Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatsblad 2013, 523 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Milieu | Staatsblad 2013, 523 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 21 augustus 2013 nr. IenM/BSK-2013/151251, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 4q, tweede lid, 13, eerste lid, 33, derde lid, 36, eerste en tweede lid, 37, eerste lid, onderdelen a en b, derde en vijfde lid, 38, eerste lid, 42, zesde lid, 42a, derde en vierde lid, 46, eerste lid, 47, 48, vierde, zesde, zevende en achtste lid, 49, eerste lid, onderdeel d, 50, eerste lid, onderdeel b, tweede, derde en vijfde lid, 51a, eerste, tweede, derde lid, onderdelen e en f, en vijfde lid, 52, 52c, tweede lid, 55, eerste en derde lid, 60, eerste en vierde lid, 61d, tweede lid, 62, tweede lid, 66b, tweede lid, 67, derde en vijfde lid, 68, tweede lid, 69, tweede lid, 73, tweede lid, 127, tweede lid, 160, eerste lid, onderdeel a, en 186, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en op de artikelen 79, eerste lid, en 104, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 oktober 2013, nr. W14.13.0292/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 21 november 2013, nr. IenM/BSK-2013/267745, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Kentekenreglement wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
te verhandelen, bewaren of bewerken voertuigen waarvan een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad de eigendom heeft verkregen;
deel I B van een kentekenbewijs van een bij ministeriële regeling vastgesteld model, afgegeven door een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad, ten behoeve van voertuigen die in de bedrijfsvoorraad zijn opgenomen;
pas als bedoeld in artikel 48, eerste lid;
betrokkene als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Wet bescherming persoonsgegevens;
kenteken als bedoeld in artikel 38 van de wet;
natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een erkenning overeenkomstig artikel 62 van de wet is verleend;
natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een erkenning overeenkomstig artikel 66a van de wet is verleend;
natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een erkenning overeenkomstig artikel 61a van de wet is verleend;
kenteken als bedoeld in artikel 3;
deel II van een tweedelig kentekenbewijs;
deel I van een tweedelig kentekenbewijs afgegeven na 31 december 2013;
uittreksel uit het kentekenregister waaruit blijkt dat een voertuig is geschorst;
uittreksel uit het kentekenregister waaruit blijkt dat een voertuig is tenaamgesteld;
motorrijtuig of aanhangwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen c en d, van de wet;
bewijs van beëindiging van tenaamstelling in het kentekenregister;
Wegenverkeerswet 1994;
B
Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:
1. De opgave van een kenteken geschiedt door inschrijving dan wel door tenaamstelling van een voertuig in het kentekenregister.
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «de lettergroep ZZ en twee groepen van twee cijfers» vervangen door: de lettergroep ZZ of ZZZ en een combinatie van een of meerdere letters of cijfers.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Kentekens, bevattende twee groepen van drie letters en cijfers of een combinatie daarvan, worden slechts opgegeven voor voertuigen die naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer technisch in goede staat zijn en die niet in Nederland zijn geregistreerd en binnen of buiten Nederland worden gebracht.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Indien naar oordeel van Onze Minister sprake is van een uitzonderlijke gelegenheid met een karakter van nationaal of internationaal belang, kunnen tijdelijke kentekens worden opgegeven.
D
Artikel 6, eerste lid, komt te luiden:
1. Het kentekenregister bevat uitsluitend de volgende categorieën gegevens:
a. de naam, de voornaam of voornamen, de adellijke titel of het predicaat, de geboortedatum, de geboorteplaats, het geboorteland, het geslacht en het adres van degene aan wie het kenteken is dan wel was opgegeven;
b. de naam, het adres en het inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon waaraan het kenteken is dan wel was opgegeven;
c. de naam, de voornaam of voornamen, de geboortedatum, de geboorteplaats, het geboorteland, het geslacht en het adres van degene die bij de aanvraag van een inschrijving of tenaamstelling als gemachtigde van een rechtspersoon is opgetreden;
d. de naam en het adres van degene die een voertuig waarvoor nog geen kenteken is opgegeven, op Nederlands grondgebied heeft gebracht of in Nederland heeft vervaardigd;
e. de naam, het adres en de gegevens omtrent het legitimatiebewijs van degene die een voertuig voorgoed buiten Nederland brengt;
f. gegevens omtrent bij de aanvraag van een inschrijving of tenaamstelling alsmede bij de aanvraag van een kentekenbewijs overgelegde legitimatiebewijzen;
g. gegevens omtrent de inschrijving en tenaamstelling en het verval van de tenaamstelling, alsmede de afgifte, uitreiking en ongeldigverklaring van het kentekenbewijs;
h. gegevens omtrent de erkenning bedrijfsvoorraad, de erkenning exportdienstverlening en de erkenning tenaamstelling, bedoeld in respectievelijk de artikelen 61a, 62 en 66a van de wet;
i. gegevens omtrent de schorsing, bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6 van de wet;
j. gegevens omtrent de verplichting tot periodieke keuring, bedoeld in hoofdstuk V van de wet;
k. gegevens ten behoeve van de heffing van de motorrijtuigenbelasting, bedoeld in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de belasting, bedoeld in de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992;
l. gegevens omtrent voertuigen die zijn of waren te naam gesteld alsmede voertuigen die op Nederlands grondgebied zijn gebracht of in Nederland zijn vervaardigd, die nog niet zijn ingeschreven of te naam gesteld;
m. gegevens omtrent het bepaalde in andere wettelijke regelingen ten aanzien van voertuigen dan de wet en de in onderdeel k bedoelde wettelijke regelingen;
n. gegevens omtrent in het buitenland geregistreerde voertuigen waarvoor inschrijving of tenaamstelling wordt verzocht;
o. gegevens omtrent typegoedkeuringen van voertuigen, voertuigonderdelen en uitrustingsstukken;
p. gegevens in verband met het verwerken van gegevens in het kader van het kentekenregister alsmede het gebruiken van deze gegevens door belanghebbenden;
q. gegevens van administratieve aard, verband houdende met de tenaamstelling van voertuigen;
r. gegevens omtrent de vermissing van voertuigen en de aangifte van diefstal of verduistering van voertuigen;
s. het burgerservicenummer, het GBA-nummer en het door de Dienst Wegverkeer in het kader van het kentekenregister toegekende persoonsidentificatienummer;
t. het gegeven dat degene op wiens naam een voertuig is geregistreerd is overleden, en
u. het gegeven dat ten aanzien van een te naam gesteld voertuig niet is voldaan aan de verplichting tot het betalen van motorrijtuigenbelasting als bedoeld in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, of de verplichtingen inzake opgelegde administratieve sancties als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
E
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdelen a en b, komen respectievelijk te luiden:
a. inschrijving en tenaamstelling van een voertuig in het kentekenregister bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen f en u;
b. een natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een erkenning bedrijfsvoorraad, een erkenning exportdienstverlening of een erkenning tenaamstelling, bedoeld in respectievelijk de artikelen 61a, 62 en 66a van de wet, is verleend;
2. Het tweede lid, onderdeel c, onder 4°, komt te luiden:
4°. Inschrijving- of tenaamstellingsstatus, en
F
Hoofdstuk 4 komt te luiden:
1. In verband met de tenaamstelling van een voertuig in het kentekenregister wordt een kentekencard en een kentekenbewijs deel II afgegeven en een tenaamstellingscode verstrekt. De Dienst Wegverkeer houdt het kentekenbewijs deel II in bewaring.
2. Het kentekenbewijs deel II wordt aan de eigenaar of houder van een voertuig uitgereikt ten behoeve van het voorgoed buiten Nederland brengen van het voertuig.
3. In afwijking van eerste lid wordt geen kentekenbewijs deel II afgegeven voor voertuigen waarvoor een kenteken is opgegeven:
a. als bedoeld in artikel 4, vijfde lid,
b. dat bestaat uit de lettergroep AA, CD, CDJ dan wel de lettergroep BN, GN, of GV en twee groepen van twee cijfers;
c. dat bestaat uit de enkele letter A, E, H, K, L, N, P, S, T, V, W, X of Z en twee groepen van twee cijfers, of
d. dat bestaat uit de lettergroep FH, HA, HF, HC of OA en twee groepen van twee cijfers.
4. In afwijking van het tweede lid wordt geen deel II uitgereikt aan de eigenaar, respectievelijk de houder van een voertuig, indien uit het kentekenregister blijkt dat het recht op uitreiking van het kentekenbewijs deel II is voorbehouden aan de eigenaar, respectievelijk de houder.
5. De afgifte van een kentekenbewijs geschiedt niet elektronisch.
6. In bij ministeriële regeling te bepalen gevallen kan worden afgeweken van het vijfde lid, indien de aanvraag van een kentekenbewijs betrekking heeft op een kenteken als bedoeld in artikel 4.
Voor voertuigen waarvoor een van de in artikel 17, derde lid, bedoelde kentekens is opgegeven, verstrekt de Dienst Wegverkeer geen tenaamstellingscode.
1. Het in artikel 48, eerste lid, van de wet bedoelde vereiste dat een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die inschrijving en tenaamstelling verzoekt, in Nederland woonachtig, respectievelijk gevestigd moet zijn, is niet van toepassing op aanvragen gericht op opgave van een kenteken als bedoeld in artikel 4, eerste tot en met derde en vijfde tot en met zevende lid.
2. Het in artikel 50, eerste lid, van de wet bedoelde vereiste, dat de aanvrager van een tenaamstelling persoonlijk dient te verschijnen bij een erkend bedrijf tenaamstelling of bij de Dienst Wegverkeer, is niet van toepassing op de aanvraag gericht op de opgave van een kenteken als bedoeld in artikel 4, eerste tot en met derde, vijfde tot en met zevende lid.
1. De tenaamstelling van een voertuig wordt geweigerd indien uit het kentekenregister blijkt dat de aanvrager ten aanzien van een of meer voertuigen die op zijn naam in het kentekenregister zijn of waren ingeschreven, niet voldoet aan:
a. de verplichting tot het betalen van motorrijtuigenbelasting als bedoeld in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, of
b. de verplichtingen inzake opgelegde administratieve sancties als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
2. De in het eerste lid bedoelde weigering vindt slechts plaats indien onherroepelijk vaststaat dat de aanvrager tenminste vijf maal niet aan een of meer van de in dat lid bedoelde verplichtingen heeft voldaan.
Overeenkomstig artikel 48, zesde lid, van de wet kan een voertuig worden ingeschreven zonder tenaamstelling, indien met betrekking tot het voertuig bij een in artikel 22 of 26 van de wet bedoelde keuring niet kan worden vastgesteld, dan wel slechts op termijn kan worden vastgesteld of dat voertuig al dan niet voldoet aan de voor toelating tot het verkeer op de weg vastgestelde eisen en inschrijving naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer verantwoord is.
1. De verplichting tot het ter inzage afgeven van het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 160 van de wet, heeft betrekking op de voor het voertuig afgegeven kentekencard en op het kentekenbewijs deel II voor zover dit door de Dienst Wegverkeer is afgegeven.
2. De verplichting tot het ter inzage geven van het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 160 van de wet geldt vanaf het moment waarop het door de Dienst Wegverkeer is uitgereikt. Voor de kentekencard geldt de verplichting tot het ter inzage geven in ieder geval vanaf 14 dagen na de tenaamstelling van het voertuig.
3. Indien de in artikel 160 van de wet bedoelde vordering betrekking heeft op een kentekenbewijs dat is afgegeven voor een aanhangwagen die overeenkomstig artikel 3.2 of 3.7 van de Regeling voertuigen is voorzien van een constructieplaat, kan aan de vordering worden voldaan binnen een termijn van een week.
1. Gedurende de tijd dat de tenaamstelling van een voertuig is geschorst ingevolge artikel 67 van de wet, mag:
a. op de dag waarop het voertuig, naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsrapport als bedoeld in artikel 75 van de wet dan wel naar aanleiding van de aanvraag van een keuring als bedoeld in artikel 99 of artikel 106 van de wet aan een zodanige keuring wordt onderworpen, met dat voertuig via de kortste route naar en van de plaats van keuring worden gereden;
b. met een voertuig van 15 jaar of ouder op de weg worden gereden indien er naar het oordeel van Onze Minister van Financiën sprake is van een bijzondere gelegenheid en wordt voldaan aan de in het kader daarvan door die minister gestelde voorschriften en beperkingen.
2. Met een voertuig zonder tenaamstelling als bedoeld in artikel 21 mag worden gereden gedurende een periode van drie maanden na de dag waarop het voertuig is ingeschreven.
1. De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor opgave van een kenteken als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, wordt gevraagd stelt het desbetreffende voertuig voor een onderzoek ter beschikking van de Dienst Wegverkeer onder overlegging van een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een aanvraag als bedoeld in het eerste lid niet binnen een bij die regeling te bepalen periode meerdere keren voor hetzelfde voertuig plaatsvindt.
1. De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor de eerste inschrijving en tenaamstelling wordt gevraagd, stelt het voertuig voor een onderzoek ter beschikking bij de Dienst Wegverkeer en legt een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs over.
2. De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor de eerste tenaamstelling wordt gevraagd en dat reeds is ingeschreven op grond van de bevoegdheid bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, verzoekt om tenaamstelling bij de Dienst Wegverkeer onder overlegging van een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
3. De Dienst Wegverkeer gaat over tot inschrijving en tenaamstelling, respectievelijk tenaamstelling van het voertuig van degene die aan de verplichtingen van het eerste respectievelijk het tweede lid heeft voldaan en geeft aan de aanvrager een kentekencard af en verstrekt aan hem een tenaamstellingscode.
4. Indien de aanvraag wordt gedaan door een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad dat geen gebruik maakt van de bevoegdheid bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, geeft de Dienst Wegverkeer aan de aanvrager tevens een tenaamstellingsverslag af met gegevens die verband houden met de opname in bedrijfsvoorraad.
5. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat tot het moment van uitreiking van de kentekencard aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad de kentekencard ten behoeve van de overdracht van een voertuig op bij ministeriele regeling te bepalen wijze en onder bij die regeling te bepalen voorwaarden kan worden vervangen door een tijdelijk document.
6. In afwijking van het derde en vierde lid houdt de Dienst Wegverkeer de beslissing op de aanvraag aan indien daartoe naar het oordeel van deze dienst aanleiding bestaat. In dat geval wendt de aanvrager zich tot de Dienst Wegverkeer.
7. Het eerste en het derde tot en met het zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien inschrijving en tenaamstelling wordt aangevraagd voor een voertuig dat reeds eerder was ingeschreven en tenaamgesteld en blijkens het kentekenregister:
a. voorgoed buiten gebruik is gesteld;
b. voorgoed buiten Nederland is gebracht;
c. definitief is bestemd voor gebruik buiten de weg; of
d. een kentekenbewijs met een bijzonder kenteken is afgegeven.
1. Indien de aanvraag, bedoeld in artikel 25, tweede lid, wordt gedaan met betrekking tot een voertuig in bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bedrijfsvooraad dat gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel d, kan de aanvraag, gericht tot de Dienst Wegverkeer, bij dat bedrijf worden ingediend. In afwijking van artikel 25, tweede en derde lid, is dit artikel van toepassing.
2. Indien de aanvraag wordt gedaan door een natuurlijk persoon legt deze in persoon aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad een bij ministeriele regeling aangewezen legitimatiebewijs over, alsmede een verklaring waaruit duidelijk het verzoek tot tenaamstelling blijkt en het kenteken van het voertuig dat wordt overgedragen, en welke overigens voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde voorschriften.
3. Indien de aanvraag wordt gedaan door een in Nederland gevestigde rechtspersoon, die is ingeschreven in het handelsregister, machtigt deze het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad de aanvraag bij de Dienst Wegverkeer in te dienen. Degene die blijkens het handelsregister bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen verstrekt aan het erkende bedrijf:
a. een kopie van een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs;
b. een ondertekende machtiging welke vermeldt:
1°. naam en adres van de aanvrager;
2°. een opgave van zijn unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onder a, van de Handelsregisterwet 2007;
3°. naam en geboortedatum van degene die de rechtspersoon vertegenwoordigt;
4°. naam en adres van het erkende bedrijf waar de aanvraag wordt ingediend, en
5°. het kenteken van het voertuig waarop de aanvraag betrekking heeft.
4. Het erkende bedrijf dient de aanvraag bij de Dienst Wegverkeer in en meldt de bij ministeriële regeling voorgeschreven gegevens.
5. De Dienst Wegverkeer geeft indien aan de verplichtingen in het eerste tot en met het vierde lid is voldaan een kentekencard en een tenaamstellingsverslag af en verstrekt een tenaamstellingscode.
6. De Dienst Wegverkeer houdt de beslissing op de aanvraag aan, indien daartoe naar het oordeel van deze dienst aanleiding bestaat. In dat geval wendt de aanvrager zich tot de Dienst Wegverkeer.
1. De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor de eerste inschrijving en tenaamstelling wordt gevraagd en waarvoor reeds eerder een kentekenbewijs is afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie, overlegt het deel I van dat kentekenbewijs en, voor zover dit is afgegeven, tevens het deel II.
2. Inschrijving en tenaamstelling als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, indien het deel II van het kentekenbewijs, voor zover dat deel is afgegeven, ontbreekt.
3. In uitzonderlijke gevallen kan door de Dienst Wegverkeer in afwijking van het tweede lid een voertuig worden ingeschreven en te naam gesteld, op voorwaarde dat van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het voertuig voordien was ingeschreven langs schriftelijke of elektronische weg de bevestiging is verkregen dat de aanvrager het recht heeft om het voertuig in een andere lidstaat in te schrijven.
4. De Dienst Wegverkeer bewaart de ingenomen kentekenbewijzen dan wel de ingenomen delen daarvan, gedurende zes maanden en stelt de autoriteiten van de lidstaat die het kentekenbewijs hebben afgegeven binnen twee maanden na de datum van inname daarvan op de hoogte. Op verzoek stuurt de Dienst Wegverkeer de ingenomen kentekenbewijzen terug naar de autoriteiten van de lidstaat die het kentekenbewijs hebben afgegeven.
1. Degene op wiens naam een voertuig in het kentekenregister is ingeschreven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is, ingeval hij ophoudt eigenaar of houder te zijn van het voertuig waarvoor de inschrijving gold verplicht terstond de kentekencard ter hand te stellen en de tenaamstellingscode terstond mee te delen aan degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden.
2. Degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden is verplicht binnen een week nadat hij eigenaar of houder van het voertuig is geworden bij de Dienst Wegverkeer om tenaamstelling te verzoeken onder overlegging van de kentekencard, de tenaamstellingscode en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
3. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichtingen van het tweede lid heeft voldaan een vrijwaringsbewijs, een tenaamstellingsverslag en een kentekencard af en verstrekt een nieuwe tenaamstellingscode.
4. Degene die het vrijwaringsbewijs en het tenaamstellingsverslag heeft ontvangen is verplicht dit terstond tezamen met de oude kentekencard te doen toekomen aan degene die is opgehouden eigenaar of houder van het voertuig te zijn.
5. In afwijking van het derde lid houdt de Dienst Wegverkeer de beslissing op het verzoek, bedoeld in het tweede lid, aan indien daartoe naar het oordeel van deze dienst aanleiding bestaat. In dat geval wendt de aanvrager zich tot de Dienst Wegverkeer.
6. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing indien de eigenaar, respectievelijk de houder van een voertuig, aan wie een kentekenbewijs is afgegeven, met de houder, respectievelijk de eigenaar van het voertuig overeenkomt dat het voertuig op naam van deze houder, respectievelijk eigenaar als tenaamgestelde in het kentekenregister wordt ingeschreven.
1. In geval van overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad, van een voertuig dat is ingeschreven en te naam gesteld, zijn in afwijking van artikel 26, het tweede tot en met achtste lid van toepassing.
2. Degene op wiens naam een voertuig in het kentekenregister is ingeschreven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is verplicht aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad terstond de kentekencard ter hand te stellen en de tenaamstellingscode mee te delen.
3. Het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad verzoekt terstond nadat het de kentekencard heeft ontvangen en de tenaamstellingscode is meegedeeld bij de Dienst Wegverkeer om opname in bedrijfsvoorraad onder vermelding van de gegevens op het kentekenbewijs en de tenaamstellingscode.
4. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichtingen van het derde lid heeft voldaan een tenaamstellingsverslag en, op verzoek, een kentekencard af en verstrekt een nieuwe tenaamstellingscode.
5. Het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad is verplicht:
a. een vrijwaringsbewijs met de middels datacommunicatie ter beschikking gestelde gegevens die verband houden met de opname in bedrijfsvoorraad aan te maken, en
b. aan degene die is opgehouden de eigenaar of houder van het voertuig te zijn het vrijwaringsbewijs alsmede de oude kentekencard terstond ter hand te stellen.
6. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat tot het moment van uitreiking van de kentekencard aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad de kentekencard voor de overdracht van een voertuig op bij ministeriële regeling te bepalen wijze en onder bij die regeling te bepalen voorwaarden kan worden vervangen door een tijdelijk document.
7. De Dienst Wegverkeer houdt de beslissing op het verzoek, bedoeld in het derde lid, aan indien daartoe naar het oordeel van deze dienst aanleiding bestaat. In dat geval wendt de aanvrager zich tot de Dienst Wegverkeer.
8. Het tweede lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien de kentekencard verloren is geraakt of teniet is gegaan en het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad bij het in het derde lid bedoelde verzoek tevens meldt dat het voertuig voorgoed buiten gebruik wordt gesteld, mits degene die in het kentekenregister als tenaamgestelde is geregistreerd of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden:
a. verklaart dat de kentekencard verloren is geraakt of teniet is gegaan, en
b. bij het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad de bij ministeriële regeling aangewezen documenten overlegt.
1. Indien een voertuig dat is ingeschreven en te naam gesteld ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad, is artikel 26 of, in geval van overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad, artikel 27 van overeenkomstige toepassing.
2. Indien een voertuig ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad en dit bedrijf het voertuig tot eigen gebruik bestemt, verzoekt het bedrijf terstond om tenaamstelling bij de Dienst Wegverkeer, onder overlegging van de tenaamstellingscode en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
3. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichting van het tweede lid heeft voldaan zowel een kentekencard als een vrijwaringsbewijs af en verstrekt een nieuwe tenaamstellingscode.
1. In geval van overdracht van een voertuig dat ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad dat gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel d, kan, in afwijking van artikel 28, een aanvraag om tenaamstelling gericht aan de Dienst Wegverkeer, bij dat bedrijf worden ingediend. In afwijking van artikel 28 is dit artikel van toepassing.
2. Indien de aanvraag wordt gedaan door een natuurlijk persoon legt deze in persoon aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs over, alsmede een verklaring waaruit duidelijk het verzoek tot tenaamstelling blijkt en het kenteken van het voertuig dat wordt overgedragen en welke overigens voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde voorschriften.
3. Indien de aanvraag wordt gedaan door een in Nederland gevestigde rechtspersoon, die is ingeschreven in het handelsregister, machtigt deze het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad de aanvraag bij de Dienst Wegverkeer in te dienen. Degene die blijkens het handelsregister bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen verstrekt aan het erkende bedrijf:
a. een kopie van een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs;
b. een ondertekende machtiging welke vermeldt:
1°. naam en adres van de aanvrager;
2°. een opgave van zijn unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onder a, van de Handelsregisterwet 2007;
3°. naam en geboortedatum van degene die de rechtspersoon vertegenwoordigt;
4°. naam en adres van het erkende bedrijf waar de aanvraag wordt ingediend, en
5°. het kenteken van het voertuig waarop de aanvraag betrekking heeft.
4. Het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad meldt de bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 62, vierde lid, van de wet, voorgeschreven gegevens. In geval van een aanvraag als bedoeld in het derde lid meldt het bedrijf ook de vestigingsdatum en de gegevens vermeld in de machtiging.
5. De Dienst Wegverkeer geeft, indien aan de verplichtingen in het tweede tot en met vierde lid is voldaan, een nieuwe kentekencard, een tenaamstellingsverslag en een vrijwaringsbewijs af aan de aanvrager en verstrekt een nieuwe tenaamstellingscode.
1. In afwijking van de artikelen 26, tweede lid, en 27, tweede lid, is, in geval van overlijden van degene die in het kentekenenregister als tenaamgestelde staat geregistreerd, degene die als erfgenaam eigenaar of houder van het voertuig is geworden, verplicht binnen vijf weken nadat hij eigenaar of houder is geworden bij de Dienst Wegverkeer een verzoek in te dienen om het voertuig op zijn naam te registreren onder overlegging van de kentekencard, de tenaamstellingscode en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs of, indien de tenaamstellingscode niet kan worden niet kan worden overgelegd, een verklaring van erfrecht.
2. In afwijking van het eerste lid kan de Dienst Wegverkeer overgaan tot tenaamstelling indien naar het oordeel van deze dienst in redelijkheid niet aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen kan worden voldaan.
3. De Dienst Wegverkeer geeft na de wijziging van tenaamstelling als bedoeld in het eerste of tweede lid aan de eigenaar een vrijwaringsbewijs, een tenaamstellingsverslag en een kentekencard af en verstrekt een tenaamstellingscode.
1. De Dienst Wegverkeer kan een voertuig te naam stellen zonder dat aan de in de artikelen 26 tot en met 29 bedoelde verplichtingen is voldaan, indien de aanvraag hiertoe wordt ingediend door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die verklaart eigenaar of houder van het voertuig te zijn en indien naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer aannemelijk is gemaakt dat niet aan bedoelde verplichtingen kan worden voldaan.
2. De Dienst Wegverkeer kan in verband met het bepaalde in het eerste lid verlangen dat de aanvrager van de inschrijving en tenaamstelling het voertuig toont, een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs overlegt en de kentekencard, respectievelijk het kentekenbewijs inlevert.
1. Degene die als tenaamgestelde van een voertuig in het kentekenregister is ingeschreven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is, in geval van overdracht van een voertuig aan een in het buitenland woonachtige natuurlijk persoon of een in het buitenland gevestigde rechtspersoon verplicht de kentekencard tezamen met de tenaamstellingscode aan de degene aan wie het voertuig wordt overgedragen ter hand te stellen.
2. Degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is verplicht binnen een week nadat hij de kentekencard en de tenaamstellingscode heeft ontvangen bij de Dienst Wegverkeer de kentekencard, de tenaamstellingscode en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs over te leggen.
3. De Dienst Wegverkeer geeft de oude kentekencard en het legitimatiebewijs terug aan degene die aan de in het tweede lid bedoelde verplichtingen heeft voldaan en reikt ten behoeve van het voorgoed buiten Nederland brengen van het voertuig een kentekenbewijs deel II uit en geeft een vrijwaringsbewijs af aan de in het tweede lid bedoelde persoon ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde persoon.
4. Degene die het kentekenbewijs deel II en het vrijwaringsbewijs heeft ontvangen is verplicht het vrijwaringsbewijs terstond te doen toekomen aan de in het eerste lid bedoelde persoon.
5. Het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing in geval van overdracht van een tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad behorend voertuig aan een in het buitenland woonachtige natuurlijk persoon of een in het buitenland gevestigde rechtspersoon, indien het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad geen gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel b.
1. In afwijking van artikel 31, is, ingeval het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel b, het tweede en derde lid van toepassing.
2. Degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is verplicht terstond bij het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs over te leggen.
3. Het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad is verplicht:
a. het legitimatiebewijs te controleren;
b. de overdracht van het voertuig aan de in het buitenland woonachtige persoon of de in het buitenland gevestigde rechtspersoon terstond te melden aan de Dienst Wegverkeer;
c. een vrijwaringsbewijs aan te maken en onder zich te houden.
1. Degene aan wie een kentekencard is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is, ingeval hij het voertuig voorgoed buiten Nederland brengt, verplicht de kentekencard en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs bij de Dienst Wegverkeer over te leggen.
2. De Dienst Wegverkeer geeft de kentekencard en het legitimatiebewijs terug aan degene die aan de in het eerste lid bedoelde verplichtingen heeft voldaan en reikt tevens tegen betaling van een door de Dienst Wegverkeer te bepalen tarief een kentekenbewijs deel II uit.
3. In afwijking van het eerste tot en met tweede lid, is, ingeval het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel b, het erkende bedrijf verplicht het voorgoed buiten Nederland brengen van het voertuig te melden.
1. Indien een voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens in het kentekenregister, is degene op wiens naam het voertuig is geregistreerd of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, verplicht onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens te melden.
2. Indien de melding leidt tot wijziging van een gegeven in het kentekenregister en dit gegeven op de kentekencard staat, geeft de Dienst Wegverkeer aan degene die aan de in het eerste lid bedoelde verplichting heeft voldaan een kentekencard af en verstrekt een tenaamstellingscode.
3. De Dienst Wegverkeer geeft in geval van wijziging in de constructie als bedoeld in artikel 98 van de wet een nieuwe kentekencard af nadat de wijziging is goedgekeurd ingevolge artikel 98 van de wet.
Bij ministeriële regeling kunnen kentekenbewijzen worden aangewezen waarvoor geen bedrag ter dekking van de in artikel 4q, tweede lid, van de wet, bedoelde kosten wordt vastgesteld.
1. De aanvraag van een vervangende kentekencard of een vervangende tenaamstellingscode geschiedt bij de Dienst Wegverkeer door degene die als tenaamgestelde in het kentekenregister is geregistreerd.
2. De Dienst Wegverkeer kan verlangen dat bij de aanvraag van een vervangende kentekencard de te vervangen kentekencard wordt ingeleverd alsmede dat een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs wordt overgelegd.
3. Indien een te vervangen kentekencard is afgegeven aan de houder van een voertuig en deze een vervangende kentekencard aanvraagt, kan de Dienst Wegverkeer in door deze dienst te bepalen gevallen verlangen dat de eigenaar voor de afgifte van de vervangende kentekencard en de tenaamstellingscode toestemming verleent. In deze gevallen kan de Dienst Wegverkeer bepalen dat de vervangende kentekencard en de tenaamstellingscode naar de eigenaar of een door deze aangewezen persoon wordt gezonden.
4. De aanvraag van een vervangende tenaamstellingscode geschiedt onder overlegging van de kentekencard en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
5. De aanvraag bedoeld in het eerste lid heeft geen betrekking op een kentekenbewijs dat hoort bij een kenteken als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel a.
1. De Dienst Wegverkeer kan bepalen dat met een te naam gesteld voertuig niet op de weg mag worden gereden indien naar het oordeel van deze dienst:
a. het voertuig niet ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van de in artikel 45a, tweede lid, van de wet bedoelde inspectie, of
b. het voertuig niet voldoet aan een of meer van de in artikel 51a, derde lid, onderdelen b, c, of d, van de wet bedoelde eisen
2. Het verbod om met een voertuig op de weg te rijden als bedoeld in artikel 48, zevende lid, van de wet geldt vanaf het tijdstip waarop dit door een van de in artikel 159 van de wet bedoelde personen is aangezegd.
3. Indien een situatie als bedoeld in het eerste lid zich voordoet dan wordt daarvan een aantekening in het kentekenregister geplaatst.
4. In afwijking van het tweede lid mag op de dag waarop het voertuig waarvoor de kentekencard is afgegeven naar aanleiding van een aanvraag van een keuring als bedoeld in artikel 99 of artikel 106 van de wet aan een zodanige keuring wordt onderworpen, met dat voertuig via de kortste route naar en van de plaats van keuring worden gereden.
5. Onverminderd het in het eerste lid bepaalde mag een voertuig waarmee niet mag worden gereden op de weg staan.
1. Tot het vorderen tot overgifte als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de wet van de kentekencard zijn bevoegd:
a. de Directie van de Dienst Wegverkeer en de door de Directie daartoe aangewezen tot die dienst behorende ambtenaren, indien naar hun oordeel artikel 60, eerste lid, onderdelen b of c, of tweede lid, van de wet, van toepassing is;
b. de door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën aangewezen ambtenaren der Rijksbelastingdienst, indien naar hun oordeel artikel 60, eerste lid, onderdeel a, van de wet, van toepassing is;
c. de ambtenaren, bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, indien naar hun oordeel artikel 60, eerste lid, onderdeel a, b of c, of tweede lid, van de wet van toepassing is.
2. De verplichting tot overgifte, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de wet, heeft betrekking op de kentekencard en op het kentekenbewijs deel II indien dit is uitgereikt.
3. Indien dit bij de vordering van de eigenaar of houder dan wel de bezitter wordt geëist, is deze verplicht tot het op een daarbij te bepalen tijd en plaats ter beschikking houden van het voertuig, waarop de vordering betrekking heeft.
4. Indien de in het eerste lid bedoelde vordering betrekking heeft op een aanhangwagen die overeenkomstig artikel 3.2 of 3.7 van de Regeling voertuigen is voorzien van een constructieplaat, kan aan de vordering worden voldaan binnen een termijn van een week.
De tenaamstelling in het register vervalt zodra:
a. op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 26, tweede lid, een voertuig is tenaamgesteld;
b. op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 27, derde lid, een voertuig is opgenomen in de bedrijfsvoorraad;
c. op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 28, tweede lid, een aanvraag als bedoeld in artikel 28a, tweede tot en met vierde lid, of de verplichting als bedoeld in artikel 29, eerste lid, een voertuig is tenaamgesteld;
d. krachtens artikel 30 het voertuig is ingeschreven en tenaamgesteld;
e. een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad een melding als bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel b of c, heeft gedaan;
f. de Dienst Wegverkeer een certificaat van vernietiging, als bedoeld in artikel 5, derde lid, van richtlijn nr. 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269), heeft ontvangen dat door een daartoe bevoegde verwerker, zoals bedoeld in deze richtlijn, in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen is afgegeven, of
g. de Dienst Wegverkeer de tenaamstelling vervallen heeft verklaard op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 40c, eerste lid.
1. De tenaamstelling van een voertuig waarvoor een kenteken als bedoeld in artikel 4, tweede lid, is opgegeven vervalt na twaalf maanden.
2. De tenaamstelling van een voertuig waarvoor een kenteken als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, is opgegeven vervalt na twee weken.
3. De tenaamstelling van een voertuig waarvoor een kenteken, als bedoeld in artikel 4, zesde lid, vervalt na één dag.
1. De Dienst Wegverkeer verklaart een tenaamstelling vervallen indien deze dienst van oordeel is, dat de omstandigheden bedoeld in artikel 51a, tweede lid, onderdelen a of b, van de wet zich voordoen.
2. De Dienst Wegverkeer kan een tenaamstelling vervallen verklaren indien voor het voertuig, waarvoor de tenaamstelling gold een nieuw kenteken is opgegeven.
3. De Dienst Wegverkeer kan een tenaamstelling vervallen verklaren indien naar het oordeel van deze dienst blijkt dat het voertuig waarvoor de tenaamstelling geldt:
a. voorgoed buiten gebruik is gesteld;
b. voorgoed buiten Nederland is gebracht;
c. definitief is bestemd voor gebruik buiten de weg, of
d. is gaan behoren tot een der ingevolge artikel 37 van de wet van de kentekenplicht uitgezonderde categorieën van voertuigen.
4. De Dienst Wegverkeer kan een tenaamstelling vervallen verklaren indien naar oordeel van deze dienst blijkt dat:
a. degene op wiens naam het voertuig is ingeschreven opgehouden is eigenaar, bezitter of houder van het voertuig te zijn;
b. de reden waarom voor het voertuig een kenteken bevattende de lettergroep BN, CD, CDJ, GN, GV, ZZ of ZZZ is opgegeven is vervallen;
c. de eigenaar of houder van het voertuig onvrijwillig het bezit of het houderschap van het voertuig heeft verloren
d. degene die als tenaamgestelde in het kentekenregister is ingeschreven niet langer in Nederland woonachtig of gevestigd is.
5. In het geval, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, verklaart de Dienst Wegverkeer de tenaamstelling vervallen indien het voorgoed buiten gebruik stellen van het voertuig overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 62, derde lid, van de wet wordt gemeld door een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad dat gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel c.
6. In afwijking van het vijfde lid verklaart de Dienst Wegverkeer een tenaamstelling vervallen indien:
a. de melding geschiedt door een ander dan een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad dat de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel c, heeft verkregen;
b. de melding betrekking heeft op een voertuig dat behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie van voertuigen, en
c. wordt voldaan aan nadere bij ministeriële regeling vastgestelde voorwaarden.
7. In het geval, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, verklaart de Dienst Wegverkeer de tenaamstelling vervallen indien ten aanzien van de bestemming van het voertuig wordt voldaan aan nadere bij ministeriële regeling vastgestelde voorwaarden.
8. In het geval, bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, verklaart de Dienst Wegverkeer de tenaamstelling vervallen indien het verlies van het bezit of het houderschap van het voertuig het gevolg is van diefstal of verduistering en hiervan aangifte is gedaan bij een van de in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen.
9. De op grond van het achtste lid vervallen verklaarde tenaamstelling herleeft:
a. op verzoek van de eigenaar of houder van het voertuig, of
b. 30 dagen na een kennisgeving aan de Dienst Wegverkeer van de in dat lid genoemde personen dat het voertuig niet langer wordt vermist.
1. Degene die naar zijn mening ten onrechte als tenaamgestelde in het kentekenregister is vermeld, kan de Dienst Wegverkeer verzoeken de tenaamstelling te doen vervallen. De Dienst Wegverkeer verklaart de tenaamstelling vervallen indien hiervoor naar het oordeel van deze dienst voldoende gronden aanwezig zijn.
2. De tenaamstelling in het kentekenregister vervalt niet eerder dan op de dag waarop daartoe een verzoek bij deze dienst is ingediend.
3. In afwijking van het tweede lid kan de Dienst Wegverkeer in uitzonderlijke gevallen het vervallen van de tenaamstelling eerder laten ingaan.
De Dienst Wegverkeer kan de vervallen tenaamstelling in het register herstellen indien de reden voor vervallenverklaring is komen te vervallen.
Een wijziging van richtlijn nr. 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269) gaat voor de toepassing van artikel 40 en artikel 46 gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.
G
Artikel 22 vervalt.
H
Na hoofdstuk 5 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
I
Artikel 46, tweede lid, komt te luiden:
2. Aan de erkenning kan worden verbonden:
a. de bevoegdheid tot het versneld aanvragen van de inschrijving van voertuigen;
b. de bevoegdheid tot het versneld melden dat tot de bedrijfsvoorraad behorende voertuigen voorgoed buiten Nederland worden gebracht;
c. de bevoegdheid tot het melden dat tot de bedrijfsvoorraad behorende voertuigen voorgoed buiten gebruik worden gesteld, alsmede het verstrekken van een certificaat van vernietiging, als bedoeld in artikel 5, derde lid, van richtlijn nr. 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269), met dien verstande dat voor voertuigen waar die richtlijn op van toepassing isde melding alleen wordt gedaan nadat het certificaat van vernietiging is verstrekt; en
d. de bevoegdheid om in geval van verkoop van een voertuig uit eigen bedrijfsvoorraad namens de aanvrager middels een voor datacommunicatie geschikte voorziening bij de Dienst Wegverkeer, overeenkomstig artikel 50, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de wet een aanvraag van een tenaamstelling in te dienen.
J
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 48. Bedrijfsvoorraadpassen.
2. In het eerste lid vervalt de zinsnede «alsmede formulieren die bestemd zijn om te dienen als vrijwaringsbewijs en als bedrijfsvoorraad deel I B».
3. In het tweede lid vervalt de zinsnede «en formulieren».
K
In artikel 49 komt «en formulieren» telkens te vervallen.
L
In artikel 49a wordt «registratie» vervangen door: tenaamstelling.
M
Artikel 49b, eerste lid, komt te luiden:
1. Een erkenning als bedoeld in artikel 66a, eerste lid, van de wet, kan worden aangevraagd door en worden verleend aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon die exploitant is van een of meer ondernemingen waarin aan derden bedrijfsmatig diensten worden verleend in verband met de export van in het kentekenregister tenaamgestelde voertuigen.
N
Hoofdstuk 7 komt te luiden:
1. De aanvraag bij de Dienst Wegverkeer van een schorsing als bedoeld in artikel 67 van de wet vindt plaats op één van de volgende wijzen:
a. door de kentekencard, een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs alsmede de tenaamstellingscode over te leggen.
b. langs elektronische weg door gebruikmaking van een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld authenticatiemiddel.
2. De Dienst Wegverkeer geeft aan de aanvrager een schorsingsverslag af en in het geval van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, verstrekt deze dienst een nieuwe tenaamstellingscode.
1. Een verzoek tot beëindiging van een schorsing ingevolge artikel 69 van de wet vindt plaats op één van de volgende wijzen:
a. door de kentekencard, een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs en de tenaamstellingscode bij de Dienst Wegverkeer over te leggen;
b. langs elektronische weg door gebruikmaking van een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld authenticatiemiddel.
2. De Dienst Wegverkeer verstrekt in het geval van een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, een nieuwe tenaamstellingscode.
Een schorsing eindigt niet door gebruik van de weg indien:
a. het voertuig waarvan de tenaamstelling is geschorst een kenteken voert als bedoeld in artikel 3, dat behoort bij een ingevolge artikel 42 afgegeven handelaarskentekenbewijs dat voldoet aan hoofdstuk 5 en waarvan gebruik wordt gemaakt overeenkomstig de in dat hoofdstuk bedoelde voorschriften, dan wel
b. artikel 23, eerste lid, van toepassing is.
O
Artikel 53 komt te luiden:
Overtreding van de artikelen
– 5, eerste en derde lid,
– 26, eerste, tweede of vierde lid,
– 26, zesde lid, jo eerste, tweede of vierde lid,
– 27, tweede lid en vijfde lid,
– 28, eerste lid jo artikel 26, eerste, tweede of vierde lid,
– 28, eerste lid jo artikel 27, tweede lid,
– 28, tweede lid,
– 29, eerste lid,
– 31, eerste, tweede en vierde lid,
– 32, tweede lid,
– 33, eerste lid,
– 34, eerste lid, onderdeel a,
– 39 derde lid,
– 44,
– 45, tweede lid,
– 49, eerste lid,
– 58b, eerste, tweede, vierde en vijfde lid,
– 58b, zesde lid, jo eerste, tweede, vierde of vijfde lid,
– 58c, tweede en zesde lid,
– 58d, eerste lid jo artikel 58b, eerste, tweede of vierde lid,
– 58d, eerste lid jo artikel 58c, tweede lid,
– 58d, tweede lid,
– 58f, eerste lid,
– 58h, eerste lid,
– 58l, eerste, tweede, vierde en vijfde lid,
– 58l, zesde lid, jo eerste, tweede en vijfde lid,
– 58m, eerste lid jo artikel 58l, eerste, tweede of vierde lid,
– 58m, tweede lid,
– 58n, tweede lid,
– 58p, eerste lid,
– 58r, eerste, tweede, vierde en vijfde lid,
– 58r, zesde lid, jo eerste, tweede, vierde of vijfde lid,
– 58s, eerste lid,
– 58u, vierde lid
is een strafbaar feit.
P
In artikel 58a wordt «58h» vervangen door: 58i.
Q
Artikel 58b tot en met 58h komen te luiden:
1. Degene aan wie een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is, ingeval hij ophoudt eigenaar of houder te zijn van het voertuig waarvoor dat kentekenbewijs is afgegeven, verplicht:
a. het deel II of het deel I B en het overschrijvingsbewijs terstond over te dragen aan degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden;
b. het deel I van het kentekenbewijs onder zich te houden, totdat hij het in het derde lid bedoelde vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B heeft ontvangen.
2. Degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is verplicht binnen een week nadat hij het deel II of I B en het overschrijvingsbewijs heeft ontvangen, bij de Dienst Wegverkeer om tenaamstelling te verzoeken onder overlegging van het deel II of I B, het overschrijvingsbewijs en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
3. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichtingen van het tweede lid heeft voldaan, een vrijwaringsbewijs, een tenaamstellingsverslag een kentekencard af en verstrekt een tenaamstellingcode.
4. Degene die het vrijwaringsbewijs en de tenaamstellingcode heeft ontvangen, is verplicht deze terstond, tezamen met het oude deel II of I B, te doen toekomen aan degene die het deel I, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder zich heeft gehouden.
5. Degene die het deel I, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder zich heeft gehouden, is verplicht dit terstond af te geven aan degene van wie hij het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B heeft verkregen.
6. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing indien de eigenaar, respectievelijk de houder van een voertuig, aan wie een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven, met de houder, respectievelijk de eigenaar van het voertuig overeenkomt dat het kenteken aan deze houder, respectievelijk eigenaar wordt opgegeven.
1. In geval van overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad, van een voertuig waarvoor een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven, zijn in afwijking van artikel 58b, het tweede tot en met zesde lid van toepassing.
2. Degene aan wie een driedelig kentekenbewijs is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is verplicht:
a. aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad terstond het deel II of I B van het kentekenbewijs en het overschrijvingsbewijs over te dragen;
b. het deel I van het kentekenbewijs onder zich te houden totdat hij het in het vijfde lid bedoelde vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B heeft ontvangen.
3. Het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad is verplicht binnen een week, nadat hij het deel II of I B en het overschrijvingsbewijs heeft ontvangen, bij de Dienst Wegverkeer om opname in bedrijfsvoorraad te verzoeken onder overlegging van deel II of I B, het overschrijvingsbewijs en de bedrijfsvoorraadpas.
4. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichtingen van het derde lid heeft voldaan een tenaamstellingsverslag en op verzoek een kentekencard af en verstrekt een tenaamstellingscode.
5. Het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad is verplicht:
a. een vrijwaringsbewijs met de middels datacommunicatie ter beschikking gestelde gegevens die verband houden met de opname in bedrijfsvoorraad aan te maken, en
b. aan degene van wie hij het deel II of I B en het overschrijvingsbewijs heeft ontvangen, het vrijwaringsbewijs alsmede het oude deel II of I B terstond ter hand te stellen
6. Het tweede en het vijfde lid zijn niet van toepassing indien een of meer delen van het kentekenbewijs verloren zijn geraakt of teniet zijn gegaan en het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad bij de in het achtste lid, onderdeel a, bedoelde melding tevens meldt dat het voertuig voorgoed buiten gebruik wordt gesteld, mits degene aan wie het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden:
a. aan het erkende bedrijf terstond de niet verloren geraakte of teniet gegane delen van het kentekenbewijs overdraagt;
b. verklaart dat de niet aan het erkende bedrijf overgedragen delen van het kentekenbewijs verloren zijn geraakt of teniet zijn gegaan, en
c. bij het erkende bedrijf de bij ministeriële regeling aangewezen documenten overlegt.
1. Indien een voertuig waarvoor een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven, ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad, is artikel 58b of, in geval van overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad, artikel 58c van overeenkomstige toepassing.
2. Indien een voertuig ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad en dit bedrijf het voertuig tot eigen gebruik bestemt, verzoekt het bedrijf terstond om tenaamstelling bij de Dienst Wegverkeer, onder overlegging van het bedrijfsvoorraad deel II of I B, het overschrijvingsbewijs en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
3. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichting van het tweede lid heeft voldaan, zowel een vrijwaringsbewijs, een tenaamstellingsverslag als een kentekencard af en verstrekt een tenaamstellingscode.
1. In geval van overdracht van een voertuig dat ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van een erkende bedrijf bedrijfsvoorraad dat gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel d, kan, in afwijking van artikel 58d, een aanvraag om tenaamstelling, gericht aan de Dienst Wegverkeer, bij dat bedrijf worden ingediend. In afwijking van artikel 58d is dit artikel van toepassing.
2. Indien de aanvraag wordt gedaan door een natuurlijk persoon overlegt deze in persoon aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs, alsmede een verklaring waaruit duidelijk het verzoek tot tenaamstelling blijkt en het kenteken van het voertuig dat wordt overgedragen, en welke overigens voldoet aan bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 50, vijfde lid, van de wet, gestelde voorschriften.
3. Indien de aanvraag wordt gedaan door een in Nederland gevestigde rechtspersoon, die is ingeschreven in het handelsregister, machtigt deze het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad de aanvraag bij de Dienst Wegverkeer in te dienen. Degene die blijkens het handelsregister bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen verstrekt aan het erkende bedrijf:
a. een kopie van een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs;
b. een ondertekende machtiging welke vermeldt:
1°. naam en adres van de aanvrager;
2°. een opgave van zijn unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onder a, van de Handelsregisterwet 2007;
3°. naam en geboortedatum van degene die de rechtspersoon vertegenwoordigt;
4°. naam en adres van het erkende bedrijf waar de aanvraag wordt ingediend, en
5°. het kenteken van het voertuig waarop de aanvraag betrekking heeft.
4. Het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad meldt de bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 62, vierde lid, van de wet, voorgeschreven gegevens vermeld op het overschrijvingsbewijs, op het bedrijfsvoorraad deel II of I B en het burgerservicenummer dan wel het rijbewijsnummer. In geval van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid meldt het bedrijf ook de geboortedatum van de aanvrager. In geval van een aanvraag als bedoeld in het derde lid meldt het bedrijf ook de vestigingsdatum en de gegevens, vermeld in de machtiging.
5. De Dienst Wegverkeer geeft, indien aan de verplichtingen in het tweede tot en met vierde lid is voldaan, aan de aanvrager een nieuwe kentekencard, een tenaamstellingsverslag en een vrijwaringsbewijs af en verstrekt een tenaamstellingscode.
1. In afwijking van de artikelen 58b, tweede lid, en 58c, derde lid, is, in geval van overlijden van degene aan wie een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven, degene die als erfgenaam eigenaar of houder van het voertuig is geworden, verplicht binnen vijf weken nadat hij eigenaar of houder is geworden bij de Dienst Wegverkeer een verzoek in te dienen om het voertuig op zijn naam te registreren onder overlegging van het deel II, het deel I B of het bedrijfsvoorraad deel II of I B, het overschrijvingsbewijs en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
2. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichting van het eerste lid heeft voldaan, zowel een kentekencard, een tenaamstellingsverslag, als een vrijwaringsbewijs af en verstrekt een tenaamstellingcode.
1. De Dienst Wegverkeer kan een voertuig tenaamstellen zonder dat aan de in de artikelen 58b tot en met 58f bedoelde verplichtingen is voldaan, indien de aanvraag hiertoe wordt ingediend door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die verklaart eigenaar of houder van het voertuig te zijn en indien naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer aannemelijk is gemaakt dat niet aan bedoelde verplichtingen kan worden voldaan.
2. De Dienst Wegverkeer kan in verband met het bepaalde in het eerste lid verlangen dat de aanvrager van de tenaamstelling het voertuig toont, een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs overlegt en een of meer delen van het kentekenbewijs inlevert.
1. Indien het voertuig waarvoor een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven niet meer overeenstemt met de gegevens op het deel I, is degene aan wie het kentekenbewijs is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, verplicht onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens te melden.
2. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de in het eerste lid bedoelde verplichting heeft voldaan een nieuwe kentekencard af en verstrekt een tenaamstellingscode.
3. De Dienst Wegverkeer geeft in geval van wijziging in de constructie als bedoeld in artikel 98 van de wet een nieuwe kentekencard af nadat de wijziging is goedgekeurd ingevolge artikel 98 van de wet.
R
Na artikel 58h wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Indien de aanvraag tot schorsing van de tenaamstelling betrekking heeft op een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a geldt:
a. in afwijking van de artikelen 50, eerste lid, onderdeel a, dat het deel II dan wel deel I B van het betrokken kentekenbewijs, het overschrijvingsbewijs en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs worden overgelegd.
b. in afwijking van de artikelen 50, tweede lid, dat de aanvrager, na ontvangst van het nieuwe deel I B van het betrokken kentekenbewijs, het ongeldig geworden deel II dan wel deel I B, respectievelijk het deel IA en het deel IB van het kentekenbewijs vernietigt.
S
Na artikel 58i wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
In afwijking van de artikelen 22, 26 tot en met 31, 34, 36, 39, 50 en 51 zijn op tweedelige kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004, maar voor 1 januari 2014 de artikelen 58k tot en met 58w van toepassing.
1. De verplichting tot het ter inzage afgeven van het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 160 van de wet, heeft betrekking op het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs deel I, indien sprake is van een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j.
2. Indien de in artikel 160 van de wet bedoelde vordering betrekking heeft op een kentekenbewijs dat is afgegeven voor een aanhangwagen die overeenkomstig artikel 3.2 of 3.7 van de Regeling voertuigen is voorzien van een constructieplaat, kan aan de vordering worden voldaan binnen een termijn van een week.
1. Degene aan wie een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is, ingeval hij ophoudt eigenaar of houder te zijn van het voertuig waarvoor dat kentekenbewijs is afgegeven, verplicht:
a. het deel I B en het overschrijvingsbewijs terstond over te dragen aan degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden;
b. het deel I A van het kentekenbewijs onder zich te houden, totdat hij het in het derde lid bedoelde vrijwaringsbewijs en het oude deel I B heeft ontvangen.
2. Degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is verplicht binnen een week nadat hij het deel I B en het overschrijvingsbewijs heeft ontvangen, bij de Dienst Wegverkeer om tenaamstelling te verzoeken onder overlegging van het deel I B, het overschrijvingsbewijs en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
3. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichtingen van het tweede lid heeft voldaan, een vrijwaringsbewijs, een tenaamstellingsverslag en een kentekencard af en verstrekt een tenaamstellingscode.
4. Degene die het vrijwaringsbewijs en de heeft ontvangen, is verplicht dit terstond, tezamen met het oude deel I B, te doen toekomen aan degene die het deel IA, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder zich heeft gehouden.
5. Degene die het deel I A, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder zich heeft gehouden, is verplicht dit terstond af te geven aan degene van wie hij het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B heeft verkregen.
6. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing indien de eigenaar, respectievelijk de houder van een voertuig, aan wie een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j is afgegeven, met de houder, respectievelijk de eigenaar van het voertuig overeenkomt dat het kenteken aan deze houder, respectievelijk eigenaar wordt opgegeven.
1. In geval van overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad, van een voertuig waarvoor een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j is afgegeven, zijn in afwijking van artikel 58l het tweede tot en met achtste lid van toepassing.
2. Degene aan wie een tweedelig kentekenbewijs is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is verplicht:
a. aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad terstond het deel I B van het kentekenbewijs en het overschrijvingsbewijs over te dragen;
b. het deel IA van het kentekenbewijs onder zich te houden totdat hij het in het vijfde lid bedoelde vrijwaringsbewijs en het oude deel I B heeft ontvangen.
3. Het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad is verplicht binnen een week, nadat hij het deel I B en het overschrijvingsbewijs heeft ontvangen, bij de Dienst Wegverkeer om opname in bedrijfsvoorraad te verzoeken onder overlegging van deel II, het overschrijvingsbewijs en de bedrijfsvoorraadpas.
4. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichtingen van het derde lid heeft voldaan een tenaamstellingsverslag en, op verzoek, een kentekencard af en verstrekt een tenaamstellingscode.
5. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat tot het moment van uitreiking van de kentekencard aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad de kentekencard voor de overdracht van een voertuig op bij ministeriële regeling te bepalen wijze en onder bij die regeling te bepalen voorwaarden kan worden vervangen door een tijdelijk document.
6. Het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad is verplicht:
a. een vrijwaringsbewijs met de in het vierde lid bedoelde gegevens aan te maken, en
b. aan degene van wie hij het deel I B en het overschrijvingsbewijs heeft ontvangen, het vrijwaringsbewijs, het tenaamstellingsverslag, alsmede het oude deel I B terstond ter hand te stellen.
7. Degene die het deel I A, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder zich heeft gehouden, is verplicht dit terstond af te geven aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad van wie hij het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B heeft verkregen.
8. Het tweede en het zesde lid zijn niet van toepassing indien een of meer delen van het kentekenbewijs verloren zijn geraakt of teniet zijn gegaan en het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad bij de in het achtste lid, onderdeel a, bedoelde melding tevens meldt dat het voertuig voorgoed buiten gebruik wordt gesteld, mits degene aan wie het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden:
a. aan het erkende bedrijf terstond de niet verloren geraakte of tenietgegane delen van het kentekenbewijs overdraagt,
b. verklaart dat de niet aan het erkende bedrijf overgedragen delen van het kentekenbewijs verloren zijn geraakt of teniet zijn gegaan, en
c. bij het erkende bedrijf de bij ministeriële regeling aangewezen documenten overlegt.
1. Indien een voertuig waarvoor een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j is afgegeven, ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad, is artikel 58l of, in geval van overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad, artikel 58m van overeenkomstige toepassing.
2. Indien een voertuig ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad en dit bedrijf het voertuig tot eigen gebruik bestemt, verzoekt het bedrijf terstond om tenaamstelling bij de Dienst Wegverkeer, onder overlegging van het bedrijfsvoorraad deel I B, het overschrijvingsbewijs en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
3. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichting van het tweede lid heeft voldaan een vrijwaringsbewijs en een kentekencard af en verstrekt een tenaamstellingcode.
1. In geval van overdracht van een voertuig dat ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad dat gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel d, kan, in afwijking van artikel 58n, een aanvraag om tenaamstelling, gericht aan de Dienst Wegverkeer, bij dat bedrijf worden ingediend. In afwijking van artikel 58n is dit artikel van toepassing.
2. Indien de aanvraag wordt gedaan door een natuurlijk persoon overlegt deze in persoon aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs, alsmede een verklaring waaruit duidelijk het verzoek tot tenaamstelling blijkt en het kenteken van het voertuig dat wordt overgedragen.
3. Indien de aanvraag wordt gedaan door een in Nederland gevestigde rechtspersoon, die is ingeschreven in het handelsregister, machtigt deze het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad de aanvraag bij de Dienst Wegverkeer in te dienen. Degene die blijkens het handelsregister bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen verstrekt aan het erkende bedrijf:
a. een kopie van een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs;
b. een ondertekende machtiging welke vermeldt:
1°. naam en adres van de aanvrager;
2°. een opgave van zijn unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onder a, van de Handelsregisterwet 2007;
3°. naam en geboortedatum van degene die de rechtspersoon vertegenwoordigt;
4°. naam en adres van het erkende bedrijf waar de aanvraag wordt ingediend, en
5°. het kenteken van het voertuig waarop de aanvraag betrekking heeft.
4. Het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad meldt de bij ministeriële regeling, als bedoeld in artikel 62, vierde lid, van de wet, voorgeschreven gegevens vermeld op het overschrijvingsbewijs, op het bedrijfsvoorraad deel I B en indien van toepassing het burgerservicenummer dan wel het rijbewijsnummer. In geval van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid meldt het bedrijf ook de geboortedatum van de aanvrager. In geval van een aanvraag als bedoeld in het derde lid meldt het bedrijf ook de vestigingsdatum en de gegevens, vermeld in de machtiging.
5. De Dienst Wegverkeer geeft, indien aan de verplichtingen in het tweede tot en met vierde lid is voldaan aan de aanvrager een kentekencard, een tenaamstellingsverslag en een vrijwaringsbewijs af en verstrekt een tenaamstellingscode.
1. In afwijking van de artikelen 58l, tweede lid, en 58m, derde lid, is, in geval van overlijden van degene aan wie een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j is afgegeven, degene die als erfgenaam eigenaar of houder van het voertuig is geworden, verplicht binnen vijf weken nadat hij eigenaar of houder is geworden bij de Dienst Wegverkeer een verzoek in te dienen om het voertuig op zijn naam te registreren onder overlegging van het deel I B of het bedrijfsvoorraad deel I B, het overschrijvingsbewijs en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
2. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichting van het eerste lid heeft voldaan zowel een kentekencard, een tenaamstellingsverslag als een vrijwaringsbewijs af en verstrekt een tenaamstellingscode.
1. De Dienst Wegverkeer kan een voertuig tenaamstellen zonder dat aan de in de artikelen 58l tot en met 58p bedoelde verplichtingen is voldaan, indien de aanvraag hiertoe wordt ingediend door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die verklaart eigenaar of houder van het voertuig te zijn en indien naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer aannemelijk is gemaakt dat niet aan bedoelde verplichtingen kan worden voldaan.
2. De Dienst Wegverkeer kan in verband met het bepaalde in het eerste lid verlangen dat de aanvrager van de tenaamstelling het voertuig toont, een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs overlegt en een of meer delen van het kentekenbewijs inlevert.
1. Degene aan wie een tweedelig kentekenbewijs is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is, in geval van overdracht van een voertuig aan een in het buitenland woonachtige natuurlijk persoon of een in het buitenland gevestigde rechtspersoon, verplicht:
a. het deel I B en het deel II terstond over te dragen aan degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden;
b. het deel I A van het kentekenbewijs onder zich te houden,
2. Degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is verplicht binnen een week nadat hij het deel I B en het deel II heeft ontvangen bij de Dienst Wegverkeer het deel I B en het deel II, een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs over te leggen.
3. De Dienst Wegverkeer plaatst op het deel I B een aantekening en geeft het deel I B en het legitimatiebewijs terug aan degene die aan de in het tweede lid bedoelde verplichtingen heeft voldaan tezamen met een vrijwaringsbewijs en een deel II.
4. Degene die het in het derde lid bedoelde vrijwaringsbewijs heeft ontvangen is verplicht dit terstond af te geven aan degene die het deel I A onder zich heeft gehouden.
5. Degene die het deel IA onder zich heeft gehouden is verplicht dit terstond af te geven aan degene van wie hij het in het vierde lid bedoelde vrijwaringsbewijs heeft verkregen.
6. In geval van overdracht van een tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad behorend voertuig waarvoor een tweedelig kentekenbewijs is afgegeven aan een in het buitenland woonachtige natuurlijk persoon of een in het buitenland gevestigde rechtspersoon, zonder dat het erkende bedrijf gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel b, is het eerste tot en met vijfde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bedrijfsvoorraad deel I B in de plaats treedt van het deel I B.
1. Indien het voertuig waarvoor een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j is afgegeven niet meer overeenstemt met de gegevens op het deel I, is degene aan wie het kentekenbewijs is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, verplicht onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens te melden.
2. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de in het eerste lid bedoelde verplichting heeft voldaan een kentekencard af en verstrekt een tenaamstellingscode.
3. De Dienst Wegverkeer geeft in geval van wijziging in de constructie als bedoeld in artikel 98 van de wet een nieuwe kentekencard af en verstrekt een tenaamstellingscode nadat de wijziging is goedgekeurd ingevolge artikel 98 van de wet.
1. De aanvraag van een vervangende kentekencard geschiedt bij de Dienst Wegverkeer door degene aan wie het tweedelig kentekenbewijs, waarvoor een vervangend document wordt aangevraagd, is afgegeven.
2. De Dienst Wegverkeer kan verlangen dat bij de aanvraag van een vervangende kentekencard het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j wordt ingeleverd alsmede dat een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs wordt overgelegd.
3. Indien een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j is afgegeven aan de houder van een voertuig en deze een vervangende kentekencard aanvraagt, kan de Dienst Wegverkeer in door deze dienst te bepalen gevallen verlangen dat de eigenaar voor de afgifte van de vervangende kentekencard, toestemming verleent. In deze gevallen kan de Dienst Wegverkeer bepalen dat de vervangende kentekencard naar de eigenaar of een door deze aangewezen persoon wordt gezonden.
1. Tot het vorderen tot overgifte van een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j zijn bevoegd:
a. de Directie van de Dienst Wegverkeer en de door de Directie daartoe aangewezen tot die dienst behorende ambtenaren, indien naar hun oordeel artikel 60, eerste lid, onderdelen b of c, of tweede lid, van de wet, van toepassing is;
b. de door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën aangewezen ambtenaren der Rijksbelastingdienst, indien naar hun oordeel artikel 60, eerste lid, onderdeel a, van de wet, van toepassing is;
c. de ambtenaren, bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, indien naar hun oordeel artikel 60, eerste lid, onderdeel a, b of c, dan wel artikel 60, tweede lid, van de wet van toepassing is.
2. De verplichting tot overgifte, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de wet, heeft betrekking op deel IA en op deel IB van het kentekenbewijs.
3. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren geven de ter inzage overgegeven delen van het kentekenbewijs, na inzage terug aan degene van wie het is ingevorderd.
4. Indien dit bij de vordering van de houder van een kentekenbewijs wordt geëist, is deze verplicht tot het op een daarbij te bepalen tijd en plaats ter beschikking houden van het voertuig, waarvoor het bewijs is afgegeven.
5. Indien de vordering betrekking heeft op een kentekenbewijs dat is afgegeven voor een aanhangwagen die overeenkomstig artikel 3.2 of 3.7 van de Regeling voertuigen is voorzien van een constructieplaat, kan aan de vordering worden voldaan binnen een termijn van een week.
1. De aanvraag bij de Dienst Wegverkeer tot een schorsing als bedoeld in artikel 67 van de wet van een tenaamstelling van een voertuig waarvoor een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j is afgegeven vindt plaats op één van de volgende wijzen:
a. door het deel I B van het kentekenbewijs, het deel II alsmede een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs over te leggen.
b. langs elektronische weg door gebruikmaking van een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld authenticatiemiddel.
2. De Dienst Wegverkeer geeft aan de aanvrager een kentekencard en een schorsingsverslag af en verstrekt een tenaamstellingscode.
1. Een aanvraag tot opheffing van een schorsing ingevolge artikel 69 van de wet van een voertuig waarvoor een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58j is afgegeven, vindt plaats op één van de volgende wijzen:
a. door het deel I B van het kentekenbewijs, het deel II alsmede een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs over te leggen;
b. langs elektronische weg door gebruikmaking van een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld authenticatiemiddel.
2. De Dienst Wegverkeer verstrekt in het geval van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, een nieuwe tenaamstellingscode,
T
Artikel 58k vervalt.
Het Besluit Personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 76, eerste en tweede lid, wordt «op het kentekenbewijs» telkens vervangen door: in het kentekenregister.
B
Artikel 77 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Op het kentekenbewijs» vervangen door: In het kentekenregister.
2. In het tweede lid wordt «blijkens het kentekenbewijs» vervangen door: blijkens het kentekenregister.
Het Besluit Voertuigen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10, onderdeel a, onder 3°, komt te luiden:
3°. Op de dag waarop zij overeenkomstig de bij ministeriële regeling vastgestelde voorschriften worden onderzocht in verband met de inschrijving en tenaamstelling;.
B
Artikel 13 vervalt
C
In artikel 20 vervallen het eerste en tweede lid alsmede de aanduiding «3.» voor het derde lid.
D
Artikel 22, eerste lid, komt te luiden:
1. De verzoeker legt voorafgaande aan het in artikel 91 van de wet bedoelde deskundigenonderzoek aan de deskundige die door de Dienst Wegverkeer is aangewezen om het onderzoek te verrichten, het keuringsbewijs dat is afgegeven voor het motorrijtuig of de aanhangwagen waarop het verzoek betrekking heeft over.
Artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt.
2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid en in dit lid wordt «Het eerste tot en met derde lid» vervangen door: Het eerste en het tweede lid.
Na artikel 154a van het Reglement rijbewijzen wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Dienst Wegverkeer verstrekt aan de in artikel 552 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren de gegevens uit het rijbewijzenregister die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de bij artikel 437, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde feiten.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2014, met uitzondering van artikel I, onderdelen G en S, die in werking treden met ingang van de datum waarop artikel I, onderdeel AA, van de Wet van 19 juni 2013 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele andere wijzigingen van uiteenlopende aard (33 504) in werking treedt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 26 november 2013
Willem-Alexander
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Uitgegeven de twaalfde december 2013
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Het onderhavige besluit wijzigt het Kentekenreglement, het Besluit personenvervoer 2000 en het Besluit voertuigen. De wijziging van deze drie besluiten hangt samen met de wet van 19 juni 2013 houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele andere wijzigingen van uiteenlopende aard1 (hierna: de wet). Met de inwerkingtreding van die wet, die de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WvW 1994) wijzigt, is de wijze van tenaamstellen van kentekenplichtige voertuigen gemoderniseerd.
Het overgrote deel van het onderhavige besluit heeft betrekking op de wijziging van het Kentekenreglement (artikel I). Enkele redactionele wijzigingen zijn noodzakelijk in het Besluit personenvervoer en in het Besluit Voertuigen. Deze wijzigingen zijn het gevolg van het nieuwe systeem van tenaamstellen, waarbij niet langer de gegevens op het kentekenbewijs leidend zijn, maar de registratie zoals die is opgenomen in het kentekenregister (artikelen II en III).
Daarnaast is een aanpassing van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) nodig, om een sinds 1 januari 2013 ontstane onduidelijkheid weg te nemen (artikel IV).
Ten slotte is wijziging van het Reglement rijbewijzen ter herstel van een omissie ten behoeve van de handhaving van de legitimatie- en registratieplicht voor aanbieders van koper(legeringen) bij metaalopkopers (artikel V).
De wijzigingen van deze vier besluiten worden toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze nota van toelichting.
Het ontwerpbesluit is overeenkomstig artikel 2b van de WvW 1994 op 12 juni 2013 overgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal. Dit heeft niet geleid tot een reactie.
Tot de inwerkingtreding van de wet en het onderhavige besluit vonden de overschrijvingen van motorvoertuigen voornamelijk plaats bij de grotere postkantoren. Daarnaast kon de burger ook terecht bij een loket van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) en sinds een aantal jaren bij garagebedrijven die van de RDW een bevoegdheid hebben verkregen om eigen voertuigen op naam te zetten van een klant. Het contract tussen de RDW en Postkantoren BV, waarop de door de postkantoren verleende diensten waren gebaseerd werd al enige tijd door de rechtsopvolger van Postkantoren BV uitgevoerd, omdat Postkantoren BV was opgehouden te bestaan. Het verdwijnen van Postkantoren BV was de belangrijkste aanleiding voor een herziening van de wijze van tenaamstellen van kentekenbewijzen. Met de inwerkingtreding van de wet is in de WvW 1994 de erkenningsregeling tenaamstelling opgenomen. Op grond van deze erkenning kunnen belanghebbenden, mits ze aan een aantal eisen voldoen, zich aanmelden om als tenaamstellingsloket te fungeren. Niet alleen de wijze van tenaamstellen is gewijzigd, ook het fysieke kentekenbewijs is gewijzigd. Thans wordt niet langer een papieren kentekenbewijs in meerdere delen uitgegeven, maar een eendelig kentekenbewijs op creditcardformaat met een chip. Met dit nieuwe kentekendocument (hierna: de kentekencard) is de procedure voor overschrijving vereenvoudigd en veiliger gemaakt. Een belangrijke wijziging is dat de kentekencards centraal worden aangemaakt door de RDW en vervolgens, na verpersoonlijking, wordt verstuurd naar de nieuwe tenaamgestelde. Op die manier zijn er niet langer blanco kentekendocumenten aanwezig bij de tenaamstellingsloketten zoals voorheen wel het geval was. Eveneens met het oog op fraudebestrijding is de procedurewijziging aangegrepen om een aantal moderniseringen door te voeren in het tenaamstellingsproces, zoals de introductie van een tenaamstellingscode in plaats van het oude papieren overschrijvingsdeel en de reeds genoemde kentekencard. Een onderdeel van de modernisering van de wijze van tenaamstellen van kentekenbewijzen is tevens dat de betekenis van de registratie in het kentekenregister is gewijzigd en terminologisch in overeenstemming is gebracht met het Europese recht.
Het voorgaande heeft ertoe geleid dat er een groot aantal wijzigingen in het Kentekenreglement is doorgevoerd. Deze wijzigingen zullen hieronder nader worden toegelicht. Voor een uitgebreide toelichting op de achtergrond van de modernisering van de wijze van tenaamstellen van kentekenbewijzen zij verwezen naar de memorie van toelichting bij de wet.2
De meest fundamentele wijziging van het moderniseringsproject met betrekking tot de wijze van tenaamstellen van kentekenbewijzen is dat niet langer het bezit van een geldig kentekenbewijs als zodanig de toestemming vormt om met een voertuig op de weg te mogen rijden, maar dat hiervoor de inschrijving en de tenaamstelling in het kentekenregister bepalend is. Met deze wijziging wordt aansluiting gezocht bij de systematiek van de richtlijn EG 1999/373 en EG 2003/1274 en in algemene zin bij het inzicht dat de juistheid van opgeslagen gegevens in het kentekenregister uitgangspunt dient te zijn. De gegevens op een kentekenbewijs zijn immers niet het resultaat van een zelfstandig onderzoek, maar vormen een weerslag van de in het kentekenregister opgeslagen gegevens. Het voorgaande heeft ertoe geleid dat het Kentekenreglement op een groot aantal plaatsen terminologisch diende te worden aangepast. Daarnaast zijn enkele inhoudelijke aanpassingen doorgevoerd, zoals de opschorting van de toonplicht van het kentekenbewijs in de periode tussen tenaamstelling en ontvangst van de kentekencard door de tenaamgestelde. De nieuwe systematiek had tevens tot gevolg dat diverse procedures, zoals de tenaamstelling bij overdracht van een voertuig opnieuw dienden te worden beschreven.
Als gevolg van de hierboven beschreven benadering, namelijk dat de registratie in het kentekenregister leidend is en niet het kentekenbewijs, ondergaat de bewijskracht van het document een wijziging en daarmee de gevolgen van de geldigheid of ongeldigheid van het kentekenbewijs. Dit staat overigens niet in de weg aan de mogelijkheid tot een zelfstandige verplichting om een kentekenbewijs te kunnen tonen als bewijs van tenaamstelling in het register. Deze verplichting zal dan ook vooralsnog blijven bestaan. Wel voorziet de onderhavige wijziging van het Kentekenreglement in opschorting van de toonplicht in verband met de tijd die het verzenden van het document in beslag neemt vanwege de centrale aanmaak van kentekenbewijzen (artikel 22, tweede lid; Artikel I, onderdeel F). In het artikelsgewijze deel van de toelichting zal hier in meer detail op in worden gegaan. Op termijn zal de toonplicht van het kentekenbewijs in zijn geheel komen te vervallen. Dit zal evenwel pas kunnen worden doorgevoerd op het moment dat de opsporingsambtenaren te allen tijde toegang hebben tot de informatie in het kentekenregister.
Het bovenstaande heeft tot gevolg dat enkele artikelen die zien op de regeling van ongeldige kentekenbewijzen en verval van de tenaamstelling in het besluit zijn komen te vervallen of zijn verplaatst. Uit oogpunt van overzichtelijkheid zijn bijvoorbeeld de omstandigheden die voorheen leidden tot een ongeldig kentekenbewijs, maar nu tot verval van de tenaamstelling bijeen gebracht in de artikelen 40 tot en met 40b. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.
Een andere belangrijke wijziging betreft de betekenis van de delen waaruit het kentekenbewijs bestaat. Voorheen bestond een kentekenbewijs uit meerdere delen, waarvan één deel de functie vervulde van overschrijvingsbewijs. Dit overschrijvingsbewijsdeel diende te worden overgelegd ten behoeve van een wijziging van de tenaamstelling. Voor dat deel gold geen toonplicht en het diende thuis te worden bewaard, aangezien een ieder met dit overschrijvingsbewijs de tenaamstelling van een voertuig kon wijzigen. Geconcludeerd is dat deze procedure niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd, omdat met moderne technieken documenten makkelijk zijn na te maken, waardoor deze vervalste documenten nauwelijks van echte zijn te onderscheiden. Daarom is thans, in de plaats van het overschrijvingsbewijs, een zogenaamde tenaamstellingscode geïntroduceerd. Dit is een pincode die aan de voertuigeigenaar wordt verstrekt. Bij de wijziging van de tenaamstelling dient deze pincode te worden opgegeven bij een tenaamstellingsinstantie, waarna het voertuig in het kentekenregister voor wijziging van de tenaamstelling wordt vrijgegeven. Naast het bezit van het kentekenbewijs moet de eigenaar van het voertuig dus ook voldoen aan de eis dat hij de juiste tenaamstellingscode kent. De tenaamstellingscode wordt, tezamen met de kentekencard, op het moment van tenaamstelling aan de tenaamgestelde overgedragen. De tenaamstellingscode dient te worden onthouden of op een veilige plaats te worden opgeborgen of onthouden. Hierbij kan worden gedacht aan een digitale of fysieke kluis.
De tenaamstellingscode wordt als zodanig niet opgenomen in het kentekenregister, maar is versleuteld. Als de code wordt ingevoerd bij een wijziging van de tenaamstelling dan wordt via het kentekenregister aangegeven of deze juist is. De tenaamstellingscode kan als zodanig evenwel niet uit het register worden gegenereerd en dus ook niet worden opgevraagd en verstrekt. Indien de tenaamstellingcode is vergeten of verloren is geraakt, dient om die reden dan ook een nieuwe tenaamstellingscode bij de RDW te worden opgevraagd.
De verwachting is dat de hierboven beschreven, nieuwe procedure het tenaamstellen met gebruik van valse documenten aanmerkelijk zal bemoeilijken. Echter, de procedure waarbij gebruik wordt gemaakt van de tenaamstellingscode is niet bruikbaar buiten Nederland. Buitenlandse voertuigregistratieautoriteiten kennen nog vrijwel uitsluitend procedures waarbij het bezit van documenten voldoende is om een voertuig te naam te stellen. Voor zover een kentekendocument bestaat uit één enkel deel heeft dit tot gevolg dat herregistratie van een voertuig in een ander land zou kunnen plaatsvinden onder overlegging van dit deel, ook indien de houder het voertuig weliswaar legaal onder zich heeft, maar niet de eigenaar is of anderszins niet tot vervreemding van het voertuig is gerechtigd. Dit vereist een maatregel om te voorkomen dat een voertuig na diefstal of verduistering vervolgens in het buitenland kan worden geregistreerd. Er dient een voorziening te worden getroffen die geldt tot het moment waarop een internationaal systeem van gegevensuitwisseling met een raadpleegverpichting operationeel is op grond waarvan kan worden vastgesteld of de aanvrager van een herregistratie in een ander land daartoe gerechtigd is. Deze maatregel bestaat er in dat het kentekenbewijs formeel bestaat uit twee delen, waarvan het deel I bestaat uit de kentekencard en het deel II uitsluitend een functie heeft bij herregistratie in het buitenland. Op grond van de hiervoor vermelde richtlijnen moet de lidstaat waar om herregistratie wordt verzocht de inschrijving weigeren indien het deel II niet wordt overgelegd. Er zij overigens op gewezen dat het deel II ten behoeve van de overschrijving pas wordt uitgereikt nadat de tenaamgestelde van het te exporteren voertuig aan de RDW te kennen geeft dat hij het voertuig naar het buitenland wil overbrengen. Om dit deel II uitgereikt te krijgen dient de tenaamgestelde ook hiervoor de aan hem verstrekte tenaamstellingscode over te leggen. Voor wijzigingen in de tenaamstelling binnen Nederland speelt het deel II geen rol. De gemiddelde eigenaar van een voertuig zal er ook niet mee te maken krijgen, omdat het na tenaamstelling in bewaring blijft bij de RDW en dus niet zal worden opgestuurd naar de tenaamgestelde. Na uitreiking van het deel II fungeert het gedurende korte tijd als document waarmee in Nederland met het – inmiddels uitgeschreven – voertuig mag worden gereden, geheel overeenkomstig het huidige uitvoerkentekenbewijs, dat overigens als gevolg van deze wijziging is afgeschaft. Voor de lidstaten van de EU, waarmee veruit de meeste internationale autohandel plaatsvindt, is de verwachting dat op termijn een vorm van digitale gegevensuitwisseling beschikbaar komt waardoor het gebruik van een deel II binnen de EU overbodig wordt. Verwezen zij naar het concept van de verordening herregistratie van voertuigen.5 Voor landen buiten de EU geldt, evenzeer als nu het geval is, dat ook dan nog een deel II zal moeten worden overgelegd. Overigens wordt voor de bijzondere kentekens geen kentekenbewijs deel II afgegeven (artikel 17, derde lid).
Zoals hierboven reeds aangegeven is met de inwerkingtreding van de wet en het onderhavige besluit tot wijziging van het Kentekenreglement overgegaan op een systeem van centrale aanmaak en distributie van kentekenbewijzen. Hiervoor is gekozen om een tweetal redenen. In de eerste plaats is in de praktijk gebleken dat vanwege het grote aantal tenaamstellingsinstanties en het daarmee gepaard gaande distributienetwerk niet geheel kan worden voorkomen dat blanco originele kentekenbewijzen in omloop komen die vervolgens worden gebruikt voor frauduleuze doeleinden. De concentratie van de productie op een enkele plaats maakt het mogelijk om zodanige veiligheidsmaatregelen te nemen dat praktisch wordt voorkomen dat blanco documenten in het verkeer komen. Daarnaast heeft de beheersing van de kosten een rol gespeeld. De keuze voor kentekenbewijzen op creditcardformaat (de kentekencard) leidde ertoe dat moest worden geïnvesteerd in productieapperatuur waarvan de kosten aanmerkelijk hoger zijn dan die voor de productie van papieren kentekenbewijzen. De keuze voor een kentekencard zal hierna nader worden toegelicht. De centrale aanmaak en distributie van gepersonaliseerde kentekenbewijzen vereiste dat het Kentekenreglement op diverse onderdelen werd gewijzigd. De aanvrager van een kentekenbewijs beschikt namelijk niet meer onmiddellijk na de tenaamstelling over het document, zodat de voorschriften omtrent de toonplicht van het document voor de bestuurder van een voertuig dienden te worden herzien. Daarnaast maakt de latere beschikbaarheid van het document het noodzakelijk om de procedures in verband met overdracht van voertuigen en wijziging van de tenaamstelling te wijzigen.
Een belangrijke hiermee samenhangende verandering voor de opsporingsambtenaren is dat geen kentekendocumenten meer worden ingenomen. Tot inwerkingtreding van onderhavig besluit werden documenten ingenomen, bijvoorbeeld als bij een controle op de weg bleek dat een voertuig onveilig was of als er twijfel bestond over de vraag of de bestuurder gerechtigd was om met het voertuig te rijden. Moderne communicatiemiddelen maken het mogelijk om direct in het kentekenregister aantekening te maken van een bijzonderheid, zoals bijvoorbeeld het gegeven dat een voertuig onveilig is. De opsporingsambtenaar zal direct in het kentekenregister, en daardoor kenbaar voor alle andere belanghebbenden, de aantekening maken dat met het voertuig niet meer op de weg mag worden gereden. Het vervallen van het beheer van ingenomen kentekenbewijzen leidt tot een besparing in de kosten voor de opsporingsinstantie.
Tot slot moest als gevolg van de centrale afgifte een aantal praktische zaken zoals de wijze van uitreiking van het document en de tenaamstellingscode nader worden geregeld. In het Kentekenreglement is thans een basis opgenomen op grond waarvan deze uitvoeringsaspecten zijn gedelegeerd naar ministeriële regeling.
Zoals hiervoor reeds is aangeduid is gekozen voor de invoering van een plastic kentekencard met chip als kentekenbewijs overeenkomstig de vereisten zoals opgenomen in de reeds eerder genoemde Europese richtlijn EG/2003/127. Een plastic kentekencard is niet alleen als zodanig moeilijker te produceren, maar hij kan ook beter dan papier worden beveiligd tegen namaak. Daarnaast biedt de chip mogelijkheden om digitaal gegevens op de kentekencard te plaatsen. De kentekencard biedt bovendien visueel en procesmatig extra veiligheid. Visueel, doordat voertuiggegevens met lasertechnologie als het ware onder een transparante laag worden aangebracht, waardoor het verwijderen of aanpassen daarvan niet mogelijk is zonder duidelijke zichtbare schade. Helaas blijkt het bij papieren documenten wel mogelijk om aangebrachte toner te verwijderen, dan wel op te lossen en te vervangen door gegevens die overeenkomen met een ander (gestolen) voertuig. De voorbeelden van misbruik van het huidige document zijn gedocumenteerd door de politie. De veiligheidsnormen voor de nieuwe kentekencard zijn tot stand gekomen op basis van de eerder genoemde richtlijn 2003/127/EG aangevuld met de laatste inzichten van diverse externe deskundigen die op dit punt zijn geconsulteerd. Procesmatig is er extra veiligheid doordat op elke kentekencard, via de hierboven genoemde techniek, een niet wijzigbaar uniek documentnummer kan worden ingelaserd, dat bij het voertuig in het kentekenregister ligt opgeslagen en waar bij gevoelige transacties en controles op wordt gecheckt.
Een bijkomend voordeel is dat de kaart beter bestand is tegen slijtage en handzamer is en daardoor eenvoudiger mee te nemen. De invoering van een plastic card is reeds aangekondigd bij de invoering van de regelgeving ter harmonisatie kentekenbewijzen naar aanleiding van eerdergenoemde richtlijn 1999/37/EG.6
Bij de uitvoering van het onderhavige besluit is met name de Dienst Wegverkeer betrokken. Deze dienst is immers belast met de afgifte van kentekenbewijzen. Bij de totstandkoming van de het nieuwe stelsel van tenaamstellen van kentekenbewijzen en de benodigde wijzigingen in het Kentekenreglement heeft de dienst dan ook een belangrijke rol gespeeld waarbij nauw is samengewerkt met het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Voor wat betreft de handhaafbaarheid van de in het besluit voorziene maatregelen kan worden opgemerkt dat de gevolgen voor de opsporings- en handhavingsautoriteiten beperkt zijn tot het omgaan met het nieuwe model van het kentekenbewijzen en de wijziging van de toonplicht en invorderingsprocedures.
De RDW heeft de verschillende doelgroepen door middel van gerichte voorlichtingsacties geïnformeerd omtrent de wijzigingen die het gevolg zijn van de nieuwe wijze van tenaamstellen. Ruim voor de introductie van de kentekencard is de RDW gestart met het informeren van de partijen die direct in hun bedrijfsvoering geraakt worden. Daarbij gaat het om bedrijven in de voertuigbranche die met voorlichtingsbijeenkomsten, een brief en een themasite geïnformeerd zijn. Daarnaast gaat het tevens om afnemers van kentekengegevens zoals handhavende instanties.
In verband met export en grensoverschrijdend vervoer zijn tevens de betrokken buitenlandse instanties op de hoogte gebracht. De communicatie naar zakelijke en particuliere eigenaren/houders heeft plaatsgevonden in twee stappen. De communicatie is van start gegaan met een introductiecampagne. Die kon kort zijn, omdat er geen verplichte omwisselingsactie van het oude papieren kentekenbewijs naar de nieuwe kentekencard plaatsvindt. Bijzondere doelgroepen zijn zo gericht mogelijk op de hoogte gebracht, onder andere door middel van het gebruik van social media.
Daarnaast heeft de RDW alle bestaande communicatiemiddelen aangepast, zoals internetsites en brochures. Bij iedere nieuw afgegeven kentekencard wordt tevens een bijsluiter met informatie over de nieuwe kentekenprocessen meegeleverd.
Het onderdeel met betrekking tot de modernisering van de tenaamstelling leidt voor bedrijven tot een verwachte administratieve lastenreductie van € 22,8 miljoen per jaar en een vermindering van de overige bedrijfseffecten van € 2,1 miljoen per jaar. Voor burgers heeft de inwerkingtreding van de regelgeving een administratieve lastenreductie van 2,2 miljoen uren en € 1,2 miljoen per jaar tot gevolg. Voor een zeer gedetailleerde uitwerking van de financiële gevolgen zij verwezen naar paragraaf 6 van de memorie van toelichting bij de wet.7 Het onderhavige besluit brengt geen additionele gevolgen door de administratieve lasten voor burgers en bedrijven met zich.
De onderhavige wijziging van het Kentekenreglement treedt in werking op het moment waarop de wet in werking treedt, namelijk op 1 januari 2014. Omdat deze wijziging niet voor 1 november 2013 is gepubliceerd, zal wat betreft de vereiste publicatiedatum worden afgeweken van het daarvoor geldende zogenaamde vaste verandermoment.
Een aantal van de begripsbepalingen uit het Kentekenreglement is gewijzigd en er zijn enkele nieuwe definities opgenomen. Om die reden is besloten artikel 1 in zijn geheel opnieuw vast te stellen. Thans is gekozen voor een alfabetische opsomming van de definities.
Dit betreft een redactionele aanpassing die samenhangt met de nieuwe wijze van tenaamstellen. De inschrijving van het voertuig in het kentekenregister is het moment waarop er een kenteken voor dat voertuig wordt opgegeven.
In het vierde lid van artikel 4 wordt de lettergroep ZZZ toegevoegd. Dit heeft als reden dat de lettergroep ZZ uitgeput dreigt te raken.
Onderdeel a van het vijfde lid van artikel 4 vervalt, omdat het exportkenteken ophoudt te bestaan. Dit onderdeel kan daarom komen te vervallen. In plaats daarvan kan bij export gebruik worden gemaakt van de kentekencard en het kentekenbewijs deel II dat door de RDW in verband met export wordt uitgereikt. Met deze twee documenten kan een geëxporteerd voertuig in een ander land worden geregistreerd.
Aan artikel 4 wordt een nieuw lid toegevoegd. Het nieuwe zevende lid bevat een grondslag voor het kunnen opgeven van tijdelijke kentekens ten behoeve van uitzonderlijke gelegenheden van nationaal en internationaal belang. Als belangrijkste redenen voor het opgeven van tijdelijke kentekens in het kader van dit soort bijzondere gelegenheden is kenbaarheid en veiligheid van de voertuigen die gebruikt worden voor bijzondere gelegenheden, waarbij vaak belangrijke buitenlandse gasten betrokken zijn. Directe aanleiding voor de invoering van deze grondslag is de Nuclear Security Summit die in maart 2014 in Nederland wordt gehouden. Tijdens deze Summit zullen leiders van circa 50 landen en hun delegaties aanwezig zijn, alsmede de leiders van de VN, EU, Interpol en de International Atomic Energy Agency (IAEA). Ten behoeve van de kenbaarheid (en daarmee de veiligheid) van de voertuigen die deze VIPs zullen vervoeren, is het verzoek gedaan aan de minister van Infrastructuur en Milieu om tijdelijke kentekens te kunnen afgeven voor deze reeds gekentekende voertuigen. Hiervoor wordt thans de grondslag neergelegd. De Dienst Wegverkeer zal de productie, afgifte en inname van de speciale, tijdelijke kentekenplaten faciliteren.
Artikel 6, eerste lid, van het Kentekenreglement is op diverse plekken aangepast in verband met de nieuwe wijze van tenaamstellen van voertuigen. Niet langer is het kentekenbewijs leidend, maar de inschrijving en tenaamstelling van een voertuig (onderdelen g, l, n, q, t en u). Daarnaast zijn er twee erkenningen bijgekomen: de erkenning exportdienstverlening en de erkenning tenaamstelling. Deze zijn thans toegevoegd aan onderdeel h.
In het eerste lid van artikel 7 wordt onderdeel a aangepast aan het feit dat de inschrijving en tenaamstelling leidend zijn in het nieuwe systeem van tenaamstelling. In onderdeel b worden de twee nieuwe erkenningen toegevoegd, namelijk de erkenning exportdienstverlening en de erkenning tenaamstelling
Hoofdstuk 4 wordt in zijn geheel opnieuw vastgesteld. Hieronder volgt een toelichting per artikel van dat hoofdstuk.
Artikel 17 wordt op een aantal plaatsen gewijzigd. Niet langer staat de afgifte van een kentekenbewijs centraal, maar de tenaamstelling van een voertuig (eerste lid). In het tweede lid wordt niet langer gesproken van een tweedelig kentekenbewijs voor zich in de bedrijfsvoorraad bevindende voertuigen met een apart bedrijfsvoorraad deel I B, omdat voor binnenlandse toepassing het kentekenbewijs enkel de kentekencard wordt uitgereikt. Thans is geregeld in het tweede lid dat ten behoeve van het exporteren van een voertuig, naast de kentekencard, het deel II wordt uitgereikt door de RDW. Met deze twee documenten samen, kan een geëxporteerd voertuig vervolgens worden ingeschreven in het buitenland.
In het derde lid staan de bijzondere kentekens beschreven. Voertuigen met deze bijzondere kentekens kunnen niet worden overgedragen met behoud van het bijzondere kenteken. Daarom wordt voor deze voertuigen geen kentekenbewijs deel II uitgereikt. Indien deze voertuigen worden geëxporteerd, zullen ze eerst van een gewoon kenteken dienen te worden voorzien.
Het vierde lid ziet op leasevoertuigen. In dat geval is in het kentekenregister opgenomen dat bijvoorbeeld niet de houder van een kentekenbewijs (de lessee), maar slechts de eigenaar van het voertuig (de lessor) gerechtigd is tot het uitgereikt krijgen van een kentekenbewijs deel II. Hiermee wordt voorkomen dat een lessee door opvraging van het kentekenbewijs deel II het voertuig in het buitenland kan verkopen en aldaar op naam van de koper te stellen.
In het vijfde lid is bepaald dat de afgifte van een kentekenbewijs niet elektronisch geschiedt. Dit lid is overgenomen uit het huidige artikel 17. In het zesde lid is een afwijking opgenomen op dit vijfde lid voor de bijzondere kentekens bedoeld in artikel 4. Aan deze uitzondering is behoefte voor kentekenbewijzen met een zeer korte geldigheidsduur, zoals de zogenoemde ééndaagse kentekens, waarbij de snelheid waarmee het document dient te worden afgegeven een belemmering vormt voor het tijdige gebruik. In die gevallen kan niet worden gewacht tot de kentekencard door de RDW is opgemaakt en opgestuurd.
De oude artikelen 17a en 18 zijn vervallen. Artikel 17a is vervallen omdat niet langer aantekeningen op de kentekenbewijzen (thans kentekencards) worden aangebracht. Indien de gegevens op de kentekencard zijn gewijzigd, wordt een nieuwe kentekencard uitgereikt. Het oude artikel 18 had betrekking op de ontvangstbewijzen. Deze worden in het huidige systeem van tenaamstelling niet meer uitgereikt. De reden hiervoor is dat inmiddels praktijk is dat wijzigingen langs digitale weg in het kentekenregister worden vastgelegd en daar onmiddellijk raadpleegbaar zijn. Het verstrekken van een ontvangstbewijs heeft daarom geen toegevoegde waarde meer.
Het nieuwe artikel 18 bevat de bepaling dat voor de voertuigen met een bijzonder kenteken geen tenaamstellingscode wordt verstrekt. Deze voertuigen met een bijzonder kenteken kunnen niet opnieuw tenaamgesteld worden zolang er een bijzonder kenteken voor is afgegeven. Alvorens een desbetreffend voertuig opnieuw tenaamgesteld kan worden, dient er eerst een normaal kenteken voor het voertuig te zijn opgegeven.
Dit artikel is niet inhoudelijk gewijzigd. De redactie is aangepast in verband met de nieuwe wijze van tenaamstelling, waarbij de tenaamstelling van een voertuig in het kentekenregister en niet de aanvraag voor een kentekenbewijs leidend is.
Het oude artikel 19a is vernummerd tot 20 en is redactioneel gewijzigd in verband met de nieuwe wijze van tenaamstelling waarbij de tenaamstelling leidend is en niet de afgifte van het kentekenbewijs.
Artikel 21 was vervallen in het Kentekenreglement zoals dat tot op heden luidde. Thans is in dit artikel opgenomen dat via de zogenoemde versnelde regeling voertuigen kunnen worden ingeschreven zonder een tenaamstelling en zonder te zijn goedgekeurd. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om voertuigen die als zodanig zijn typegoedgekeurd, maar die daarna nog worden gemodificeerd voor een bepaald gebruiksdoel, bijvoorbeeld voor waardetransport, dan wel zijn voorzien van op zichzelf nog niet goedgekeurde onderdelen, alvorens zij worden te naam gesteld. Ook bij de aanvraag voor een individuele keuring kan behoefte bestaan aan een dergelijk kentekenbewijs, omdat juist bepaalde eigenschappen van het voertuig rijdend dienen te worden onderzocht.
Voorheen was een dergelijke bepaling opgenomen in artikel 17, zesde lid, waarin was bepaald dat voor dergelijke voertuigen slechts een deel I A werd afgegeven. Thans heeft de bepaling betrekking op inschrijving zonder tenaamstelling.
De tekst van het eerste lid is aangepast in verband met de nieuwe wijze van tenaamstelling. De verplichting tot ter inzage afgeven van het kentekenbewijs, zoals neergelegd in artikel 160 van de WvW 1994, geldt thans voor de kentekencard en tevens voor het kentekenbewijs deel II indien dat is uitgereikt. In het overgangsrecht (artikel 58k) is geregeld dat indien voor het voertuig nog geen kentekencard is afgegeven, maar de houder beschikt over een voor de inwerkingtreding van het onderhavige besluit afgegeven kentekenbewijs deel I, de verplichting geldt voor dat kentekenbewijs deel I.
In het tweede lid is geregeld dat de verplichting tot ter inzage geven van de kentekencard geldt vanaf het moment dat deze door de Dienst Wegverkeer is uitgereikt. Er zitten immers enkele dagen tussen het moment waarop de tenaamstelling plaats vindt en de nieuw tenaamgestelde de centraal aangemaakte kentekencard heeft ontvangen. Geregeld is dat in ieder geval 14 dagen na uitreiking de verplichting gaat gelden. Tot die tijd is de toonplicht dus opgeschort. Het is aan de tenaamgestelde om verantwoordelijkheid te nemen indien hij binnen deze periode de kentekencard niet heeft ontvangen en te rade te gaan bij de RDW.
Het nieuwe derde lid is het oude tweede lid en is onveranderd.
Het eerste lid is van toepassing op voertuigen waarvan de tenaamstelling is geschorst (voorheen het kentekenbewijs was geschorst). Dit lid is redactioneel aangepast aan de nieuwe wijze van tenaamstellen, doch inhoudelijk gelijk gebleven.
Het nieuwe tweede lid is van toepassing op de voertuigen bedoeld in artikel 21 (zie aldaar). Met deze voertuigen mag gedurende drie maanden worden gereden zonder tenaamstelling.
Het oude tweede en derde lid van artikel 23 zijn vervallen, omdat kentekenbewijzen niet langer worden ingenomen. In de gevallen die werden genoemd in het oude tweede en derde lid van dit artikel wordt thans een aantekening gemaakt in het kentekenregister. Dit past binnen het nieuwe systeem waarbij niet langer de gegevens op het document (i.c. de kentekencard) leidend zijn, maar de gegevens zoals deze zijn opgenomen in het kentekenregister.
Het oude artikel 24 is komen te vervallen. De bepaling die daarin was opgenomen is thans opgenomen in artikel 38, vijfde lid. Het nieuwe artikel 24 bevat de bepalingen die voorheen waren opgenomen in het oude artikel 24a. In verband met een mooiere nummering is ervoor gekozen deze bepalingen thans op de nemen in artikel 24. Dit artikel is redactioneel gewijzigd ter verduidelijking van wat hier is geregeld en in verband met de nieuwe wijze van tenaamstellen. In de aanhef is thans duidelijk gemaakt dat het gaat om ter beschikking stellen van een voertuig waarvoor een bijzonder kenteken als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, wordt aangevraagd (het zogenoemde transitokenteken). Tevens wordt er nu rechtstreeks verwezen naar artikel 4, vijfde lid, en niet langer via de bepaling van artikel 17.
De eerste drie leden van dit artikel zijn redactioneel gewijzigd in verband met de nieuwe wijze van tenaamstelling. Gesproken wordt over inschrijving en tenaamstelling in plaats van afgifte van een kentekenbewijs. In het vierde lid wordt thans de nieuwe begripsbepaling voor een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad gebruikt. Tevens wordt in dat lid geregeld dat er in plaats van het feit dat het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad een formulier uitgereikt kreeg met gegevens die verband houden met de opname van het voertuig in de bedrijfsvoorraad een tenaamstellingsverslag wordt uitgereikt door de RDW. Aangezien dit formulier niet meer wordt uitgereikt vervalt het oude vijfde lid. In plaats daarvan is thans geregeld in het vijfde lid dat de kentekencard kan worden vervangen door een tijdelijk document in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen. Het is namelijk zo dat bij erkende bedrijven bedrijfsvoorraad in sommige gevallen voertuigen op één dag meerdere keren van tenaamstelling wisselen. In dat geval kan niet steeds worden gewacht op de kentekencard die moet worden opgemaakt en verzonden door de RDW. In plaats daarvan kan het erkende bedrijf bij de RDW een tijdelijke tenaamstellingscode aanvragen en afdrukken waarmee hij het voertuig kan verhandelen. Het zesde en zevende lid zijn ongewijzigd.
Dit artikel is redactioneel gewijzigd in verband met de nieuwe wijze van tenaamstellen. Tevens is thans geregeld in het tweede en derde lid dat een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs moet worden getoond, in plaats van een rijbewijs, zoals voorheen gold. Voorheen was ervoor gekozen om de legitimatiemiddelen te beperken tot het gebruik van een rijbewijs, omdat dit document konden worden geverifieerd in het rijbewijzenregister. Inmiddels zijn op basis van het burgerservicenummer ook andere legitimatiebewijzen, zoals paspoorten te verifiëren, zodat geen bezwaar meer bestaat tegen gebruik van deze legitimatiebewijzen.
Dit artikel is redactioneel gewijzigd in verband met de nieuwe wijze van tenaamstellen. Er wordt niet langer gesproken over afgifte van een kentekenbewijs, maar over inschrijving en tenaamstelling. Inhoudelijk is dit artikel niet gewijzigd. Zoals aangegeven in het algemene deel van de toelichting heeft het deel II van het kentekenbewijs uitsluitend een functie heeft bij de onderhavige herregistratie in het buitenland.
In het nieuwe artikel 26 is bepaald dat bij overdracht van een voertuig tussen particulieren niet langer het oude overschijvingsdeel van het kentekenbewijs (deel II) dient te worden overgedragen door de oude eigenaar van het voertuig aan de nieuwe eigenaar, maar dat de tenaamstellingscode dient te worden medegedeeld. Zonder die tenaamstellingscode kan er immers geen wijziging van de tenaamstelling plaatsvinden. De redactie van het eerste en tweede lid is aan de nieuwe wijze van tenaamstelling aangepast.
Vervolgens regelt het derde lid dat de nieuwe eigenaar een nieuwe kentekencard krijgt uitgereikt, alsmede een vrijwaringsbewijs, een tenaamstellingsverslag. Tevens wordt een nieuwe tenaamstellingscode verstrekt.
Het vrijwaringsbewijs en het tenaamstellingsverslag dienen vervolgens terstond aan degene die niet langer eigenaar van het voertuig is te worden overhandigd. Ook de oude kentekencard dient te worden teruggegeven aan de vorige eigenaar. Deze verplichtingen zijn neergelegd in het vierde lid.
Het vijfde lid bevat de ongewijzigde tekst van het oude zesde lid. Het oude vijfde lid is vervallen omdat het formulier genoemd in dat lid niet langer wordt afgegeven. Daarvoor is het tenaamstellingsverslag in de plaats gekomen. Het oude zevende lid is thans opgenomen in het zesde lid en redactioneel aangepast aan de nieuwe wijze van tenaamstellen.
Dit artikel is redactioneel aangepast aan de nieuwe wijze van tenaamstellen. Nieuw is dat in het vierde lid is bepaald dat bij aanmelding in de bedrijfsvoorraad het erkende bedrijf op verzoek een kentekencard krijgt uitgereikt. In de regel zal het erkende bedrijf de kentekencard enkel nodig hebben in bijzondere gevallen als bij export van het voertuig. In andere gevallen kan het bedrijf met gebruikmaking van de bevoegdheid tenaamstellen bedrijfsvoorraad als bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel d, het voertuig tenaamstellen. Vandaar dat is opgenomen dat de kentekencard niet standaard, maar op verzoek wordt afgegeven. Met het niet standaard verzenden van de kentekencards wordt een aanmerkelijke kostenreductie gerealiseerd.
Het nieuwe zesde lid regelt de mogelijkheid tot het volstaan met een tijdelijk document in plaats van de kentekencard voor overdracht van een voertuig. Dit is eenzelfde bepaling als is opgenomen in artikel 25, vijfde lid. Verwezen zijn naar de toelichting aldaar.
De leden van dit artikel zijn niet inhoudelijk gewijzigd, doch redactioneel aangepast aan de nieuwe wijze van tenaamstellen. Het nieuwe vierde lid regelt de mogelijkheid tot het volstaan met een tijdelijk document in plaats van de kentekencard voor overdracht van een voertuig. Dit is eenzelfde bepaling als is opgenomen in artikel 25, vijfde lid. Verwezen zijn naar de toelichting aldaar.
Dit artikel is redactioneel aangepast aan de nieuwe wijze van tenaamstellen op dezelfde wijze als artikel 25a. Net als in artikel 25a is thans geregeld dat niet langer een kopie van het rijbewijs hoeft te worden verstrekt, maar een kopie van een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs. Inhoudelijk is dit artikel niet gewijzigd.
Dit artikel regelt de wijziging van tenaamstelling na overlijden van een tenaamgestelde van een voertuig. In dat geval dient de erfgenaam te verzoeken om een nieuwe tenaamstelling. Hiertoe dient de oude kentekencard, de tenaamstellingscode en een legitimatiebewijs te worden overgelegd. Dit is geregeld in het eerste lid. Indien de tenaamstellingscode bij de erfgenamen niet bekend is, kan het voertuig toch worden tenaamgesteld. De erfgenaam zal in dat geval in staat worden gesteld om aan te tonen dat hij recht heeft op inschrijving van het voertuig op zijn naam. Het tweede lid biedt een grondslag om het voertuig te naam te stellen als aan de in het eerst lid bedoelde eisen niet kan worden voldaan en is bedoeld voor uitzonderlijke situaties. In het derde lid is vervolgens geregeld dat de nieuwe eigenaar of houder van het voertuig een vrijwaringsbewijs, een tenaamstellingsverslag en een kentekencard uitgereikt en aan hem een nieuwe tenaamstellingscode wordt verstrekt.
Dit artikel is redactioneel aangepast aan de nieuwe wijze van tenaamstellen. Inhoudelijk is het ongewijzigd.
Dit artikel beschrijft de procedure zoals die dient te worden gevolgd bij export van een voertuig. In dat geval dient aan de koper van het voertuig de kentekencard en de tenaamstellingscode te worden overhandigd (eerste lid). De nieuwe, buitenlandse eigenaar van het voertuig dient de kentekencard, de tenaamstellingscode en een legitimatiebewijs over te leggen bij de RDW (tweede lid). De oude kentekencard en het legitimatiebewijs worden vervolgens terug gegeven aan de nieuwe, buitenlandse eigenaar van het voertuig. De nieuwe buitenlandse eigenaar krijgt een kentekenbewijs deel II uitgereikt (dat hij nodig heeft om het voertuig in het buitenland te kunnen registreren) (derde lid). Tevens krijgt de nieuwe eigenaar een vrijwaringsbewijs uitgereikt, dat hij vervolgens dient te overhandigen aan de oorspronkelijke eigenaar (vierde lid). Het nieuwe vijfde lid is inhoudelijk gelijk aan het oude zesde lid en regelt dat eenzelfde procedure dient te worden gevolgd indien het voertuig afkomstig is uit de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad en geen gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot het versneld melden dat tot de bedrijfsvoorraad behorende voertuigen voorgoed buiten Nederland worden gebracht uit artikel 46, tweede lid, onderdeel b, van het Kentekenreglement.
De in het oude tweede, derde en vierde lid genoemde verklaringen hoeven niet meer te worden overgelegd. Van deze verklaring werd een deel gebruikt voor de administratie van het erkende bedrijf, hetgeen overbodig is geworden, omdat het resultaat van de wijziging nu onmiddellijk digitaal beschikbaar is en raadpleegbaar in het kentekenregister. Het tweede deel vormde de uitvoerverklaring, dan wel het uitvoerkentekenbewijs dat met deze wijziging is ingetrokken. Het derde deel van de verklaring was bestemd voor de administratie van de RDW en heeft geen betekenis meer. De referentie naar deze verklaringen zijn daarom komen te vervallen.
Indien wel gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot het versneld melden dat tot de bedrijfsvoorraad behorende voertuigen voorgoed buiten Nederland worden gebracht gelden in afwijking van het bepaalde in artikel 31 de bepalingen uit het tweede en derde lid van artikel 32. Deze bepalingen zijn inhoudelijk niet gewijzigd, behalve dat ook hier de in dit artikel genoemde verklaring niet langer hoeft te worden overgelegd. Redactioneel is dit artikel in overeenstemming gebracht met de nieuwe wijze van tenaamstellen. Er worden geen aantekeningen meer geplaatst op (delen van) het kentekenbewijs. De onderdelen c en d van het derde lid zijn daarmee komen te vervallen.
Dit artikel regelt de procedure bij export van een voertuig. Het eerste lid van artikel 33 is redactioneel aangepast aan het nieuwe systeem van tenaamstelling. De verklaring in drievoud hoeft niet langer te worden ingevuld en te worden overgelegd. Het tweede lid is vervallen, omdat er niet langer aantekeningen op het kentekenbewijs worden aangebracht. In het nieuwe tweede lid is geregeld dat de RDW de kentekencard terug geeft en tevens het deel II van het kentekenbewijs uitreikt. Met deze twee documenten kan het voertuig in het buitenland op naam worden gesteld.
Het derde lid is vervallen, omdat het bedrijfsvoorraad deel I B niet langer bestaat. Het vierde lid is inhoudelijk ongewijzigd en slechts redactioneel in overeenstemming gebracht met de nieuwe begripsbepaling van het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad. Tevens is de bevoegdheid die voorheen was opgenomen in artikel 46, tweede lid, onderdeel c, thans opgenomen in onderdeel b.
Dit artikel regelt dat, indien de voertuiggegevens zijn gewijzigd en niet meer overeenkomen met de gegevens zoals die in het kentekenregister zijn opgenomen, dit dient te worden gemeld bij de RDW, zodat die een nieuwe kentekencard (met een nieuwe tenaamstellingscode) kan afgeven indien het een gegeven betreft dat op de kentekencard is vermeld. Voorheen werd alleen een nieuw deel I A (het deel van het kentekenbewijs met de voertuiggegevens) uitgereikt. Het eerste lid is redactioneel aangepast aan deze systeemwijziging en het nieuwe tweede lid regelt de afgifte van de nieuwe kentekencard. Het oude tweede lid is vervallen, omdat kentekencards niet langer worden ingevorderd. Het derde bevat dezelfde bepaling als het oude derde lid, met redactionele wijziging in verband met het nieuwe systeem van tenaamstellen.
Voorheen werden tarieven in rekening gebracht voor de afgifte van aangewezen delen van het kentekenbewijs. Thans zijn die tarieven gekoppeld aan het moment van inschrijving van het voertuig (voorheen: afgifte van deel I A van het kentekenbewijs) en het moment van tenaamstelling van het voertuig (voorheen afgifte van deel I B van het kentekenbewijs). Het eerste lid is daarom vervallen. Het derde lid is tevens vervallen, omdat deze bepaling thans is opgenomen in de WvW 1994 en wel in artikel 4b, vierde lid, onderdeel l. Deze bepaling was in het verleden abusievelijk opgenomen in het Kentekenreglement en thans verplaats naar artikel 4b van de WvW 1994, waar deze bepaling thuis hoort. Slechts het voormalige tweede lid blijft daarom thans over in artikel 35 en dit is ongewijzigd.
Dit artikel regelt de procedure voor het aanvragen van een vervangende kentekencard (met nieuwe tenaamstellingscode). Voorheen konden delen of zelfs bladzijden van het papieren kentekenbewijs worden vervangen. In het huidige systeem van tenaamstellen wordt altijd de kentekencard in zijn geheel vervangen. Het eerste lid regelt dat de aanvraag voor een vervangende kentekencard dient te worden gedaan bij de RDW. In het tweede lid staat thans dat in door de RDW te bepalen gevallen de te vervangen kentekencard dient te worden ingeleverd. Voorheen gold die verplichting voor het te vervangen deel of de te vervangen bladzijde van het kentekenbewijs. Het derde lid ziet, net als voorheen, op lease-voertuigen. Indien het voertuig een lease-voertuig betreft, kan het nodig zijn dat de eigenaar van het voertuig toestemming geeft voor een nieuw uit te geven kentekencard en tevens kan de RDW bepalen dat de nieuwe kentekencard en tenaamstellingscode wordt verzonden aan de eigenaar van het voertuig. Dit om te voorkomen dat de lessee via de aanvraag van een nieuwe kentekencard en tenaamstellingscode te auto kan verkopen en tenaamstellen.
Het nieuwe vierde lid regelt de procedure voor het aanvragen van een nieuwe tenaamstellingscode zonder dat een nieuwe kentekencard wordt aangevraagd, bijvoorbeeld omdat men de oude tenaamstellingscode is kwijtgeraakt of vergeten. Het vijfde lid, net als voorheen het vierde lid, regelt dat voor voertuigen met een bijzonder kenteken geen vervangende kentekencard kan worden aangevraagd. Indien een kentekencard zoek is geraakt dient een nieuwe aanvraag tot tenaamstellen van het voertuig in het kentekenregister te worden gedaan. Voorheen was een nieuwe aanvraag van een kentekenbewijs noodzakelijk.
In het huidige systeem is tenaamstellen het enige criterium voor het bestaan van voertuigverplichtingen. Besloten is daarom om de redenen die voorheen leidden tot ongeldig verklaring van het kentekenbewijs thans op te nemen in artikel 40b, dat gaat over het vervallen verklaren door de RDW van een tenaamstelling. Het oude artikel 37 is daarmee komen te vervallen. Zie de nadere uitleg bij artikel 40b.
Dit artikel regelt de gevallen waarin het verboden is met een voertuig over de weg te rijden. Voorheen werd dan het kentekenbewijs ongeldig verklaard voor het rijden op de weg. Binnen het huidige systeem wordt hier geregeld in welke gevallen er een verbod op het rijden op de weg geldt met een te naam gesteld voertuig. Het eerste lid is daarop redactioneel aangepast. Het oude onderdeel b is vervallen, omdat deze aantekeningen niet langer worden aangetekend op het kentekenbewijs. Deze bepaling is uit de WvW 1994 verdwenen en is hier daarom ook komen te vervallen.
Delen van het kentekenbewijs worden niet langer ongeldig verklaard. Daarom is het oude tweede lid vervallen. Het nieuwe tweede lid van dit artikel regelt thans dat het in artikel 48, zevende lid, van de wet opgenomen verbod om te rijden op de weg geldt vanaf het moment dat dit door een bevoegde autoriteit is aangezegd.
Het derde lid bepaalt dat indien er sprake is van een verbod tot rijden op de weg hiervan een aantekening wordt gemaakt in het kentekenregister. Het vierde lid bepaalt dat in bepaalde gevallen wel met het voertuig mag worden gereden voor het laten uitvoeren van een keuring. Het vijfde lid bepaalt, zoals voorheen ook al gold, dat een voertuig waarmee niet mag worden gereden, wel op de weg mag staan.
Dit artikel is redactioneel aangepast aan het nieuwe systeem van tenaamstelling. In plaats van over kentekenbewijzen of delen daarvan wordt thans gesproken over de kentekencard. Aangezien binnen het nieuwe systeem de kentekencard niet langer wordt ingevorderd, is de plicht thans beperkt tot overgifte van de card. De bepalingen die betrekking hadden op de invordering van het kentekenbewijs zijn daarom vervallen (het oude derde en vierde lid). De verplichting tot het ter beschikking houden van het voertuig is thans opgenomen in het derde lid (voorheen het vijfde lid). Het vierde lid bevat de bepaling zoals die voorheen was opgenomen in het zesde lid.
In dit artikel is opgenomen wanneer sprake is van verval van de tenaamstelling van een voertuig in het kentekenregister van rechtswege. Een aantal van de grondslagen voor verval van tenaamstelling is binnen het huidige systeem vervallen (de oude onderdelen g, h en i van voorheen het eerste lid). Het tweede lid is hier komen te vervallen. Deze bepaling is verplaatst naar artikel 40c, tweede lid.
Het nieuwe artikel 40a regelt het verval van rechtswege van tijdelijke tenaamstellingen in het kentekenregister. Het gaat hierom enkele bijzondere kentekens uit artikel 4 van het Kentekenreglement.
Dit artikel regelt de gevallen waarin de RDW de tenaamstelling vervallen verklaart. In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 40 is hier geen sprake van het vervallen van de tenaamstelling van rechtswege, maar is hiervoor een verklaring van de RDW noodzakelijk. Deze grondslagen waren voorheen opgenomen in het inmiddels vervallen artikel 37. Thans staan zij in artikel 40b opgenomen. Er is binnen het huidige systeem in deze gevallen geen sprake meer van ongeldig verklaring van het kentekenbewijs, maar van vervallen verklaring van de tenaamstelling. Inhoudelijk komt dit artikel overeen met de voorheen in artikel 37 opgenomen grondslagen voor ongeldig verklaring van het kentekenbewijs. Redactioneel is het artikel uiteraard aangepast aan het huidige systeem van te naam stellen. In het nieuwe negende lid is thans tevens geregeld in welke gevallen een tenaamstelling herleeft in het geval dat een vermist voertuig wordt teruggevonden. Dit laatste was voorheen geregeld in artikel 37, achtste lid.
In het nieuwe artikel 40c is de mogelijkheid opgenomen tot het doen van een verzoek om een tenaamstelling vervallen te verklaren die ten onrechte in het kentekenregister is opgenomen. Deze mogelijkheid was voorheen opgenomen in het tweede lid van artikel 40. Tevens is in het tweede lid van het nieuwe artikel 40c opgenomen dat de vervallen verklaring niet met terugwerkende kracht in het kentekenregister wordt opgenomen. Dit om te voorkomen dat het resultaat van een bevraging afhankelijk wordt van het tijdstip waarop de bevraging plaatsvindt. Dit zou het register voor de gebruikers er van onbetrouwbaar maken. Op grond van het derde lid kan de vervallenverklaring van de tenaamstelling in gaan op een voor het verzoek gelegen datum. De bepaling is bedoeld voor gevallen waarin de geregistreerde op geen enkel manier deel heeft aan de tenaamstelling, bijvoorbeeld als gevolg van identiteitsfraude. Dit is overigens codificatie van geldende jurisprudentie (ABRS 31 juli 2013, 201112448/1/T1/A3; 3 juli 2013, 201206251/1/A3; 4 februari 20014, 200305037/1).
Dit artikel biedt een grondslag voor herstel van een tenaamstelling indien de reden voor vervallenverklaring is vervallen. Dit was voorheen geregeld in artikel 40, vierde lid.
Deze bepaling was voorheen opgenomen in artikel 40a.
Artikel 22, dat de verplichting tot ter inzage geven van het kentekenbewijs bevat, komt te vervallen zodra de toonplicht van het kentekenbewijs (thans opgenomen in artikel 160 van de WvW 1994) vervalt. Dit onderdeel treedt daarom in werking op het tijdstip waarop die bepaling die zorgt voor het vervallen van de toonplicht in de wet (artikel I, onderdeel AA, van de wet) in werking treedt (zie artikel II).
Artikel 45a geeft een bepaling die betrekking heeft op bedrijven die op grond van een erkenning door de RDW voertuigen te naam mogen stellen. Op grondslag van artikel 61d, tweede lid, van de wet wordt hier geregeld dat RDW de erkenning twee jaar van kracht kan laten blijven. Dit voorkomt dat burgers geconfronteerd worden met snel wissellende erkenninghouders.
Het tweede lid van artikel 46 is redactioneel aangepast aan de nieuwe wijze van te naam stellen. In plaats van aanvragen van niet tenaamgestelde kentekenbewijzen, wordt thans gesproken van versneld aanvragen van een inschrijving.
Het oude onderdeel a kan komen te vervallen, omdat online registratie de standaard is geworden. Deze bepaling hoeft daarom niet meer te worden opgenomen. Het oude onderdeel c is vervallen, omdat dit niet meer voorziet in een behoefte, aangezien voor het voorgoed buiten Nederland brengen gedurende twee weken gebruik gemaakt kan worden van het reguliere kentekenbewijs deel II (artikel 17, tweede lid) in combinatie met een witte uitvoering van de reguliere kentekenplaat (artikel 3, tweede lid, onderdeel d, Regeling kentekens en kentekenplaten). De oude onderdelen e en f zijn samengevoegd en verletterd tot onderdeel d. De andere onderdelen zijn inhoudelijk gelijk gebleven.
In de kop van artikel 48, alsmede in het artikel zelf, en in artikel 49 zijn de verwijzingen naar de formulieren vervallen.
Betreft een redactionele aanpassing in verband met het nieuwe systeem van tenaamstelling.
Het eerste lid is redactioneel aangepast in verband met het nieuwe systeem van tenaamstelling. In plaats van afgifte van een kentekenbewijs wordt thans gesproken over een in het kentekenregister te naam gesteld voertuig.
Hoofdstuk 7 dat betrekking heeft op schorsing is opnieuw vastgesteld. Hieronder wordt nader ingegaan op de nieuw vastgestelde artikelen.
In het eerste lid is thans geregeld dat bij schorsing de kentekencard (en bij schorsing in persoon: de tenaamstellingscode) moet worden overgelegd. Een verzoek tot schorsing wordt overigens ingediend bij de RDW, maar dit kan tevens bij alle erkende bedrijven tenaamstelling (eerste lid, onderdeel a), alsmede elektronisch met gebruik van DIGID (eerste lid, onderdeel b). Het is niet noodzakelijk om naar een kantoor van de RDW te gaan om een schorsing aan te vragen. Indien schorsing elektronisch plaatsvindt wordt de tenaamstellingscode niet gebruikt, omdat de procedure plaatsvindt in de beveiligde DIGID-omgeving en daarom wordt die situatie (geregeld in het eerste lid, onderdeel b) geen nieuwe tenaamstellingscode verstrekt (tweede lid), maar alleen in de situatie geregeld in het eerste lid, onderdeel a.
Dit artikel regelt de beëindiging van een schorsing. Deze kan tevens plaatsvinden in persoon bij een erkend bedrijf tenaamstelling of elektronisch, analoog aan artikel 50.
Het oude artikel 51a is verplaatst naar het overgangsrecht. Abusievelijk was dit artikel, dat overgangsrecht bevat, in de doorlopende tekst van het Kentekenreglement opgenomen. Deze bepaling is thans opgenomen in het nieuwe artikel 58i. Zie ook aldaar (artikel I, onderdeel P).
Onderdeel a is redactioneel aangepast. Er wordt thans gesproken van schorsing van de tenaamstelling en niet meer van schorsing van de geldigheid van het kentekenbewijs.
Artikel 53 bevat de strafbare feiten. Enkele artikelen zijn komen te vervallen en zijn uit de opsomming verwijderd (artikel 18, bijvoorbeeld). Tevens zijn de verplichtingen die zijn opgenomen in het nieuwe overgangsrecht en die zijn neergelegd in de artikelen 58m, 58n, 58p, 58r, 58s en 58u toegevoegd.
In artikel 58i is thans extra overgangsrecht opgenomen (zie de toelichting bij artikel I, onderdeel Q). Deze dient aan de opsomming te worden toegevoegd.
Het overgangsrecht dat reeds was opgenomen in de artikelen 58b tot en met 58h en dat is ingevoerd ten tijde van de implementatie van richtlijn 1999/37/EG en van toepassing is op kentekenbewijzen afgegeven voor 31 mei 2004 is redactioneel aangepast aan het nieuwe systeem van tenaamstelling. In plaats van over de aanvraag voor afgifte van een kentekenbewijs wordt op diverse plaatsen thans gesproken over het verzoek tot tenaamstelling. Niet langer wordt gesproken van afgifte van een kentekenbewijs, maar van afgifte van een kentekencard en verstrekking van een tenaamstellingscode. Inhoudelijk is het overgangsrecht evenwel niet gewijzigd.
Het nieuwe artikel 58i bevat de bepaling van overgangsrecht die voorheen was opgenomen in artikel 51a. Het is thans opgenomen bij de rest van het overgangsrecht, waar het thuishoort.
In verband met de invoering van het nieuwe stelsel van tenaamstellen was het noodzakelijk om overgangsrecht vast te leggen om te regelen wat er moet gebeuren met de kentekenbewijzen die zijn afgegeven voor inwerkingtreding van het nieuwe stelsel. Hiervoor is een nieuw hoofdstuk 9b opgenomen. Hierin is geregeld dat zolang er nog kentekenbewijzen in roulatie zijn die zijn afgegeven voor inwerkingtreding van de wet en het onderhavige besluit, afwijkende regels gelden voor deze oudere kentekenbewijzen. In die gevallen kan er soms wel degelijk sprake zijn van verplichtingen die slechts betrekking hebben op een deel van het kentekenbewijs. Er wordt bijvoorbeeld nog steeds gerefereerd aan het overschrijvingsbewijs (deel II), terwijl dat binnen het nieuwe systeem niet meer bestaat. Deze verplichtingen sluiten zeer nauw aan bij de formulering tot op heden geldende eisen. Zo komen de artikelen 58k en 58l vrijwel overeen met respectievelijk de huidige artikelen 22 en 26.
Artikel 58k regelt het overgangsrecht inzake de toonplicht van het kentekenbewijs. Evenals artikel 22 (artikel I, onderdeel G) kan dit artikel vervallen zodra de toonplicht van het kentekenbewijs vervalt. Dit gebeurt op het moment dat artikel I, onderdeel AA, van de wet in werking treedt.
Artikelen 76 en 77 van het Besluit personenvervoer 2000 bevatten een grondslag voor de aantekening op een kentekenbewijs dat een voertuig is goedgekeurd voor gebruik als bus, voor openbaar vervoer, dan wel als taxi. De artikelen worden redactioneel aangepast, omdat de aantekening niet meer op het kentekenbewijs wordt geplaatst maar uitsluitend in het kentekenregister.
Met dit onderdeel wordt artikel 10 van het Besluit voertuigen gewijzigd. Dit artikel heeft betrekking op de uitzondering op de APK-plicht zoals deze is opgenomen in artikel 72 van de WvW 1994. De APK-plicht geldt niet voor de dag waarop een voertuig wordt onderzocht in verband met opname in het kentekenregister. Voorheen werd verwezen naar de dag waarop het kentekenbewijs werd afgegeven of gewijzigd. Thans wordt in aansluiting op het nieuwe systeem van tenaamstellen aangesloten bij het moment van inschrijving en tenaamstelling van het voertuig. Het betreft hier een redactionele en niet een inhoudelijke wijziging van dit artikel.
Artikelen 13 is vervallen, omdat geen bijlagen bij de kentekencard meer worden afgegeven. Bij de aanvraag van een keuring hoeft het document waaruit de goedkeuring voor gebruik als taxi blijkt niet meer te worden overgelegd, omdat van de goedkeuring aantekening wordt gedaan in het kentekenregister (zie ook de toelichting bij artikel II hierboven).
De reden waarom de eerste twee leden van artikel 20, alsmede onderdeel a van het eerste lid van artikel 22 zijn vervallen is dezelfde als hierboven genoemd bij artikel III, onderdeel B. Er worden immers geen bijlagen bij de kentekencard meer afgegeven en goedkeuring voor gebruik als taxi blijkt thans uit het kentekenregister.
Per 1 januari 2013 is een nieuw derde lid in artikel 18 van het RVV 1990 ingevoerd, met als doel het voorkomen van asociaal rijgedrag van achterliggers ten opzichte van bestuurders die hebben aangegeven te willen afslaan en daartoe al de meest in aanmerking komende positie op de weg hebben ingenomen. Gebleken is inmiddels dat door deze wijziging met name onduidelijkheid in de praktijk ontstaat over de vraag waar de grens ligt tussen aan de ene kant de situatie dat rechtdoorgaande fietsers een motorvoertuig dat rechtsaf zal slaan nog wel rechts mogen inhalen, en aan de andere kant de situatie waarin volgens de nieuw ingevoerde regel rechtdoorgaande fietsers voorrang moeten verlenen. Deze onduidelijkheid is hoogst onwenselijk vanuit het oogpunt van de verkeersveiligheid en daarom wordt in dit besluit de tekst van artikel 18 hersteld in de vorm zoals die luidde vóór 1 januari 2013.
Deze wijziging herstelt een omissie ten behoeve van de handhaving van de legitimatie- en registratieplicht voor aanbieders van koper(legeringen) bij metaalopkopers. Deze plicht geldt sinds 1 januari 2013 door wijziging van het Uitvoeringsbesluit ex artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Stb. 2012, 480). Deze maatregel is genomen in het kader van de aanpak van koperdiefstal bij het spoor en het elektriciteitsnet (Actie Koperslag). De legitimatieplicht houdt in dat de metaalopkoper het nummer van het identiteitsbewijs (en een omschrijving van het type bewijs) moet noteren in een register. Voor de handhaving van de legitimatieplicht moeten opsporingsambtenaren ter plaatse kunnen controleren of het nummer van het identiteitsbewijs correct is genoteerd en of de naam en het adres die genoteerd zijn, overeenkomen met de naam en het adres behorende bij het betreffende identiteitsbewijs (zie ook artikel 552 van het Wetboek van Strafvordering zoals die bepaling luidt sinds 1 juli 2013). In het geval de aanbieder zich identificeert met een rijbewijs, dient die controle via het Rijbewijzenregister te geschieden.
Het onderhavige besluit treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop de wet in werking treedt, met uitzondering van artikel I, onderdelen G en S. Deze onderdelen treden in werking op het moment waarop artikel I, onderdeel AA, van de wet in werking treedt. Dat onderdeel heeft namelijk betrekking op de toonplicht van het kentekenbewijs evenals de hierboven genoemde onderdelen G en S van artikel I.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PbEG L 138/57).
Richtlijn 2003/127/EG van de Commissie van 23 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 1999/37/EG van de Raad inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PbEU L 10/29).
Zie pagina 13 van de nota van toelichting bij het besluit van 3 mei 2004, houdende wijziging van het Kentekenreglement, het Voertuigreglement en enkele andere besluiten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 1999/37/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PbEG L 138) (Stb. 2004, 219).
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2013-523.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.