Besluit van 20 december 2012, houdende de wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 6 december 2012, nr. 330798;

Gelet op de artikelen 44, tiende lid, en 44a, tiende lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 december 2012, nr. W03.12.0493/11);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 december 2012, nr. 332762;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 33p wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 3b. Nevenbetrekkingen

Artikel 33q

Als gegevens als bedoeld in artikel 44a, zesde lid, van de wet die niet of niet volledig openbaar worden gemaakt, worden in ieder geval aangemerkt gegevens die een aanwijzing vormen voor de woonplaats of het woonadres van de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende zijn binnenstage.

Artikel 33r

De categorieën van bezoldigingen, bedoeld in artikel 44, zevende lid, onder g, van de wet, zijn:

  • a. minder dan € 5.000 bruto;

  • b. tussen € 5.000 en € 10.000 bruto;

  • c. meer dan € 10.000 bruto.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 20 december 2012

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Uitgegeven de zevenentwintigste december 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra) hangt samen met de Wet van 21 mei 2012 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage (Stb. 220). Met deze wet is de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) aangevuld met een regeling inzake nevenbetrekkingen die onder meer is neergelegd in de artikelen 44 en 44a van de Wrra.

De artikelen 44, tiende lid, en 44a, tiende lid, van de Wrra bieden een grondslag om nadere regels te stellen over de uitvoering van het vijfde, zevende en achtste lid van artikel 44 onderscheidenlijk van artikel 44a. De in dit besluit vervatte wijzigingen betreffen nader regels over:

  • of de naam van het bedrijf of de instantie waar de betrekking wordt vervuld en/of de plaats waar de betrekking wordt vervuld, met het oog op de veiligheid van een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende de binnenstage, niet of niet volledig openbaar kunnen worden gemaakt;

  • de categorieën van bezoldigingen per jaar.

Op dit moment wordt geen noodzaak gezien in het stellen van regels over de wijze waarop de rechterlijke ambtenaren en de rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage de functionele autoriteit in kennis stellen van de betrekkingen die buiten het ambt worden vervuld. De Raad voor de rechtspraak en het Openbaar Ministerie zijn zelf gekomen tot een modelformulier. De grondslag voor het stellen van dergelijke regels (artikel 44, vijfde lid, Wrra) blijft evenwel in de wet staan, zodat, mocht daartoe alsnog aanleiding zijn, dergelijke regels alsnog kunnen worden vastgesteld.

De elektronische openbaarmaking van gegevens omtrent de nevenbetrekking zal voor de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij een gerecht plaatsvinden via het bestaande en met het oog op de inwerkingtreding van de Wet van 21 mei 2012 aangepaste nevenfunctieregister op internet, genaamd «Nero» (nevenfunctieregister rechterlijke organisatie). Dit register bevat de nevenbetrekkingen van de rechters, raadsheren en plaatsvervangers bij alle gerechten en is te vinden op de website www.rechtspraak.nl. Voor rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij het Openbaar Ministerie zal de registratie van nevenbetrekkingen geschieden in P-Direkt en worden de gegevens openbaar gemaakt op de website van het Openbaar Ministerie.

De Raad voor de rechtspraak en de president van en de procureur-generaal bij de Hoge Raad hebben positief geadviseerd over een ontwerp van dit besluit. De president van en de procureur-generaal bij de Hoge Raad hadden geen opmerkingen naar aanleiding van het ontwerp. Het voorstel van de Raad voor de rechtspraak om in artikel 33q een verwijzing op te nemen naar artikel 44a, zesde lid van de Wrra, is overgenomen.

2. Artikelsgewijs

Artikel I (Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren)

Onderdeel A
Artikel 33q

Artikel 44a Wrra bepaalt dat gegevens omtrent de nevenbetrekking in elektronische vorm openbaar worden gemaakt en tevens kunnen worden ingezien bij het desbetreffende gerecht, het desbetreffende parket of parket-generaal. In de memorie van toelichting bij de Wet van 21 mei 2012 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage (Stb. 220) is aangegeven dat openbaarmaking van bepaalde gegevens over een nevenbetrekking noodzakelijk is om in concrete gevallen een goed inzicht te kunnen verkrijgen in mogelijke belangenverstrengeling en schijn van partijdigheid.1

Het zesde lid van artikel 44a biedt de mogelijkheid om, met het oog op de veiligheid van de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende de binnenstage bepaalde gegevens niet of niet volledig openbaar te maken. Het gaat daarbij om de naam van het bedrijf of de instantie waar de betrekking wordt vervuld of de plaats waar de betrekking wordt vervuld. Het nieuwe artikel 33q bepaalt dat in ieder geval dergelijke gegevens die een aanwijzing vormen voor de woonplaats of het woonadres van de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende zijn binnenstage worden aangemerkt als gegevens die niet of niet volledig openbaar worden gemaakt. Het is aan de functionele autoriteit om dit te beoordelen. Dergelijke aanwijzingen zullen zich met name voordoen bij aan het persoonlijke leven gerelateerde nevenbetrekkingen, zoals het lidmaatschap van het schoolbestuur van de school van de kinderen van de desbetreffende rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende de binnenstage, of van een commissie van eigenaren van het gebouw waarin de betrokken rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende de binnenstage woont.

De beperktere openbaarmaking geldt uitdrukkelijk niet voor de meer zakelijke en publieke nevenbetrekkingen van een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende de binnenstage, zoals een commissariaat bij een bedrijf, het lidmaatschap van een gemeentelijke bezwaarschriftencommissie of het lidmaatschap van een commissie van een ziekenhuis.2

Met de zinsnede «in ieder geval» wordt benadrukt dat ook in andere gevallen de naam van het bedrijf of de instantie waar de betrekking wordt vervuld of de plaats waar de betrekking wordt vervuld, met het oog op de veiligheid van de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende de binnenstage, niet of niet volledig openbaar wordt gemaakt. De afweging of volledige openbaarmaking een veiligheidsrisico met zich brengt dient telkens aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval te geschieden.

Ter verduidelijking wordt erop gewezen dat de rechterlijke ambtenaar en de rechterlijke ambtenaar in opleiding gedurende de binnenstage op grond van artikel 44, zevende lid, onderdeel a, van de Wrra gehouden zijn bij de kennisgeving van de nevenbetrekkingen een globale aanduiding van het soort bedrijf of instantie waar een nevenbetrekking wordt vervuld (basisschool, bank, etc.) te melden. Op grond van artikel 44a, vierde lid, wordt deze aanduiding openbaar gemaakt. De rechtzoekenden krijgen zo de gelegenheid gebruik te maken van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 44a, zevende lid.

Artikel 33r

Artikel 44, zevende lid, onderdeel g, van de Wrra bepaalt dat bij een kennisgeving de hoogte van de bezoldiging per jaar, aan te geven in categorieën, wordt gemeld. Het begrip bezoldiging dient ruim te worden uitgelegd, in de zin van financiële beloning. Daar valt dus bijvoorbeeld ook vakantiegeld e.d. onder. In het nieuwe artikel 33r worden deze categorieën nader aangeduid. Dit brengt mee dat de exacte hoogte van de bezoldiging niet hoeft te worden gemeld, maar voor de functionele autoriteit wel een goed inzicht bestaat in de geldelijke belangen. De hoogte van de bezoldiging wordt overigens niet openbaar gemaakt (artikel 44a, tweede lid, Wrra).

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstukken II 2004/05, 29 937, nr. 3, blz. 13.

X Noot
2

Zie memorie van toelichting, blz. 14–15.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven