Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van
23 april 2013, kenmerk 113815-102970-WJZ;
Gelet op artikel 3a, tweede en vijfde lid, van de Opiumwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 mei 2013, no. W13.13.0115/III);
Gezien het nader rapport van 28 mei 2013, 116636-103562-WJZ, uitgebracht in overeenstemming
met Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
Hebben goedgevonden en verstaan:
NOTA VAN TOELICHTING
Naar aanleiding van enkele dodelijke incidenten met amfetamine, waarin naast amfetamine
ook het toxische middel 4-methylamfetamine (4-MA) is aangetroffen, heeft het Coördinatiepunt
Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) een zogenaamde «quick scan» uitgevoerd
naar dit middel.
Op 8 juni 2012 is uit de rapportage van het CAM gebleken dat recent vijf fatale ongevallen
hebben plaatsgevonden in Nederland, waarbij bij post mortem onderzoek verhoogde concentraties
van het middel 4-MA in het bloed werden aangetroffen. Ook in het Verenigd Koninkrijk
en in België zijn recent in totaal acht fatale 4-MA intoxicaties waargenomen. In deze
gevallen is de vermoedelijke doodsoorzaak een ernstige hyperthermie (verhoging van
de lichaamstemperatuur) ten gevolge van de inname van 4-MA.
Vanwege het hoge gezondheidsrisico heeft het CAM geadviseerd het middel 4-MA met onmiddellijke
ingang onder de werking van de Opiumwet te brengen. Gezien de overeenkomst van 4-MA
met amfetamine, zowel in werking als chemische structuur, is plaatsing op lijst I
van de Opiumwet gerechtvaardigd.
Gelet op de rapportage en op het advies van het CAM was de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport van oordeel dat handelingen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet
ten aanzien van het middel 4-MA onverwijld moesten worden verboden en dat de totstandkoming
van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste of tweede lid van
artikel 3a van de Opiumwet niet kon worden afgewacht.
Om die reden is gebruik gemaakt van de spoedprocedure van artikel 3a, vijfde lid,
van de Opiumwet, waarmee het middel 4-MA bij regeling van de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport van 13 juni 2012 (Stcrt. 2012, 12249) op lijst I van de Opiumwet is geplaatst.
In navolging daarvan en gelet op het bepaalde in artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet,
wordt het middel 4-methylamfetamine op grond van artikel 3a, tweede lid, van de Opiumwet,
bij algemene maatregel van bestuur aan lijst I van de Opiumwet toegevoegd.
In artikel 3a, vierde lid, van de Opiumwet is bepaald dat een besluit als het onderhavige
niet wordt vastgesteld dan nadat vier weken zijn verstreken sinds het ontwerp van
dit besluit is overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal. Dat is inmiddels
gebeurd (Kamerstukken I 2012/13, 33 564, A; Kamerstukken II 2012/13, 33 564, nr. 1) en heeft niet geleid tot inhoudelijke opmerkingen.
Vanwege het spoedeisende karakter van dit besluit, dat in werking diende te treden
voordat de tijdelijke regeling zou vervallen, is geen gebruik gemaakt van vaste verandermomenten.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten