Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2004, 219 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2004, 219 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 2 maart 2004, nr. HDJZ/AWW/2004-219, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 1999/37/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PbEG L 138) alsmede op de artikelen 4q, tweede lid, 36, eerste en tweede lid, 37, derde lid, 38, eerste lid, 46, eerste lid, 47, 49, eerste lid, onder d, 50, eerste en vijfde lid, 55, eerste lid, 58, 59, 60, eerste, derde, vierde en zevende lid, 62, tweede lid, 67, derde en vijfde lid, 70, 76, eerste lid, 99, derde lid, en 160, eerste lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 16, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 en artikel 72, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994;
De Raad van State gehoord (advies van 14 april 2004, nr. W09.04.0098/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 26 april 2004, nr. HDJZ/AWW/2004-942, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Kentekenreglement1 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 1, onder f, 2, eerste lid, 17, eerste en tweede lid, 25, derde, vierde en vijfde lid, 25a, vijfde lid, 26, eerste lid, onder a en b, en tweede tot en met vijfde lid, 27, tweede lid, onder a en b, derde lid, vijfde lid, onder a, b en c, zesde lid en achtste lid, onder b, c en d, 28, eerste, tweede en derde lid, 28a, eerste, vierde en vijfde lid, 29, eerste en tweede lid, 31, eerste lid, onder a, tweede en zesde lid, 33, eerste en derde lid, 39, derde lid, 40, eerste lid, onder a, d en e, 46, tweede lid, onder f, 48, eerste lid, 50, eerste en tweede lid, en 51 wordt «deel II» telkens vervangen door: deel I B.
In de artikelen 17, eerste en tweede lid, 25, tweede lid, 25a, vierde en vijfde lid, 26, eerste lid, onder a, en tweede lid, 27, tweede lid, onder a, derde lid, vijfde lid, onder b, en achtste lid, onder c, 28, tweede lid, 28a, vierde en vijfde lid, 29, eerste lid, 31, eerste lid, onder a, en tweede lid, 33, eerste lid, 50, eerste lid, en 51 wordt «overschrijvingsbewijs» telkens vervangen door: deel II.
In de artikelen 17, eerste en tweede lid, 25, eerste en tweede lid, 26, eerste en zevende lid, 27, eerste, tweede en negende lid, 28, eerste lid, 29, eerste lid, 30, eerste lid, 31, eerste en zesde lid, en 33, eerste lid, wordt «driedelig kentekenbewijs» telkens vervangen door: tweedelig kentekenbewijs.
In de artikelen 17, eerste, tweede, zesde en zevende lid, 18, eerste en tweede lid, 25, tweede lid, 25a, vierde en vijfde lid, 26, eerste lid, onder b, vierde en vijfde lid, 27, tweede lid, onder b, en zesde lid, 28a, vijfde lid, 31, eerste lid, onder b, vierde en vijfde lid, 34, eerste tot en met vierde lid, 35, eerste en tweede lid, 38, tweede lid, en 39, derde en vierde lid, wordt «deel I» telkens vervangen door: deel I A.
Het derde tot en met vijfde lid van artikel 17 komen te luiden:
3. Een kentekenbewijs, bevattende de lettergroep AA, CD, CDJ dan wel de lettergroep BN, GN, GV of BO en twee groepen van twee cijfers, bestaat uit een deel I A en B.
4. Een kentekenbewijs, bevattende
– de enkele letter A, E, H, K, L, N, P, S, T, V, W, X of Z en twee groepen van twee cijfers of
– een kenteken als bedoeld in artikel 4, zesde lid,
bestaat uit een deel I.
5. Een kentekenbewijs, bevattende de lettergroep FH, HA, HF, OA of HH en twee groepen van twee cijfers, bestaat uit een deel I.
Artikel 22, eerste lid, komt te luiden:
1. De verplichting tot het ter inzage afgeven van het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 160 van de wet, heeft betrekking op deel I van het voor het voertuig afgegeven kentekenbewijs.
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «driedelig kentekenbewijs» vervangen door: tweedelig kentekenbewijs.
2. Het zevende lid komt te luiden:
7. Het eerste en het derde tot en met zesde lid van artikel 25 zijn van overeenkomstige toepassing indien een tweedelig kentekenbewijs wordt aangevraagd voor een voertuig waarvoor door de Dienst Wegverkeer reeds eerder een tweedelig of driedelig kentekenbewijs is afgegeven en blijkens het kentekenregister:
a. dat voertuig voorgoed buiten gebruik is gesteld,
b. dat voertuig voorgoed buiten Nederland is gebracht,
c. dat voertuig definitief is bestemd voor gebruik buiten de weg, of
d. voor dat voertuig nadien een kentekenbewijs met een bijzonder kenteken is afgegeven.
Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor de eerste afgifte van een tweedelig kentekenbewijs wordt gevraagd en waarvoor reeds eerder een kentekenbewijs is afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie, overlegt het deel I van dat kentekenbewijs en, voor zover dit is afgegeven, tevens het deel II.
2. Afgifte als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, indien het deel II van het kentekenbewijs, voorzover dat deel is afgegeven, ontbreekt.
3. In uitzonderlijke gevallen kan door de Dienst Wegverkeer in afwijking van het tweede lid een kentekenbewijs worden afgegeven, op voorwaarde dat van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het voertuig voordien was ingeschreven langs schriftelijke of elektronische weg de bevestiging is verkregen dat de aanvrager het recht heeft om het voertuig in een andere lidstaat in te schrijven.
4. De Dienst Wegverkeer bewaart de ingenomen kentekenbewijzen dan wel de ingenomen delen daarvan, gedurende zes maanden en stelt de autoriteiten van de lidstaat die het kentekenbewijs hebben afgegeven binnen twee maanden na de datum van inname daarvan op de hoogte. Op verzoek stuurt de Dienst Wegverkeer de ingenomen kentekenbewijzen terug naar de autoriteiten van de lidstaat die het kentekenbewijs hebben afgegeven.
In het negende lid van artikel 27 wordt «delen van het kentekenbewijs» telkens vervangen door: delen dan wel bladzijden van het kentekenbewijs.
In artikel 30, tweede lid, wordt «een of meer delen van het kentekenbewijs» vervangen door: een of meer delen of bladzijden van het kentekenbewijs.
Artikel 31, derde lid, komt te luiden:
3. De Dienst Wegverkeer plaatst op het deel I B en op het deel II een aantekening, vult de verklaring in en geeft het deel I B, het deel II, de verklaring in tweevoud alsmede het legitimatiebewijs terug aan degene die aan de in het tweede lid bedoelde verplichtingen heeft voldaan.
Artikel 32, derde lid, onder c, d en e, komt te luiden:
c. op het deel I A en het deel II een aantekening te plaatsen alsmede de verklaring in drievoud in te vullen;
d. aan degene aan wie het voertuig wordt overgedragen het deel I A, het bedrijfsvoorraad deel I B en het deel II te zamen met de verklaring in tweevoud terstond ter hand te stellen;
e. het daartoe bestemde deel van de verklaring onder zich te houden.
Artikel 33, tweede lid, komt te luiden:
2. De Dienst Wegverkeer plaatst op het deel I B en op het deel II een aantekening, vult de verklaring in en geeft het deel I B, de verklaring in tweevoud, het legitimatiebewijs alsmede het deel II terug aan degene die aan de in het eerste lid bedoelde verplichtingen heeft voldaan.
Artikel 36 komt te luiden:
1. De aanvraag van een vervangend kentekenbewijs dan wel deel of bladzijde daarvan geschiedt bij de Dienst Wegverkeer door degene aan wie het kentekenbewijs, deel of bladzijde waarvoor een vervangend document wordt aangevraagd, is afgegeven.
2. De Dienst Wegverkeer kan verlangen dat bij de aanvraag van een of meer vervangende delen, of bladzijden daarvan, van een kentekenbewijs, een of meer van de overige delen, of bladzijden daarvan, van het kentekenbewijs worden ingeleverd alsmede dat een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs wordt overgelegd.
3. Indien een kentekenbewijs is afgegeven aan de houder van een voertuig en deze een vervangend kentekenbewijs dan wel deel of bladzijde daarvan aanvraagt, kan de Dienst Wegverkeer in door deze dienst te bepalen gevallen verlangen dat de eigenaar voor de afgifte van het vervangend kentekenbewijs dan wel deel of bladzijde daarvan, toestemming verleent. In deze gevallen kan de Dienst Wegverkeer bepalen dat het vervangende kentekenbewijs dan wel deel of bladzijde daarvan naar de eigenaar of een door deze aangewezen persoon wordt gezonden.
Artikel 39, tweede lid, komt te luiden:
2. De verplichting tot overgifte, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de wet, heeft betrekking op deel I van het kentekenbewijs.
Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien het einde van de schorsing als bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op een driedelig kentekenbewijs dan wel een kentekenbewijs dat bestaat uit een voor 31 mei 2004 afgegeven deel I, een deel I B en een overschrijvingsbewijs, wordt, in afwijking van het eerste lid, bij de Dienst Wegverkeer een nieuw deel I B aangevraagd onder overlegging van het deel II of deel I B van het betrokken kentekenbewijs, het overschrijvingsbewijs en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
1. Achter «– 49, eerste lid,» vervalt «en».
2. Achter «– 54, tweede lid» wordt een komma geplaatst.
3. Na «– 54, tweede lid,» wordt toegevoegd:
– 58b, eerste, tweede, vierde en vijfde lid,
– 58b, eerste lid, onderdeel b, vierde of vijfde lid j° artikel 18,
– 58c, tweede en zesde lid,
– 58c, tweede lid, onderdeel b, of zesde lid j° artikel 18,
– 58d, eerste lid j° artikel 26, eerste, tweede, vierde of vijfde lid,
– 58d, eerste lid j° artikel 27, tweede of zesde lid,
– 58d, tweede lid,
– 58f, eerste lid, en
– 58h, eerste lid.
Na hoofdstuk 9 wordt ingevoegd hoofdstuk 9a, luidende:
In afwijking van de artikelen 26 tot en met 30 en 34 zijn op driedelige kentekenbewijzen alsmede op kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I dat is afgegeven voor 31 mei 2004, een deel I B en een overschrijvingsbewijs, de artikelen 58b tot en met 58h van toepassing.
1. Degene aan wie een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is, ingeval hij ophoudt eigenaar of houder te zijn van het voertuig waarvoor dat kentekenbewijs is afgegeven, verplicht:
a. het deel II of het deel I B en het overschrijvingsbewijs terstond over te dragen aan degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden;
b. het deel I van het kentekenbewijs onder zich te houden, totdat hij het in het derde lid bedoelde vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B heeft ontvangen.
2. Degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is verplicht binnen een week nadat hij het deel II of I B en het overschrijvingsbewijs heeft ontvangen, bij de Dienst Wegverkeer om afgifte van een deel I B of een nieuw deel I B te verzoeken onder overlegging van het deel II of I B, het overschrijvingsbewijs en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
3. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichtingen van het tweede lid heeft voldaan, een vrijwaringsbewijs en een deel I B of nieuw deel I B af.
4. Degene die het vrijwaringsbewijs heeft ontvangen, is verplicht dit terstond, te zamen met het oude deel II of I B, te doen toekomen aan degene die het deel I, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder zich heeft gehouden.
5. Degene die het deel I, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder zich heeft gehouden, is verplicht dit terstond af te geven aan degene van wie hij het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B heeft verkregen.
6. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing indien de eigenaar, respectievelijk de houder van een voertuig, aan wie een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven, met de houder, respectievelijk de eigenaar van het voertuig overeenkomt dat het kenteken aan deze houder, respectievelijk eigenaar wordt opgegeven.
1. In geval van overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad, van een voertuig waarvoor een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven, zijn in afwijking van artikel 58b, het tweede tot en met achtste lid van toepassing.
2. Degene aan wie een driedelig kentekenbewijs is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, is verplicht:
a. aan het erkende bedrijf terstond het deel II of I B van het kentekenbewijs en het overschrijvingsbewijs over te dragen;
b. het deel I van het kentekenbewijs onder zich te houden totdat hij het in het vijfde lid bedoelde vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B heeft ontvangen.
3. Het erkende bedrijf is verplicht binnen een week, nadat hij het deel II of I B en het overschrijvingsbewijs heeft ontvangen, bij de Dienst Wegverkeer om opname in bedrijfsvoorraad te verzoeken onder overlegging van deel II of I B, het overschrijvingsbewijs en de bedrijfsvoorraadpas.
4. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichtingen van het derde lid heeft voldaan, een formulier af met gegevens die verband houden met de opname in bedrijfsvoorraad.
5. Het erkende bedrijf is verplicht:
a. een vrijwaringsbewijs en een bedrijfsvoorraad deel I B met de in het vierde lid bedoelde gegevens in te vullen;
b. aan degene van wie hij het deel II of I B en het overschrijvingsbewijs heeft ontvangen, het vrijwaringsbewijs alsmede het oude deel II of I B terstond ter hand te stellen;
c. het bedrijfsvoorraad deel I B onder zich te houden.
6. Degene die het deel I, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder zich heeft gehouden, is verplicht dit terstond af te geven aan het erkende bedrijf van wie hij het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B heeft verkregen.
7. In afwijking van het derde en vijfde lid, is een erkend bedrijf, indien dit gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, verplicht:
a. de overdracht van het voertuig ten behoeve van diens bedrijfsvoorraad terstond na de overdracht te melden aan de Dienst Wegverkeer;
b. het vrijwaringsbewijs en het bedrijfsvoorraad deel I B met de middels datacommunicatie ter beschikking gestelde gegevens die verband houden met de opname in bedrijfsvoorraad in te vullen;
c. aan degene van wie hij het deel II of I B en het overschrijvingsbewijs heeft ontvangen, het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B terstond ter hand te stellen;
d. het bedrijfsvoorraad deel I B onder zich te houden.
8. Het tweede en het zesde lid zijn niet van toepassing indien een of meer delen van het kentekenbewijs verloren zijn geraakt of teniet zijn gegaan en het erkende bedrijf bij de in het achtste lid, onderdeel a, bedoelde melding tevens meldt dat het voertuig voorgoed buiten gebruik wordt gesteld, mits degene aan wie het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden:
a. aan het erkende bedrijf terstond de niet verloren geraakte of teniet gegane delen van het kentekenbewijs overdraagt,
b. verklaart dat de niet aan het erkende bedrijf overgedragen delen van het kentekenbewijs verloren zijn geraakt of teniet zijn gegaan, en
c. bij het erkende bedrijf de bij ministeriële regeling aangewezen documenten overlegt.
1. Indien een voertuig waarvoor een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven, ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf, is artikel 58b of, in geval van overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad, artikel 58c van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bedrijfsvoorraad deel II of I B in de plaats treedt van het gewone deel II of I B.
2. Indien een voertuig ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf en dit bedrijf het voertuig tot eigen gebruik bestemt, vraagt het bedrijf binnen een week een nieuw deel I B aan bij de Dienst Wegverkeer, onder overlegging van het bedrijfsvoorraad deel II of I B, het overschrijvingsbewijs en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
3. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichting van het tweede lid heeft voldaan, zowel een vrijwaringsbewijs als een nieuw deel I B af.
1. In geval van overdracht van een voertuig dat ophoudt te behoren tot de bedrijfsvoorraad van een erkend bedrijf dat gebruik maakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel f, kan, in afwijking van artikel 58d, een aanvraag van een nieuw deel I B, gericht aan de Dienst Wegverkeer, bij dat bedrijf worden ingediend. In afwijking van artikel 58d is dit artikel van toepassing.
2. Indien de aanvraag wordt gedaan door een natuurlijke persoon overlegt deze in persoon aan het erkende bedrijf een rijbewijs als bedoeld in artikel 107 of artikel 108, eerste lid, onderdeel h, van de wet, voor zover de aldaar bedoelde registratie heeft plaatsgevonden, alsmede een verklaring waaruit duidelijk het verzoek tot tenaamstelling blijkt en het kenteken van het voertuig dat wordt overgedragen, en welke overigens voldoet aan bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 50, vijfde lid, van de wet, gestelde voorschriften. Een rijbewijs als bedoeld in artikel 108, eerste lid, onderdeel h, van de wet, wordt overgelegd te zamen met een kopie van de mededeling van registratie, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen.
3. Indien de aanvraag wordt ingediend door een in Nederland gevestigde rechtspersoon, die dient te zijn ingeschreven in een daartoe bij de wet aangewezen register, machtigt deze het erkende bedrijf de aanvraag bij de Dienst Wegverkeer in te dienen. Degene die blijkens het register bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen verstrekt aan het erkende bedrijf:
a. een kopie van diens rijbewijs als bedoeld in artikel 107 of artikel 108, eerste lid, onderdeel h, van de wet, voor zover de aldaar bedoelde registratie heeft plaatsgevonden, te zamen met een kopie van de mededeling van registratie, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen;
b. een gewaarmerkt uittreksel uit het in de aanhef bedoelde register;
c. een ondertekende machtiging welke vermeldt:
1°. naam en adres van de aanvrager,
2°. het inschrijfnummer van het Handelsregister als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 1996,
3°. naam en geboortedatum van degene die de rechtspersoon vertegenwoordigt,
4°. naam en adres van het erkende bedrijf waar de aanvraag wordt ingediend, en
5°. het kenteken van het voertuig waarop de aanvraag betrekking heeft.
4. Het erkende bedrijf meldt de bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 62, vierde lid, van de wet, voorgeschreven gegevens vermeld op het overschrijvingsbewijs, op het uittreksel, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, op het bedrijfsvoorraad deel II of I B, het rijbewijsnummer en, indien van toepassing, het nummer van het bewijs van registratie, bedoeld in artikel 108, eerste lid, onderdeel h, van de wet. In geval van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid meldt het bedrijf ook de geboortedatum van de aanvrager. In geval van een aanvraag als bedoeld in het derde lid meldt het bedrijf ook de vestigingsdatum en de gegevens, vermeld in de machtiging.
5. De Dienst Wegverkeer geeft, indien aan de verplichtingen in het tweede tot en met vierde lid is voldaan, een nieuw deel I B en een vrijwaringsbewijs af en verstrekt dit aan het erkende bedrijf. Het erkende bedrijf stelt het nieuwe deel I B te zamen met het deel I en het overschrijvingsbewijs terstond in handen van de aanvrager, of doet deze, in geval van een aanvraag als bedoeld in het derde lid, zo spoedig mogelijk aan de aanvrager toekomen.
1. In afwijking van de artikelen 58b, tweede lid, en 58c, derde lid, is, in geval van overlijden van degene aan wie een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven, degene die als erfgenaam eigenaar of houder van het voertuig is geworden, verplicht binnen vijf weken nadat hij eigenaar of houder is geworden bij de Dienst Wegverkeer om afgifte van een deel I B of een nieuw deel I B te verzoeken onder overlegging van het deel II, het deel I B of het bedrijfsvoorraad deel II of I B, het overschrijvingsbewijs en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
2. De Dienst Wegverkeer geeft aan degene die aan de verplichting van het eerste lid heeft voldaan, zowel een vrijwaringsbewijs als een deel I B of een nieuw deel I B af.
1. De Dienst Wegverkeer kan voor een voertuig een tweedelig kentekenbewijs afgeven zonder dat aan de in de artikelen 58b tot en met 58f bedoelde verplichtingen is voldaan, indien de aanvraag voor het kentekenbewijs wordt ingediend door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die verklaart eigenaar of houder van het voertuig te zijn en indien naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer aannemelijk is gemaakt dat niet aan bedoelde verplichtingen kan worden voldaan.
2. De Dienst Wegverkeer kan in verband met het bepaalde in het eerste lid verlangen dat de aanvrager van het kentekenbewijs het voertuig toont, een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs overlegt en een of meer delen van het kentekenbewijs inlevert.
1. Indien het voertuig waarvoor een kentekenbewijs als bedoeld in artikel 58a is afgegeven niet meer overeenstemt met de gegevens op het deel I, vraagt degene aan wie het kentekenbewijs is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, onverwijld bij de Dienst Wegverkeer onder overlegging van het kentekenbewijs een nieuw kentekenbewijs aan.
2. Indien het kentekenbewijs is ingevorderd ingevolge artikel 60 van de wet, geeft de Dienst Wegverkeer op verzoek een nieuw kentekenbewijs af. Degene aan wie het kentekenbewijs is afgegeven of degene die na diens overlijden eigenaar of houder van het voertuig is geworden, dient hiertoe bij de Dienst Wegverkeer onder overlegging van het bij de invordering afgegeven ontvangstbewijs een aanvraag in. De Dienst Wegverkeer geeft niet eerder een nieuw kentekenbewijs af dan nadat het voertuig is goedgekeurd overeenkomstig artikel 105 van de wet.
3. De Dienst Wegverkeer geeft in geval van wijziging in de constructie als bedoeld in artikel 98 van de wet een nieuw kentekenbewijs af nadat de wijziging is goedgekeurd ingevolge artikel 98 van de wet. Deze dienst kan daarbij verlangen dat het in artikel 6.16, eerste lid, van het Voertuigreglement bedoelde ontvangstbewijs wordt overgelegd.
4. De Dienst Wegverkeer geeft voor een kentekenbewijs dat wordt ingeleverd bij een door Onze Minister aangewezen instantie in verband met een wijziging aan het voertuig die niet behoeft te worden goedgekeurd ingevolge artikel 98 van de wet, een ontvangstbewijs af.
Het Voertuigreglement2 wordt als volgt gewijzigd:
In de artikelen 4.9, eerste en tweede lid, 4.13, eerste lid, onder a, en 4.15, eerste lid, onder a, wordt «deel I van het kentekenbewijs» telkens vervangen door: deel I dan wel deel I A van het kentekenbewijs.
Artikel 6.16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de wijziging in de constructie wordt goedgekeurd door de Dienst Wegverkeer of de wijziging is aangebracht door een ingevolge artikel 101 van de wet erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon, wordt, voor zover afgifte van een nieuw deel I A van het kentekenbewijs wegens wijziging van de op het bewijs vermelde gegevens noodzakelijk is, voor deel I dan wel deel I A van het kentekenbewijs een ontvangstbewijs uitgereikt van een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model. De aanvraag van een goedkeuring als bedoeld in artikel 99, eerste lid, van de wet, wordt aangemerkt als aanvraag van een nieuw deel I A van het kentekenbewijs en afgehandeld overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens het Kentekenreglement. Indien afgifte van een nieuw deel I A van het kentekenbewijs niet noodzakelijk is, wordt na goedkeuring van de wijziging dan wel na het aanbrengen van de wijziging het kentekenbewijs aan de aanvrager teruggegeven. Is in dat geval wijziging van de in het kentekenregister omtrent het voertuig opgenomen gegevens noodzakelijk, dan doet de erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon daarvan mededeling aan de Dienst Wegverkeer. Indien de aanvrager bij de aanvraag een deel I van een kentekenbewijs overlegt dat is afgegeven voor 31 mei 2004, geeft de Dienst Wegverkeer een kentekenbewijs af dat bestaat uit een deel I A en B en een deel II.
2. In het tweede lid wordt «deel I van het kentekenbewijs» vervangen door: deel I dan wel deel I A van het kentekenbewijs.
In artikel 14, eerste lid, onder 2°, van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 19923 wordt de zinsnede «de delen I en II» vervangen door: de delen I en II, de delen I en I B of deel I A en B.
In artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 19944 wordt de zinsnede «de delen I en II» vervangen door: de delen I en II, de delen I en I B of deel I A en B.
De artikelen 1, onder f, 2, eerste lid, 17, 18, eerste en tweede lid, 35, eerste en tweede lid, 38, tweede lid, en 50, eerste en tweede lid, van het Kentekenreglement, zoals deze artikelen luidden voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven van kracht ten aanzien van voor die datum afgegeven kentekenbewijzen.
De artikelen 31, 32, 33 en 39 van het Kentekenreglement, zoals deze artikelen luidden voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven van kracht ten aanzien van voor die datum afgegeven driedelige kentekenbewijzen alsmede ten aanzien van kentekenbewijzen die bestaan uit een voor die datum afgegeven deel I, een deel I B en een overschrijvingsbewijs.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs
Uitgegeven de vijfentwintigste mei 2004
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Het onderhavige besluit houdende wijziging van het Kentekenreglement, het Voertuigreglement en enkele andere besluiten beoogt uitvoering te geven aan richtlijn 1999/37/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999, inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PbEG L 138).
De bedoeling van de richtlijn is om de kentekenbewijzen die in de Europese Unie worden gebruikt, te harmoniseren naar vorm en inhoud. Dit is gebaseerd op het streven naar een gemeenschappelijk vervoersbeleid ter bevordering van de werking van de interne markt. Op deze wijze wordt de herkenning vergemakkelijkt van een voertuig in het internationale verkeer alsmede bij de inschrijving in een andere lidstaat, aldus de richtlijn.
Hoewel de titel van de richtlijn anders doet vermoeden, gelden de bepalingen niet alleen voor motorvoertuigen, maar ook voor andere voertuigen waarvan de inschrijving volgens de nationale wetgeving verplicht is. Als voorbeeld kan in dit verband worden genoemd de categorie aanhangwagens boven de 750 kg maximum toegestane massa. Ook bromfietsen krijgen bij kentekening een kentekenbewijs overeenkomstig de richtlijn.
Tot nu toe bestaat het Nederlandse kentekenbewijs uit drie delen (afgezien van de kentekenbewijzen die behoren bij de zogenoemde bijzondere kentekens zoals bijvoorbeeld AA, CD, FH en GN, die uit één deel bestaan). Deze drie delen zijn: deel I, deel II en het overschrijvingsbewijs. Deel I bevat de gegevens omtrent het voertuig, deel II de gegevens omtrent de eigenaar/houder van het voertuig, terwijl het overschrijvingsbewijs een functie vervult bij wisseling van de tenaamstelling van het voertuig.
De richtlijn bepaalt dat het kentekenbewijs uit maximaal twee delen bestaat. Het eerste deel bevat zowel voertuiggegevens als persoonsgegevens, zulks overeenkomstig het bepaalde in bijlage I van de richtlijn. Echter, het samenbrengen van deze categorieën van gegevens op één fysiek deel van het kentekenbewijs zou voor de processen die bij de aanvraag en afgifte van kentekenbewijzen door de Dienst Wegverkeer (RDW) alsmede door andere instanties worden gehanteerd, grote gevolgen hebben gehad. Als gevolg van de verschillende situaties die zich ten aanzien van een kentekenbewijs kunnen voordoen, bestaan er namelijk tientallen eveneens verschillende processtromen, die alle ingrijpend hadden moeten worden gewijzigd1. Dit zou niet alleen een zeer complexe operatie zijn geweest maar ook een zeer kostbare, die bovendien geruime tijd in beslag zou hebben genomen. Het zou ook tot gevolg hebben gehad dat een aantal lopende grote projecten waar de RDW de afgelopen jaren nauw bij was betrokken, had moeten worden stopgezet.
Dit werd onaanvaardbaar geacht, met name uit een oogpunt van kosten- en lastenbeheersing. Een oplossing voor dit probleem is gevonden in het fysiek splitsen van deel I. Dit deel komt te bestaan uit een deel I A en een deel I B. Deel I A bevat dan de voertuiggegevens, terwijl in deel I B de persoonsgegevens zijn opgenomen. Op deze wijze kunnen de bestaande processtromen goeddeels in stand blijven, hetgeen de implementatie van de richtlijn aanzienlijk vergemakkelijkt. Het voornemen om hiertoe over te gaan is, omdat het daarbij gaat om een interpretatie van de onderhavige richtlijn, zekerheidshalve voorgelegd aan de Europese Commissie. Deze heeft bij brief van 13 augustus 2001 laten weten geen bezwaar te hebben tegen een dergelijke toepassing. Overigens wordt in een aantal artikelen gesproken over «bladzijden» van het kentekenbewijs. Op grond van de richtlijn kan een deel van het kentekenbewijs uit meerdere bladzijden bestaan. Omdat de delen I A en I B formeel gezienéén deel zijn, is het in een aantal gevallen noodzakelijk gebleken om van «bladzijden» te spreken.
Het tweede deel van het kentekenbewijs als bedoeld in de richtlijn, vervult de functie van het Nederlandse overschrijvingsbewijs.
In de bijlagen bij de richtlijn is aangegeven, welke gegevens er op de onderscheiden delen van het kentekenbewijs komen te staan. Het betreft daarbij zowel verplichte als facultatieve gegevens. Een en ander komt vrijwel overeen met de Nederlandse situatie; er blijkt slechts een beperkt aantal gegevens op het bewijs te moeten worden toegevoegd. Wel zal er een nieuw model van het kentekenbewijs worden vastgesteld. Dit is niet alleen noodzakelijk in verband met het terugbrengen naar twee delen van het bewijs, maar is ook een gevolg van de nieuwe lettercodering voor de diverse rubrieken op het bewijs.
De reeds in omloop zijnde kentekenbewijzen behoeven overigens niet te worden omgewisseld voor bewijzen volgens het nieuwe model. Omwisseling vindt pas plaats wanneer in een bestaand kentekenbewijs of een deel daarvan een gegeven moet worden gewijzigd dan wel indien een vervangend bewijs wordt aangevraagd, bijvoorbeeld in geval van vermissing van het bewijs. In die gevallen wordt een volledig nieuw kentekenbewijs verstrekt. Slechts in geval van overschrijving van een voertuig naar een nieuwe eigenaar of houder wordt alleen het oude deel II vervangen door een nieuw deel I B. Daarbij ontstaat er dus een mengvorm van het oude en het nieuwe kentekenbewijs.
In deze gevallen is dan ook voorzien in overgangsbepalingen in het besluit. Deze worden opgenomen in hoofdstuk 9A bij de bestaande overgangsvoorzieningen. De nieuwe situatie (tweedelig kentekenbewijs en de delen daarvan) is neergelegd in de desbetreffende artikelen van het Kentekenreglement (artikel 25 e.v.).
Op termijn zal overigens worden overgegaan op een plastic kaart model voor het kentekenbewijs. Studies hiervoor zijn in gang gezet. In de richtlijn 1999/37 is daartoe inmiddels een voorziening opgenomen.
Op de wijzigingen in het Voertuigreglement en enkele andere besluiten zal in de artikelsgewijze toelichting worden ingegaan.
Als datum van inwerkingtreding is gekozen de datum waarop uiterlijk uitvoering moet worden gegeven aan de EU-richtlijn.
De initiële kosten van de implementatie worden begroot op € 1,8 miljoen en worden gefinancierd uit de opbrengsten van het tarief voor de afgifte van deel I en I A van het kentekenbewijs (zie in dit verband de artikelen 4q van de WVW 1994 en 35 van het Kentekenreglement). In 2004 is in het tarief eenmalig een bedrag van € 0,45 opgenomen per af te geven kentekenbewijs. De operationele kosten na implementatie zijn nihil.
Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Bij de uitvoering van het onderhavige besluit is met name de Dienst Wegverkeer betrokken. Deze dienst is immers belast met de afgifte van kentekenbewijzen. Zowel bij de totstandkoming van richtlijn 1999/37 alsook bij de totstandkoming van het onderhavige besluit heeft de dienst dan ook een belangrijke rol gespeeld. Ter voorbereiding op de uitvoering van het besluit heeft de RDW een projectgroep geformeerd die de gevolgen van de in de richtlijn neergelegde voorschriften in kaart moest brengen. Hierbij is nauw samengewerkt met het ministerie van Verkeer en Waterstaat; dit heeft geleid tot de in het begin van deze toelichting vermelde keuzes bij de implementatie van de richtlijn. Hierdoor konden de gevolgen voor de door de Dienst Wegverkeer gehanteerde procedures relatief beperkt blijven. Ook bij de verdere invoering van de maatregelen na de totstandkoming van dit besluit zal vorengenoemde projectgroep nog zijn betrokken.
In het kader van de zogenoemde uitvoeringstoets heeft de RDW aangegeven dat de personele, financiële en organisatorische gevolgen van het onderhavige besluit voor deze dienst beperkt zijn en binnen de bestaande organisatie en begroting kunnen worden opgevangen.
Voor wat betreft de handhaafbaarheid van de in het besluit voorziene maatregelen kan het volgende worden opgemerkt. Op zich zijn de gevolgen voor de opsporings- en handhavingsautoriteiten beperkt tot het omgaan met de nieuwe modellen van de kentekenbewijzen. In een aantal gevallen komt hier nog bij dat bij bepaalde procedures gewerkt wordt met oude en nieuwe kentekendelen bij elkaar. Dit maakt het belangrijk dat er een goede voorlichting plaatsvindt aan de opsporings- en handhavingsautoriteiten. In het kader van de uitvoering van het onderhavige besluit is hierin dan ook voorzien.
Bedrijfseffecten en administratieve lasten
De bedrijfseffecten en administratieve lasten die aan de onderhavige voorschriften zijn verbonden kunnen in het algemeen als zeer gering worden gekenschetst. Dit geldt in het bijzonder voor de eventuele informatieverplichtingen die worden opgelegd. De oorzaak hiervan is de beslissing om niet over te gaan tot een algehele omwisseling van de in omloop zijnde kentekenbewijzen. Uitsluitend bij vermissing en bij modificatie wordt een nieuwe set kentekenbewijzen afgegeven. Slechts op een beperkt aantal gebieden is dan ook sprake van een – nieuwe – informatieverplichting.
Het betreft in de eerste plaats het nieuwe artikel 25b, waarin de procedure is opgenomen die moet worden gevolgd wanneer een voertuig uit een andere lidstaat hier voor registratie wordt aangeboden. Dit voorschrift is afkomstig uit richtlijn 1999/37 en betreft dus pure implementatie van een EU-voorschrift.
Voorts wordt de procedure bij modificatie van een voertuig dat ter keuring wordt aangeboden, aangepast. Als gevolg van de conversie moet, in plaats van het huidige deel I, nu eenmalig het volledige «oude kentekenbewijs» worden ingeleverd. Het aantal modificaties, waarbij dit van toepassing is, is niet vooraf door de RDW te berekenen maar beperkt zich tot de voertuigen waarvan het kenteken is afgegeven voor 31 mei 2004 en waarvan de modificatie plaatsvindt na 30 mei 2004.
De importeurs moeten met ingang van 31 mei 2004 informatie verstrekken over het aantal zit- en staanplaatsen. Hiervoor moet eenmalig een kleine aanpassing aan systemen en formulieren worden doorgevoerd. Deze kosten zijn marginaal; zij kunnen niet door de RDW worden berekend omdat ze afhankelijk zijn van het administratieve proces bij de importeurs en dus per importeur verschillen. Hierbij dient te worden aangetekend dat deze gegevens in vrijwel alle gevallen al wel beschikbaar zijn bij de importeurs maar nog niet altijd zijn opgenomen in het kentekenregister.
De door de RDW voor de tenaamstelling van voertuigen erkende bedrijven alsmede de postkantoren moeten eenmalig de nieuwe kentekendelen in gebruik nemen en alle oude kentekendelen terugsturen of vernietigen. Hieraan zijn nagenoeg geen kosten verbonden.
De RDW zal door middel van gerichte voorlichtingsacties de verschillende doelgroepen informeren omtrent de onderhavige wijzigingen. Hoewel ook door middel van advertenties in de media informatie zal worden verstrekt, is gekozen voor gerichte voorlichting omdat er geen algehele omwisselingsactie zal plaatsvinden. De voorlichting zal onder meer plaatsvinden door middel van een folder die wordt uitgereikt aan de ontvangers van een geheel of gedeeltelijk vernieuwd kentekenbewijs. Daarnaast zullen branchepartijen en autoriteiten apart worden benaderd. Tevens komt informatie beschikbaar op de internetsite van de RDW.
Artikel I, onderdelen A tot en met D
In de in deze onderdelen genoemde artikelen is de omzetting van de oude delen I, II en het overschrijvingsbewijs in de nieuwe delen I (A en B) en II, verwerkt. Tevens is, waar nodig, de term «driedelig kentekenbewijs» vervangen door: tweedelig kentekenbewijs.
De in artikel 17, derde tot en met vijfde lid, bedoelde kentekenbewijzen bestonden tot nu toe alleen uit een deel I, waar óf alleen persoonsgegevens op waren vermeld (handelaarskentekenbewijzen) óf zowel voertuig- als persoonsgegevens. In de nieuwe systematiek is er voor gekozen om ten aanzien van laatstbedoelde bewijzen zo veel mogelijk aan te sluiten bij de andere kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I A en B. Bij de kentekens met enkele letter en de exportkentekens wordt om praktische redenen de tot nu toe geldende praktijk – slechts één deel – gehandhaafd. Het betreft hier tijdelijke kentekenbewijzen die decentraal worden afgegeven. Voor de handelaarskentekens en de HH-kentekens verandert er eveneens niets; deze kentekenbewijzen vallen niet onder het bereik van de richtlijn, omdat zij niet bij de inschrijving van het voertuig worden afgegeven.
Het ter inzage afgeven van het kentekenbewijs in het kader van de zogenoemde invorderingsprocedure, betrof tot nu toe de delen I en II. Voortaan heeft dit betrekking op deel I (A en B) van het kentekenbewijs.
Het zevende lid van artikel 25 is gewijzigd in verband met de omstandigheid dat de aanvrager van een tweedelig kentekenbewijs nog in het bezit kan zijn van een driedelig kentekenbewijs.
Op grond van het nieuwe artikel 25b is de aanvrager verplicht om het kentekenbewijs dat in een andere lidstaat is afgegeven in te leveren bij de registratie in Nederland (eerste lid). Het betreft dan de delen I en II. Als deel II ontbreekt, wordt de afgifte van een kentekenbewijs geweigerd (tweede lid). De richtlijn laat echter de mogelijkheid open om in uitzonderlijke gevallen ondanks het ontbreken van een deel II toch een kentekenbewijs af te geven. Dit is in het derde lid van artikel 25b opgenomen. Voorts is de bewaar- en informatieplicht die de richtlijn meebrengt ten aanzien van de bij de aanvraag ingenomen kentekenbewijzen in het artikel geregeld (vierde lid).
In het negende lid van artikel 27 is sprake van het verloren raken of teniet gaan van delen van het kentekenbewijs. Omdat dit ook de onderscheiden bladzijden van het nieuwe model kan betreffen, is de formulering op dit punt aangepast.
In de nieuwe situatie kan het ook voorkomen dat in het kader van de in het onderhavige artikel voorziene procedure, een of meer bladzijden van het kentekenbewijs moeten worden ingeleverd.
Artikel I, onderdelen K, L en M
Bij export van een voertuig dient de eigenaar of houder van het voertuig in het bezit te worden gesteld van het volledige kentekenbewijs. Voordat de aan de Dienst Wegverkeer overgelegde delen van het kentekenbewijs worden teruggeven, worden ze door deze dienst ontwaard.
Artikel 36 van het Kentekenreglement betreft de aanvraag van een vervangend kentekenbewijs. Ook hier is de terminologie aangepast op het punt van de delen en bladzijden van het kentekenbewijs.
De verplichting tot overgifte van het kentekenbewijs in het kader van de zogenoemde invordering van dat bewijs heeft betrekking op alle delen van het bewijs, met uitzondering van het overschrijvingsbewijs. In de nieuwe situatie betreft het derhalve deel I (A en B).
Aan artikel 51 is een tweede lid toegevoegd waarin wordt bepaald welke delen van het kentekenbewijs moeten worden overgelegd bij het einde van de schorsing ingevolge artikel 68 van de wet, indien de schorsing betrekking heeft op een driedelig kentekenbewijs dan wel een kentekenbewijs dat bestaat uit een deel I (oud), een deel I B en een overschrijvingsbewijs.
Artikel 53 is aangevuld met de bepalingen uit artikel I, onderdeel S, die als strafbaar feit worden gekwalificeerd.
In de artikelen 26 tot en met 30 en 34 van het Kentekenreglement is een aantal procedures beschreven met betrekking tot het wijzigen en het vervallen van de tenaamstelling van kentekenbewijzen, de aanvraag van een nieuw deel I en de invordering van kentekenbewijzen. Met het onderhavige besluit worden – onder meer – deze artikelen aangepast aan de nieuwe benamingen en het nieuwe aantal delen van het kentekenbewijs. Aangezien deze wijzigingen er toe leiden dat de in de desbetreffende artikelen neergelegde procedures geheel zijn toegesneden op de nieuwe situatie, is het noodzakelijk om overgangsvoorzieningen te treffen. Na de inwerkingtreding van het onderhavige besluit kan het immers voorkomen, dat bijvoorbeeld in het kader van de overschrijving van een voertuig de oude eigenaar nog beschikt over het oude, driedelige kentekenbewijs. Voorts kan zich de situatie voordoen, dat de nieuwe eigenaar het voertuig met de bij deze overschrijving verkregen documenten, namelijk het oude deel I, het (nieuwe) deel I B en het overschrijvingsbewijs, wederom wil overschrijven. Aangezien de in de betrokken artikelen neergelegde procedures voorzien in het overleggen van het «oude» kentekendocument, dat wil zeggen het kentekenbewijs waarover de eigenaar op dat moment beschikt, is het noodzakelijk voor evenbedoelde situaties voorzieningen te treffen. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is uiteengezet, wordt er in het kader van de overschrijving immers geen volledig nieuw kentekenbewijs afgegeven, maar alleen een nieuw deel I B. Bedoelde voorzieningen zijn opgenomen in de artikelen 58a tot en met 58h. Teneinde een zo goed mogelijke kenbaarheid van de bepalingen te verzekeren, is er voor gekozen deze in een nieuw hoofdstuk 9a van het Kentekenreglement onder te brengen na hoofdstuk 9 waarin reeds overgangsbepalingen zijn opgenomen.
In een aantal artikelen van het Voertuigreglement wordt verwezen naar deel I van het kentekenbewijs. In de nieuwe terminologie is dit deel I A.
Het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 en het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 zijn aangepast aan de nieuwe benamingen van de delen van het kentekenbewijs. Daarbij is rekening gehouden met de omstandigheid dat in de praktijk drie verschillende combinaties van delen van het kentekenbewijs mogelijk zijn, namelijk de oude delen I en II, de delen I en I B (na overschrijving van het voertuig) en deel I A en B (ingeval een nieuw kentekenbewijs is afgegeven). Gezien de aard van de onderhavige wijzigingen is het – mede gelet op de Aanwijzing voor de regelgeving nr. 201 – niet nodig dat de Staatssecretaris van Financiën het besluit mede ondertekent. Het Ministerie van Financiën is hiermee akkoord.
Dit artikel bevat een overgangsvoorziening ten aanzien van voor de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit afgegeven kentekenbewijzen. Op deze kentekenbewijzen, die nog geruime tijd in omloop kunnen zijn, blijven de in het artikel genoemde bepalingen zoals zij luidden voor de inwerkingtreding van het besluit van toepassing. Het betreft hier zowel eendelige als driedelige documenten.
Dit artikel bevat een specifieke overgangsvoorziening ten aanzien van voor de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit afgegeven driedelige kentekenbewijzen alsmede kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I (oud), een deel I B en een overschrijvingsbewijs. De in de bepaling genoemd artikelen blijven van kracht ten aanzien van bedoelde kentekenbewijzen. De in artikel V en artikel VI opgenomen voorzieningen zijn noodzakelijk omdat de desbetreffende bepalingen van het Kentekenreglement zoals deze zijn komen te luiden nadat zij bij het onderhavige besluit zijn gewijzigd, immers zijn toegesneden op de nieuwe – tweedelige – kentekenbewijzen conform de voorschriften van richtlijn 1999/37.
Als datum van inwerkingtreding van het besluit is gekozen voor de in richtlijn 1999/37 vermelde uiterste implementatiedatum, te weten 31 mei 2004.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs
Richtlijn 1999/37 | Wijziging van het Kentekenreglement |
---|---|
Art. 1 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Art. 2, onder a | Is reeds opgenomen in artikel 1, onder b, van het Kentekenreglement |
Art. 2, onder b en d | Is reeds opgenomen in artikel 36, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 |
Art. 2, onder c | Is reeds opgenomen in artikel 1, eerste lid, onder h, van de WVW 1994 |
Art. 3, eerste lid, eerste alinea | Artikelen I tot en met IV |
Art. 3, eerste lid, tweede alinea | Is een facultatieve bepaling die in Nederland niet wordt toegepast |
Art. 3, tweede en derde lid | Artikel I, onderdeel S; wordt tevens geregeld in ministeriële regeling kentekenbewijzen |
Art. 4 | Is reeds opgenomen in artikel 37, eerste lid, onderdeel b, van de WVW 1994 |
Art. 5, eerste lid | Is reeds opgenomen in artikel 160, eerste lid, onderdeel a, van de WVW 1994 |
Art. 5, tweede lid | Artikel I, onderdeel H |
Art. 6 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Art. 7 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Art. 8 | Artikel VII |
Art. 9 | Aan dit artikel wordt uitvoering gegeven in het kader van het zgn. Eucaris verdrag (Verdrag betreffende een Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem, Trb. 2000, 98) |
Art. 10 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Art. 11 | Behoeft naar zijn aard geen implementatie |
Bijlage I, onder I en II, en bijlage II, onder I en II | Wordt geregeld in ministeriële regeling kentekenbewijzen |
Bijlage I, onder III, en bijlage II, onder III | Is een facultatieve bepaling die in Nederland vooralsnog niet wordt toegepast1 |
1 Zie richtlijn 2003/127/EG van de Commissie van 23 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 1999/37/EG van de Raad inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.
Als voorbeelden kunnen worden genoemd: de versnelde afgifte van kentekenbewijzen, de individuele afgifte, de afgifte van een duplicaat, de modificatie van een voertuig met en zonder keuring, het heractiveren van een kentekenbewijs, de ombouw van een voertuig, het tenaamstellen, schorsen en uit de schorsing halen van een voertuig, procedures inzake het opnemen van persoonsgegevens, inzake afstemming met het GBA en de Kamers van Koophandel en de gecontroleerde afgifte en inname van kentekenplaten (GAIK).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-219.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.