Besluit van 22 februari 2012 tot wijziging van het Kansspelenbesluit en het Speelautomatenbesluit 2000 in verband met de instelling van de kansspelautoriteit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 21 oktober 2011, nr. 5713885/11/6;

Gelet op artikelen 6, 30d, vierde lid, 30i, 30o, derde en vierde lid, 30z, vierde lid, en 33f, derde lid, van de Wet op de kansspelen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 november 2011, nr. W03.11.0448/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 16 februari 2012, nr. 5724991/12/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Kansspelenbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

B

Artikel 3 vervalt.

C

In artikel 3a vervalt het vierde lid.

D

In artikel 6 vervalt «, en bij gelegenheden, die met een ingevolge artikel 28 van de wet verleende vergunning zijn opengesteld,».

E

Er wordt na artikel 6 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld betreffende methoden ter controle van de naleving van het gestelde bij of krachtens de artikelen 33e en 33f van de wet, alsmede de vaststelling van de aantallen speeltafels, aangekoppelde spelersterminals en spelersplaatsen voor de toepassing van artikel 33f, tweede lid, van de wet.

ARTIKEL II

Het Speelautomatenbesluit 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder verlettering van de onderdelen i tot en met q tot onderdelen j tot en met r, na onderdeel h een onderdeel ingevoegd, luidende:

i. raad:

de raad van bestuur van de kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de wet.

B

In artikel 6, eerste lid, vervalt de laatste volzin.

C

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De aanvraag om toelating van een model van een speelautomaat gaat vergezeld van een keuringsrapport van een keuringsinstelling.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt «Bij de indiening van de aanvraag» vervangen door: «Voor de keuring» en wordt «indien de aanvraag» telkens vervangen door: indien de keuring.

4. In het derde lid (nieuw) wordt «bij de aanvraag om toelating van het model» vervangen door: voor de keuring.

D

In artikel 18 wordt «De aanvrager van de toelating» telkens vervangen door: De aanvrager van de keuring.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip dat de Wet van 22 december 2011 tot wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit (Stb. 2012, 11) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Lech, 22 februari 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de zesde maart 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt tot regeling van hetgeen noodzakelijk is ter uitvoering van de Wet van 22 december 2011 tot wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit (Stb. 2012, 11). Er wordt in dit besluit ten eerste uitvoering gegeven aan het nieuwe artikel 33f, derde lid, van de Wet op de kansspelen (hierna: de wet). Deze bepaling biedt de grondslag voor het stellen van nadere regels bij algemene maatregel van bestuur over de kansspelheffing, bedoeld in artikel 33e van de wet, die door de raad van bestuur van de kansspelautoriteit zal worden geheven ter financiering van haar taakvervulling.

Daarnaast bevat dit besluit wijzigingen met een meer technische aard van het Kansspelenbesluit en het Speelautomatenbesluit 2000, met name in verband met de overgang van bepaalde bevoegdheden van de Minister van Veiligheid en Justitie naar de raad van bestuur van de kansspelautoriteit. Tevens is het Speelautomatenbesluit 2000 in overeenstemming gebracht met het koninklijk besluit van 23 februari 2004 (Stb. 2004, 78), waarbij de zorg voor de Wet op de kansspelen van de toenmalige Minister van Economische Zaken aan de toenmalige Minister van Justitie is overgedragen. Ingevolge dat besluit berust de verantwoordelijkheid betreffende Titel IVb (Casinospelen) en Titel Va (Speelautomaten) van de Wet op de kansspelen bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Dit met uitzondering van de overgang van de bevoegdheden die zijn opgenomen in artikel 14 van het Speelautomatenbesluit 2000. De voordracht van het ontwerp van een besluit met deze wijziging kan ingevolge artikel 30aa van de wet niet eerder plaatsvinden dan nadat dat ontwerp twee maanden ervoor in de Staatscourant is bekend gemaakt. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat de uitvoering van de wetswijziging en de noodzakelijke aanpassingen van het Kansspelenbesluit en het Speelautomatenbesluit 2000 niet tijdig verwezenlijkt worden, zal deze specifieke wijziging van het Speelautomatenbesluit 2000 in een afzonderlijk besluit worden geregeld.

Voorts zullen eveneens omwille van een zo spoedig mogelijke start van de kansspelautoriteit nadere regels op grond van het nieuwe artikel 4a van de wet ten aanzien van maatregelen en voorzieningen die nodig zijn ter voorkoming van kansspelverslaving, alsmede nadere regels ten aanzien van wervings- en reclameactiviteiten, op een later moment bij afzonderlijk besluit worden geregeld. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele technische aanpassingen te verrichten ten aanzien van de aanvraagprocedures in het Speelautomatenbesluit 2000. In verband met de instelling van de kansspelautoriteit zij er nog op gewezen dat met het vervallen van titel VIa van de Wet op de kansspelen, zoals dat gold voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van de voornoemde wetswijziging, de rechtsgrondslag aan het Besluit College van toezicht op de kansspelen ontvalt, waarmee dat besluit van rechtswege komt te vervallen.

Het ontwerp voor dit besluit is ter consultatie voorgelegd aan de VAN Speelautomaten Branche-organisatie. Deze heeft afgezien van het uitbrengen van een advies. Voorts is het besluit voorgelegd aan het College van toezicht op de kansspelen. Deze heeft aandacht gevraagd voor de redactie van artikel 18 van het Speelautomatenbesluit in verband met de voorgestelde wijziging van artikel 17 van dat besluit. In een redactionele aanpassing van artikel 18 is nu voorzien.

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor burgers en bedrijven, noch heeft het additionele financiële gevolgen ten opzichte van voornoemde wetswijziging.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen B, C en D

Artikel 28 van de wet is met de inwerkingtreding van de wet van 20 mei 2010 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven (Stb. 2010, 205) per 1 juli 2010 vervallen. In verband hiermee vervallen artikel 3 en artikel 3a, vierde lid, van het Kansspelenbesluit.

Artikel I, onderdeel E

Voor zover dat noodzakelijk zou blijken om op een effectieve wijze te kunnen controleren of vergunninghouders een juiste opgave hebben gedaan van de gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de heffing en de verschuldigde heffing hebben voldaan, kunnen ten behoeve van die controle bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld. In dit verband valt te denken aan de eventuele invoering van een bepaalde vorm van registratie, een meldingsverplichting of een methode van markering. Vooralsnog zal worden bezien of de huidige instrumenten, zoals de zogeheten «opstellijsten» die door de vergunninghouders moeten worden verstrekt op grond van de vergunningsvoorwaarden, afdoende zijn. Voorts is voorzien in de mogelijkheid om nadere regels te stellen over de wijze waarop de aantallen speeltafels, aangekoppelde spelerterminals en spelersplaatsen worden vastgesteld, zulks ten behoeve van de toepassing van artikel 33f, tweede lid, van de wet.

Artikel II, onderdelen B, C en D

Op grond van artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht kan het bestuursorgaan dat bevoegd is op een aanvraag te beslissen, een formulier vaststellen voor het indienen van de aanvraag en het verstrekken van gegevens. Vergelijkbare bepalingen in de artikelen 6, eerste lid, en 17, eerste lid, laatste volzin, en tweede lid, van het Speelautomatenbesluit 2000, komen daarom te vervallen.

De procedure tot aanvraag om toelating van een model wordt met de instelling van de kansspelautoriteit zo gewijzigd dat deze niet langer via een keuringsinstelling verloopt, maar volgens de hoofdregel van artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht wordt ingediend bij het bestuursorgaan dat op de aanvraag beslist – in dit geval de raad van bestuur van de kansspelautoriteit. Net als nu dient een keuringsinstelling een modelkeuring te verrichten ten behoeve van de toelating. Door de aanvrager van modeltoelating behoeven niet meer of andere handelingen verricht te worden dan voorheen; alleen de volgorde van die handelingen verandert. Tot nu toe werd eerst de aanvraag ingediend en werd vervolgens het model door de keuringsinstelling gekeurd. Dit stamt uit de tijd dat de keuringsinstelling nog een onderdeel van de overheid was. De keuring kan een langdurig proces zijn, omdat soms aanpassingen aan het model noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan de gestelde eisen. Voortaan vindt dit keuringsproces eerst plaats en wordt daarna de aanvraag tot toelating (bij de kansspelautoriteit) ingediend. Op de aanvraag om toelating van een model zal bij de inwerkingtreding van de Verzamelwet van rechtswege verleende vergunning1 de lex silencio positivo van afdeling paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Zie de in artikel XI, onderdeel C, opgenomen wijziging van artikel 30o, eerste lid, van de Wet op de kansspelen.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven