Wet van 21 mei 2012 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de regeling inzake de nevenbetrekkingen van de rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage op enkele punten aan te vullen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 44 komt te luiden:

Artikel 44

  • 1. Rechterlijke ambtenaren – met uitzondering van de plaatsvervangers – en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage kunnen niet tevens advocaat, procureur of notaris zijn dan wel anderszins van het verlenen van rechtskundige bijstand een beroep maken.

  • 2. Een advocaat kan niet tevens werkzaam zijn als rechter-plaatsvervanger in de rechtbank waarbij hij als advocaat is ingeschreven onderscheidenlijk als raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof tot het rechtsgebied waarvan de rechtbank behoort waarbij hij is ingeschreven.

  • 3. Degene die als rechterlijk ambtenaar werkzaam is bij een tot het openbaar ministerie behorend parket, kan niet tevens werkzaam zijn als rechter-plaatsvervanger in een rechtbank of als raadsheer-plaatsvervanger in een gerechtshof. De eerste volzin is niet van toepassing gedurende de periode waarin aan hem voor de taak waarvoor hij is aangesteld op zijn verzoek buitengewoon verlof is verleend.

  • 4. Rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage vervullen geen betrekkingen waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van hun ambt of op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

  • 5. Rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage stellen de functionele autoriteit in kennis van de betrekkingen die zij buiten hun ambt vervullen. Zo mogelijk geschiedt de kennisgeving zodra het voornemen bestaat tot het gaan vervullen van de betrekking. Ook indien zij geen betrekkingen buiten het ambt vervullen, stellen zij de functionele autoriteit daarvan in kennis.

  • 6. De functionele autoriteit beoordeelt of de vervulling van de betrekking ongewenst is met het oog op de in het vierde lid genoemde gronden. Ten aanzien van de met rechtspraak belaste rechterlijke ambtenaren, niet zijnde president, wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de president van het gerecht waar betrokkene werkzaam is. Ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die tevens president zijn van een rechtbank binnen het rechtsgebied van een gerechtshof, wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de president van dat gerechtshof. Ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die tevens president zijn van een gerechtshof, wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de president van de Hoge Raad.

  • 7. Bij een kennisgeving als bedoeld in het vijfde lid, eerste volzin, worden de volgende gegevens gemeld:

    • a. een korte omschrijving van de betrekking alsmede het soort bedrijf of instantie waar de betrekking wordt vervuld;

    • b. de naam van het bedrijf of de instantie waar de betrekking wordt vervuld;

    • c. de plaats waar de betrekking wordt vervuld;

    • d. of de betrekking bezoldigd is of onbezoldigd;

    • e. het tijdstip van aanvang en beëindiging van vervulling van de betrekking;

    • f. de omvang van de betrekking in uren per maand; en

    • g. de hoogte van de bezoldiging per jaar, aan te geven in categorieën;

    met dien verstande dat de plaatsvervangers, in afwijking van de onderdelen f en g, van hun hoofdbetrekking de omvang en de hoogte van de bezoldiging niet behoeven te melden.

  • 8. De kennisgevingen worden jaarlijks geactualiseerd.

  • 9. Onze Minister stelt de procureur-generaal bij de Hoge Raad in kennis van de betrekkingen die de leden van het College van procureurs-generaal buiten hun ambt vervullen.

  • 10. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van het vijfde, zevende en achtste lid.

B

Na artikel 44 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 44a

  • 1. In dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder nevenbetrekkingen: de betrekkingen die rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage buiten hun ambt vervullen.

  • 2. De kennisgevingen, bedoeld in artikel 44, vijfde lid, en de gegevens over een nevenbetrekking, bedoeld in artikel 44, zevende lid, onderdelen a tot en met e, worden per gerecht, parket dan wel parket-generaal opgenomen in een register. De functionele autoriteit is verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de in het register opgenomen gegevens van de bij zijn gerecht, parket dan wel parket-generaal werkzame rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage.

  • 3. Het register wordt jaarlijks geactualiseerd.

  • 4. Het register wordt in elektronische vorm openbaar gemaakt en kan tevens worden ingezien bij het desbetreffende gerecht, het desbetreffende parket dan wel het parket-generaal.

  • 5. Tegen betaling van de kostprijs is een afschrift van een door de aanvrager op te geven gedeelte uit het register verkrijgbaar.

  • 6. In afwijking van het vierde lid kan de functionele autoriteit met betrekking tot een nevenbetrekking van een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende de binnenstage beslissen dat de gegevens, bedoeld in artikel 44, zevende lid, onderdelen b en c, met het oog op diens veiligheid, niet of niet volledig openbaar worden gemaakt.

  • 7. Indien op grond van het zesde lid met betrekking tot een nevenbetrekking van een rechterlijk ambtenaar gegevens niet of niet volledig openbaar worden gemaakt, deelt de functionele autoriteit een procespartij in een zaak die door die rechterlijk ambtenaar wordt behandeld, op haar verzoek mee of de desbetreffende nevenbetrekking verband houdt met door haar aan te geven bedrijven en instanties die bij haar zaak betrokken zijn, tenzij dit een gevaar voor de veiligheid van de rechterlijk ambtenaar oplevert.

  • 8. Na beëindiging van een nevenbetrekking blijven de gegevens over de nevenbetrekking gedurende een termijn van drie jaar bewaard in het register.

  • 9. In het register wordt ten aanzien van de plaatsvervangers die gedurende een termijn van twee jaar niet zijn opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5, tweede lid, en gedurende die termijn evenmin tijdelijk zijn aangewezen voor het vervullen van een volledige of een gedeeltelijke taak als bedoeld in artikel 6, eerste lid, vermeld dat zij gedurende die termijn niet als zodanig zijn opgeroepen of aangewezen.

  • 10. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van dit artikel.

C

Artikel 46c, eerste lid, onder b, komt te luiden:

  • b. de bepalingen overtreedt waarbij hem het uitoefenen van een beroep wordt verboden, een vast en voortdurend verblijf wordt aangewezen, verboden wordt zich in een onderhoud of een gesprek in te laten met partijen of haar advocaten, procureurs of gemachtigden of een bijzondere inlichting of schriftelijk stuk van hen aan te nemen, de verplichting wordt opgelegd een geheim te bewaren of de verplichting wordt opgelegd de functionele autoriteit in kennis te stellen van de betrekkingen die hij buiten zijn ambt vervult.

D

Aan artikel 46m wordt, onder vervanging van de punt achter onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. als raadsheer- of rechter-plaatsvervanger gedurende een termijn van twee jaar niet is opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5, tweede lid, en gedurende die termijn evenmin aangesteld is geweest of tijdelijk is aangewezen voor het vervullen van een volledige of een gedeeltelijke taak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of artikel 6, eerste lid.

E

In artikel 46n, eerste lid, wordt «46m» vervangen door: artikel 46m, onderdelen a en b,.

ARTIKEL II

De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 48b, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Tevens zijn de artikelen 44, eerste, vierde tot en met achtste en tiende lid, en 44a, eerste tot en met achtste en tiende lid, van deze wet op hen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bestuur van het gerecht wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit, zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 44, eerste en zevende lid, worden gelijkgesteld met rechters-plaatsvervangers in hetzelfde gerecht, en de president van het gerecht ten aanzien van hen de bevoegdheid, bedoeld in artikel 44, zesde lid, uitoefent.

B

Aan de artikelen 54, derde lid, 55, tweede lid, 55a, tweede lid, en 68, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Tevens zijn de artikelen 44, eerste, vierde tot en met achtste en tiende lid, en 44a, eerste tot en met achtste en tiende lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren op dit lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bestuur van het gerecht wordt aangemerkt als zijn functionele autoriteit, dit lid voor de overeenkomstige toepassing van artikel 44, eerste en zevende lid, wordt gelijkgesteld met plaatsvervangers in hetzelfde gerecht, en de president van het gerecht ten aanzien van dit lid de bevoegdheid, bedoeld in artikel 44, zesde lid, uitoefent.

C

Aan de artikelen 66, tweede lid, en 67, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Tevens zijn de artikelen 44, eerste, vierde tot en met achtste en tiende lid, en 44a, eerste tot en met achtste en tiende lid, van deze wet op hen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bestuur van het gerecht wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit, zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 44, eerste en zevende lid, worden gelijkgesteld met plaatsvervangers in hetzelfde gerecht, en de president van het gerecht ten aanzien van hen de bevoegdheid, bedoeld in artikel 44, zesde lid, uitoefent.

D

Aan artikel 70, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Tevens zijn de artikelen 44, eerste, vierde tot en met achtste en tiende lid, en 44a, eerste tot en met achtste en tiende lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren op deze leden van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bestuur van het gerecht wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit, zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 44, eerste en zevende lid, worden gelijkgesteld met plaatsvervangers in hetzelfde gerecht, en de president van het gerecht ten aanzien van hen de bevoegdheid, bedoeld in artikel 44, zesde lid, uitoefent.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 21 mei 2012

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Uitgegeven de vijfentwintigste mei 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 29 937

Naar boven