om de uitgaven voor de algemene afbouwregeling ten laste te kunnen brengen van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten dan wel het Zorgverzekeringsfonds is een juridische titel nodig. Dit artikel voorziet in deze juridische grondslag.

Teneinde de NZa in staat te stellen per 1 januari 2014 de hierboven genoemde afbouwregeling te hanteren, is het noodzakelijk dit onderdeel met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2014 aan te passen.

Artikel II

De wijziging van het Btcg bewerkstelligt dat de vergoeding van een aangewezen hulpmiddel bij een blijvende aandoening niet kan leiden tot een recht op een algemene tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten over een berekeningsjaar voorafgaande aan dat waarin die vergoeding heeft plaatsgevonden. De bovenbedoelde vergoeding kan slechts leiden tot een recht op een tegemoetkoming over het berekeningsjaar waarin de vergoeding is verleend en over de daaropvolgende berekeningsjaren.

Artikel III

Dit artikel verleent terugwerkende kracht aan onderdelen C en D en sub 14 en 15 van onderdeel E.

Met betrekking tot de onderdelen C en D is het noodzakelijk om te verduidelijken dat de een beschikbaarheidbijdrage alleen kan worden verleend onder de voorwaarde dat de zorgaanbieder nodig is om te waarborgen dat er geen verslechtering optreedt in de bereikbaarheid van de SEH en acute verloskunde, refererend aan de bovenbedoelde 45 minutengrens. Op dit moment is deze voorwaarde vastgelegd in een aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de zorgautoriteit. Met deze wijziging van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG wordt de voorwaarde op het niveau van een algemene maatregel van bestuur vastgelegd.

Voor het verlenen van terugwerkende kracht aan sub 14 van de bijlage bij het besluit in artikel I, onderdeel E geldt het volgende. Bij brief van 1 maart 2012 (Kamerstukken II 2011/12, 29 247, nr. 171) is de Tweede Kamer der Staten-Generaal bericht dat mede op basis van het onderzoek van de Gezondheidsraad naar de gewenste inhoud en omvang van spoedeisende hulp een kabinetstandpunt zou worden bepaald over de toekomst van de SEH. Als gevolg van het demissionair worden van het kabinet was er onvoldoende politieke grondslag voor het nemen van dergelijke verstrekkende besluiten en moest het kabinetstandpunt ter zake aan een volgende kabinet worden overgelaten. Door deze noodgedwongen pas op de plaats was er geen grondslag voor het aanbrengen van wijzigingen voor die zorgaanbieders die de beschikbaarheidbijdrage voor SEH reeds in 2012 ontvingen.

Op grond van het huidige Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG bestaat er echter, zonder terugwerkende kracht, geen grondslag voor verlening van een beschikbaarheidbijdrage SEH aan zorgaanbieders die deze in 2012 ontvingen, maar niet voldoen aan de criteria. Omdat deze situatie onwenselijk wordt geacht, is in dit artikel bepaald dat deze terugwerkt tot 1 januari 2013. Op deze wijze kunnen de ontvangers van de beschikbaarheidbijdrage SEH 2012 deze ook in 2013 ontvangen. Deze aanpassing geldt alleen voor 2013. Vanaf 1 januari 2014 zullen alle zorgaanbieders worden getoetst aan de geldende normen.

Voor het verlenen van terugwerkende kracht aan sub 15 van de bijlage bij het besluit in artikel I, onderdeel E geldt het volgende. Aangezien de voorgestelde wijzigingen van het huidige Besluit Beschikbaarheidbijdrage WMG niet per 1 januari 2014 van kracht zijn, is het voor de NZa juridisch niet mogelijk om per 1 januari 2014 rechtmatig gebruik te maken van de met het onderhavige besluit ingevoerde afbouwregeling. Door aan die regeling terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2014 te verlenen wordt deze ongewenste situatie hersteld. De NZa heeft hiermee de mogelijkheid om per 1 januari 2014 de huidige beschikbaarheidbijdragen te beëindigen voor die instellingen die niet meer aan de geldende criteria voldoen en hierbij – waar zij dit nodig acht – de bepalingen van de afbouwregeling te hanteren.

De inwerkingtredingsbepaling wijkt af van de vaste verandermomenten en van de minimale invoeringstermijn van twee maanden. Die afwijking is voor wat betreft de verduidelijking van de 45-minuteneis en de wijziging van het Btcg mogelijk omdat het reparatieregelgeving betreft. De afwijking is voor wat betreft de zesde vorm van beschikbaarheidbijdrage, de verlenging van de overgangsregeling en de terugwerkende kracht van de afbouwregeling mogelijk omdat het begunstigende wijzigingen voor de ontvangers van de beschikbaarheidbijdrage zijn. De bovenbedoelde afwijking voorkomt aanmerkelijk ongewenst nadeel voor ontvangers van de beschikbaarheidbijdrage. De wijzigingen van artikel 7 betreffen het vervallen van materieel uitgewerkte bepalingen en hebben derhalve geen materiële gevolgen.

De bovenbedoelde afwijking maakt de periode van de terugwerkende kracht voor een aantal onderdelen van het onderhavige wijzigingsbesluit zo kort mogelijk.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Besluit van 28 november 2011, Staatsblad 2011 nr. 589

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven