Besluit van 11 december 2012, houdende wijziging van het Zorgindicatiebesluit in verband met de indicering van een langdurige zorgbehoefte

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 20 november 2012, Z-3140053;

Gelet op het artikel 9a, tweede lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 november 2012, W13.12.0470/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 december 2012, Z-3145506;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Na artikel 13 van het Zorgindicatiebesluit wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14

  • 1. Indien de geldigheidsduur van het indicatiebesluit korter is dan een jaar, geeft het indicatieorgaan in het indicatiebesluit aan of de zorgbehoefte van de zorgvrager naar haar oordeel ten minste een jaar zal bestaan vanaf het moment dat de zorgvrager volgens dat besluit op zorg is aangewezen.

  • 2. Het indicatieorgaan laat de toepassing van het eerste lid achterwege indien de zorgvrager bij de aanvraag van een indicatiebesluit heeft aangegeven voornemens te zijn het indicatiebesluit niet met een subsidie op grond van artikel 44, eerste lid, onder b, van de AWBZ tot gelding te brengen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 11 december 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. J. van Rijn

Uitgegeven de achttiende december 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

Met dit besluit is het Zorgindicatiebesluit (Zib) gewijzigd voor de uitvoering van een maatregel in het kader van het persoonsgebonden budget (hierna: pgb). In het Begrotingsakkoord 2013 (Kamerstukken II 2011/12, 33 280, nr. 1) is over het pgb besloten dat zorgvragers die nog geen pgb hebben en op of na 1 januari 2013 een pgb aanvragen, hiervoor niet in aanmerking komen als ze geen langdurige zorgbehoefte hebben. Deze maatregel is onderdeel van een pakket van pgb-maatregelen om te komen tot een financieel beheersbare pgb-regeling.

In de Regeling subsidies AWBZ wordt per 1 januari 2013 geregeld dat zorgvragers die geen langdurige zorgbehoefte hebben, niet in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget. Voor zorgvragers die reeds een persoonsgebonden budget ontvangen zal deze regel niet gelden. Bij de toepassing van artikel 14, eerste lid, kan de zorgbehoefte los staan van de geldigheidsduur van het indicatiebesluit. Wanneer bijvoorbeeld te verwachten is dat er veranderingen in de woonomstandigheden van de zorgvrager plaats zullen gaan vinden, of de zorgvraag van de zorgvrager door zijn leeftijd zal veranderen, worden indicatiebesluiten met een geldigheidsduur korter dan een jaar afgegeven, terwijl de onderliggende zorgbehoefte van de zorgvrager langer zal zijn dan een jaar. Als dit laatste het geval is, komt de zorgvrager tóch in aanmerking voor een persoonsgebonden budget. Het CIZ beoordeelt of de zorgvrager voor ten minste een jaar behoefte zal hebben aan AWBZ-zorg. Het zorgkantoor gebruikt de indicatie vervolgens om te beslissen of de zorgvrager in aanmerking komt voor een persoonsgebonden budget.

De wijziging van het Zib heeft geen financiële consequenties voor het budgettaire kader zorg. De financiële opbrengst van de pgb-maatregel om cliënten zonder langdurige zorgbehoefte geen toegang te geven tot de pgb-regeling is in 2013 en 2014 geraamd op respectievelijk € 10 mln. en € 25 mln.

De beoordeling van het CIZ of er bij een beperkte groep cliënten (met een indicatiebesluit tot 1 jaar en met een voorkeur voor een pgb) sprake is van een langdurige zorgbehoefte, past goed binnen het bestaande werkzaamheden van het CIZ en leidt niet tot een extra werkbelasting. De zorgbehoefte wordt wel expliciet aangegeven in het indicatiebesluit. Het gaat om werkzaamheden die het CIZ in de praktijk al uitvoert. Het CIZ bekijkt immers welke zorgbehoefte een cliënt heeft en laat dat tot uitdrukking komen in het indicatiebesluit.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Met dit artikel wordt voorzien in een grondslag voor het CIZ om het oordeel te geven over een «langdurige zorgbehoefte» en dit oordeel in het indicatiebesluit op te nemen (artikel 14, eerste lid). In het tweede lid van artikel 14 is geregeld dat het oordeel omtrent de vraag of sprake is van een langdurige zorgbehoefte (ten minste een jaar) achterwege kan blijven indien de zorgvrager heeft aangegeven de indicatie niet tot gelding wil brengen met een persoonsgebonden budget in de zin van de Regeling subsidies AWBZ, maar gebruik zal maken van zorg in natura. Bij een keuze voor zorg in natura is een oordeel over de «langdurige zorgbehoefte» immers niet relevant. In het geval dat de zorgvrager heeft aangegeven dat het oordeel omtrent de «langdurige zorgbehoefte» achterwege kon blijven, en dit oordeel dus geen onderdeel uitmaakt van het indicatiebesluit, zal een eventuele aanvraag van een persoonsgebonden budget door het zorgkantoor worden afgewezen. Indien de zorgvrager bij de aanvraag van het indicatiebesluit heeft aangegeven voornemens te zijn het indicatiebesluit niet met een subsidie op grond van artikel 44, eerste lid, onder b, van de AWBZ (een persoonsgebonden budget) tot gelding te brengen, maar hij in een later stadium tóch een oordeel wenst omtrent de duur van de zorgbehoefte, zal hij bij het CIZ om een herindicatie kunnen verzoeken.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. J. van Rijn


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven