Besluit van 5 oktober 2012 tot wijziging van het Formatiebesluit W.V.O. in verband met het budgetteren van de bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs en van enkele algemene maatregelen van bestuur in verband met een technische aanpassing

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 06 juli 2012, nr. WJZ/42211 (03862), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 84 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 augustus 2012, nr. W05.12.0247/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 2 oktober 2012, nr. WJZ/439493 (03862), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Formatiebesluit W.V.O. wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt in tabel 1 bij de ratio leraar/leerling, behorende bij het praktijkonderwijs, «1/8,87» vervangen door: 1/17,14.

2. In het vierde lid wordt «1/8,87» vervangen door: 1/17,14.

3. In het vijfde lid wordt «1/8,87» vervangen door: 1/17,14.

B

In artikel 8 wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Naast de bekostiging, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt voor het praktijkonderwijs en het leerwegondersteunend onderwijs per geïndiceerde leerling een bedrag beschikbaar gesteld voor extra ondersteuning. Dit ondersteuningsbedrag wordt jaarlijks vastgesteld door het verschil te berekenen tussen de ratio leraar/leerling van 1/8,87, vermenigvuldigd met de voor de schoolsoortgroep geldende gemiddelde personeelslast en de ratio leraar/leerling van 1/17,14, bedoeld in artikel 3, eveneens vermenigvuldigd met de voor de schoolsoortgroep geldende gemiddelde personeelslast. Het ondersteuningsbedrag, dat per schoolsoortgroep kan verschillen, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld. De bekostiging op schoolniveau wordt berekend door het aantal op de teldatum ingeschreven leerlingen praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs van de school of scholengemeenschap te vermenigvuldigen met de bij ministeriële regeling vast te stellen ondersteuningsbedragen per leerling. Bij de jaarlijkse vaststelling van deze ondersteuningsbedragen wordt rekening gehouden met het beschikbare budget van het Rijk.

C

Hoofdstuk IV vervalt.

D

Artikel 14 komt als volgt te luiden:

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Formatiebesluit WVO.

ARTIKEL II

In artikel 1 van het Bekostigingsbesluit WVO wordt in de definitie van «formatieplaats» «het Formatiebesluit W.V.O.» vervangen door: het Formatiebesluit WVO.

ARTIKEL III

Het Besluit 22 januari 1999, houdende voorschriften van overgangsrechtelijke aard in verband met de invoering van leerwegen in middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede van leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs (regeling overgangsmaatregelen mavo-vbo) (Stb. 1999, 44) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de definitie van «anderstalige leerlingen» «het Formatiebesluit W.V.O.» vervangen door: het Formatiebesluit WVO.

B

In artikel 4, tweede en vierde lid, wordt «het Formatiebesluit W.V.O.» telkens vervangen door: het Formatiebesluit WVO.

C

In artikel 5 wordt «het Formatiebesluit W.V.O.» vervangen door: het Formatiebesluit WVO.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 5 oktober 2012

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de zesentwintigste oktober 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro) hebben een verschillend karakter. Het lwoo is bedoeld voor vmbo-leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben om hun diploma te halen. Wat betreft het praktijkonderwijs gaat het om eindonderwijs gericht op participatie op de arbeidsmarkt. De scholen ontvangen voor deze leerlingen een hogere bekostiging dan voor een gemiddelde vo-leerling. Dat heeft te maken met de extra (leerweg-) ondersteuning die nodig is dan wel de onderwijsvorm (praktijkonderwijs) waartoe de leerling wordt toegelaten. Deze leerlingen moeten wel een indicatie hebben van een regionale verwijzingscommissie (rvc). De reguliere school vraagt, indien noodzakelijk, de indicatie hiervoor aan. De rvc is een onafhankelijk orgaan en toetst de leerling aan de hand van landelijk vastgestelde criteria. Aan die systematiek verandert niets. Wat wel verandert is de bekostigingssystematiek. De bekostiging van het lwoo en pro wordt namelijk gebudgetteerd om de kosten van het lwoo en pro te beheersen. Dat is hieronder nader toegelicht.

Conform het regeerakkoord wordt in lijn met passend onderwijs en ter voorkoming van kostenstijging door een mogelijke toename van het aantal geïndiceerde leerlingen een eind gemaakt aan de huidige openeinde financiering van het lwoo en het pro en worden de middelen op landelijk niveau gebudgetteerd. Het budget wordt bepaald op basis van de leerlingentelling (lwoo en pro) van 1 oktober 2011 en de bekostiging van het kalenderjaar 2012.

Als budgetsystematiek is ervoor gekozen voortaan in de lwoo en pro-bekostiging een onderscheid te maken tussen basiskosten (ongeveer te vergelijken met de gemiddelde kosten voor een reguliere vmbo-leerling) en kosten voor extra ondersteuning (uitgedrukt in bij ministeriële regeling te bepalen ondersteuningsbedragen per leerling).

Iedere school met lwoo/pro-leerlingen krijgt vanuit het Rijk de basisbekostiging per ingeschreven leerling. Aanvullend daarop is een budget voor extra ondersteuning beschikbaar. Dit wordt normatief en met inachtneming van het beschikbare budget op basis van het aantal ingeschreven lwoo/pro-leerlingen aan de scholen beschikbaar gesteld. Bij een gelijkblijvend totaal aantal lwoo-pro-leerlingen zal deze systematiek geen bekostigingsgevolgen hebben voor scholen met lwoo/pro-leerlingen. Alleen in het geval het totaal aantal geïndiceerde lwoo/pro-leerlingen ten opzichte van de leerlingentelling van 1 oktober 2011 stijgt en het beschikbare budget overschreden dreigt te worden, zal de ondersteuningsbekostiging per lwoo/pro-leerling naar beneden toe worden bijgesteld. Met onderhavig besluit wordt conform het regeerakkoord uitvoering gegeven aan het budgetteren van de middelen.

Ondanks het budgetteren van de bekostiging van leerlingen die aangewezen zijn op lwoo en pro blijft de formatie redelijkerwijs voldoende voor het geven van onderwijs aan deze leerlingen. Dat komt omdat de budgettering pas effectief wordt als er sprake is van een onverwachte stijging van het aantal geïndiceerde leerlingen. Gezien de leerling-ontwikkeling in de afgelopen jaren worden voor de komende jaren geen significante stijgingen verwacht. Daarnaast richt de budgettering zich alleen op de meerkosten ten opzichte van een gemiddelde vmbo-leerling. De meerkosten worden jaarlijks vastgesteld en uitgedrukt in een bedrag per leerling (per schoolsoortgroep) lwoo/pro. De basisbekostiging, die gelijk is aan de gemiddelde kosten van een vmbo-leerling, wijzigt niet en wordt op de gebruikelijke wijze berekend en bekostigd. Beide onderdelen maken onderdeel uit van de totale lumpsumbekostiging. Schoolbesturen zijn autonoom voor wat betreft de inzet van deze (lumpsum)middelen. Naast dit onderdeel van de reguliere lumpsumbekostiging kunnen schoolbesturen die onderwijs aanbieden aan deze (lwoo/pro) leerlingen nog een beroep doen op de samenwerkingsverbanden. Voor ondersteuning van deze leerlingen hebben de samenwerkingsverbanden de beschikking over een regulier zorgbudget. Dit budget kan door de samenwerkingsverbanden aangewend worden voor extra ondersteuning.

Ten aanzien van de gevolgen van onderhavig besluit voor de kwaliteit van het onderwijs en het bestrijden van onderwijsachterstanden kan nog het volgende worden opgemerkt. Ondanks de budgettering van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs kan bij een gelijkblijvende leerlingenpopulatie zeker voldoende onderwijs worden geboden aan deze leerlingen. Ook in het geval er zich de komende jaren op totaalniveau een stijging voordoet van het aantal geïndiceerde leerlingen zal een bijstelling van het bedrag per leerling (meerkosten lwoo/pro) gering van omvang zijn en niet leiden tot een verlaging van de kwaliteit van het beoogde onderwijs.

Deze nota van toelichting is tot stand gekomen mede namens de Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie.

Administratieve lasten

Er zijn geen extra administratieve lasten aan deze wijziging verbonden. De berekening van de basisbekostiging voor het lwoo en pro blijft via de gebruikelijke weg verlopen. Het bedrag per leerling lwoo en pro, de zogenaamde ondersteuningsbekostiging, wordt jaarlijks door het Ministerie van OCW vastgesteld, en vervolgens door DUO betaalbaar gesteld aan de schoolbesturen met scholen waaraan lwoo of pro is verbonden. De schoolbesturen hoeven geen aanvraag in te dienen voor deze bekostiging.

Vaste Verandermomenten

Deze wijziging voorziet in de berekening van de personele bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs. Er wordt afgeweken van de minimale invoeringstermijn van twee maanden (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309), aangezien de doelgroepen gebaat zijn bij een spoedige publieke inwerkingtreding. Op deze wijze kan voor het kalenderjaar 2013 rekening gehouden worden met deze nieuwe berekeningssystematiek.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdelen A en B

De systematiek van toekennen van de middelen aan de scholen voor leerlingen met een indicatie voor leerwegondersteuning en praktijkonderwijs (lwoo en pro) verandert niet. Wel worden de middelen gebudgetteerd. De leerling-afhankelijke personele bekostiging van het lwoo en pro wordt daartoe gesplitst in een basis- en ondersteuningsbekostiging. Voor de uitvoering van de gekozen budgetsystematiek is het noodzakelijk om onderscheid te maken tussen deze onderdelen. In de algemeen deel van de nota van toelichting is dat nader toegelicht. Dit onderscheid wordt gemaakt door bij de berekening van het leerling-afhankelijk aantal formatieplaatsen de ratio leraar/leerling voor het lwoo en pro (1/8,87) gelijk te stellen aan de ratio voor het vmbo (1/17,14). Deze nieuwe ratio, gelijk aan die van het vmbo, vormt de grondslag voor de zogenaamde basisbekostiging van het lwoo en pro. Het verschil in personele bekostiging tussen de oude (lwoo/pro-bekostiging) en nieuwe ratio (vmbo-bekostiging) wordt vervolgens uitgedrukt in een bedrag per leerling. Dit is de ondersteuningsbekostiging per leerling en wordt op de volgende wijze berekend:

  • a: de oude leerling-afhankelijke ratio van 1/8,87 wordt vermenigvuldigd met de voor de schoolsoortgroep geldende gemiddelde personeelslast.

  • b: de nieuwe leerling-afhankelijke ratio van 1/17,14 wordt vermenigvuldigd met de voor de schoolsoortgroep geldende gemiddelde personeelslast.

  • c: de uitkomst van a wordt verminderd met de uitkomst van b. Het op deze wijze berekende verschil levert de ondersteuningsbekostiging per leerling op.

De ondersteuningsbekostiging per leerling wordt, ter voorkoming van herverdeeleffecten, per schoolsoortgroep vastgesteld. In het voortgezet onderwijs zijn er vier schoolsoortgroepen. In schoolsoortgroep twee komt echter geen lwoo/pro voor. De berekening per schoolsoortgroep resulteert dan ook in drie ondersteuningsbedragen voor het lwoo/pro. Op basis van de jaarlijkse telling van 1 oktober wordt het aantal leerlingen lwoo en pro vermenigvuldigd met de ondersteuningsbekostiging per leerling en aan de personele bekostiging toegevoegd. In verband met de budgettering worden, op basis van de teldatum van 1 oktober voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar, deze bedragen per leerling jaarlijks in een ministeriële regeling gepubliceerd en zo nodig bijgesteld.

Als bijvoorbeeld het aantal indicaties voor lwoo en pro groeit en het beschikbare budget wordt overschreden, zal de ondersteuningsbekostiging per lwoo/pro-leerling naar beneden toe worden bijgesteld.

Artikel I, onderdelen C en D

De wijzigingen in de onderdelen C en D betreffen technische aanpassingen. Hoofdstuk IV kan komen te vervallen, aangezien artikel 98a, betreffende het vervangingsfonds, met ingang van 1 januari 2006 is komen te vervallen. Met de wijziging in onderdeel D wordt met het aanpassen van de citeertitel van het besluit in Formatiebesluit WVO aangesloten bij de schrijfwijze van WVO in andere van toepassing zijnde citeertitels.

Artikelen II en III

De wijzigingen in deze artikelen betreffen technische aanpassingen aan de gewijzigde citeertitel in het Formatiebesluit WVO.

Artikel IV

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, maar kan niet later dan 1 november 2012 in werking treden. Dit vanwege het feit dat de bekostiging is gekoppeld aan de start van het schooljaar 2012/2013.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven