Besluit van 7 november 2013, tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de vaststelling van een maximumtarief voor rijbewijzen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 2 oktober 2013, nr. IenM/BSK-2013/229884, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 111, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 16 oktober 2013, nr. W14.13.0349/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 4 november 2013, nr. IenM/BSK-2013/251602, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In het Reglement rijbewijzen wordt na artikel 104a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 104b

Het bedrag, bedoeld in artikel 111, zesde lid, van de wet bedraagt voor een aanvraag van een rijbewijs waarvan de behandeling zonder bijzondere dienstverlening geschiedt € 28,78.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 7 november 2013

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Uitgegeven de negende december 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Dit besluit legt het maximumtarief voor de afgifte van een rijbewijs vast.

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel voor het nieuwe rijbewijsdocument in 2006 is de tariefstelling van de rijbewijzen aan de orde geweest. Door mijn ambtsvoorganger is indertijd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal de toezegging gedaan, dat de tarieven voor het rijbewijs zouden worden gemonitord. Daarbij is ook aangegeven dat er zou worden ingegrepen, als de verschillen te fors zouden zijn.

Een aantal onderzoeken heeft laten zien dat de verschillende inderdaad groot zijn. De prijs van een rijbewijs varieerde van € 21,90 tot € 60. Noch openbaarmaking van de prijzen noch verzoeken aan de gemeenten met de hoogste prijzen om deze te matigen hebben het gewenste effect gehad. Daarom is een wetswijziging voorbereid met het doel een maximumtarief voor het rijbewijs in te voeren.1 Met dit wetsvoorstel is in artikel 111, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de wet) de grondslag opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur het rijbewijstarief te maximeren. Het onderhavige besluit geeft invulling aan deze bevoegdheid.

2. De maximering van het tarief

Artikel 111, zesde lid, van de wet bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het bij plaatselijke verordening vastgestelde tarief voor de afgifte van een rijbewijs door de burgemeester, verminderd met de vergoeding, bedoeld in artikel 121, eerste lid, een in die maatregel bepaald bedrag niet te boven gaat.

Het rijbewijstarief is opgebouwd uit twee componenten. In de eerste plaats is dat de zogenoemde rijkskostencomponent (geregeld in artikel 121, eerste lid, van de wet). Dit is de vergoeding die de gemeente voor een rijbewijs verschuldigd is aan de Dienst wegverkeer. De tweede component is het gemeentelijke kostendeel. Samen vormen de twee componenten het tarief dat aan de aanvrager van een rijbewijs in rekening wordt gebracht. In het onderhavige besluit wordt het gemeentelijke kostendeel gemaximeerd op € 28,78. Dit bedrag kan bij ministeriële regeling geïndexeerd worden voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

Het maximale bedrag voor het gemeentelijke kostendeel is in 2009 vastgesteld op € 26,56. Dit is het bedrag dat Deloitte Consulting b.v. heeft geadviseerd in het rapport van haar onderzoek naar een mogelijk maximum tarief d.d. 2 maart 2010. Het onderzoek is gestart nadat de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in maart 2009 hadden afgesproken te komen tot een maximumtarief voor rijbewijzen. Het geadviseerde bedrag is gebaseerd op de hoogst gemeten waarden van de tijdsbesteding en van het uurtarief die bij de onderzochte gemeenten zijn vastgesteld, te weten respectievelijk 17 minuten en € 93.

Zoals is aangegeven in de brief van 25 mei 2010 van de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer wordt dit bedrag geïndexeerd naar het prijspeil op het moment van invoering.2 Dit levert voor 1 januari 2014, het beoogde moment van inwerkingtreding, een bedrag op van € 28,78. Dit bedrag is neergelegd in het voorgestelde artikel 104b.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de maximering van het gemeentelijke kostendeel ziet op de afhandeling van aanvragen waarvan de behandeling zonder bijzondere dienstverlening geschiedt. Voor aanvragen van rijbewijzen die met extra service behandeld worden, kunnen hogere tarieven vastgesteld worden. Extra service kan bijvoorbeeld bestaan in een spoedafhandeling van de aanvraag of in de mogelijkheid om een rijbewijs buiten de reguliere openingstijden aan te vragen of af te halen.

3. Afstemming

Bij brief van 15 augustus 2011 is een ontwerp van dit besluit aan de VNG voorgelegd. Bij brief van 13 september 2011 heeft de VNG advies uitgebracht. De VNG merkt op te kunnen instemmen met de maximering en de mogelijkheid voor gemeenten om bij extra dienstverlening een hoger tarief te hanteren. De VNG spreekt zich voorts uit voor een indexeringsclausule om tot uitdrukking te brengen dat de indexering niet vrijblijvend is, maar jaarlijks zal plaatsvinden als de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. Nu bestuurlijk is overeengekomen dat indexering jaarlijks zal plaatsvinden als de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft, zie ik geen aanleiding de gevraagde indexeringsclausule in het Reglement rijbewijzen op te nemen. Naar aanleiding van de opmerking van de VNG dat de maximering slechts zou moeten zien op het gemeentelijke kostendeel en niet op de eerder genoemde rijkskostencomponent, is bij nota van wijziging de grondslag voor de bevoegdheid om het rijbewijstarief te maximeren (artikel 111, zesde lid, van de wet) nauwkeuriger geformuleerd.3 Daarmee staat buiten twijfel dat de maximeringsbevoegdheid niet ziet op de rijkskostencomponent.

4. Voorhang

Ter voldoening aan de verplichting neergelegd in artikel 2b van de wet is het ontwerpbesluit overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal. Dit heeft niet geleid tot opmerkingen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het vaststellen van emissieklassen van motorvoertuigen, het opnemen van enkele bepalingen met betrekking tot voertuigonderdelen die niet dienen te zijn goedgekeurd voor de toelating tot het verkeer op de weg en het maximeren van de prijs van het rijbewijs, Kamerstukken II 2010/11, 32 766, nr. 2.

X Noot
2

Kamerstukken II 2009/10, 29 398, nr. 229.

X Noot
3

Kamerstukken II 2013/14, 32 766, nr. 9.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven