Besluit van 23 februari 2013, houdende aanpassing van het Binnenvaartbesluit alsmede enkele reparaties met betrekking tot het Schepelingenbesluit en het Besluit zeevisvaartbemanning

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 3 januari 2013, nr. IenM/BSK-2012/239925, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 5, tweede lid, van de Binnenvaartwet, artikel XII, tweede lid, van de wet van 6 juli 2011 (Stb. 2011, 394) inzake implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) in samenhang met artikel 407, zesde lid, van het Wetboek van Koophandel, alsmede artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de Zeevaartbemanningswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 januari 2013, nr. W14.13.0001/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 14 februari 2013, nr. IenM/BSK-2013/18368, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Aan artikel 2 van het Binnenvaartbesluit wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij regeling van Onze Minister kan vrijstelling worden verleend van het tweede lid.

ARTIKEL II

Artikel 63, derde lid, van het Schepelingenbesluit vervalt.

ARTIKEL III

Het Besluit zeevisvaartbemanning wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 24, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. stuurman voor de zeevisvaart S 4 of S IV-v, respectievelijk werktuigkundige voor de zeevisvaart W 4 of W IV-v;.

B

In artikel 25, onderdeel a, wordt na «SW4» ingevoegd: , het kennisbewijs stuurman voor de zeevisvaart S 4.

C

In artikel 30, onderdeel a, wordt na «SW 4» ingevoegd: , het kennisbewijs stuurman voor de zeevisvaart S 4.

D

In artikel 35, onderdeel a, wordt na «W IV-v» ingevoegd: , het kennisbewijs werktuigkundige voor de zeevisvaart W 4 dan wel het diploma werktuigkundige voor de zeevisvaart W IV-v;.

E

In paragraaf 2 wordt voor artikel 40 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 39a

Voor het verkrijgen van de kennisbewijzen stuurman-werktuigkundige voor de zeevisvaart SW 4, respectievelijk stuurman voor de zeevisvaart S 4 of werktuigkundige voor de zeevisvaart W 4 is betrokkene opgeleid overeenkomstig een kwalificatiedossier als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs dat voor de beroepsopleiding Visserij officier is vastgesteld.

F

In artikel 40 wordt «SW4 of SW5» vervangen door: SW 5.

G

In artikel 73, tweede lid, wordt «het kennisbewijs SW 4, SW 5 en het diploma SIV-v » vervangen door: het kennisbewijs SW 5 en het diploma S IV-v.

H

In het opschrift van bijlage I vervalt «SW4 of».

ARTIKEL IV

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van 1 juli 2013.

  • 2. Artikel II treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel U, van de wet van 6 juli 2011 (Stb. 2011, 394) inzake implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) voor wat betreft het in dat onderdeel opgenomen artikel 48 in werking treedt.

  • 3. Artikel III treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 23 februari 2013

Beatrix

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de achtste maart 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

Dit besluit strekt tot wijziging van het Binnenvaartbesluit, het Schepelingenbesluit en het Besluit zeevisvaartbemanning. In het Binnenvaartbesluit wordt een grondslag opgenomen om vrijstelling te verlenen van de verplichting om bij het verrichten van bedrijfsmatig vervoer in het bezit te zijn van een Rijnvaartverklaring, een bewijs van toelating of een door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen daartoe geëigend buitenlands document. In het Schepelingenbesluit vervalt artikel 63, derde lid, dat de frequentie van de verplichte inspecties van de verblijven van de zeevarenden aan boord regelde. In het Besluit zeevisvaartbemanning worden naast de huidige gecombineerde opleiding stuurman-werktuigkundige voor de zeevisvaart SW 4 gescheiden opleidingen voor stuurman onderscheidenlijk werktuigkundige voor de zeevisvaart in het leven geroepen.

In de artikelsgewijze toelichting zal op deze wijzigingen afzonderlijk worden ingegaan.

Gevolgen voor burgers en bedrijven

De wijziging van het Binnenvaartbesluit (artikel I) heeft geen effect op de administratieve lasten of andere gevolgen voor burgers en bedrijven. Met die wijziging wordt een delegatiebepaling ingevoerd, wat als zodanig geen gevolgen heeft voor de administratieve lastendruk.

Op de lastenreductie door het omzetten van wekelijkse inspecties van de bemanningsverblijven, met bijbehorende rapportages, in maandelijkse, ingevolge artikel II, is al ingegaan in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (kamerstukken II, 2010–2011, 32 534, nr. 3, blz. 23).

De wijziging van het Besluit zeevisvaartbemanning krachtens artikel III betreft een naamswijziging van examens en heeft geen invloed op de administratieve lasten of andere gevolgen voor burgers en bedrijven.

Vaste verandermomenten

De wijziging van het Binnenvaartbesluit, waarop artikel I ziet, treedt in werking met ingang van 1 juli 2013. Dit tijdstip sluit aan bij een vast verandermoment als bedoeld in Aanwijzing voor de regelgeving nr. 174. Met de wijzigingen van het Schepelingenbesluit en het Besluit zeevisvaartbemanning, voorzien in de artikelen II en III is aansluiting bij de vaste verandermomenten niet mogelijk. Artikel II hangt samen met de implementatie van besluiten in het kader van het Maritiem Arbeidsverdrag. Artikel III betreft reparatieregelgeving om aan afgestudeerden vanaf 1 juni 2012 het bij de opleidingen Stuurman voor de zeevisvaart 4 en Werktuigkundige voor de zeevisvaart 4 behorende vaarbevoegdheidsbewijs te kunnen verstrekken. Verder uitstel hiervan zou ook aanmerkelijk nadeel voor de aanstaande kandidaten voor de desbetreffende examens in 2013 met zich mee kunnen brengen.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Deze wijziging voorziet in een delegatiebepaling om vrijstelling te kunnen verlenen van de verplichting tot het bezit van een Rijnvaartverklaring, een bewijs van toelating of een door de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen daartoe geëigend buitenlands document, voor bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen met schepen van meer dan 20 meter lengte of een inhoud van meer dan 100 kubieke meter tussen twee punten op andere binnenwateren dan de Rijn, de Waal of de Lek. In het kader van de lastenverlichting voor het bedrijfsleven wordt hier met name een vrijstellingsmogelijkheid gezien voor het vervoer met veerponten in de bovengenoemde categorie die dwars op de stroomrichting een oeververbinding onderhouden. Nadrukkelijk wordt dus niet gedacht aan veerdiensten, fast ferries e.d.die een oeververbinding in de lengterichting van de stroom onderhouden. Het doel van deze vrijstelling is namelijk om hiermee aan te sluiten bij artikel 24 van de Herziene Rijnvaartakte, dat vervoer van de ene oever naar de andere (waarmee vervoer in de dwarsrichting bedoeld is) uitzondert van de bepalingen van dat verdrag waaronder de verplichting tot het bezit van een Rijnvaartverklaring.

Artikel II

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006, hierna aan te duiden als MAV, is onder andere ingegaan op de beperking van administratieve lasten als gevolg van een voorgenomen verlaging van de frequentie van de verplichte inspecties door de kapitein van de verblijven van de zeevarenden. Tot nog toe was dit geregeld in artikel 63, derde lid, van het Schepelingenbesluit. Het resultaat van elke inspectie diende te worden opgetekend in het scheepsdagboek. Daardoor kan via een verlaging van de frequentie van de inspecties een aanzienlijke beperking van administratieve lasten worden bewerkstelligd. In de memorie is uiteengezet dat op basis van MAV-Norm A 3.1, lid 18, de frequentie zoals die was vastgelegd in artikel 63, derde lid, van het Schepelingenbesluit kan worden verminderd van wekelijks naar maandelijks (kamerstukken II, 2010–2011, 32 534, nr. 3, blz. 23). Dit laatste is, zo werd daarbij vermeld, geregeld in de regeling op basis van artikel 48 van de Zeevaartbemanningswet. De formulering van die passage lijkt ervan uit te gaan dat de reductie al gerealiseerd was en dat de verplichting tot wekelijkse inspecties van artikel 63, derde lid, van het Schepelingenbesluit tot het verleden behoorde. Uit de totale context van administratieve lastenreductie blijkt echter dat het gaat om een wijziging die zal worden doorgevoerd ter gelegenheid van de invoering van genoemd verdrag.

Inmiddels is in artikel 3.12 van de Regeling zeevarenden (de ministeriële regeling krachtens het nieuwe artikel 48 van de Zeevaartbemanningswet) een maandelijkse inspectie voorgeschreven. De Regeling zeevarenden is al wel bekendgemaakt en zal in werking treden ter gelegenheid van de inwerkingtreding van het MAV (de Zeevaartbemanningswet zal vanaf dat tijdstip worden aangeduid als Wet zeevarenden). Genoemd artikel 3.12 zal mede van toepassing zijn op schepen die reeds waren gebouwd voor inwerkingtreding van het MAV.

Abusievelijk is echter in het besluit van 5 juli 2012, houdende wijziging van algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de scheepvaart in verband met de implementatie van het Maritiem arbeidsverdrag, 2006 (Stb. 2012, 357) nog niet voorzien in het vervallen van artikel 63, derde lid, van het Schepelingenbesluit. Dat besluit blijft ingevolge een overgangsbepaling in de genoemde implementatiewet van toepassing op reeds gebouwde schepen. Artikel II van dit besluit voorziet alsnog in schrapping van meergenoemd artikel 63, derde lid. Deze wijziging zal eveneens in werking treden ter gelegenheid van de inwerkingtreding, in augustus 2013, van het verdrag met de daarbij behorende Nederlandse implementatiewetgeving.

Artikel III

Deze wijziging van het Besluit zeevisvaartbemanning strekt ertoe in dat besluit twee afzonderlijke opleidingen tot onderscheidenlijk stuurman voor de zeevisvaart S 4 en werktuigkundige voor de zeevisvaart W 4 in te voeren, naast de reeds bestaande gecombineerde opleiding stuurman-werktuigkundige voor de zeevisvaart SW 4.

Het nautisch onderwijs voor de koopvaardij alsook voor de zeevisvaart kende tot voor kort veelal duale opleidingen voor zowel stuurman als werktuigkundige. Op grond van de wens van de zeevisvaartsector om aparte opleidingen voor stuurman en werktuigkundige te krijgen zijn monodisciplinaire opleidingen ontwikkeld, waarop het desbetreffende kwalificatiedossier als bedoeld in de Wet educatie beroepsonderwijs krachtens die wet is aangepast. Evenwel was de implementatie daarvan in het Besluit zeevisvaartbemanning vertraagd en heeft deze hiermee alsnog plaatsgevonden.

In verband daarmee zijn in de artikelen 24, eerste lid, onder b, 25, onderdeel a, 30, onderdeel a, en 35, onderdeel a, waar nodig, de kennisbewijzen S 4 of W 4 toegevoegd.

Invoeging van het nieuwe artikel 39a was nodig omdat voor het kennisvereiste ter verkrijging van de kennisbewijzen SW 4, S 4 en W 4 niet meer verwezen wordt naar bijlage 1 van het Besluit zeevisvaartbemanning, zoals in artikel 40, maar naar het kwalificatiedossier Visserij officier bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Dit dossier, dat onder andere te vinden is op internetpagina http://www.kwalificatiesmbo.nl van de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven, geeft een beter beeld van de vereiste kennis. Met een beschrijving van de kerntaken per functie is aangegeven waaraan voor die functies moet worden voldaan. Op termijn zal ook voor de kennisbewijzen SW 5 en SW 6 naar het desbetreffende kwalificatiedossier worden verwezen.

De kwalificatiedossiers op grond van de WEB worden jaarlijks opnieuw vastgesteld.

Als gevolg van de aanpassing van de bovengenoemde artikelen zijn de verwijzingen naar kennisbewijs SW 4 in de aanhef van artikel 40, in artikel 73, tweede lid, en in het opschrift van bijlage 1 van het Besluit zeevisvaartbemanning geschrapt.

Het met terugwerkende kracht in werking doen treden tot en met 1 juni 2012 is noodzakelijk om aan betrokkenen die zijn afgestudeerd vanaf 1 juni 2012 het bij de opleidingen SW 4, S 4 en W 4 horend vaarbevoegdheidsbewijs te kunnen verstrekken.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven