Wet van 15 december 2011 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitbreiden en verduidelijken van de mogelijkheden tot benoeming of tewerkstelling van leraren in het voortgezet onderwijs alsmede in verband met het beperken van de mogelijkheid tot het inzetten van onbevoegden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de mogelijkheden tot benoeming of tewerkstelling van leraren in het voortgezet onderwijs uit te breiden en te verduidelijken en dat het mitsdien wenselijk is docenten primair onderwijs benoembaar te maken in het praktijkonderwijs en een overzicht tot stand te brengen van geldende bekwaamheidseisen voor algemeen gebruikelijke vakken, die niet worden genoemd in het getuigschrift, alsmede dat het wenselijk is de mogelijkheid tot het inzetten van onbevoegden te beperken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van lid 1b tot lid 1c wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1b. Indien het bevoegd gezag een leraar benoemt of tewerkstelt zonder benoeming voor het geven van praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f in één of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen vakken, volstaat in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, het bezit van een getuigschrift krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat ten aanzien van schoolonderwijs als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs is voldaan aan de bekwaamheidseisen die zijn vastgesteld krachtens artikel 32a van die wet.

2. Lid 1c komt te luiden:

  • 1c. Bij ministeriële regeling wordt:

    • a. bepaald op grond van het getuigschrift van welke bacheloropleidingen als bedoeld in lid 1a onderwijs verzorgd kan worden in daarbij aan te wijzen vakken;

    • b. ten aanzien van algemeen gebruikelijke vakken of programmaonderdelen, waarvoor op grond van een getuigschrift als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, niet rechtstreeks kan of kon worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de voor die vakken of programmaonderdelen geldende bekwaamheidseisen, een overzicht gegeven van getuigschriften waarmee wordt voldaan aan de bekwaamheidseisen die gelden voor het geven van voortgezet onderwijs in die vakken of programmaonderdelen. In het overzicht kunnen eisen worden opgenomen omtrent bij- of nascholing.

2a. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Bij tijdelijke afwezigheid van een leraar kan ten aanzien van degene die hem vervangt voor ten hoogste twaalf maanden worden afgeweken van de eisen, gesteld in het eerste lid, onderdeel b, met dien verstande dat de periode van twaalf maanden is verstreken vanaf de dag dat perioden van vervanging als bedoeld in dit lid elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van twaalf maanden, deze tussenpozen inbegrepen, is overschreden. Indien in een vacature niet terstond kan worden voorzien door de benoeming of tewerkstelling zonder benoeming van een leraar die aan de genoemde eisen voldoet, is het bepaalde in de vorige volzin van overeenkomstige toepassing. Deze termijn van een jaar kan met ten hoogste twee jaren worden verlengd indien het bevoegd gezag en de betrokkene schriftelijk verklaren dat betrokkene verplicht is zich in te spannen binnen twee jaren alsnog te voldoen aan de eisen gesteld in het eerste lid, onderdeel b. Het bevoegd gezag kan onder de voorwaarden, genoemd in de vorige volzin, een verlenging van nog eens twee jaren geven indien het dat noodzakelijk oordeelt vanwege de kwaliteit en de voortgang van het onderwijs op de school.

3. In het zestiende lid wordt na «bedoeld in artikel 36, eerste lid,» ingevoegd: en waarvoor de bekwaamheid evenmin blijkt uit de regeling bedoeld in lid 1c, onderdeel b,.

B

In artikel 55, eerste lid, wordt «Artikel 33, tweede tot en met vijfde lid en veertiende en vijftiende lid, is» vervangen door: De artikelen 33, leden 1a tot en met vijf en veertien tot en met zestien, en 33a zijn.

ARTIKEL IA. WIJZIGING VAN DE WET OP DE EXPERTISECENTRA

Artikel 3, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra komt te luiden:

  • 5. Bij tijdelijke afwezigheid van een leraar kan ten aanzien van degene die hem vervangt voor ten hoogste twaalf maanden worden afgeweken van de eisen, gesteld in het eerste lid, onderdeel b, met dien verstande dat de periode van twaalf maanden is verstreken vanaf de dag dat perioden van vervanging als bedoeld in dit lid elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van twaalf maanden, deze tussenpozen inbegrepen, is overschreden. Indien in een vacature niet terstond kan worden voorzien door de benoeming of tewerkstelling zonder benoeming van een leraar die aan de genoemde eisen voldoet, is het bepaalde in de vorige volzin van overeenkomstige toepassing. Deze termijn van een jaar kan met ten hoogste twee jaren worden verlengd indien het bevoegd gezag en de betrokkene schriftelijk verklaren dat betrokkene verplicht is zich in te spannen binnen twee jaren alsnog te voldoen aan de eisen gesteld in het eerste lid, onderdeel b. Het bevoegd gezag kan onder de voorwaarden, genoemd in de vorige volzin, een verlenging van nog eens twee jaren geven indien het dat noodzakelijk oordeelt vanwege de kwaliteit en de voortgang van het onderwijs op de school. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens met betrekking tot de toepassing van dit lid.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES

De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met zeventiende lid tot vierde tot en met achtiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien het bevoegd gezag een leraar benoemt of tewerkstelt zonder benoeming voor het geven van praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 31 in één of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen vakken, volstaat in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, het bezit van een getuigschrift krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat ten aanzien van schoolonderwijs als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES is voldaan aan de bekwaamheidseisen die zijn vastgesteld krachtens artikel 35 van die wet.

2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 4. Bij ministeriële regeling wordt:

    • a. bepaald op grond van het getuigschrift van welke bacheloropleidingen als bedoeld in het tweede lid onderwijs verzorgd kan worden in daarbij aan te wijzen vakken;

    • b. ten aanzien van algemeen gebruikelijke vakken of programmaonderdelen, waarvoor op grond van een getuigschrift als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, niet rechtstreeks kan of kon worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de voor die vakken of programmaonderdelen geldende bekwaamheidseisen, een overzicht gegeven van getuigschriften waarmee wordt voldaan aan de bekwaamheidseisen die gelden voor het geven van voortgezet onderwijs in die vakken of programmaonderdelen. In het overzicht kunnen eisen worden opgenomen omtrent bij- of nascholing.

2a. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 6. Bij tijdelijke afwezigheid van een leraar kan ten aanzien van degene die hem vervangt voor ten hoogste twaalf maanden worden afgeweken van de eisen, gesteld in het eerste lid, onderdeel b, met dien verstande dat de periode van twaalf maanden is verstreken vanaf de dag dat perioden van vervanging als bedoeld in dit lid elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van twaalf maanden, deze tussenpozen inbegrepen, is overschreden. Indien in een vacature niet terstond kan worden voorzien door de benoeming of tewerkstelling zonder benoeming van een leraar die aan de genoemde eisen voldoet, is het bepaalde in de vorige volzin van overeenkomstige toepassing. Deze termijn van een jaar kan met ten hoogste twee jaren worden verlengd indien het bevoegd gezag en de betrokkene schriftelijk verklaren dat betrokkene verplicht is zich in te spannen binnen twee jaren alsnog te voldoen aan de eisen gesteld in het eerste lid, onderdeel b. Het bevoegd gezag kan onder de voorwaarden, genoemd in de vorige volzin, een verlenging van nog eens twee jaren geven indien het dat noodzakelijk oordeelt vanwege de kwaliteit en de voortgang van het onderwijs op de school.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt «het zevende lid» vervangen door: het achtste lid.

4. In het negende lid (nieuw) wordt «van het zevende lid is het vijfde lid» vervangen door: van het achtste lid is het zesde lid.

5. In het tiende lid (nieuw) wordt «van het derde lid, de eerste volzin van het zesde lid, het zevende lid en het achtste lid» vervangen door: van het vijfde lid, de eerste volzin van het zevende lid, het achtste lid en het negende lid.

6. In het dertiende lid (nieuw) wordt «het vijfde tot en met achtste lid en het elfde lid» vervangen door: het zesde tot en met negende lid en het twaalfde lid.

7. In het veertiende lid (nieuw) wordt «Het twaalfde lid» vervangen door: Het dertiende lid.

8. In het achttiende lid (nieuw) wordt na «bedoeld in artikel 86, eerste lid,» ingevoegd: en waarvoor de bekwaamheid evenmin blijkt uit de regeling, bedoeld in het vierde lid, onderdeel b,.

B

In artikel 111, eerste lid, wordt «Artikel 80, vierde tot en met zevende en vijftiende en zestiende lid, is» vervangen door: De artikelen 80, tweede tot en met achtste en zestiende tot en met achttiende lid, alsmede 81 zijn.

ARTIKEL IIA. OVERGANGSRECHT

  • 1. De periode van twaalf maanden, bedoeld in artikel 33, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 3, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 80, zesde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES gaat voor het eerst in vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wet van 15 december 2011 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitbreiden en verduidelijken van de mogelijkheden tot benoeming of tewerkstelling van leraren in het voortgezet onderwijs (Stb. 2012, 22).

  • 2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2014.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kan ten aanzien van de artikelen I, onderdeel A, onder 1, en II, onderdeel A, onder 1, terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, welk tijdstip voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 15 december 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de derde februari 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 742

Naar boven